Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het standpunt van de Vlaamse Regering over de betonstop
Vraag om uitleg over de tegenstrijdige verklaringen van leden van de Vlaamse Regering omtrent het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)
Vraag om uitleg over de strategische milieubeoordeling van het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het actuele aspect en de aanleiding van deze vraag is natuurlijk al een beetje achterhaald omdat deze vraag dateert van 17 februari. Dat belet niet dat met deze vraag en het antwoord van de minister misschien nog even de puntjes op de i kunnen worden gezet en nog even kan worden herhaald wat eigenlijk al is gezegd tijdens het actualiteitsdebat van enkele weken geleden en bij andere vragen in deze commissie.
Ik hoef ook niet alles wat in mijn schriftelijke vraag staat, hier in deze commissie met al die eminente leden die toch een goede dossierkennis hebben, te herhalen. Ik wil toch kort even een situatieschets geven vooraleer ik tot mijn vragen kom.
De Vlaamse Regering keurde op 30 november 2016 het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. Dit is een belangrijke nieuwe formele stap op weg naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Tijdens het debat in de plenaire vergadering is duidelijk geworden dat het doel is om het gemiddeld bijkomend ruimtebeslag terug te dringen van 6 hectare per dag vandaag naar 3 hectare per dag in 2025. In 2040 moet de inname van nieuwe ruimte volledig gestopt zijn. De Vlaamse Regering legt dit witboek voor advies voor aan de lokale besturen.
Buiten enkele nuances en de manier van aanpak waren alle partijen bekommerd om het vrijwaren van de open ruimte in de toekomst in Vlaanderen. Vandaar mijn verbazing – en ook die van andere mensen – toen minister Tommelein, niet toevallig tijdens Batibouw en niet toevallig naar aanleiding van een nota van een bouwbedrijf, stelde dat de Vlaamse Regering maatregelen moet nemen om te voorkomen dat door de uitgangspunten van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen waardevermindering zou optreden en dit niet enkel voor bouwgronden die van bestemming veranderen, maar ook om ervoor te zorgen dat de waarde van de bestaande woningen niet verloren gaat.
We kennen intussen allemaal minister Bart Tommelein. We weten intussen allemaal dat de profileringsdrang bij minister Tommelein gigantisch groot is. We weten allemaal dat de minister bijzonder graag communiceert via de media.
Tijdens het debat in de plenaire vergadering heb ik één ding geleerd – onder andere van de minister maar ook nog van andere mensen – en dat is dat we twee dingen niet mochten doen. We mochten het woord ‘betonstop’ niet meer gebruiken, en we mochten met ons betoog vooral geen paniek en geen onrust bij de bevolking zaaien omdat waardevermindering van huizen en gronden, niet meer wonen in dorpen maar iedereen naar de stad, niet waar was. Wij vonden dat, toen de minister zei dat dat niet klopte, de Vlaamse Regering het goed zag en een plan had dat in het beleidsplan wel goed tot uiting zou komen zodat iedereen gerust kon zijn. Maar dan komt Bart Tommelein eigenlijk iets anders vertellen dan minister Schauvliege.
Minister, ik kan me voorstellen dat u absoluut niet gelukkig was met de uitspraken van uw collega Tommelein. U hebt dat ook laten blijken, maar het is natuurlijk niet de eerste keer dat we in het parlement worden geconfronteerd met dergelijke ‘uitspattingen’ van minister Tommelein. Belangrijker is de inhoud van het witboek en de eventuele aanpassingen. Ik veronderstel dat een en ander in de loop van de tijd kan of moet worden bijgestuurd. Los van de profileringsdrang van minister Tommelein, zijn de vragen veel belangrijker.
Minister, op welke manier zal de Vlaamse Regering waken over de vrijwaring van het eigendomsrecht?
Hoe kunt u de blijvende ongerustheid – en die is er, ik kan dat getuigen vanuit mijn eigen provincie – in de landelijke regio’s van Vlaanderen wegnemen?
Leidde het overleg van de voorbije weken met de lokale besturen en de Vlaamse adviesraden ter invulling van de ruimtelijke beleidskaders reeds tot mogelijke bijstellingen van het witboek en zo ja, welke?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag is wat korter, maar heeft dezelfde ondertoon. Ze gaat over de uitspraken van minister Tommelein. Het is natuurlijk niet nieuw dat Open Vld een valse noot laat horen wanneer het gaat over de betonstop. Zolang minister Tommelein dat woord gebruikt, kan ik het ook gerust gebruiken.
We stellen alleen maar vast dat de toon vanuit Open Vld scherper wordt. Waar er in de plenaire vergaderingen nog een debat was en iedereen in de commissie kon zien dat niet iedereen van de meerderheid op dezelfde lijn zit, wordt de toon nu scherper. Een voorbeeld daarvan zijn de uitspraken van minister Tommelein: ‘Mensen zijn terecht bang voor waarde van woning na betonstop.’ Nog volgens het artikel in Het Laatste Nieuws van 16 februari zegt Vlaams Energieminister Bart Tommelein dit naar aanleiding van een studie waaruit blijkt dat de helft van de Vlamingen de betonstop niet ziet zitten. Minister Schauvliege wijst haar collega op de website van De Standaard terecht. De Standaard titelt: ‘Bangmakerij over betonstop is niet nodig.’
Minister, wat vindt u van de uitspraak van minister Bart Tommelein?
Wat is ter zake het standpunt van de Vlaamse Regering? Staat iedereen – nog – achter het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen?
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb in grote lijnen dezelfde vraag, maar misschien is ze toch iets breder. Ik heb ze ook ingediend naar aanleiding van de uitspraken van minister Tommelein. We kennen allemaal zijn drang naar grote verklaringen en profilering – laat ons dat maar onderstrepen – maar ik denk dat het toch een beetje verder gaat dan dit. Het is op zich uitzonderlijk dat een minister de beslissing over de betonstop die hijzelf heeft genomen, bij wijze van spreken twee weken later al opnieuw afvalt. Dat is opvallend voor een regering. Dat is op zich al reden genoeg om een vraag te stellen.
Ik denk dat het verder gaat dan alleen maar de minister aan de ene kant en de rest van de Vlaamse Regering aan de andere kant. Als ik de terminologie begrijp van zijn verklaringen, en eigenlijk ook een beetje de vragen van collega Sintobin, dan is dit toch wel een symptoom van wat er al aan het gebeuren is met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Het heeft de ambitie om inderdaad een overkoepelende visie te hebben die voorbijgaat aan het vroegere principe dat iedere grond in Vlaanderen gewoon aan het wachten is tot die wordt bebouwd ofwel industrieterrein wordt.
Voor sommige mensen is dat nog altijd het uitgangspunt. Alles waar geen huis of bedrijf op staat, is wachtgrond. Je merkt dat ook in andere discussies. Het probleem en de gevolgen van niet mogen bouwen – de bescherming van het eigendomsrecht, die altijd bovenkomt –, is veel prioritairder dan het aanpakken van de problemen die er komen wanneer er wel wordt gebouwd.
Voor de eigenaar van een grond waarop niet mag worden gebouwd, heeft dat een effect op de waarde van die grond. Voor de rest van Vlaanderen heeft het bouwen zoals we het de afgelopen veertig jaar hebben gedaan, vandaag als gevolg dat we miljoenen, zo niet miljarden euro, verliezen aan verkeerschaos, aan nodeloos dure publieke voorzieningen zoals openbaar vervoer. Hoe meer we proberen om landelijk Vlaanderen gewoon rest van de stad te maken, hoe meer die kosten zullen oplopen. Er is dus ook een gigantische kost aan voortdoen zoals we nu bezig zijn.
