Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het sluiten van contracten met een zorgaanbieder
Vraag om uitleg over de aanhoudende problemen bij de invoering van de persoonsvolgende financiering (PVF)
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, sinds 1 januari heeft elke volwassen persoon met een handicap een persoonsvolgend budget. De invoering ervan is een enorme omwenteling, zowel voor personen met een handicap als voor de voorzieningen waar die mensen verblijven. Er heerst hierover toch wat onzekerheid bij voorzieningen. De vzw Onafhankelijk Leven meldt dat een kleine groep voorzieningen vreest dat men middelen zal verliezen en personen met een persoonsvolgend budget meer zullen moeten betalen voor woon- en leefkosten – misschien zelfs dubbel zoveel voor de opvang in kortverblijf.
Op eerdere vragen antwoordde u dat u de prijszetting door voorzieningen niet monitort. Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Hebt u informatie over prijsstijgingen in voorzieningen? Worden die prijsstijgingen onderzocht? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo niet, waarom niet ?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, tijdens de commissiebijeenkomst van 14 februari heb ik deze vraag reeds gesteld, toen het over de contracten ging. Ik heb toen de vraag gesteld hoe de voorzieningen kunnen doorgaan met het opstellen van contracten na de invoering van de persoonsvolgende financiering. In principe moeten die tegen eind maart zijn opgemaakt. U hebt toen niet echt mijn vraag beantwoord. Ondertussen gaan er geruchten dat het afsluiten van de contracten tot de zomer zou worden uitgesteld. Er wordt zelfs gesteld dat de deadline zou worden verplaatst naar 31 december 2017. Vooral voor de mensen die willen overschakelen, kan dit een probleem zijn. Het is ook moeilijk om een contract op te zeggen als dat er niet is. In principe zouden de mensen vrij moeten zijn hun zorgcontract elders af te sluiten, maar dat is in deze omstandigheden volgens mij niet evident.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Wordt de deadline voor het afsluiten van de contracten verlengd? Tot wanneer? Hoe zal dit aan de mensen en de voorzieningen worden meegedeeld? Kunt u bevestigen dat iedereen die wacht op een aangeboden contract, zijn huidige zorgovereenkomst kan opzeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van maximum drie maanden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de vragen maken duidelijk dat, ondanks eerdere besprekingen hier en ondanks een aantal engagementen, er op het terrein vragen blijven leven. Het zijn vragen die aanleiding geven tot ongerustheid, en dat leidt op zijn beurt tot ongerustheid bij ons over het draagvlak. Veel signalen leren ons dat er zich op dat vlak problemen voordoen. Onze vragen hebben tot doel om verbetervoorstellen te verwoorden en u de kans te bieden om duidelijkheid te creëren, zodat we aan de noden van zoveel mogelijk mensen op een correcte manier kunnen tegemoetkomen.
Ik heb er een viertal, minister. Ik geef eerst een inleiding en stel dan mijn vragen.
Er is een vraag over het systeem van de voucher. In dat geval vergoedt het VAPH eigenlijk rechtstreeks de diensten aan de voorziening. Dat is een afweging die de mensen moeten en kunnen maken. Dat is uitdrukkelijk zo ingeschreven in het decreet Persoonsvolgende Financiering voor de mensen die liever niet de administratieve last hebben om zelf het beheer van het toegewezen budget te doen. Zo’n voucher kan dan als een voordeel worden ervaren, omdat deze administratief luw is voor de gebruiker. Dat betekent uiteraard wel dat het budget wat minder flexibel kan worden ingezet dan wanneer men zelf alle keuzemogelijkheden zou beheren. Het is belangrijk om aan te stippen dat van bij het begin van de uitbouw en de blauwdruk zelfs van de persoonsvolgende financiering er steeds uitdrukkelijk is verwezen naar de mogelijkheid om die beide systemen te combineren.
Nu blijkt er toch wel een probleem te zijn met die administratief luwe figuur, dat de keuzevrijheid en mobiliteit waar mevrouw van der Vloet het ook over gehad heeft, zou kunnen gaan hypothekeren. We ontvangen signalen dat iemand die op dag X – ik kies de datum van de invoering van de persoonsvolgende financiering, 1 januari 2017 – geen beroep deed op een VAPH-aanbieder, maar op 2 januari wel, en dan zijn voucher automatisch wil herwaarderen of uitschrijven via de ICT-platformen van het VAPH, onmiddellijk acht punten ‘betaalt’ voor het uitschrijven en herwaarderen van de voucher. De administratieve handeling wordt aangerekend. Ik kom er nog op terug, maar ik vraag me af in welke mate dit billijk is, in welke mate dit mobiliteit in de weg staat, dan wel faciliteert, terwijl er op dat moment zorggewijs geen enkele dienstverlening heeft plaatsgevonden. Dat een gebruiker een deel van zijn voucher verliest, zonder gebruik te maken van een dienstverlening waar de punten voor dienen, lijkt me een probleem.
Bij de budgethouders die kiezen voor een cashovereenkomst stort het VAPH het budget rechtstreeks aan de gebruiker op een aparte rekening. Daar zijn afspraken rond gemaakt. Uiteraard moet dit bedrag worden besteed aan de ondersteuning die op dat moment door de gebruikers zelf wordt georganiseerd: een assistent aanwerven, gebruikmaken van een voorziening, rechtstreeks toegankelijke hulp, dienstencheques enzovoort. Dat systeem geeft het meest vrijheid en flexibiliteit, maar het legt uiteraard ook administratieve verantwoordelijkheid bij de gebruiker of degene die het budget van die gebruiker beheert. Dat betekent dat dit in essentie zelf wordt bijgehouden. Het VAPH liet de mensen die kozen voor het cashsysteem weten dat de ingediende kosten van de gebruiker binnen de drie dagen zouden worden verwerkt. We krijgen signalen dat dit niet gebeurd is. De mensen vragen ons letterlijk: wanneer krijgen we ons geld? Het gaat over behoorlijk wat geld natuurlijk, in sommige gevallen. Nu blijkt dat na tien dagen nog altijd geen verwerking heeft plaatsgevonden. We hebben in het verleden – ik hoop dat we daar niet naar teruggaan – resoluties moeten maken over achterstallige betalingen, dat was toen aan voorzieningen. Het spreekt voor zich dat dit wat invloed heeft op de keuze van de mensen voor dit of gene systeem, als ze rekening moeten houden met vertraging.
