Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van het grote aantal vluchtelingen dat ook in ons land aankwam in de loop van 2015, lanceerde Pleegzorg Vlaanderen in september 2015 het project ‘Geef de wereld een thuis’. Onder de vluchtelingen die zijn aangekomen en nog steeds aankomen in ons land en in Vlaanderen bevinden zich immers ook veel niet-begeleide minderjarigen. Ze zijn uiterst kwetsbaar en hebben zeker nood aan opvang en begeleiding.
Via het project ‘Geef de wereld een thuis’ wilde men zoveel mogelijk van deze kinderen en jongeren opvangen in een pleeggezin. Er zijn verschillende instanties betrokken bij het project: Partners in Pleegzorg, de pleegzorgdiensten, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, de voorzieningen die instaan voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen en het Agentschap Jongerenwelzijn. Er werden extra middelen toegekend aan Pleegzorg Vlaanderen om te voorzien in extra personeel om de bijkomende dossiers te kunnen behandelen.
De thematiek kwam al meermaals ter sprake in deze commissie. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 22 november 2016 zei u dat er zich toen 302 kandidaat-pleeggezinnen hadden ingeschreven voor de vorming en ofwel in de selectie- of matchingfase zaten, ofwel effectief een engagement hadden opgenomen. Toen waren er immers al 121 niet-begeleide minderjarige vluchtelingen aan een pleeggezin toevertrouwd, terwijl een zeventigtal nog op een pleeggezin wachtte.
Recent verscheen ook de oproep van Pleegzorg Oost-Vlaanderen naar kandidaat-pleeggezinnen die op korte termijn en zonder een uitgebreid voorafgaand traject van vorming, kennismaking of matching niet-begeleide minderjarige vluchtelingen jonger dan dertien jaar willen opvangen.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over het project ‘Geef de wereld een thuis’? Hoeveel pleeggezinnen namen in het kader van dit project ondertussen een engagement binnen pleegzorg op? Hoeveel niet-begeleide minderjarigen werden geplaatst binnen pleegzorg? Voor hoeveel jongeren wordt in het kader van dit project nog een plek gezocht? Zijn hiervoor voldoende kandidaat-pleeggezinnen?
Minister, kunt u meer toelichting geven bij de snelle pleegzorgplaatsingen van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen jonger dan dertien jaar? Hoe past deze werking binnen de algemene pleegzorgwerking en binnen het project ‘Geef de wereld een thuis’? Voor hoeveel kinderen moet zo op korte termijn een pleeggezin worden gevonden? Zijn hiervoor voldoende kandidaat-pleeggezinnen? Hoeveel plaatsingen werden reeds verwezenlijkt op deze manier?
Voor elk pleegkind moet de pleegzorger beschikken over een attest dat na een uitgebreide procedure attesteert dat de pleegzorger aan de nodige voorwaarden voldoet en over de vereiste capaciteiten beschikt. Hoe gebeurt dit in geval van de vernoemde snelle pleegzorgplaatsingen? Hoe worden de pleeggezinnen die zich zonder voorafgaande kennismaking of matching engageren om niet-begeleide minderjarige vluchtelingen op te nemen, begeleid in hun taak? Zal deze manier van werken, namelijk de snelle pleegzorgplaatsingen, worden geëvalueerd en op welke termijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uit de rapportage over het werkjaar 2016 blijkt dat er op 31 december 2016 183 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in een pleeggezin verbleven. Dit aantal is sinds de opstart van het project ‘Geef de wereld een thuis’ eind 2015, na een voorzichtig begin, gestaag toegenomen. Ook in de eerste maanden van dit jaar zijn er nog bijkomende plaatsingen gerealiseerd, waaronder 2 zogenaamde snelle pleegplaatsingen. Hier kom ik straks op terug.
Vanuit de praktijk vernemen we dat er momenteel een 30- tot 40-tal jongeren op pleegzorg wachten. We moeten dit als een indicatief cijfer beschouwen vanwege het dynamische karakter ten gevolge van in- en uitstroom. Voor wat de instroom betreft, weten we, onder meer uit de gegevens die door het Agentschap Integratie en Inburgering ter beschikking worden gesteld, dat er nog steeds niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in België aankomen. In november 2016 waren dat er 64. Het merendeel van hen is 15 jaar en ouder, maar uit gegevens van Fedasil weten we dat er in de voorbije 6 maanden ongeveer 20 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die jonger dan 13 zijn, instroomden.
Op basis van de gegevens waarover we beschikken, mogen we concluderen dat er nood is aan meer pleeggezinnen, zonder dat we deze nood exact kunnen kwantificeren. Dit was ook de teneur van de actoren uit het werkveld op de laatste vergadering van de stuurgroep van het project. Het krantenartikel was er onder meer op gericht om meer mensen voor dit initiatief warm te maken.