Dat was toch, zo had ik het begrepen, het uitgangspunt van het vroegere Ruimtelijk Structuurplan, maar vandaag ook van het BRV: proberen duidelijk te maken dat we het beu zijn om die kost te blijven dragen, om overal te mogen bouwen, zelfs al zijn er gevolgen voor de rest van de Vlamingen. Dat trekken we ons niet aan, als het eigendomsrecht maar beschermd is.
Ik had begrepen dat binnen de Vlaamse Regering en in het Vlaams Parlement er een grote eensgezindheid bestond over het feit dat we die nieuwe piste wel degelijk op moeten en dat bebouwen aan nog altijd 6 hectare per dag in Vlaanderen, niet meer kon. Minister, is het nog altijd zo dat daar binnen de Vlaamse Regering eensgezindheid over bestaat, dat men zal zoeken naar oplossingen voor het compenseren van individueel waardeverlies maar dat men bereid is om dat te doen omdat nu eenmaal intussen het collectieve waardebehoud belangrijker is?
Wat minister Tommelein doet en wat natuurlijk de bouwsector doet vandaag, is proberen om zo snel mogelijk op die ongerustheid in te spelen en om aan mensen te zeggen dat als ze nu niet snel bouwen en niet snel vergunningen aanvragen, het misschien wel eens te laat zou kunnen zijn.
Vandaar ook mijn vraag of daar een effect zichtbaar is. Wordt er geanticipeerd op een bouw- of betonstop? En indien dat zo is, bent u dan van plan om daar vanuit uw beleidsdomein iets aan te doen en te vermijden dat men nu nog snel, in afwachting van regels, de gek gaat uithangen en nog doet wat nog kan, met alle gevolgen van dien?
De heer Ronse heeft het woord.
Dit is een iets oudere vraag die door een aantal feiten en commissievergaderingen is ingehaald. Ik zal dan ook niet alles herhalen wat er in mijn schriftelijke vraag staat.
Minister, ik ben in de politiek gegaan om dingen te doen zoals het witboek BRV. Ik ben er trots op om tot de meerderheid te behoren die daaraan heeft mogen meewerken en die zulke moedige langetermijnbeslissingen neemt.
Het is een witboek: dat hebben we altijd heel duidelijk gecommuniceerd. Wanneer men in de politiek over de lange termijn nadenkt en daar concepten over durft te ontwikkelen, dan is de drang voor sommigen om op de tafel van de paniekspringer te gaan cashen, inderdaad groot. Dat valt bijzonder te betreuren. Daarin kan men moedige en minder moedige politici van elkaar onderscheiden.
Intussen bent u wel heel actief bezig met het aftoetsen van dat witboek bij allerlei organisaties zoals gemeenten, belangenorganisaties, provincies enzovoort. Uit de vorige commissievergadering heb ik opgemaakt dat er 82 adviezen zijn en dat daar een vrij groot draagvlak uit blijkt. Ik heb ook begrepen dat de laatste hand wordt gelegd aan de strategische milieubeoordeling. Minister, twee weken geleden zei u dat de laatste hand wordt gelegd aan die strategische milieubeoordeling. Is daar intussen al nieuws over?
Zit er een lijn in de adviezen van de lokale besturen? Kunt u daar al iets inhoudelijk over vertellen? Er zijn vragen naar concrete acties en uitvoering, maar het nadeel is dat men soms zeer gefragmenteerd kijkt. Zo heeft VITO een deelstudie gemaakt voor BRV waarin een aantal definities van ontsluiting staan, maar weet iedereen die een beetje verstand heeft van politiek, dat dit niet de enige basis is. Men brengt dat dan geïsoleerd om toch maar paniek te zaaien. Ik zou dan ook graag weten wat de lijnen zijn van die adviezen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het witboek BRV is goedgekeurd door de voltallige Vlaamse Regering, en dus ook door collega-minister Tommelein, die dat nog altijd volledig onderschrijft, zoals hij mij recent nog zei.
Het eigendomsrecht is in België grondwettelijk gewaarborgd, en dat zullen wij uiteraard ook respecteren. Toen we het witboek hebben goedgekeurd, hebben we ook gezegd dat het niet de bedoeling kan zijn dat het eigendomsrecht van mensen zomaar wordt aangetast. Dat betekent natuurlijk niet dat een eigendom niet anders kan worden ingekleurd, maar daar staan dan wel instrumenten tegenover die moeten zorgen voor een billijke vergoeding.
De systemen die we kennen, zijn onteigening, planschade, planbaten, maar het nieuwe Instrumentendecreet dat eraan komt, zal voor nog een aantal nieuwe instrumenten zorgen.
Het gaat hier om een transitietraject. Vandaag wordt 6 hectare open ruimte per dag ingenomen. Tegen 2040, één generatie verder, zal dat nog 0 hectare zijn. Ik herinner me dat sommigen vonden dat 2040 heel veraf is en dat het toch niet verantwoord is om zo lang te wachten. Welnu, we wachten niet, we starten vandaag en we bouwen stelselmatig af. Halfweg, tegen 2025, willen we aan 3 hectare per dag zitten. We vertrekken vanaf het begin met die stelselmatige afbouw.
We nemen daar één generatie tijd voor omdat we rushes en ongerustheid willen vermijden. We willen ook het eigendomsrecht niet aantasten.
Hoe zit het nu met de effecten van dat witboek? Het is nog geen definitieve beslissing. Het is een witboek waar we ruim de tijd nemen voor consultatie en uitleggen waarover het gaat. Er is ook heel wat ongerustheid ontstaan door een aantal uitspraken, vooral van de Vlaamse bouwmeester, die op een bepaald moment zei dat iedereen naar de stad moet gaan wonen. Dat staat niet in dat witboek. In dat witboek staat dat we naar kernversterking gaan, maar ook de kernen in landelijke gebieden kunnen worden versterkt.
Is er een rush en gaan de prijzen nu plotseling de hoogte in? Er is een onderzoek gebeurd waarop mijn collega nogal intuïtief heeft gereageerd. Een sleutel-op-de-deurbedrijf heeft een enquête georganiseerd maar ik weet niet precies wat er is bevraagd. Hoe men de vraag stelt, heeft ook bijzonder veel effect op de resultaten van de bevraging.
Positief in die enquête van dat bedrijf is dat van de kandidaat-bouwers 68 procent achter de transitiedoelstellingen staat. Ik merk dat ook, ik ga overal dit beleidsplan verdedigen en uitleggen, ik zeg ook wat daarin staat. En nergens is men tegen. In de volgende fase is de vraag wat dat voor de mensen zelf betekent. Over het principe geen verdere open ruimte in te nemen, is iedereen het eens.
Verder leert de enquête dat een meerderheid kandidaat-bouwers, 87 procent, vreest dat bouwgrond en woningen duurder zullen worden. Een minderheid, een op de vier, zou daarom sneller naar een bouwgrond zoeken.
We zien ook tegenstrijdige analyses en meningen over mogelijke prijsveranderingen. Onderzoek leert hoe prijszetting op de woning- en bouwgrondmarkt op de lange termijn evolueert. Daar zijn heel verschillende meningen en visies over.
De voorbije jaren is er heel wat onderzoek gebeurd, onder meer aan de KU Leuven, naar de economische wetmatigheden die spelen op de woningmarkt. De resultaten werden in 2016 gebundeld in het boek ‘De economie van de woningmarkt’. De onderzoeksresultaten zijn een bundeling van meer dan tien jaar economisch onderzoek vanuit het Kenniscentrum Duurzaam Woonbeleid, het Steunpunt Ruimte en Wonen en het Steunpunt Wonen.