Ik heb het over aanhoudende problemen bij de invulling van de persoonsgebonden financiering. Wij ervaren het als een aanhoudend probleem dat er bij de PAB’s voor minderjarigen geen invoering is van de persoonsvolgende financiering. Ook hier krijgen we signalen dat er een probleem is. Tijdens de vorige commissievergadering gaf u aan dat er op korte termijn voor minderjarigen een bijkomend budget is van 7,8 miljoen euro voor 2017. Als we uitgaan van gemiddelden, zouden daarmee 200 à 220 mensen met een PAB kunnen worden geholpen.
Natuurlijk zegt dat weinig over de organisatie op het terrein. Een van de echo’s die ik hoor, is dat de regionale spreiding die vroeger bij het uitbreidingsbeleid werd gehanteerd, vandaag minder zou worden toegepast. We hebben al herhaaldelijk gezegd dat die 220 budgetten verre van toereikend zijn om de wachtlijst voor een PAB op te lossen. Dit zou misschien alleen maar de stijging ondervangen. Dat leidt ertoe dat er nog iets is dat bij mijn weten niet of nauwelijks wordt bijgehouden: de wachttijden. Die kunnen voor mensen die uit de boot vallen gevoelig oplopen.
We hebben notie genomen van de berichtgeving waaruit blijkt dat in het Antwerpse vandaag twintig kinderen of minderjarigen thuiszitten zonder enige hulp. Zij zijn blijkbaar uit de boot gevallen bij de toekenning van het PAB. Dat roept vragen op over de manier van werken. Hoe wordt het verdeeld? Welke motivatie wordt daar aangehouden? Ik heb vernomen dat de motivatie die wordt gegeven nogal karig is: er is onvoldoende budget, alstublieft. Dat nodigt niet uit om het debat aan te gaan en te vragen of de verdeling op een billijke manier is gebeurd, nog los van het feit dat men moeilijk kan uitleggen dat een kind dat thuis zit met vrij zware aandoeningen, beperkingen of een handicap voor 100 procent terugvalt op mantelzorg en bijvoorbeeld ook geen school kan lopen. Men moet mij eens uitleggen hoe men tot zo’n beslissing kan komen.
We zijn zelf wat beginnen rond te bellen. In het Antwerpse zouden er 60 PAB’s zijn toegekend op 230 aanvragen, wat onze eerste opmerkingen over het aandikken van de wachtlijsten onderschrijft, ook voor Limburg zou men gelijkaardige cijfers hebben.
Ik stel me ook vragen over de exacte rol van de Regionale Prioriteitencommissie (RPC) in dezen, en de adviezen die door jeugdhulpregisseurs worden gegeven. Zowel de cijfers als de individuele gevallen – daar gaan we het hier nu niet over hebben, de som van de individuele gevallen maakt natuurlijk wel de problematiek uit– leiden tot mijn bijkomende vraag: what’s next voor de jongeren die vandaag uit de boot vallen? Dat zijn er toch nog heel wat.
Nog een punt – en daarmee ben ik bij de vraag van mevrouw Taelman –: we hebben ook de berichtgeving over Onafhankelijk Leven gelezen, het zijn niet alleen de gebruikers maar ook voorzieningen die zich zorgen maken over eventuele nefaste gevolgen van de manier waarop de PVF is ingevoerd. Zo leeft de vrees bij voorzieningen dat ze door het verlies van middelen personen met een persoonsvolgend budget die zorg bij hen aankopen, meer zouden moeten gaan aanrekenen voor dezelfde zorg. Dat effect was toch niet bedoeld in het decreet? Heel concreet is daar naar voren geschoven dat de kosten voor kortopvang zouden stijgen, terwijl die kortopvang heel vaak zuurstof biedt aan mantelzorgers om even verlost te zijn van hun taak of om te schakelen in het aanbod. Stijgende kosten zijn uiteraard geen stimulans om daar gebruik van te maken. Dit legt expliciet de druk op dat netwerk.
Er zou blijkbaar ook een stijging kunnen zijn van de woonzorgkosten. De transitie die we kamerbreed steunen, is hiermee niet gediend, als dat klopt. Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Taelman ter zake.
Minister, bent u op de hoogte van de aangekaarte problematiek bij het uitschrijven en herwaarderen van de voucher? Klopt het dat er acht punten van het budget worden opgeëist voor het gebruik van de automatische ICT-faciliteiten? Acht u dit billijk? Welke initiatieven zult u nemen om te voorkomen dat punten – en dus zorg – op deze manier verloren gaan?
Bent u op de hoogte van de aangekaarte problematiek bij het verwerken van de ingediende kosten bij gebruikers van het cashsysteem? Van hoeveel meldingen is er sprake in die zin? Kunt u de gebruikers garanderen dat in de toekomst deze late betalingen geen invloed zullen hebben op hun verlening van zorg? Dat is natuurlijk waar de mensen op zitten te wachten.
Graag een stand van zaken van het uitbreidingsbeleid van de PAB’s voor minderjarigen, minister. Kunt u toelichten hoeveel PAB’s er zijn toegekend aan minderjarigen en of deze beslissingen ook effectief al zijn overgemaakt? Kunt u hier meer duiding geven bij de werkwijze inzake de verdeling van de PAB’s? Ik doel dan op de RPC’s, de rol van adviezen van jeugdhulpregisseurs, motivatie en dergelijke. Hoe motiveert u de gevolgde aanpak?
Bent u op de hoogte van de vrees van voorzieningen dat de invoering van de PVF een invloed zal hebben op de kosten voor kortverblijf en de woon- en leefkosten? Zo ja, welke maatregelen zult u nemen om deze vorm van kostentoename ter vermijden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, doordat het geen opdracht van het VAPH is om de prijzen te monitoren, en voorzieningen niet verplicht zijn dit te melden aan het VAPH, is het moeilijk om te achterhalen of dit een uitzonderlijke situatie is, dan wel dat dit een meer verspreid probleem is.
