Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is de eerste keer dat ik in deze commissie een vraag kom stellen. Minister, ik lees maandelijks de mededeling van de Vlaamse Regering betreffende het overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese Unie. Dat verschijnt telkens op het einde van de maand. Er staat een reeks in over de Raadsvergaderingen, waarin Vlaanderen uiteraard ook vertegenwoordigd is – telkens is dat een andere deelstaat – en waar het federale niveau in vertegenwoordigd is. In de mededeling van december 2016, wordt verwezen naar het actieplan van de Europese Commissie betreffende de integratie van derdelanders in de EU. Het is een thema dat ik opvolg, ook in het Comité van de Regio's, waarover er vanuit deelstatelijk niveau en het lokale niveau een advies werd gemaakt aan de EU. Vlaanderen werd volgens de mededeling actief betrokken bij de voorbereiding van dit actieplan en bij de opmaak van de Raadsconclusies over het plan. De Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken namen conclusies aan waarbij ze het belang van de Europese normen en waarden onderstreepten. De Europese ministers erkenden ook uitdrukkelijk de rol van de lokale en regionale overheden in het integratieproces en formuleerden een aantal werk- en aandachtspunten voor de diverse beleidssectoren en -niveaus.
Minister, kunt u toelichting geven over de manier waarop en met welke boodschappen Vlaanderen heeft gewogen op de Raadsconclusies? Wat waren de verschillen tussen de input die er kwam vanuit Vlaanderen op dit onderwerp en de input vanuit de andere Belgische deelstaten? Was er überhaupt een input vanuit Wallonië? We kennen het hele verhaal over bijvoorbeeld inburgering, waarbij men nog steeds aan het discussiëren is en wij in Vlaanderen – er is gelukkig ook een vrijwillig aanbod in Brussel – al een aanbod hebben sinds 2004, maar waarbij men langs Franstalige kant steeds blijft discussiëren over hoe dat al dan niet moet gebeuren. Hoe verhoudt zich dit tot het standpunt van andere Europese lidstaten? Op welke manier zal Vlaanderen betrokken blijven in de verdere implementatie van het actieplan van de Europese Commissie en de Raadsconclusies hierover? Hoe ziet u het huidige Vlaams integratie- en inburgeringsbeleid wanneer u dit vergelijkt met de doelstellingen binnen het actieplan van de Europese Commissie en de Raadsconclusies hierover?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, Vlaanderen heeft via de geijkte kanalen, namelijk het intra-Belgisch diplomatiek overleg, behoorlijk gewogen op de totstandkoming van de Raadsconclusies. Concrete boodschappen die Vlaanderen heeft ingebracht tijdens het overleg zijn de volgende. Vlaanderen ondersteunde het verzoek aan de lidstaten om de waarden die ten grondslag liggen aan de Europese samenlevingen, zoals democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten, actief te propageren, bijvoorbeeld via inburgering. Vlaanderen benadrukte dat de lidstaten moeten zorgen voor een betere coördinatie tussen de belangrijkste actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Vlaanderen vroeg ook aandacht voor het ‘mainstreamen’ van integratie in alle relevante beleidsdomeinen zoals Onderwijs, Welzijn, Werk en dergelijke meer. Integratie moet immers horizontaal worden aangepakt. Dat is altijd de manier van werken geweest van deze regering en ook van de vorige bevoegde minister. Dat is volgens mij een goed uitgangspunt.
Wat waren concrete verschillen tussen de input vanuit Vlaanderen op dit onderwerp en de eventuele input – ik moet voorwaardelijk spreken, want als er geen input is geweest is het moeilijk om het over input te hebben – van de andere Belgische deelstaten? Er is een behoorlijke discussie geweest met het kabinet van de Brusselse minister-president over een passus over het “accepteren van de waarden die de Europese samenleving onderbouwen, zoals democratie, de rechtsstaat, eerbiediging van de grondrechten”.
Brussel was de mening toegedaan dat men niet kon verwachten dat nieuwkomers dergelijke waarden al accepteren vooraleer ze aan inburgering zijn begonnen. Dan zeg ik – ‘pardon my French’, mijnheer Vanlouwe – ‘il faut le faire’, dat doen vanuit Brussel, waar ze zelfs nog altijd niet zijn begonnen aan de verplichte inburgering. Dat vind ik zeer kras. Vanuit Vlaanderen volgen we die redenering uiteraard absoluut niet en vinden we dergelijke waarden dermate fundamenteel dat men dit wel kan verwachten, zelfs dat dit het minste is wat men kan verwachten.