Uit dat onderzoek, dat veel meer wetenschappelijke waarde heeft dan een bevraging door een bepaalde actor die vanuit een bepaalde visie een bevraging doet, blijkt dat de ontleningscapaciteit van huishoudens de belangrijkste universele factor is in de prijsvorming van woningen op lange termijn. Deze ontleningscapaciteit wordt in grote mate bepaald door het inkomen van gezinnen, de hypothecaire intrestvoet, de hypotheekmarkten en de woonfiscaliteit. Het onderzoek stelt ook vast dat grotere afbetalingsmogelijkheden van gezinnen leiden tot hogere woningprijzen. Ook de invloed van de intrestvoet blijkt zeer groot.
Precies omdat de vastgoedprijzen vooral koopkrachtgerelateerd zijn, is het weinig waarschijnlijk dat het ruimtelijk beleid bruuske prijsstijgingen of prijsdalingen tot gevolg zou hebben. Dit is zeker het geval als het ruimtelijk beleid met de nodige omzichtigheid en gefaseerd wordt gevoerd. Het gaat dan om een evolutie in plaats van een revolutie, die een minder direct effect heeft op de prijs.
Op de vraag of de Vlaamse Regering achter het witboek staat, is het antwoord ja. Het is niet zo dat de landelijke gemeenten niet meer zullen kunnen uitbreiden of investeren. Ook de kernen op het platteland worden versterkt, dat staat uitdrukkelijk in het witboek BRV.
Ik heb ook al aangegeven dat de ontsluitingen ook via fietsinfrastructuur, openbaar vervoer en andere manieren zijn opgenomen in het witboek BRV. Het feit dat ook landelijke gemeenten sterk betrokken zijn, toont aan dat zij hun opmerkingen mee kunnen formuleren binnen de consultatie waar we nu mee bezig zijn.
In totaal zijn er al 105 adviezen binnengekomen op dat witboek BRV. De respons vanuit de stads- en gemeentebesturen bedraagt 40 procent. 85 besturen hebben een individueel advies opgesteld, 41 hebben dat via een soort bovenlokaal samenwerkingsverband gedaan. En dan is er natuurlijk ook nog een advies van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
De provinciebesturen hebben allemaal gereageerd, het gaat dus om een respons van 100 procent. Wat de Vlaamse adviesraden, inclusief de Vlaamse Jeugdraad, betreft, bedraagt de respons 91 procent. Tien raden hebben een advies opgesteld.
Wat is de teneur van die advisering? We stellen daarin een brede steun vast voor de principes uit het BRV. Heel wat vragen gaan wel over de concrete uitvoering en uitvoeringsmodaliteiten. Maar zoals eerder gezegd, zal het witboek samen sporen met een definitieve beslissing over het BRV waarin we werk maken van dat Instrumentendecreet.
Mijnheer Tobback, wij hebben ook een lerend netwerk dat zich heel specifiek richt tot die lokale besturen. Bedoeling is hen wegwijs te maken hoe de ideeën van dat witboek nu al in de praktijk kunnen worden uitgerold. Binnenkort zal ook de Codex Ruimtelijke Ordening door de Vlaamse Regering definitief worden goedgekeurd. Daar staan ook een aantal instrumenten in waarmee de lokale besturen en de bouwaanvrager aan de slag kunnen gaan.
De betrokkenheid van de lokale besturen is cruciaal. We hebben jarenlang een slingerbeweging gemaakt. Wij gaan zeer sterk af op de gemeentelijke visie, ontvoogden de gemeenten en geven hun heel wat verantwoordelijkheden. Dat is een omslag die we niet zullen verlaten. Die gemeentelijke visie zal zich moeten enten op wat er op Vlaams niveau wordt beslist, maar er zal nog heel wat ruimte zijn voor maatwerk en voor de eigenheid van gemeenten. In die kennisopbouw wordt nu al volop geïnvesteerd vanuit onze diensten.
De Vlaamse gemeenten zijn sinds 1999 verplicht om een gemeentelijk vergunningenregister op te stellen. Dit is een register waarin alle aanvragen, vergunningen, weigeringen en meldingen worden opgenomen. Het bevat ook data die teruggaan tot 1962, wanneer voor het eerst een stedenbouwwet van kracht werd in België.
Momenteel hebben 286 van de 308 gemeenten een goedgekeurd vergunningenregister, een aantal hebben een ontwerp-vergunningenregister. Dit resulteert in een databank met ongeveer 4 miljoen aanvragen voor vergunningen en handelingen.
Mijnheer Tobback, ik heb op dit moment geen ernstige of tastbare indicaties dat er een rush is om snel de open ruimte aan te snijden. Er doen heel wat geruchten de ronde, maar dat blijkt helemaal niet uit te gegevens die wij hebben.
Mevrouw Pira, ik denk dat ik de meeste van uw vragen heb beantwoord. De collega’s van de Vlaamse Regering staan absoluut achter dat witboek.
Mijnheer Ronse, wat de timing betreft, vind ik het zeer belangrijk om voldoende aandacht te hebben voor inspraak. Alles wordt momenteel verwerkt, en dan zullen wij zo snel mogelijk overgaan tot de volgende fase.
De heer Sintobin heeft het woord.
We moeten minister Tommelein niet meer aandacht geven dan nodig is in deze commissie, maar een paar weken na een actualiteitsdebat over dit witboek nam hij op een bouwbeurs en naar aanleiding van een of andere enquête het woord ‘betonstop’ in de mond. Minister Tommelein, en de heer Beenders zal dat bevestigen, maakt zich altijd kwaad wanneer wij het woord ‘Turteltaks’ gebruiken, wij moeten spreken over ‘energieheffing’, maar zelf gebruikt hij wel het woord ‘betonstop’. Als ik me niet vergis, heeft de heer Ronse zelfs een wedstrijd georganiseerd om een ander woord te vinden voor ‘betonstop’, maar ik ben nog niet meegevraagd op reis. Het is dus gemakkelijk om stoer op de borst te kloppen, zoals minister Tommelein doet, en dan achteraf te zeggen dat hij eigenlijk wel akkoord gaat met het witboek BRV en met de Vlaamse Regering. Wanneer zoiets in de media komt, dan heeft dat een effect op de bevolking.
Minister, u zegt dat het eigendomsrecht grondwettelijk is gewaarborgd. Ik moet eerlijk zeggen dat dit me na de afgelopen dagen niet meer zo duidelijk is. Dat is echter een andere discussie op een ander niveau.
Ik ben het met u eens dat het een transitietraject is, vandaar ook mijn veronderstelling dat in dit traject nog bijpassingen mogelijk zijn.
U zegt dat iedereen het eens is met het uitgangspunt dat er geen verdere open ruimte mag worden ingenomen. Wanneer u dat hier op straat vraagt, zal iedereen het daarmee eens zijn, dat lijkt me de logica der dingen. Maar het is ook zo dat Jan met de pet, met alle respect, niet kan inschatten wat de gevolgen en het effect daarvan zijn op zijn eigen leefomgeving. Ik blijf een beetje kritisch wanneer het gaat over het platteland en de plattelandsgemeenten. U zegt dat er een kernversterking komt, ook in de plattelandsgemeenten. Vraag is natuurlijk hoe men kernversterkend kan werken in een dorp. Ik ben een beetje bevreesd dat een niet verdere inname van de open ruimte, waar ik natuurlijk grotendeels achter sta, een effect zal hebben op het wonen op het platteland en zal leiden tot de afbouw van publieke voorzieningen en tot een verdere braindrain, zoals ik ook tijdens de plenaire vergadering al heb gezegd. Jonge mensen zullen wegtrekken van het platteland naar grotere steden. U kunt nu wel zeggen dat dit niet zo is, maar het komt wel zo over.