Als het gaat om een stijging in woon- en leefkosten, dan moet ik erop wijzen dat het systeem van woon- en leefkosten maar zal kunnen worden doorgevoerd indien er een positief advies is van de gebruikersraad. Op deze voorwaarde zal de Zorginspectie toezicht houden. Voorzieningen krijgen ook nog tot 2020 om deze omslag te maken. Tot nog toe is er binnen de sector geen eensgezindheid over het feit of er verder zal worden gewerkt met richtprijzen voor woon- en leefkosten.
Wat de zorg betreft, hebben we bij besluit beslist om voorlopig geen herverdeling door te voeren. Ondertussen werkt de taskforce aan een voorstel tot verevening tussen voorzieningen. Alle voorzieningen kregen begin 2017 evenveel personele middelen als in 2016. Ik blijf ervan uitgaan dat de vergunde zorgaanbieders hier moeten zorgen voor continuïteit. Hoe dan ook zal vanuit het VAPH nogmaals een duidelijke communicatie worden gevoerd om de aanbieders erop te wijzen dat er zorgcontinuïteit moet en kan worden geboden.
Er is bij de administratie één geval bekend waar er door briefwisseling van gebruikers aanduidingen van prijsstijgingen voor het zorgaanbod zijn, en de betrokken voorziening is uitgenodigd door het VAPH om na te gaan wat er zich precies voorgedaan heeft. Naar aanleiding van uw vragen en de geruchten die we horen, bevragen we de koepels om na te gaan of dit bij hun leden aan de orde is, teneinde een breder zicht te krijgen op deze situatie, en desnoods in dat geval in overleg met de vermelde of gesignaleerde voorzieningen.
Het is een gegeven dat er nog een aantal correcties moeten worden doorgevoerd binnen de transitie. Er is een consensus tussen alle stakeholders dat we het best de datum waarop de contracten moeten zijn afgesloten, verlengen, en wel tot ten laatste 31 december 2017. Dit zal binnen de kortst mogelijke tijd in een besluit komen, en uiteraard moet het VAPH dat ook communiceren zodra dat mogelijk is.
We zullen – dat kan ik wel bevestigen – dit op korte termijn kenbaar maken aan alle vergunde zorgaanbieders, zowel via een rondschrijven als via informatiesessies voor zorgaanbieders die nog deze maand gepland zijn. Verder gaan we alle kanalen aanspreken: de eigen publicaties, de website van het VAPH, de communicatie via bijstandsorganisaties, communicatie via gebruikersorganisaties enzovoort om dit kenbaar te maken aan de gebruikers. Aan de vergunde zorgaanbieders zal worden gevraagd dit eveneens op de gebruikersraad te agenderen.
De hierboven geschetste maatregel kan uiteraard niet als gevolg hebben dat de keuzevrijheid wordt opgeheven. De maatregel zal dan ook maar gelden voor die personen die hun huidige zorg willen continueren. Voor personen die een grondige wijziging van hun overeenkomst wensen, die willen overstappen naar een andere zorgaanbieder of naar zelforganisatie, moet de bestaande overeenkomst kunnen worden stopgezet met een maximum opzegperiode van drie maanden. Strikt reglementair kan en mag een opzegperiode langer duren, maar er kan maximaal drie maanden verbrekingsvergoeding worden gevraagd. Daarnaast moet het mogelijk zijn dat gebruikers in onderhandeling gaan, zonder dat ze eerst hun overeenkomst moeten opzeggen. Zo kunnen ze beslissen nadat er een gedegen afweging gemaakt is omtrent al dan niet veranderen.
De invoering van de persoonsvolgende financiering is een gigantische operatie, een nooit geziene omwenteling in de sector. Desondanks zijn we er toch in geslaagd om de trein te starten. En inderdaad, er is en zal nog nood aan bijsturing blijven.
Mijnheer Van Malderen, we hebben heel het VAPH overhoop gehaald om te weten waar uw vraag over de acht punten vandaan komt. We begrijpen uw vraag niet. Volgens gegevens die mij werden bezorgd door het VAPH is er geen problematiek kenbaar bij het registreren van vouchers in de ICT-systemen waarbij acht punten worden opgeëist voor het gebruik van deze ICT-faciliteiten. Indien vouchers worden geherwaardeerd, dan is dit door onderlinge overeenkomst tussen budgethouder en voorziening.
Ik kan het alleen maar suggereren, want u zult dit ook wel niet uit uw duim zuigen, ik kan alleen maar vragen om mij die case concreet te bezorgen. Dan kan ik in concreto bekijken wat er aan de orde is. Ik kan alleen maar aangeven dat we het VAPH om een verklaring hebben gevraagd, en men kan het ons niet zeggen.
Door de invoering van de persoonsvolgende financiering zijn nagenoeg alle bedrijfsprocessen van het VAPH hertekend. Dit betekent ook dat bestaande ICT-applicaties werden aangepast en dat er tevens nieuwe ICT-applicaties werden ontwikkeld ter automatisering van de nieuwe bedrijfsprocessen. Dit is verwezenlijkt in sneltempo. De applicaties worden door het VAPH natuurlijk nog permanent geüpdatet, dat is normaal. Om de drie weken worden verbeterde versies in productie gesteld. In het kader van de invoering van de persoonsvolgende financiering werd onder andere de internettoepassing voor gebruikers, MijnVAPH, grondig vernieuwd.
Voor personen die met het cashsysteem werken en hun onkosten indienen via MijnVAPH verloopt de terugbetaling automatisch, dit wil zeggen dat de onkosten niet meer worden behandeld door een dossierbeheerder. De terugbetaling kan één tot enkele dagen duren. Onkosten die worden ingediend per e-mail of via de post moeten door dossierbeheerders worden verwerkt. De onkosten moeten dan manueel worden ingevoerd in de ICT-systemen van het VAPH. Hierna gebeurt de verwerking verder automatisch. Deze werkwijzen zijn aanzienlijk sneller dan bij de behandeling van onkosten voor het PAB waar de termijn maximum dertig kalenderdagen is.
Het VAPH heeft gecommuniceerd over snelle terugbetalingstermijnen voor onkosten die werden gemaakt in het kader van persoonsvolgende budgetten. Het heeft steeds ook gemeld dat er differentiatie is in terugbetalingstermijnen naargelang de wijze waarop de onkosten worden ingediend.