We vinden het belangrijk om er eerst en vooral op te wijzen dat deze zogenaamde snelle pleegplaatsingen, net als alle initiatieven die binnen ‘Geef de wereld een thuis’ worden genomen, zich binnen de regelgeving situeren. De specificiteit van de snelle pleegplaatsingen bestaat erin dat een dertienjarige na zijn aankomst in België slechts de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de medische checks en het aanstellen van een voogd, in een federaal opvanginitiatief verblijft. Daarna wordt hij onmiddellijk naar pleegzorg en een pleeggezin toegeleid. Deze toeleiding gebeurt door Minor-Ndako, een organisatie die door Jongerenwelzijn is erkend voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.
De eerste twee weken van de pleegzorgsituatie wordt de module rechtstreeks toegankelijke crisispleegzorg ingezet. Na twee evaluatiemomenten – na zeven dagen en na twee weken – wordt een beslissing genomen over de verlenging van de pleegzorgsituatie. Indien een verlenging aangewezen is, wordt op beslissing van de intersectorale toegangspoort een niet-rechtstreeks toegankelijke module perspectiefbiedende pleegzorg gezocht.
We kunnen deze manier van werken absoluut onderschrijven en ondersteunen om een aantal redenen. Ten eerste zijn we er, geruggesteund door de praktijk, de academische wereld en experts, ten volle van overtuigd dat de ontwikkelings- en integratiekansen van een kind aanzienlijk beter zijn wanneer het in een gezin opgroeit. Ten tweede merken we dat, wanneer vluchtelingenkinderen te lang in een leefgroep verblijven, er drempels worden gecreëerd om uit te stromen naar pleegzorg. Ze verblijven in de leefgroep bij lot- en taalgenoten en zien zelf vaak de meerwaarde niet om uit deze leefgroepen uit te stromen, die dikwijls hun eerste stabiele omgeving zijn in lange tijd.
Momenteel zijn er twee pleegplaatsingen op deze manier gerealiseerd. Drie zijn nog in voorbereiding. De dossiers worden opgevolgd door Pleegzorg Oost-Vlaanderen, maar ook in de andere regio’s worden voorbereidingen getroffen om op deze manier te werken.
Deze manier van werken van de snelle pleegplaatsingen is geïnspireerd op de Nederlandse Nidos-methodiek die pleegzorg al jaren als eerste stap in een opvangtraject van nieuwkomers inzet. In de overeenkomst die we met de diensten voor pleegzorg voor het werkjaar 2017 hebben afgesloten, hebben we expliciet de verwachting geformuleerd dat de diensten de Nidos-methodiek in Vlaanderen implementeren.
We vinden het belangrijk om te beklemtonen dat het traject dat we lopen met het project ‘Geef de wereld een thuis’ inhoudelijk volledig is afgestemd met de reguliere pleegzorg, waar we ook investeren in een evolutie richting snelle pleegzorg. We verwijzen ter zake naar de inschakeling van pleegzorg in de crisisnetwerken, maar ook naar de conceptnota betreffende de uithuisplaatsing van jonge kinderen, waar we de beleidskeuze dat pleegzorg de eerste te overwegen hulpvorm is, nog willen versterken en expliciteren, en waar, zeker voor de jongste kinderen, dergelijke snelle trajecten moeten worden uitgetekend.
Ook het proces inzake attestering verloopt binnen de regelgeving. De gezinnen doorlopen het volledige traject van screening, vorming en dergelijke meer. Het verschil zit enkel in de matching. In tegenstelling tot de reguliere pleegzorg wordt een kind hier zonder voorafgaande kennismaking of matching in een pleeggezin geplaatst. Het pleeggezin is, zoals in elke andere situatie, echter volwaardig geattesteerd en voldoet aan alle voorwaarden en criteria.
Er wordt in een intensieve duobegeleiding voorzien door de dienst voor pleegzorg en Minor-Ndako. De grote verschillen met de reguliere pleegzorg zijn: de intensiteit van de begeleiding waarbij de pleegzorgexpertise van de dienst voor pleegzorg en de doelgroepspecifieke deskundigheid van Minor-Ndako complementair en elkaar versterkend worden ingezet, de begeleiding vanuit Minor-Ndako is constant – 24 uur per dag, 7 dagen per week – beschikbaar voor urgente zaken en vragen, en er is een mogelijkheid voor een residentiële terugval in Minor-Ndako mocht dit nodig zijn.
De evaluatie gebeurt in de schoot van de stuurgroep die de voortgang van ‘Geef de wereld een thuis’ opvolgt en waaraan de betrokken initiatiefnemers zowel inhoudelijk als kwantitatief rapporteren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het aanbieden van pleegzorg voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen is zeer positief. We onderschrijven allemaal dat het beter is dat mensen van jonge leeftijd hier kunnen verblijven in een pleeggezin in de plaats van in een groot opvangcentrum, zelfs al is dat specifiek ingericht voor minderjarigen.