Ik wil er trouwens ook op wijzen dat we hier al debatten hebben gevoerd over armoede op het platteland. Wanneer niet meer mensen op het platteland gaan wonen, dan zal dat tot verdere financiële problemen leiden bij tal van gemeenten en zal men misschien toch moeten overgaan tot verplichte fusies.
Ik blijf dus een beetje kritisch wat het platteland betreft, maar ik heb begrepen dat dit witboek een continu proces is. U hebt verwezen naar al die adviesraden. Voorzitter, het zou misschien niet slecht zijn dat die raden die adviezen hier komen toelichten. Er is een groot verschil tussen een advies op papier en interactie in een commissie. Misschien kunnen we daar in de toekomst een hoorzitting over organiseren.
Dat laatste punt is intussen opgenomen in de regeling van de werkzaamheden.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik begrijp natuurlijk dat u de valse noten binnen uw meerderheid toedekt onder het mom dat het witboek is goedgekeurd door iedereen. U zult dan maar moeten leven met scherper wordende uitspraken van collega’s in de regering, want niet enkel minister Tommelein trekt van leer. Tien dagen eerder twitterde zijn voorzitter, mevrouw Rutten, dat kopers zelf wel kunnen bepalen of ze een bouwgrond slecht gelegen vinden. Ze deed dat naar aanleiding van het programma Hautekiet. Ze doelt daarmee wellicht op de lang aangekondigde belofte om slecht gelegen bouwgronden, ook in woonuitbreidingsgebieden, te schrappen. Het gaat dan om de zogenaamde negatieve lijst.
Ik heb geen aanwijzingen van een rush. Het is eerder een aanvoelen dat nog heel wat onbebouwde percelen vrij liggen. Het zou wel eens kunnen dat eigenaars worden aangespoord om zo snel mogelijk te bouwen. Ik heb een tijdelijk moratorium voorgesteld, maar dat is jammer genoeg niet gevolgd door de N-VA, die daar nochtans heel consequent in is.
Ik lees af en toe artikels waarin wat meesmuilend wordt gedaan over het feit dat die negatieve lijst met te schrappen woongebieden of woonuitbreidingsgebieden er maar niet komt. Ik las onlangs nog een artikel – als ik me niet vergis was dat in Knesselare – waarin stond dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. Impliciet was dat een aansporing om snel te beginnen bouwen.
Minister, u zegt dat er geen aanwijzingen zijn, maar op het terrein beweegt wel een en ander. Die schrapping wordt al jaren aangekondigd, al sinds minister Muyters. U zei me onlangs in de plenaire vergadering dat u pas met die lijst komt nadat de principes van het BRV vastliggen, en dat dit nog een aantal jaren zal duren. Blijft u erbij dat het nog enkele jaren zal duren voor daar duidelijkheid over komt?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en minstens voor uw principieel onderschrijven van de doelstelling van het BRV en de goede intenties die daaruit blijken. Ik waardeer dat, al was het maar omdat keer op keer blijkt dat het niet zo eenvoudig is om dat in de praktijk te brengen.
Het is zeer goed dat u daaraan houdt, maar ik heb toch het gevoel dat u een aantal dingen een beetje met de mantel der liefde bedekt die in de praktijk wel aan het gebeuren zijn. Misschien vestigt u daar liever niet te veel de aandacht op, misschien wilt u het bewust niet zien of misschien ziet u het niet, maar er zijn toch een aantal zaken aan de gang, en uitspraken zoals die van de heer Tommelein, maar ook een aantal vragen in de commissie van de afgelopen dagen, en verklaringen zoals die van mevrouw Rutten, wijzen erop dat het allemaal niet zo eenvoudig is.
De transitie naar minder ruimte is eigenlijk al jaren aan de gang, sinds de jaren 90. We zijn al geëvolueerd van meer dan 12 hectare per dag naar 6 hectare, niet alleen als gevolg van planologie en bestuur. Mijnheer Sintobin, u moet ook niet blind zijn voor de realiteit: de reden waarom niet alleen jonge mensen maar ook oudere mensen meer op zoek gaan naar appartementen in de stad dan naar een huis op het platteland, is dat ze het beu zijn om uren per dag te verliezen met rond te rijden van die leuke plattelandsgemeente naar de plaats waar ze werken. Men is zich intussen bewust van de gigantische sociale maatschappelijke maar ook financiële meerkost van ergens te wonen waar men niet weg geraakt. Die maatschappelijke evolutie is aan de gang en is ook niet meer te stoppen. Mensen kiezen met hun voeten en met hun portemonnee, en het heeft bijzonder weinig zin te blijven denken dat we van iedere kleine gemeente in elk uithoek van Vlaanderen een soort van halve stad kunnen maken van waaruit men op 10 minuten op zijn werk is. Mensen hebben dat begrepen. We gaan dat met alle goede of slechte wil van de wereld niet omkeren.
Als we consequent zijn met de doelstellingen van het halveren op relatief korte termijn van het ruimtebeslag naar 3 hectare en naar 0 hectare tegen 2040, dan betekent dit dat er een massa potentieel bebouwbare gronden in Vlaanderen op basis van de huidige afbakening niet zal kunnen worden bebouwd. Iedereen heeft dat intussen begrepen, te beginnen bij die mensen die een aantal van die gronden hebben gekocht met het idee ze te ontwikkelen en te bebouwen. Men kan dat eigendomsrecht noemen, men kan dat speculatie noemen, maar de realiteit is wel dat wie dat begrepen heeft, nu probeert te maken dat op die gronden toch nog mag worden gebouwd.
Ik wil bij dezen een warme oproep lanceren om de keuze van welke gronden wel en niet meer zullen worden bebouwd, niet te laten afhangen van de lobbykracht van een aantal speculanten of gemeentebesturen die daar nog snel geld aan willen verdienen, maar die te laten afhangen van argumenten van goede ruimtelijke ordening, zodat we over twintig jaar niet opnieuw spijt hebben van wat we aan het doen zijn. Dat is waar we vandaag voor staan. Die rush en die drang zijn er ongetwijfeld, maar of die zich al vertaalt in ingediende vergunnings- of verkavelingsaanvragen of bouwvergunningen, weet ik niet en dat weet ook u blijkbaar niet, wat ik nog wel kan begrijpen ook.
Ik wil u echter heel erg oproepen om dat van heel dichtbij te monitoren. We zullen die vraag ook keer op keer blijven stellen, want de druk is vandaag wel degelijk aanwezig bij iedereen die zijn rekening kan maken. En als we niet willen dat het gebeurt op basis van ‘first come, first served’, maar op basis van een goede ruimtelijke ordening en van maatschappelijk vooruitgang, dan zal daar aandacht voor moeten zijn. Ik wil u oproepen om daar die aandacht voor te hebben, zo niet creëren we nieuwe ongelukken waarvoor we ons bij volgende generaties zullen moeten verontschuldigen, en dan zou opnieuw jammer zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben wat van mijn melk, ik wist niet dat de heer Sintobin teleurgesteld was dat ik hem niet mee op reis had gevraagd. Mijnheer Sintobin, u moet eerst een goed alternatief vinden voor ‘betonstop’, en dan wil ik dat in overweging nemen.
Mijnheer Tobback, vandaag is er in totaal 45.000 hectare harde bestemming. Die is nog niet bebouwd en zal openruimtebestemming worden. Dat is duidelijk, en daar wijken we niet van af. De minister heeft dat ook herbevestigd, alsook dat daar unanimiteit over is in de regering.