Kortom, het kan zijn dat sommige terugbetalingen een termijn van tien dagen of iets meer hebben gevergd. Dit kan te wijten zijn aan onvolmaaktheden in de nieuwe ICT-systemen, die ondertussen zijn opgelost. Dit kan ook te wijten zijn aan de wijze van indiening van de onkosten. In ieder geval ben ik van mening dat de kortere terugbetalingstermijnen geen invloed kunnen hebben op de verlening van zorg.
Eind november 2016 – dat is gebeurd op vraag van deze commissie – zijn bijkomende budgetten aangekondigd voor de financiering van persoonlijke assistentiebudgetten in 2017. Voor heel Vlaanderen is voor minderjarigen heel het uitbreidingsbeleid omgezet – bij jongeren is dat een aanbodgefinancierd systeem – in PAB’s. Het gaat over 7.852.500 euro. Nu is ook de regionale verdeling bekendgemaakt.
De intersectorale regionale prioriteitencommissies, IRPC’s, zijn gestart met de verdeling van de PAB’s, zodat ten laatste op 1 april 2017 alle toegekende PAB’s beschikbaar zijn. De besprekingen door de IRPC’s vonden of vinden plaats op volgende momenten: 17 februari in West-Vlaanderen, 22 februari in Antwerpen, 24 maart in Limburg, 24 maart in Oost-Vlaanderen en 30 maart in Vlaams-Brabant en Brussel.
In twee regio’s zijn op dit moment al PAB’s toegekend. Over de concrete aantallen zal het agentschap Jongerenwelzijn communiceren na afloop van de toekenningsronde, wanneer we zicht hebben op het volledige plaatje.
De budgetten voor PAB’s werden in 2017 verdeeld op basis van de hulpvraag en niet zoals de vorige jaren op basis van de bevolkingsaantallen, omdat we vaststellen dat de hulpvragen niet gelijk over de regio’s verdeeld zijn. De keuze om de budgetten te verdelen op basis van de spreiding van de hulpvragen, kadert in de evolutie naar een vraaggestuurde hulpverlening. We zetten de middelen in waar de vragen het grootst zijn.
De budgetten zijn als volgt verdeeld. Antwerpen 2,3 miljoen euro, Limburg 1,9 miljoen euro, Oost-Vlaanderen 1,6 miljoen euro, Vlaams-Brabant 1 miljoen euro en West-Vlaanderen 800.000 euro.
Ik zie niet meteen in waarom de prijs voor kortverblijf moet stijgen. In zoverre er een vergelijkbaar aanbod wordt gecreëerd, moet de kost niet hoger liggen dan vroeger. Wel is het een feit dat vroeger niet altijd een kostendekkende berekening werd gemaakt, maar dat bepaalde kosten op de ruimere voorziening werden afgewenteld. Ik ben bereid aan de koepelorganisaties te vragen bij welke organisaties dat gebeurde, om vervolgens te bekijken wat de oorzaken zijn.
Ook in de woon- en leefkosten zou er globaal genomen geen stijging mogen zijn, aangezien de vroegere bijdragen voor een deel mee werden aangewend voor de bekostiging van het personeel. Maar het is wel een gegeven dat via de vroegere regeling het VAPH de facto aan inkomensregulatie is gedaan. Er moet in een aantal gevallen ook werk worden gemaakt van een optimalisering van het inkomen van de gebruikers. Zo is het van belang te bekijken wat de invloed is van het domicilieadres op het inkomen. Hoe dan ook moeten we voorzichtig zijn in de omslag naar woon- en leefkosten. Daarom zal een zorgaanbieder maar naar dat systeem kunnen evolueren indien er een positief advies is van de gebruikersraad, en krijgen aanbieders tijd tot 2020 om de omslag te maken. Dat geeft ons ook nog enige tijd om eventueel toch nog bijkomende maatregelen te initiëren. U weet dat de monitoring daarvan ook op de agenda van de taskforce staat. Zij zal ook als opdracht hebben de omschakeling naar woon- en leefkosten verder uit te werken.
Voor de voorzieningen kan de omslag van de ‘eigen bijdragen’ naar woon- en leefkosten voor onzekerheid zorgen. Zij moeten van een systeem waarbij gegarandeerd een vast bedrag beschikbaar was, overstappen naar een systeem waarbij enkel de feitelijke kosten aan individuele gebruikers worden doorgerekend. Omdat voorheen uit de gebruikersbijdragen ook een stuk personeelskosten werd vergoed, zal elke voorziening, om de omschakeling te kunnen maken, moeten analyseren in hoeverre de middelen die vanuit de bijdrage naar personeel gingen, transparant en rechtvaardig kunnen worden verhaald op de woon- en leefkosten of op de zorggebonden middelen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. Met een aantal elementen uit uw antwoord ben ik toch wel tevreden. Ik denk dan aan de bevraging die u zult organiseren over de verontrustende geruchten rond een stijging van zowel kosten voor kortverblijf als woon- en leefkosten. Ook dat de kosten voor kortverblijf niet hoger zouden mogen zijn dan vroeger is positief. Hetzelfde geldt voor de mededeling dat ook de woon- en leefkosten niet zouden mogen stijgen en dat er aandacht zal worden besteed aan de optimalisatie van het inkomen.
Toen de transitie werd voorbereid en er cijfers werden opgevraagd, was het oorspronkelijk wel de bedoeling dat er ook voor de zorgkosten een correctie zou komen. Omdat de resultaten op bepaalde momenten toch heel bevreemdend waren, is dat niet doorgegaan. Ik denk dat de hele commissie en ook uzelf het erover eens zijn dat voorzieningen die vaststellen dat ze eigenlijk al jaren, om welke reden dan ook, te veel hebben gekregen en zich op een correctie voorbereiden, het verschil niet op hun gebruikers mogen afwentelen. Ze moeten de hand in eigen boezem steken en nagaan of zij niet tot een optimalisatie van hun kosten kunnen komen, als andere voorzieningen het al die jaren met minder konden doen. In elk geval moeten we absoluut vermijden dat ze het verschil op de gebruikers afschuiven.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik heb goed gehoord dat er op korte termijn een besluit komt over de verschuiving van de datum, en het is ook heel goed dat daarover heel duidelijk wordt gecommuniceerd. Nu zijn er enorm veel vragen. Belangrijk is ook dat u een oproep doet om deze contracten zo snel mogelijk effectief om te zetten. Dat is belangrijk voor de hele sector, zowel voor de personen zelf, zodat die goed weten welk contract ze hebben en wat er precies allemaal in zit, als voor de voorzieningen, zodat ze weten wie ze in de voorziening hebben en met welke vragen en budgetten. Die duidelijkheid kan ook een geruststelling bieden op het vlak van personeel en werking. Ook voor de nieuwe zorgaanbieders is het belangrijk dat de omzetting er snel komt, zodat iedereen duidelijk weet welk dagdeel hoeveel kost.