In de uiteindelijke Raadsconclusies werd, na diplomatiek overleg, zoals dat gaat, het volgende opgenomen. Het eerbiedigen van de grondrechten is een conditio sine qua non voor de sociale cohesie in onze samenlevingen. Gedeelde Europese waarden, zoals democratie, de rechtsstaat, eerbiediging van de grondrechten, moeten actief gepromoot worden, bijvoorbeeld via inburgeringsprogramma’s. Kortom, onze Vlaamse visie is duidelijk meegenomen in de Raadsconclusies. Dat stemt mij zeer verheugd.
Uw derde en vierde vraag behandel ik samen. Ons beleid ligt zeer goed in lijn met de Europese voorstellen. Vlaanderen is op haast alle in het actieplan vermelde domeinen vandaag reeds actief. Heel wat van de maatregelen uit het actieplan zijn vandaag reeds regulier beleid in Vlaanderen en komen ook terug in het horizontaal integratiebeleidsplan dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 15 juli 2016. Vlaanderen sluit ook sterk aan bij de vraag van Europa naar meer maatwerk bij het integratiebeleid. Maatwerk is nu eenmaal het uitgangspunt van het inburgeringsbeleid in Vlaanderen. Ik kan u een aantal voorbeelden geven van projecten waar er echt op maat wordt gewerkt inzake inburgering: inburgeringstrajecten voor hoog opgeleide anderstaligen, voor laaggeletterde moeders met jonge kinderen en specifiek voor minderjarige nieuwkomers. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.
Voor Vlaanderen zit de meerwaarde van dit Europese actieplan vooral op twee vlakken. Ik zie althans twee belangrijke voordelen, waarbij ik geen afbreuk wil doen van de rest van het rapport. Dat is ten eerste de wijzigingen in de Europese fondsen. Als gevolg van het actieplan zal het budget van het Europees Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) omhoog gaan. Wellicht zal dit 2 miljoen euro extra betekenen voor Vlaanderen, wat een goede zaak is. Ook wil Europa de lokale overheden en middenveldorganisaties een vlottere toegang geven tot deze fondsen. Dat is ook goed. U weet dat ik een groot ‘believer’ ben van de lokale autonomie. Ik geloof echt in de daadkracht van de lokale besturen. Maatwerk kan ook gebeuren door een lokaal bestuur dat veel dichter bij de concrete inburgeraar staat dan de ivoren toren van Brussel.
Een tweede voordeel van dit Europees actieplan is dat er een sterkere uitwisseling is van goede integratiepraktijken tussen de lidstaten. Het is nooit goed om altijd zelf het warm water te moeten uitvinden, dat is dus een goede zaak. Vlaanderen kan leren van de andere lidstaten en natuurlijk kunnen zij leren van ons. Dat gebeurt onder andere via het Europees Integratie Netwerk, een netwerk van integratie-experten uit de diverse Europese lidstaten. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) is hierin vertegenwoordigd.
Ik sluit mij ook aan bij het advies van het Comité van de Regio’s over het actieplan, waar u, mijnheer Vanlouwe, als ik me niet vergis, rapporteur van was. Een aantal punten uit dat advies lijken me zeer pertinent. Ze zijn het allemaal maar het zou me te ver drijven ze allemaal te noemen. Waar ik zeer tevreden over ben – over de rest ben ik ook tevreden – is dat Europa dit plan wel kan maken, maar dat het wel de lidstaten en/of de regionale en lokale overheden zijn die hiervoor moeten instaan. Dat wil ik ook zo houden. Mijnheer Vanlouwe, ik denk dat we het daar absoluut over eens zijn, anders had u dat niet opgenomen in uw verslag, neem ik aan. Integratie gebeurt in de eerste plaats lokaal, zoals ik daarnet al heb aangegeven, in het kader van de AMIF-fondsen. Dat we die kunnen aanwenden op lokaal niveau is een goede zaak. De lokale overheden zijn niet alleen meer op de hoogte van de directe problematiek inzake maatwerk maar hebben ook een directere impact. Vanuit Vlaanderen ondersteunen we die lokale overheden zeer sterk. Niet alleen overheden hebben trouwens een grote rol, ook het middenveld heeft hier een belangrijke rol in te vervullen, en doet dat ook.
Wat ik ook zeer belangrijk vind in het advies van het Comité van de Regio’s, is het begrip en de aanvaarding van de Europese waarden, bijvoorbeeld democratie, de rechtsstaat, de eerbiediging van de grondrechten en dergelijke meer, door alle burgers. Dat is in mijn hoofde – en ik hoop in hoofde van iedereen – essentieel. Daar wil ik absoluut actief op blijven inzetten.