Vandaag zijn twee zaken bijzonder belangrijk. Ten eerste wordt nu volop werk gemaakt van die compensatiemechanismen zodat we effectief hard kunnen maken dat niemand zijn grondwaarde zal verliezen. Het probleem voor mensen zal niet zijn dat ze niet meer kunnen bouwen op die grond, maar wel dat ze zich misschien zullen verarmen. Deze meerderheid heeft altijd heel duidelijk gezegd – ik denk zelfs partijoverschrijdend, ook met de oppositie – dat dit principe kan worden verdedigd. Minister, u hebt becijferd – nattevingerwerk weliswaar, ik weet niet meer hoeveel miljard euro het precies was – dat die compensaties op die termijn betaalbaar zouden zijn. Ik denk dat dat echt belangrijk is. In nodig u ook uit, minister, om het parlement te betrekken bij die oefening. Wij reiken de helpende hand om de juiste compensatiemechanismen uit te werken. Eenmaal die zijn uitgewerkt, zal er volgens mij geen ongerustheid meer zijn.
De ongerustheid die er vandaag is, is niet uit te sluiten. Wanneer men eender waar een ingrijpende verandering doorvoert, wanneer men een nieuwe manier van leven en van ruimtelijke ordening wil doorvoeren, is het logisch dat er ongerustheid is. We zullen daar de komende maanden mee moeten leren leven. Het enige antwoord dat we daartegenover kunnen plaatsen, is een duidelijk instrumentarium waarbij niemand zijn grondwaarde verliest en een beetje politieke moed, op zijn minst van de collega’s uit de meerderheid, om de boel eendrachtig en naar waarheid te blijven verdedigen.
Een andere belangrijke zaak is om tijdens de periode van het vacuüm – de tussenperiode tussen vandaag en het moment waarop het BRV er is – geen stupide beslissingen te nemen. Men mag niet beginnen met woonuitbreidingsgebieden snel te ontwikkelen waar vandaag ontwikkelingen conform de geest van ons witboek misschien niet achtzaam zijn.
Groen vraagt een moratorium. Dat vind ik ook niet verstandig. Ik hoop, minister, dat u de vinger aan de pols houdt bij de gemeenten en dat u er samen met hen op toeziet dat daar geen stupiditeiten worden beslist. Vandaar mijn bijkomende vragen hoe u daar in die tussenperiode op toe zult zien. Bent u bereid om ons eventueel te betrekken bij de uitwerking van die compensaties?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de heer Ronse wanneer hij zegt dat we een belangrijke koerswijziging hebben ingezet met dit beleidsplan. We zouden het kunnen vergelijken met een groot cruiseschip dat ineens de voorziene koers verlaat en een serieuze bocht maakt.
Op zo’n groot cruiseschip zullen er, mocht dat ooit gebeuren, heel veel vragen zijn, bij passagiers en bemanning: ‘Waar gaan we naartoe? Wat betekent dit? Waar zullen we uitstappen? Zal dit ons meer kosten?’ Het laatste waaraan men dan behoefte heeft, is dat er vanuit de brug signalen komen in de trant van: ‘Wat mij betreft, had dat ook niet zo hoeven te worden beslist.’ Ik denk dat er dan vanuit het beslissingscentrum duidelijke signalen moeten komen van waar we naartoe gaan. Misschien kunnen er niet onmiddellijk antwoorden worden gegeven, maar men moet daar wel naartoe werken.
Mijnheer Tobback, u hebt heel duidelijk gezegd – daarmee ben ik het volledig eens – : ‘Het traject dat voor ons ligt, blijkt heel moeilijk te zijn.’ Uiteraard! Mocht het een gemakkelijk traject zijn, zou het nog vreemder zijn dat u, die zo overtuigd bent, nooit een socialistische minister van Ruimtelijke Ordening ervan hebt overtuigd om dit al in te zetten.
Ik ben het er trouwens niet mee eens dat u de gelegenheid nog eens te baat neemt om te zeggen: ‘Het moet maar eens gedaan zijn met het feit dat iedereen die op het platteland woont, naar de stad komt werken.’ Ik denk dat dit duidelijk niet gezegd is in dit Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ik denk dat het geen synoniemen van elkaar zijn en dat, als je de open ruimte beschermt, dat ook wil betekenen dat je allemaal in de stad moet gaan wonen. Ik ben het daarmee zeer grondig oneens. Ik denk dat er duidelijke intenties staan in dit plan, dat men meer gaat wonen en ontwikkelen waar die mobiliteitsknooppunten zijn. Ik zie bij u elke keer de behoefte omhoog kruipen om toch nog eens te zeggen: ‘Kom meer in de stad wonen.’
Ik zie u neen knikken. Goed, dan zal mijn ongerustheid onterecht geweest zijn. Dan is dat bij dezen ook uitgevlakt.
De uitdagingen zijn inderdaad immens groot. Dat hebben wij als fractie ook verwoord op het moment dat het debat in dit parlement hierover ging. We moeten ervoor zorgen dat Vlaanderen verder kan blijven evolueren, op alle mogelijke vlakken, terwijl wij toch deze ambities zullen invullen. Daar zal heel veel creativiteit voor nodig zijn. Maar we moeten er ook voor zorgen dat het niet het individu is dat daarvoor de rekening betaalt. We zullen de komende weken en maanden en misschien nog een tijdje erna, bezig zijn met het ontwikkelen van de juiste instrumenten zodat we verder kunnen. Want als we de ambitie willen halen om de trein in 2040 tot stilstand te brengen, moeten we vandaag al stilaan beginnen af te remmen.
Minister, binnen welke termijn ongeveer kunnen we zicht hebben op de socio-economische impact die dit heeft?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, voor alle duidelijkheid: zowel minister Tommelein als onze fractie onderschrijft nog altijd de beslissing van de Vlaamse Regering van 30 november 2016, waarbij het witboek BRV werd goedgekeurd. Ik denk wel dat een aantal collega’s in deze commissie dat witboek er het best nog eens op nalezen.
Minister, u hebt terecht gezegd: ‘Dit witboek omvat een aantal strategische visies, het omvat een aantal operationele doelstellingen en het is vooral een transitietraject dat moet worden doorlopen. Dat transitietraject moet tegelijkertijd perfect sporen met het Instrumentendecreet. Dat Instrumentendecreet is een zeer belangrijke voorwaarde en is gekoppeld aan alle doelstellingen die zijn opgenomen in het witboek BRV.’
Wat ik hier heel nadrukkelijk wil beamen, is wat wij in mei 2016 hebben gezegd in de plenaire vergadering, toen als het ware het woord betonstop geboren is. Herinner u de grote persartikels van toen. Er was toen nog een witboek, maar het woord betonstop werd volop gebruikt, door tal van journalisten.
Collega’s, ik denk dat er toen al bij heel wat mensen ongerustheid is ontstaan. 70 procent van de Vlamingen heeft zijn spaargeld geïnvesteerd in een woning, in een perceel grond waarop ze hopen te bouwen. En dat ligt hun natuurlijk heel na aan het hart. Het heeft een belangrijke emotionele waarde, zeker als er een aankondiging komt dat men daaraan zou willen tornen. Dat wil ik heel even duidelijk stellen.
Slogantaal hoort niet thuis – dat hebben we meer dan eens herhaald – in alles wat met het BRV te maken heeft. Ik denk niet dat de Vlaamse Regering er iets aan kan doen dat een aantal mensen zich daar toch nog altijd schuldig aan maken.