Ik ben blij te horen dat de huidige keuzevrijheid van de mensen wel degelijk moet blijven bestaan en dat de opzegtermijn van maximum drie maanden wordt gerespecteerd. Dat wil zeggen dat de mensen die grondig willen veranderen, dat binnen drie maanden kunnen doen. Daar ben ik tevreden mee.
Wel heb ik vragen in aansluiting op de uiteenzettingen van mijn collega’s.
Onder de vroegere PAB’ers waren er mensen die hun zorg in zorgvoorzieningen inkochten. Wordt ook voor deze mensen de zorgcontinuïteit gegarandeerd?
Ik heb zelf nog niet zo heel veel over het kortverblijf gehoord, en het is me een beetje onduidelijk. Is er een verschil in vergoeding tussen voor en na de invoering van de persoonsvolgende financiering? Of blijven de vergoedingen uit het VAPH gewoon hetzelfde? En waar komt dan inderdaad de prijsstijging vandaan? Ik ben ook wel tevreden te horen dat u inderdaad zult navragen waar die stijging vandaan komt.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb een hele lijst vragen. U zegt dat het geen opdracht is voor het VAPH om de kosten te monitoren. Misschien moeten we er dan toch een beetje beter naar kijken, want het risico bestaat dat we op zorg inleveren. Precies daarvoor vraagt iedereen aandacht. U verwijst een aantal keren naar het advies van de gebruikersraad. Het is daarbij wel essentieel dat mensen op een of andere manier een referentiekader hebben op basis waarvan ze hun advies formuleren. Hoe dat technisch wordt ingevuld, maakt me eigenlijk niet zoveel uit, maar we moeten mensen in staat stellen de geïnformeerde gebruiker te zijn waarvan in het decreet sprake is, zodat ze met de juiste adviezen de juiste beslissingen kunnen nemen. Ik apprecieer dat u de koepels wilt bevragen, maar ik vraag me gewoon af in hoeverre zij weten wat individuele voorzieningen doen. Er is geen meldingsplicht, en daar pleit ik ook niet voor. Ik wil u wel aanraden echt te gaan kijken op het niveau van de voorzieningen, om ervoor te zorgen dat het speelveld gelijk ligt, want volgens mij is dat nu niet het geval.
Bij grondige wijzigingen spreekt u van drie maanden opzegtermijn. Dat is helder. Betekent het dat mensen ook drie maanden als redelijke termijn voor een beslissing van hun herziening mogen beschouwen?
In het andere geval riskeren we natuurlijk dat mensen tussen wal en schip vallen en dan hebben we meer kwaad dan goed gedaan.
Het verhaal over acht punten die werden aangerekend zit ook in de sector van het effenen van het speelveld. Ik ben blij dat u zegt dat u zo’n verhaal niet hebt gevonden, maar ons is het wel degelijk aangereikt, en we bezorgen u de case. En dat zullen we blijven doen, minister, alleen zijn wij niet de Zorginspectie. Misschien moeten we proberen om ook daar de juiste strategie uit te tekenen om met de nieuwe situatie om te gaan. Het zal heel vaak in dergelijke details zitten. Er zullen geen gigantische frauduleuze contracten worden gesloten, maar af en toe zit ‘the devil in the detail’ en voor mensen maakt dat soort zaken een groot en soms storend verschil.
De uitleg over het verschil in terugbetaling tussen manueel en elektronisch snap ik. Ik vraag alleen om te blijven monitoren en oog te hebben voor het mattheuseffect. Ik zie daarin ook een rol voor de bijstandsorganisaties. Zij moeten er mee voor zorgen dat niet de zwaksten die het minste toegang hebben tot elektronische toepassingen, langer op betalingen moeten wachten. Er moet in de twee systemen op een vlotte manier kunnen worden gewerkt.
De hamvraag van de PAB dan. U zegt dat u bent afgestapt van regionale spreiding en zult werken op basis van hulpvragen. U geeft daarna een reeks cijfers over de verdeling tussen de provincies. Als commissie moeten we in dat geval toch ook de cijfers van de hulpvragen krijgen. Anders kunnen we onmogelijk oordelen of de spreiding billijk is, te meer omdat men mij vertelt dat niet alle dossiers aan de IRPC’s zijn doorgegeven. Blijkbaar bepaalt men op voorhand al wie er al dan niet kans maakt en dus al dan niet wordt meegenomen in het bepalen van de totale zorgvraag die aan de basis van de berekening ligt. Dat vind ik een heel zorgwekkend gegeven, te meer omdat ik me afvraag hoe met deze aanpak de onderlinge afstemming moet verlopen. Hoe weten we dat in Beveren een gelijkaardig dossier min of meer op dezelfde manier wordt beschouwd als in Antwerpen? Ik blijf ermee zitten dat in het Antwerpse blijkbaar zo’n twintig jongeren gewoon thuis zitten, zonder school, zonder begeleiding. Ik krijg dat zeer moeilijk gerijmd met de doelstellingen van het beleid. Ik hoop dat u zo dicht mogelijk tegen 30 maart ons de definitieve verdeling kunt geven. Ik blijf erop hameren dat de motivatie om iemand geen hulp te geven zo mogelijk nog belangrijker is dan de uitleg waarom iemand wel iets krijgt.
Bovendien moeten we ook eens nadenken welke hulp als mogelijk wordt gezien. Heel vaak is een PAB een bewuste keuze om voor een bepaald model te gaan, maar soms is die keuze ook zeer zwaar geïnspireerd door de afwezigheid van andere voorzieningen. Mensen belanden dan eigenlijk bij assistentie, heel vaak dan nog eens door een mantelzorger uitgevoerd, omdat er binnen een redelijke straal geen passend aanbod voor hun beperking aanwezig is. Redelijke voorstellen doen voor alternatieven is evengoed een taak, net zoals een degelijke motivering.