Ten slotte onderschrijf ik het enorme belang dat het Comité in zijn advies hecht aan inburgering en aan het kennen van de lokale taal. Ik ben zeer blij dat inburgering zo expliciet wordt benoemd in dit advies. Commissieleden, u weet dat wij al sinds 2004 verplichte inburgering kennen en dat de andere lidstaten al jaren aan het proberen zijn om er iets van te maken, maar er nog niet veel van gebakken hebben.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerig standpunt. Het is inderdaad een goede zaak dat Vlaanderen met zijn expertise en zijn ervaring gewogen heeft op het intra-Belgisch diplomatiek overleg zodat het standpunt vanuit Vlaanderen mee werd genomen naar de Europese Commissie. Tegelijkertijd zal men daar opnieuw inzien dat er verschillen bestaan in dit land over hoe er in Vlaanderen en in Franstalig België wordt gekeken naar integratie en inburgering. Wij vinden het respect voor democratie, rechtsstaat en grondrechten bijzonder belangrijk. Het zijn eigenlijk universele normen en waarden, maar dat wil daarom niet zeggen dat ze ook universeel worden toegepast en gerespecteerd, zoals wij een bepaalde invulling geven aan die normen en waarden.
Ik heb inderdaad destijds geprobeerd met dat rapport binnen het Comité van de Regio's ons Vlaams inburgeringsverhaal te implementeren. Het is destijds in de media geweest onder de titel ‘Vlaanderen leert Europa inburgeren’. Het is goed dat wij daar ver in staan, onder meer met het verwerven van de taalkennis maar tegelijkertijd ook de betrokkenheid van het middenveld en het bestaan van ons agentschap. In een overleg dat er destijds geweest is met onder andere het Maltees voorzitterschap maar ook met andere lidstaten binnen de Europese Unie, kon ik alleen maar vaststellen dat men in andere lidstaten bijlange niet zo ver stond. Alle lidstaten kennen natuurlijk niet dezelfde problematiek die wij hier kennen en kennen ook niet dezelfde migratiegolven en -stromen. Andere landen die dat wel degelijk kennen, hebben daar minder aandacht voor. Er zijn uiteraard ook lidstaten die dit wel hebben.
Ik wil u gewoon danken. Het is goed dat Vlaanderen daarop heeft gewogen. Ondertussen weten we dat er weer een discussie is geweest met uw Brusselse collega met betrekking tot de standpuntbepaling. Het maakt het altijd moeilijk om ons Vlaams standpunt verder aan Europa kenbaar te maken wanneer wij eerst dat intra-Belgisch diplomatiek overleg moeten hebben vooraleer het aan de Europese Commissie, laat staan naar andere lidstaten kan worden overgemaakt.
Als Brusselse Vlaming wacht ik ondertussen al een hele tijd op dat integratieverhaal in de hoofdstad. Nochtans ben ik ervan overtuigd dat het hier absoluut noodzakelijk is. Er zijn vrijwillige initiatieven langs Franstalige kant. Vorig jaar hebt u nog geld vrijgemaakt voor bijkomende trajecten. Ik ken de cijfers niet vanbuiten, maar ik dacht dat het iets van 3800 inburgeringstrajecten waren waarin u bijkomend had voorzien, en dat uiteraard geplaatst in het kader van de laatste crisis die we desbetreffend gekend hebben.
Ik heb desbetreffend uw cijfers nog eens bekeken. U weet dat de Brusselnorm betekent dat 5 procent van de gemeenschapsmiddelen vooraf moet worden uitbesteed aan projecten in de hoofdstad. Voor Onderwijs zitten we ongeveer aan 6 procent, en voor Cultuur ongeveer aan 10 procent. Met de bijkomende middelen voor integratie waarin u hebt voorzien voor integratie-en inburgeringsprojecten, zit u aan een kleine 15 procent van de middelen in deze stad. Daar ben ik uiteraard zeer tevreden mee.
Ik hoop dat ook de andere gemeenschap in Brussel haar verantwoordelijkheid desbetreffend neemt. Vlaanderen wil uiteraard zijn bijdrage leveren om bepaalde problemen op te lossen en aan te pakken. Ik denk aan onderwijs, integratie en inburgering. Maar dan moet natuurlijk ook de andere gemeenschap de problemen erkennen en de nodige middelen daarvoor vrijmaken. Ik ben in de eerste plaats bijzonder tevreden met het feit dat Vlaanderen opnieuw zijn standpunt heeft kunnen overmaken aan de Europese Commissie. Ik hoop dat de Europese Commissie ook rekening houdt met het feit dat Vlaanderen heel wat expertise en ervaring heeft op dat vlak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.