Ik denk wel – en daarop hebben ook u, minister, en een aantal collega’s in het verleden al gehamerd – dat een aantal uitspraken van de Bouwmeester hierin vrij ongelukkig zijn. ‘Laat iedereen maar in de stad gaan wonen. Doe die fermette maar weg. Veeg de spons over een aantal landelijke regio’s.’ Dat zijn uitspraken die een heel aantal mensen ongerust maken. We moeten daarover waken als we dat transitieproject volledig willen doorlopen.
Dat we moeten gaan naar een beperking van de ruimte-inname, daarover is iedereen het eens. Dat dat geen revolutie moet zijn, mijnheer Tobback, lijkt mij ook heel duidelijk te zijn. Want de trend die de laatste jaren is ingezet inzake ruimte-inname, is echt een enorm dalende trend. Minister, ik denk dat u dat wel kunt bevestigen.
Ik wil nog heel even opnieuw benadrukken – en dat is ook waarin de uitspraken van minister Tommelein moeten worden ingepast – dat het voor onze fractie heel belangrijk is dat er een rechtszekerheid is voor iedereen die vandaag gronden en woningen in eigendom heeft. Voor hen moet er rechtszekerheid zijn. Daarom is er dat Instrumentendecreet, dat hopelijk straks faciliteert en mensen stimuleert. Ik hoop dat dat Instrumentendecreet er snel zal komen en alleszins zal sporen met het verdere traject.
Minister, ik heb nog een aantal vragen rond de adviezen. We hebben het op 21 februari in deze commissie al gehad over deze adviezen, toen ik daarover zelf een aantal vragen om uitleg had gesteld. Blijkbaar is het aantal adviezen ondertussen al gestegen en zijn het er ondertussen al 105. Maar toch heb ik de indruk dat, als ik denk aan alle lokale besturen die een advies konden verlenen, dat eigenlijk toch nog niet zo heel veel is. Alleszins ben ik wel al blij dat de VVSG in haar laatste Lokaal haar advies toch al ietwat heeft bijgestuurd en niet langer een pleidooi houdt voor een ruimtelijke krimp in een aantal buitengebieden.
Maar, minister, ik denk dat we eerlijk moeten zeggen dat een aantal adviezen toch wel kritische bedenkingen uiten. Dan gaat het enerzijds opnieuw over een aantal cijfers die werden gehanteerd en anderzijds ook over een aantal concrete uitwerkingen.
Minister, mijn vraag gaat opnieuw over wat ik de vorige keren ook al heb gesteld. Ik hoop dat we zo snel mogelijk een ruime gedachtewisseling krijgen rond de verwerking van de adviezen. Wanneer denkt u dat u een volledig zicht zult hebben op de finale uitwerking van de adviezen? Ik had toen begrepen dat die binnen moesten zijn vóór 13 februari. Blijkbaar komen ze nog steeds binnen. Maar wanneer kunnen we daarvan een globaal standpunt verwachten? Wanneer kunnen we vervolgens – als ik de website Ruimte Vlaanderen check, denk ik dat dat eerder iets zal zijn voor april – een verdere gedachtewisseling voeren over de inhoud van de kritische bedenkingen?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb eigenlijk geen vraag voor de minister, maar wel voor de heer Tobback.
Ik zou u willen vragen – en ik vraag het nu nog vriendelijk – of u alstublieft zou willen stoppen met lacherig en denigrerend te doen over de mensen die op het platteland wonen. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Het kan zijn dat u het niet zo hebt bedoeld, maar het komt wel zo over.
Ik kan u zeggen dat er vandaag absoluut geen massale vlucht is van het platteland naar de stad. Er zijn mensen die gelukkig zijn op het platteland. Bepaalde geluksbarometers wijzen zelfs uit dat de mensen op het platteland gelukkiger zijn dan zij die in de stad wonen.
Er wordt veel gewerkt op het platteland. Er is vandaag een zeer significante plattelandseconomie in Vlaanderen. Er zijn ook goede zorgvoorzieningen. Als u dat niet weet, wil ik u dat wel eens tonen. U bent daar misschien nog nooit geweest en dus wil ik u dat gerust eens tonen.
In elk geval ben ik het echt moe dat u niet alleen nu, maar ook op andere momenten geen enkele kans onbenut laat om het platteland te denigreren. Ik kan daar niet mee om. Daarom vraag ik u om daarmee te stoppen. (Applaus van Lode Ceyssens)
Ik ga ervan uit dat de vragen aan de minister worden gesteld. Ik ga ervan uit dat u er nadien in de koffiekamer over kunt spreken.
Voorzitter, dit staat op band, op microfoon. Ik ga dit niet uitvechten in de koffiekamer. Als men mij rechtstreeks aanspreekt, mag ik daar ook rechtstreeks op antwoorden.
Het spijt mij zeer, maar op die manier spelen we het spel niet, hé. Dat klopt niet.
Oké, dan ga ik ervan uit dat u daar dadelijk, na het antwoord van de minister, kort op zult antwoorden.
Zolang als de heer Dochy denkt dat het nodig is, totdat ik hem heb overtuigd. Dat is mijn recht als parlementslid.
Nee, collega, want u moet zich eveneens houden aan het reglement. U weet dat het niet de bedoeling is om in de commissie dingen tussen collega’s uit te praten, maar wel met de minister.
Maar voorzitter, als dat zo is, en als u dat strikt wilt toepassen, dat moet u de heer Dochy stoppen en het woord ontnemen op het moment dat hij zich tot mij richt en niet tot de minister. Het reglement geldt voor iedereen en moet voor iedereen op dezelfde manier worden toegepast.
Collega, ik heb net gezegd dat u, nadat de minister het woord heeft gekregen, ook het woord zult krijgen, maar dat dat beperkt zal zijn in de tijd. We beginnen hier geen spel tussen u en de heer Dochy. Dat heb ik net aangegeven.
Dan moet u dat tegen de heer Dochy zeggen, voorzitter. En voor alle duidelijkheid: als vraagsteller heb ik hoe dan ook het recht om na het antwoord van de minister het woord te nemen. Dat staat zelfs los van wat de heer Dochy doet.
Wat ik nu van u vraag, is dat, als u de heer Dochy toelaat om collega’s aan te spreken zonder met één woord in te pikken op de vraag die aan de minister wordt gesteld, u die collega’s dan ook het recht geeft om daarop te antwoorden. Al wat ik u vraag, voorzitter, is om consequent te zijn in het toepassen van het reglement. In het andere geval had u de heer Dochy, toen hij zei dat hij het tegen mij wou hebben, het zwijgen moeten opleggen.
Want als hij dat recht heeft, heb ik het ook.
Als u mij enigszins betrapt op het niet consequent toepassen van het reglement, collega, dan mag u daar terecht de nodige bezwaren over uiten. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Neen. Neen. Neen, dat is niet waar, want u krijgt dadelijk nog het woord. Dat heb ik reeds gezegd. U hoeft zich dus niet op te jagen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik ben blij dat alle politieke fracties in dit parlement hebben bevestigd dat ze achter de principes van het witboek BRV staan. Dat lijkt mij toch cruciaal. We hebben dat trouwens ook gezien in de klimaatresolutie, waar heel uitdrukkelijk de principes van het niet verder innemen van de open ruimte zijn opgenomen. Iedereen staat daarachter als een belangrijke klimaatmaatregel.
Collega’s, ik wil nog eens heel uitdrukkelijk vermelden dat het BRV – het witboek en over een aantal maanden het definitieve BRV – niet alleen staat. Daar horen een aantal documenten bij. Er is het witboek BRV, de codexwijziging die binnenkort richting parlement gaat en dan hopelijk wordt goedgekeurd en vrij snel een aantal belangrijke wijzigingen aan het decreet omvat, waarvan we nu al een aantal zaken kunnen toepassen. De heer Ronse stelde de vraag: ‘Hoe ga je daar nu al mee om?’ Ik denk dat in de codexwijziging, wanneer die wordt goedgekeurd in het parlement, een aantal heel belangrijke aanknopingspunten zitten waar lokale besturen heel concreet mee aan de slag kunnen gaan om de principes van dat witboek nu al toe te passen.