Tot zover, voorzitter, min of meer binnen de twee minuten mijn bijkomende vragen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik denk dat we op onze agenda wekelijks een uur moeten uittrekken voor de PVF, want ik vermoed dat er wekelijks vragen over zullen zijn. Ik bedoel het niet als grapje, ik denk oprecht dat we moeten kijken hoe we ermee omgaan. Er zullen effectief wekelijks vragen zijn, omdat het om zo’n ingrijpende transitie gaat. Onze rol is het die vragen in het parlement te brengen.
Ik wil ingaan op de thema’s die vandaag zijn aangebracht, wetende dat er nog zestien andere zijn. Het eerste zijn die woon- en leefkosten. Ik ben blij dat u zegt dat u het VAPH en de zorginspectie daar toch iets meer actief op gaat zetten. Ik wil het voorbeeld geven van één voorziening waar het debat nu gaande is van maatregelen die genomen worden, gewoon om te tonen hoe subtiel het soms is. Daar hebben ze, volgens de informatie die ik krijg, hun kinesist en hun dokter in opzeg gezet. Dat betekent dat de gebruikers misschien geen hogere woon- en leefkost zullen hebben, maar voortaan boven op hun dagprijs kinesist- en dokterskosten enzovoort moeten betalen.
Er zijn een aantal taken die uit de voorzieningen worden gehaald. Bijvoorbeeld het wassen en het plooien van kleren wordt voortaan een extra kost waar je dan al dan niet voor kunt kiezen, terwijl dat er vroeger in zat. Sommige voorzieningen laten nu taakjes door bewoners doen. Op zich is daar niets mis mee, maar het wordt tegelijkertijd ook doorgerekend.
Dat zijn dus allemaal subtiele of minder subtiele maatregelen die daar effectief een impact op hebben. Het is goed dat de Zorginspectie dat gaat monitoren, maar die processen zijn nu gaande en we moeten weten dat gebruikers zich ongerust maken. Ze moeten weten waar ze informatie kunnen krijgen en daar ook in begeleid worden. Ik hoor mensen zeggen: we zijn er gewoon uit gestapt, we hebben het gevoel dat we niet au sérieux worden genomen, er is bij ons een stemming geweest, het was meerderheid tegen minderheid, we hebben er een wrang gevoel bij. Anderen zeggen: we hadden niet door hoe het juist ineen zat. Oké, er is een buffer door het feit dat die gebruikersraad advies moet geven, maar de gebruikers daarin moeten ook goed begeleid en geadviseerd worden over wat dat is. Als er terechte vrees is, moeten ze dat ergens kunnen signaleren, zodat we op voorhand kunnen ingrijpen, en niet nadat een beslissing genomen is en de vaststelling is dat er een verhoogde woon- en leefkost is door een aantal maatregelen.
Ik heb u niet horen antwoorden op de vraag van de heer Van Malderen: hebt u er een zicht op hoeveel van die kinderen er momenteel zijn, die effectief zonder enige vorm van zorg of onderwijs thuis zitten? Hebt u daar een aantal van? Ik krijg die signalen ook. Ik heb die ouders zelfs aan de lijn gehad. Dat is ongelooflijk belastend. Ik ga ervan uit dat er een paar mensen zijn die mij vinden, maar hebt u er een zicht op? En hebt u een plan? Wat met deze ouders te doen als er geen PAB of een andere oplossing komt? Dit is waanzin. Dit kunnen we gewoon niet aanvaarden.
Een laatste vraag gaat over het kortverblijf. Klopt het dat mensen nog steeds tot negentig dagen respijtzorg kunnen krijgen, of is dat teruggebracht tot dertig dagen? Indien zo, wat is daar de motivatie voor?
En dan heb ik nog een allerlaatste vraag. Ik krijg het signaal uit een aantal voorzieningen. U hebt de garantie geboden dat minderjarigen die meerderjarig worden, hun budget verder krijgen. Dat is positief. Die continuïteit is een goede zaak. Een aantal jongeren die meerderjarig worden, 24-jarigen, zaten in dagopvang die niet aan Welzijn gebonden was, niet in MFC of in FAM, maar bijvoorbeeld in aan Onderwijs gebonden voorzieningen. Die moeten nu, in uw continuïteit van budget, ook dat budget meekrijgen, maar blijkbaar is daar niet in voorzien. Ik zie u fronsen, maar het is een vraag die ik krijg. Ik wil u ook de concrete voorzieningen geven vanwaar het komt. Maar er zijn dus een aantal mensen die niet in een aan Welzijn verbonden voorziening zaten, die nu wel met een persoonsgebonden budget voort moeten, maar die dat dus niet meer zullen kunnen financieren, omdat er een stuk van dat budget niet voorzien zou zijn. Hebt u daar antwoord op, op hoe het daarmee zit?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is zeker waar dat die transitie van minderjarige naar meerjarige een hele operatie is. Dat is natuurlijk een van de redenen waarom het decreet op de persoonsvolgende financiering in zijn basisopties er gekomen is, om eindelijk af te raken van dat verschrikkelijke moment dat mensen in hun minderjarige aanbodgestuurde ondersteuning zitten, dan meerderjarig worden en dan terug van voren af aan kunnen beginnen. Juist om die continuïteit waar te maken, is er aan dat concept gewerkt. Ondertussen, zowel binnen Onderwijs als binnen de gehandicaptensector, zijn die grenzen van die minderjarigheid in de praktijk natuurlijk sterk opgerekt. Er zijn jongeren van 23, 24, 25 jaar die in dat minderjarige aanbod aanwezig zijn en die we natuurlijk in de transitie nu, met de nodige zorgvuldigheid, eerst en vooral naar het persoonsvolgende financieringssysteem van de meerderjarigen moeten krijgen. Dat is de operatie die nu ook bezig is. De redenering is dat daardoor ook budget zal vrijkomen in het minderjarige aanbod, dat wat mij betreft dan een stuk georiënteerd kan worden op GES, GES+, autisme en dat soort belangrijke prioriteiten.