Minister, ik ben zeker tevreden dat na de toch wel aarzelende start van het project – ik denk dat er heel veel moest worden georganiseerd, vorig jaar hebben we hier trouwens met Pleegzorg Vlaanderen een zitting aan gewijd – het aanbod voor niet-begeleide minderjarigen dat in pleegzorg wordt opgevangen, stijgt. De methodiek voor alle partners – en dat zijn er heel wat – raakt meer vertrouwd. Het is goed dat men continu evalueert en dat nu de stap wordt gezet naar de korte procedure, de versnelde pleegplaatsingen. Dat kunnen we alleen maar onderschrijven. Men is echter niet blind voor bepaalde risico's die daaraan verbonden zijn.
Minister, ik ben heel tevreden dat u zegt dat heel de procedure met attestering enzovoort, gewoon gebeurt. Alleen gebeurt de matching op een andere manier en verblijft men de eerste twee weken in een module crisispleegzorg. Daarna wordt bekeken of dat kan worden verlengd. Dat heeft natuurlijk specifieke risico's. Mensen stellen hun huis, hun gezin en hun hart open om jongeren met een vaak zware rugzak in hun gezin op te nemen. Dan moeten ze heel goed worden begeleid, zeker als daar maar een heel kort traject aan is voorafgegaan.
Minister, ik ben heel tevreden van u te horen dat er heel sterk wordt ingezet op die begeleiding, nog veel sterker dan in de andere gevallen, en dat er zelfs een 24-urenbegeleiding is. In de toekomst gaat u nog veel sterker inzetten op pleegzorg als eerste te overwegen hulpverleningsvorm. U zult niet verwonderd zijn dat mij dat als muziek in de oren klinkt, want dat is natuurlijk een van de grote doelstellingen die we hebben opgenomen in het decreet dat we in 2012 hebben goedgekeurd in het parlement.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik ben gisteren toevallig op bezoek geweest bij Minor-Ndako. Ik heb gezien dat ze daar uiteraard zeer goed en zeer waardevol werk leveren.
Toen ongeveer anderhalf jaar geleden de communicatie is vertrokken over dit traject, had ik daar wel wat vragen bij. De minister zal zich dat wel nog herinneren. Mijn punt was altijd dat we pleegzorg zouden doen voor de meest kwetsbare en de meest moeilijke groep en dat we dan ook niet in een verkorte procedure mochten voorzien, vooral in de selectie van de kandidaat-pleegouders. Ik denk en hoop ook dat dit vandaag niet gebeurt. Dat er een snelle matching is, vind ik wel een heel goed gegeven. Daar zie je echt dat het onzinnig is om een kind eerst in twee of drie instellingen of observatoria tijd te laten verliezen, alvorens het zich in een gezin zou kunnen hechten. Ik vind dat heel goed en sta daar ook achter.
Wat ik gisteren heb geleerd van de Nidos-methodiek, is dat er ook effectmetingen bijhoren. Ik ben daar zelf heel benieuwd naar. Wat is de impact op lange termijn van wat we aan het doen zijn?
Als we het hebben over deze vorm van pleegzorg moeten we nog sterker inzetten op cultuursensitieve pleegzorg. Ik denk dat het bijvoorbeeld makkelijker is wanneer een Afghaanse niet-begeleide minderjarige binnenkomt, een ander Afghaans gezin zijn hart en huis openzet voor zo’n jongere. Op die manier is al een deel van de taalbarrière weggenomen.
Minister, hoe zit het met het samenwerkingsakkoord dat Vlaanderen met het federale niveau zou afsluiten? Ik heb daar nog maar weinig over vernomen. Ik denk dat de samenwerking in de praktijk wel loopt, maar wordt er nog aan gewerkt en wat mogen we daar wanneer van verwachten? Het is misschien een beetje een vreemde opmerking, maar ik wil ze toch maken: we zitten daar ook in een situatie dat Vlaanderen een flink deel van het werk effectief doet terwijl dat niet gelijk gebeurt in de andere landsgedeelten, waardoor we in een situatie komen dat de kinderen die wij opvangen onder druk staan om uit te stromen omdat wij de meeste faciliteiten hebben en dus ook de meeste aantrekking van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen die moeten worden opgevangen. Wat is de stand van zaken van het samenwerkingsakkoord? Wanneer mogen we daar nog iets van verwachten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Als u verwijst naar het breed en groot samenwerkingsakkoord dat ooit met mevrouw De Block was onderhandeld toen die nog op de bevoegdheid van Theo Francken zat, dan kan ik u zeggen dat dit nooit is gefinaliseerd. Fedasil bepaalt nu de strategie. We zullen veel pragmatischere en concretere akkoorden maken over capaciteit en cofinanciering. We hebben dat opgenomen en voeren dat uit en eigenlijk werkt dat wel, moet ik eerlijk toegeven. We hebben goede ervaringen met de manier waarop we samenwerken. In die zin zijn we niet echt op zoek naar een groot nieuw debat. We proberen eigenlijk meer pragmatiek aan de dag te leggen.
Ik ga ervan uit dat de evaluatie van die methodiek door de werkgroep die dit opvolgt, zal worden opgenomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.