Er is het BRV, de codex, maar ook het Instrumentendecreet. De politieke bespreking daarrond is gestart. Uiteraard zal er daarover nog heel veel debat mogelijk zijn in het parlement. Daarnaast, als het BRV er is, moet er inderdaad ook de socio-economische budgettaire impactanalyse zijn. Er is nu een grove schatting. Dat is gekend. We zijn het aan het verfijnen. Er is terecht bij de lokale besturen wat zorg over de budgettaire impact. Het zou natuurlijk maar al te gemakkelijk zijn om vanuit Vlaanderen ambitieus te zijn en een transitie in te zetten, maar dan alle lasten af te schuiven op de lokale besturen. We zouden kunnen zeggen: ‘Lokale besturen moeten plannen uitvoeren en ruimtelijke uitvoeringsplannen goedkeuren. Alle planschade komt dan maar ten laste van die lokale besturen.’ Ik veronderstel dat dat niet de bedoeling kan zijn. We moeten dus een goede, budgettaire analyse hebben. En we moeten dan – en ik heb heel goed geluisterd naar wat alle fracties hebben gezegd – vanuit de Vlaamse overheid consequent zijn, daar het juiste budgettaire kader naast zetten en daarin onze verantwoordelijkheid nemen.
Maar er is niet alleen het BRV, de codex, het Instrumentendecreet en de budgettaire impact. Er zijn ook proefprojecten die lopen, twee per provincie. We zijn daar al mee bezig sinds 2015. Het staat dus niet op zich. Het wordt nu al in de praktijk toegepast. Uiteraard houden onze diensten nu ook al heel wat toezicht op een aantal flagrante inbreuken die er zouden zijn, voor zover dit past in de mogelijkheden die er zijn op het terrein.
Mijnheer Tobback, er is iets waarmee ik het niet eens ben – het zat een beetje in de toon van uw betoog – namelijk dat u geen vertrouwen hebt in de lokale besturen. U zegt: ‘Laat het niet over aan de lokale besturen, die overal geld uit willen slaan.’ Ik ben het daar niet mee eens. Ik zie heel veel mooie, goede voorbeelden van lokale besturen die in hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan nu al een aantal heel duidelijke keuzes hebben gemaakt, ook om een aantal woonuitbreidingsgebieden of woonreservegebieden niet aan te snijden en daar niet in mee te gaan. Ik zie dus heel veel goede, correcte voorbeelden van lokale besturen, of dat nu in stedelijke of in landelijke context is. We moeten daar dus niet te negatief over doen. Er zijn natuurlijk ook slechte voorbeelden. We moeten daar niet blind voor zijn. Maar er zijn ook heel veel voorbeelden van lokale besturen die nu al een heel duidelijke visie hebben op die kernversterking en daarin ook heel duidelijke keuzes hebben gemaakt.
Mevrouw Pira, we zijn volop bezig met de screening van die woonreservegebieden. De volgende fase is dat ook de lokale besturen daarbij worden betrokken. De criteria die we daarbij hanteren, staan in de conceptnota zoals ze ook zijn goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
Wat is de timing? Ik heb dat hier ook genoteerd, collega’s. Het is de bedoeling dat alle adviezen in het voorjaar worden verwerkt en dat we dan werken richting begin 2018 om dan een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedgekeurd te krijgen.
Ik vind het een bijzonder positief signaal wanneer dit parlement zou beslissen om daar volop mee aan de slag te gaan en hoorzittingen te organiseren. U zult dit uiteraard naar wijsheid beoordelen. Maar ik denk dat dit een bijzondere meerwaarde zou kunnen hebben. Als we dat maatschappelijke debat heel ruim kunnen opentrekken, dan kan dat alleen maar de objectiviteit en de juiste informatie rond het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ten goede komen. Ik sta er dus helemaal voor open om dat debat hier in dit parlement verder aan te gaan.
Ik wil graag herhalen dat de strategische keuzes die worden gemaakt in het witboek, heel ruim worden gedragen. Er zijn terecht nog een aantal vragen over hoe dat concreet in zijn werk zal gaan. Dat is ook logisch, omdat we inderdaad in die transitie zitten. Het zal aan ons zijn om een aantal van de bezorgdheden die er hier en daar inderdaad leven, weg te nemen, met de juiste instrumenten waarvan we op dit moment werk maken.
We zijn er nog niet. We moeten nog een heel traject doorlopen, binnen de Vlaamse Regering, maar ook binnen dit parlement. Ik ben ervan overtuigd – ook omdat ik vandaag hoor dat iedereen achter die principes staat – dat het ook wel tot een goed einde zal kunnen worden gebracht. In ieder geval is het iets waarvoor ik mij ten volle zal inzetten, om de juiste keuzes te kunnen maken en de juiste instrumenten uit te werken. De ervaringen die er nu al op het terrein zijn met dit proefproject, zijn natuurlijk essentieel en kunnen heel aanstekelijk werken. Het is niet de bedoeling om overal te gaan wonen zoals we dat in Nederland kennen. Heel veel mensen hebben daar wat schrik van. Ze zijn bang dat het er nu bij ons ook allemaal zo zal uitzien. We hebben een andere traditie. Maar we kunnen heel kwaliteitsvol wonen en toch kernversterkend. En een aantal goede proefprojecten kunnen ook heel wat vrees wegnemen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog iets zeggen, maar niet echt naar de minister toe.
Ik ben tevreden dat de CD&V-fractie mijn bekommernissen over het platteland blijkbaar onderschrijft.
Ik zal de heer Tobback nog wat dichter bij zijn kookpunt brengen. De heer Dochy heeft gelijk, mijnheer Tobback. Hij heeft gelijk. Ik stel voor dat u al uw betogen over dit thema erop naleest. U zult keer op keer terugvinden dat u een treiterige manier van zeggen hebt: ‘Alle mensen moeten weg uit het platteland, want er is daar toch niets te verdienen. Er is geen werk.’
Misschien kunnen we de rollen omkeren en meer investeren in de lokale economie op het platteland? Misschien kunnen we meer investeren in bedrijvenzones? Misschien kunnen we meer investeren in vlotte verkeersverbindingen? Misschien kunnen we meer investeren in openbare mobiliteit, waar u zelf trouwens toch zo achter staat? Keer op keer worden wij in onze provincie, en dan in het bijzonder in de Westhoek, geconfronteerd met het afschaffen van openbare mobiliteit, met het afschaffen van lijnbussen, van treinen. Mensen zitten tot drie uur, tot zes uur per dag op een trein om naar Brussel te gaan werken, doordat de NMBS treinen afschaft of het traject langer maakt.
Ook lokale voorzieningen worden afgeschaft. Dat heeft te maken met de financiële situatie van de plattelandsgemeenten. Misschien kunnen we op dat vlak een inspanning doen, om die gemeenten beter financieel te ondersteunen in plaats van al het geld naar grote steden te sturen.
Vandaar natuurlijk dat pleidooi van de heer Dochy. Het wordt tijd dat er in de volgende legislatuur een ernstig debat wordt gevoerd over de verdeling van de middelen. Ik vrees maar één ding – dat is mijn bezorgdheid, mijnheer Tobback –: dat er over alle plattelandsgemeenten een stolp wordt gezet en dat we binnenkort kunnen spreken van één groot Bokrijk. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, ik zal proberen het bij het onderwerp te houden. Ik betreur een beetje dat de focus van de dissonante stemmen binnen de meerderheid is verschoven. Maar kom, ik zal mij er niet mee bemoeien.