We hebben nu aan het VAPH gevraagd om inderdaad eens te kijken of er zich in die transitie een moeilijkheid voordoet, waarschijnlijk niet zozeer met degenen die een persoonsvolgend budget hebben, maar wellicht moet er ook gekeken worden naar de situatie van jongeren in het buitengewoon onderwijs, die nog niet in een handicapspecifieke ondersteuning zitten.
We zijn aan het kijken of er zich daar een specifiek item zou voordoen, dat er dan wellicht vroeger ook wel al op een of andere manier was, maar doordat instellingen van Onderwijs en Welzijn samenwerkten enzovoort, misschien in de praktijk minder zichtbaar was. Maar daar moet inderdaad op korte termijn gekeken worden of zich daar een nieuwsoortige uitdaging stelt, wetende natuurlijk dat de realiteit helaas is dat we inderdaad nog geen antwoord kunnen geven op alle zorgvragen. Dat is geen verontschuldiging, maar het is natuurlijk wel de ambitie met het systeem, om daar met de bijkomende middelen eindelijk een doorbraak te krijgen.
Wat het kortverblijf betreft, kan ik twee zaken zeggen. Normaal moet er in theorie niets veranderen met de prijzen. Maar als natuurlijk – en dat heb ik begrepen uit de uitleg van de administratie – in de praktijk voorzieningen een stuk van de kostprijs versleuteld hadden in andere stukken van de voorzieningen, dan zijn er waarschijnlijk intern zaken aan de orde. Wat aan ons gevraagd en gesignaleerd is, is dat er grote vrees was dat de ondersteuning van mantelzorgers van personen met een handicap die in trap twee dagopvang krijgen, dat die volgens de theorie van de persoonsvolgende financiering geen beroep meer kunnen doen op rechtstreeks toegankelijk kortverblijf. Dat is bij besluit aangepast. Dat is een besluit dat definitief is geworden. Dat probleem zou dus opgelost moeten zijn. Dat was een deel van het mozaïekbesluit dat voor de kerstvakantie op de ministerraad is besproken.
Ik kan bevestigen dat degenen die een PAB-financiering kregen onder het aanbodgestuurde systeem, op dezelfde regels van de zorgcontinuïteit kunnen rekenen. Dat is alleszins wat het VAPH ons nog eens bevestigt, ook als die PAB’ers ter beschikking gesteld zijn vanuit een voorziening. Op dat vlak is dat niet echt een probleem.
Er is ook geen probleem om aan te geven hoe het VAPH aan de verdeelsleutel van die PAB-budgetten van minderjarigen over de regels is gekomen. Ik laat mij vertellen dat je daar toch een beetje de techniek voor moet kennen om de redenering die daarin is opgebouwd, en die natuurlijk een objectieve redenering is, te kunnen begrijpen in de mechaniek waarop dat is gebeurd. En natuurlijk is dat vanuit de overweging geweest dat in een aantal regio’s manifest meer vragen waren die beantwoord moesten worden dan in andere regio’s. Men heeft daar dus een verdeelsleutel op gezet.
Mijnheer Van Malderen, we hebben het besluit om reconversie naar PAB mogelijk te maken vanuit andere vormen van aanbod in ijltempo gemaakt. Mevrouw Taelman, anderen hebben er toen sterk voor gepleit. Dat is ondertussen gebeurd. We hebben dan het uitbreidingsbeleid van 2017 exclusief voor minderjarigen exclusief op PAB gezet. In die zin denk ik dus dat we een inspanning doen, mar ik ben de eerste om toe te geven dat we daarmee wellicht niet alle vragen beantwoord zullen hebben. Het gaat over 7 miljoen euro.
Uw volgende vraag is beantwoord door de systeemwijziging die het decreet ook met zich mee moet brengen. Natuurlijk is dat nog een aanbod dat in de aanbodgestuurde logica wordt geformuleerd, maar als we ooit die stap zetten – en u kent onze intenties wat dat betreft – naar een persoonsvolgend financieringssysteem voor minderjarigen, dan is die onderverdeling in die categorieën niet meer relevant. Als je een persoonsvolgend budget hebt, dan kies je zelf welke ondersteuning daarin het meest aangewezen is. En dan zijn we voor alle leeftijden eindelijk verlost van een redenering die fundamenteel geen recht doet aan de conventie en onze engagementen om een inclusieve samenleving te realiseren.
Wat de prijzen betreft: het VAPH heeft inderdaad geen opdracht om dat te monitoren. Wij hebben bijstandsorganisaties die we financieren, die ook mensen kunnen bijstaan, ook in de raden die in de voorzieningen adviezen moeten geven daaromtrent. De leden kunnen daar zeker een beroep op doen.
Ik begrijp wel dat dat een moeilijke oefening is, maar ik moet toch nog eens herhalen dat die formule is uitgewerkt door de stakeholders, door de vertegenwoordigers, precies omdat daar een evenwicht is gezocht tussen enerzijds de noodzaak om geleidelijk aan toch naar een soort woon- en leefkost te gaan, overtuigd dat dat de intersectorale benadering enzovoort veel meer ten goede zal komen, en aan de andere kant dat dat moet gebeuren met zorgvuldigheid, geleidelijkheid – vandaar ook de termijn – en met een structurele inbouw van het behartigen van de belangen van de gebruikers, vandaar dus dat het advies van de gebruikersraad daarin is voorzien.
Ik wil graag opnieuw aan het VAPH vragen of daar nog initiatieven voor genomen moeten worden, maar bijstandsorganisaties zijn in plaats, dus ik hoop dat men op dat vlak op het terrein voldoende ondersteuning kan bieden. Overigens, waar ik aanwezig ben of naartoe kan gaan, merk ik toch dat dat ook met veel overleg en zorgvuldigheid gebeurt. Het is natuurlijk niet altijd een gemakkelijk gesprek, maar ik heb niet de indruk dat de voorzieningen daar nu echt op een heel incorrecte manier druk zouden uitoefenen. Dat is mij alleszins nog niet gemeld.