Minister, een tijdje geleden zijn we begonnen met een kamerbrede steun voor dat langverwachte Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. In die zin hoop ik dat u de dissonante stemmen binnen uw meerderheid onder controle krijgt. Zo niet, wens ik u veel goede moed, om telkens opnieuw in de media uit te leggen waar het om gaat: de stemmenverdichting, zowel in de steden als in de kleine dorpen.
Ik kijk voor de rest uit naar de studie die u hebt besteld over de kostprijs van de verspreide bebouwing. U hebt die een tijdje geleden aangekondigd. Zo kunnen diegenen die minstens in woorden op de rem gaan staan, eens zien hoeveel die verspreide bebouwing dagelijks kost aan de Vlaamse belastingbetaler. Zo worden die kosten zichtbaar.
Tot slot hoop ik dat er snel duidelijkheid komt over de onbebouwde percelen, de onbebouwde woonuitbreidingsgebieden, die negatieve lijst waarover het al zo lang gaat.
Ik zou er de nadruk op willen leggen dat er ook gemeenten zijn die vragende partij zijn en dat er ook gemeenten zijn die, hoewel ze in hun ruimtelijk structuurplan bepaalde gebieden willen vrijwaren, daar toch niet in slagen omdat ze bijvoorbeeld worden overruled door mensen binnen de provincie. Op het terrein is men echt vragende partij daarvoor.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zou zeggen: succes bij het in de praktijk brengen van de principes. Ik ben het met de meeste van die principes wel eens.
Ik wil iets zeggen ter attentie van een aantal collega’s. Mijnheer Sintobin, mijnheer Dochy, u haalt in uw eigen gemeente uw stemmen zoals u ze wilt halen. Maar u moet wel stoppen met de hele tijd te denken dat dat zal lukken door in, wat eigenlijk niet groter is dan een regio als Londen of Parijs, te blijven spelen op de tegenstelling tussen stad en platteland.
Wat mij betreft, collega’s, en u mag het noteren voor het verslag: zolang het wettelijk is toegelaten, woont iedereen waar hij wil. Noteer. Ik vind daar niets grappig aan.
Het enige waar ik regelmatig op wijs, is dat we de afgelopen jaren toch hoe dan ook een tendens zien van mensen die het beu zijn om uren van hun dag in de file te besteden en dus liever daar gaan wonen waar ze met de trein dicht bij hun werk zijn en gemakkelijk weg kunnen. Ik wijs daar regelmatig op.
Collega’s, dat er voor de rest problemen zijn met de financiering van gemeenten, zeker van kleinere gemeenten met weinig inwoners, daarvan ben ik mij zeer bewust. Waarom ik dat in het kader van de discussie over ruimtelijke ordening altijd opnieuw zeg, is omdat het heel simpel is. Men zou ondertussen toch al moeten hebben begrepen dat de oplossing om nog eens een woonwijk in het veld dat onder water staat, te gaan leggen of nog eens een industrieterrein waar je niet aan geraakt, niet zal werken. Dat is ook compleet onverantwoord. Het kost de Vlaamse belastingbetaler fortuinen, vandaag al, iedere dag.
Dat dat op termijn een piste is die noch de woonkwaliteit in Vlaanderen, noch op het platteland, noch in de steden, noch in alles daartussen ten goede zal komen, zou men ondertussen toch ook al moeten weten.
Mijnheer Ceyssens, u hoeft niet te stoppen met wonen op het platteland en allemaal in de stad te gaan wonen. Laat ons zeggen: als je het enigszins nuchter en objectief bekijkt en wereldwijd vergelijkt, is Vlaanderen eigenlijk niet veel meer dan één grote stad. Er zijn meer en minder dichtbevolkte wijken, maar dat is het. Dat we moeten discussiëren over hoe we woonkwaliteit, waarden en diensten, mijnheer Sintobin, en ontsluiting daar waar men woont, zullen financieren, dat klopt. En ik sta heel open voor de discussie over financiering van gemeentebesturen en voorzieningen daar waar ze moeten zijn.
Waar ik wel altijd op zal blijven wijzen, is het idee dat je alles overal kunt hebben en dan nog kunt doen alsof het platteland en stad is. Dat zou toch stilaan moeten stoppen.
Als men inderdaad als dunbevolkte gemeente of omgeving of wat het ook moge wezen, de nodige diensten wil aanbieden, dan ben ik het er helemaal mee eens dat we dat debat voeren. Maar dat je gaat financieren door nog wat bebouwing erbij te zetten en het lokale gemeentebestuur belastingen te laten innen, dat zal gewoon niet meer gaan. We zullen daarvoor andere oplossingen moeten vinden. Want wat we in het verleden hebben geprobeerd, duikt hier nu keer op keer op als een probleem: versnippering, problemen van verkeersontwikkeling, problemen van toegankelijkheid enzovoort. We zullen daar een andere richting moeten uitgaan.
En dat is ook de reden waarom we een kamerbreed akkoord hebben over zoiets als BRV, omdat we namelijk weten dat het op die manier niet meer kan.
En, ten slotte, mijnheer Sintobin, als u wilt discussiëren over het schrappen van investeringen bij de NMBS en het schrappen van buslijnen, dan moet u, voor alle duidelijkheid, niet bij sp.a zijn. Want als er nu één partij is die het altijd heeft uitgebreid, dan zijn wij het wel, ook in landelijke gebieden. Diegenen die, collega’s van Open Vld en CD&V, de basismobiliteit hebben geschrapt, dat bent u in deze regering.
Diegenen die besparen op ontsluitingen van de NMBS, dat bent u in deze regering. Nogmaals, u bent daar aan het verkeerde adres, zelfs als je landelijk woont.
Voor de rest, collega Sintobin: blijf vooral wonen waar je graag woont. Maar als je landelijk wilt blijven wonen, wees dan ook consequent en probeer het niet te bebouwen alsof het een stad is. Het is ‘eieren of jong’. Dat zeggen ze zowel op den buiten als in de stad.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik denk dat het komende jaar voor u het belangrijkste jaar van de legislatuur zal worden. Het zal het jaar zijn waarin u goede plannen zult moeten uitwerken, die bewijzen dat men zijn grondwaarden niet zal verliezen. Het zal het jaar zijn waarbij uw witboek wordt omgezet in een plan waar men effectief doorheeft dat het gaat om verdichting en niet om verstedelijking.
Voor alle duidelijkheid: u geniet het absolute vertrouwen van onze fractie. Wij gaan ervan uit dat u dat tot een goed einde zult brengen.
De heer Vandaele doet een beetje spastisch. Ik weet niet wat de reden daarvoor is. (Gelach)
Het zal het jaar van de waarheid zijn.
Collega’s, alle gekheid op een stokje, ik roep ook op om hier in de commissie op een zeer, zeer genuanceerde manier om te gaan met dat thema. Het is een van de thema’s die de harten en zielen van de Vlamingen het meeste beroert in hun dagelijkse leven. En als wij er niet genuanceerd mee omgaan, hoe kunt u dan verwachten dat mensen die ver van de politiek en de schrijftafels staan, er op een genuanceerde manier over kunnen denken?
Bij dezen roep ik alle collega’s dus op om er op een zeer genuanceerde manier mee om te gaan en om kamerbreed minister Schauvliege te steunen in dit toch wel bijzonder spannende jaar, het jaar van de waarheid. Bij dezen besluit ik, collega’s.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.