Even nog iets over Mijn VAPH en de handhavingsregels: natuurlijk wordt er met de Zorginspectie een nieuwe handhavingsbeleid uitgetekend. Men is daar uiteraard altijd mee bezig, gelet op de nieuwe realiteit. Het is een systeem waarbij je voor 30.000 mensen budgetten moet beheren en beheersen, vouchers of cash. Het is niet zo dat de Zorginspectie daar de eerste of de enige handhaver zal zijn. Dat gaat gelaagd. Elk tussenniveau heeft daar zijn eigen rol, ook de bijstandsorganisaties. In de reglementering is uitdrukkelijk gezegd dat men daar ook een stuk aandacht voor moet hebben.
Ik ben zelf eens gaan kijken naar de manier waarop die digitalisering is gerealiseerd, en ik kan alleen maar vaststellen dat dat systeem voor degenen die dat gebruiken, behoorlijk functioneert en klantvriendelijk is. Het laat toe om dat soort beheersing van budgetten ook zeer sterk te digitaliseren. Alles kan natuurlijk beter, maar het feit dat u er nog niets van gehoord hebt, doet mij veronderstellen dat het wellicht ook wel zal werken.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil nog even kort inpikken op wat collega Van den Brandt zei. Het is bijna meer dan een jaar geleden dat ik dat hier ook al aangehaald heb. Bijvoorbeeld die GO!-internaten: kinderen zijn wel op internaat, maar daarom geen VAPH-internaat. Wat gaat daarmee gebeuren? Ik heb daar nog eens een paar schriftelijke vragen over gesteld, en daar komt nog altijd als antwoord op dat daar nog niets mee gaat gebeuren. Dus vraag ik nu, minister, of er toch een actie zal worden ondernomen om die kinderen in dat GO!-internaat op een of andere manier ook die zorgcontinuïteit te bieden.
U haalde zelf aan dat de samenwerking met Onderwijs belangrijk is. U hebt tijdens de bespreking van de begroting gezegd dat u eens zou kijken naar de minderjarigen met het VAPH-ticket, maar die niet geactiveerd waren, om te kijken hoe we daar de zorgcontinuïteit toch mee kunnen nemen. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag dat ik pas gekregen heb, komt naar boven dat er helemaal geen inventaris is op het gebied van onderwijs. Nu vraag ik me toch af hoe u daar dan mee verder gaat. Hoe gaat die samenwerking Onderwijs-Welzijn toch nog gebeuren, om te kijken over hoeveel mensen het gaat met een VAPH-ticket, maar daarom geen activering? Hoe gaan we dan zien dat die mensen in de toekomst toch ook die handicapspecifieke ondersteuning kunnen krijgen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Nogmaals, minister: u stelt zich af en toe open op, als we het hebben over referentiebedragen en het bevragen van mensen. Ik wil gewoon meegeven dat er een grote ongerustheid is. De enige manier om daaraan tegemoet te komen, is om echt te luisteren en te remediëren aan vragen die mensen stellen, maar wel op een snelle en adequate manier. Snelheid is hier een factor. Er zijn genoeg signalen dat we problemen hebben en dreigen te hebben met draagvlak. De nodige snelheid is daar dus aangewezen.
Het moet mij van het hart dat ik u een aantal keer argumenten heb horen aandragen die eigenlijk de onze zijn, met name op het moment dat we het hebben over het arbitraire onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen. Wij blijven echt wel betreuren dat in heel de oefening – en we zijn u daar tegemoetgekomen door heel pragmatisch tussenvoorstellen te doen – minderjarigen buiten de scope blijven. Dat geeft aanleiding tot een aantal problemen die u vandaag aanhaalt om te zeggen: we gaan dat ooit wel oplossen. De manier waarop dit is aangepakt, had beter gekund.
Wat mij tot slot het zwaarst op de lever ligt en waar ik echt geen antwoord op heb, is het volgende. Dat is het voordeel van live streaming: ik heb hier een brief binnen van iemand die mij een kopie bezorgt van een brief die men gekregen heeft. Daarin wordt gezegd: ‘U hebt een aanvraag gedaan voor een PAB voor minderjarigen, maar wegens onvoldoende budget krijgt u dat niet.’ Dan stelt men een aantal vragen over verontrusting enzovoort. Dit gaat over een van die kinderen die vandaag gewoon thuis zitten, zonder onderwijs, zonder enige begeleiding aan huis. Dat is de realiteit.
Ik blijf daar op mijn honger zitten. Als we die brieven versturen, betekent dat dat er beslissingen zijn. Dan moeten wij als parlement die cijfers en die beslissingen ook kunnen kennen. En dan moeten we weten wat de totale vraag is, wat er toegekend is en wie – en dat is essentieel – meegenomen is in de scope. Als een deel van die dossiers zelfs niet op de IRPC komt, vraag ik mij af wat de richtlijnen zijn die daar gegeven worden. Wat weten we? Wat weten we niet? Anders gaan we nooit de tekorten kunnen inschatten, laat staan eraan tegemoetkomen.
Ik heb evenmin een antwoord gehad op de vraag hoe het zit met die kinderen die geen enkele hulp krijgen. Ik denk dat ik mij tot de voorzitter van het parlement zal richten om de beslissingen te hebben. Jongerenwelzijn zal communiceren als alles af is. Het lijkt mij dat dan het kalf verdronken is. En dan zijn we misschien op een heel onrechtvaardige manier omgesprongen met heel terechte vragen van mensen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: er moet niemand gecontacteerd worden, wij zullen u al die informatie geven. Zo simpel is het. Er is openbaarheid van bestuur. Waarom zouden we daar niet op moeten antwoorden?
Er zijn nog nooit zo veel PAB’s voor minderjarigen als nu. Ik ben de eerste om te zeggen dat ik daar heel bescheiden over moet zijn, want er zijn nog veel vragen die we inderdaad niet oplossen. Maar zeggen dat er geen mega-inspanning is gegaan in de richting van PAB voor minderjarigen, is gewoon niet correct. Het spijt mij verschrikkelijk. U denkt toch niet dat daar in de administratie iemand zit die intentioneel tracht om dat op een verkeerde manier te doen? Zo werkt dat toch niet? Men probeert dat in eer en geweten te doen, wetende dat men moet prioriteren en dat dat een heel moeilijke en delicate oefening is. En voor elke prioritering zullen er inderdaad wellicht sommige mensen zeggen dat het ook op een andere manier had gekund. Maar men heeft daar in eer en geweten naar gekeken, zoals men het trouwens in het verleden altijd heeft moeten doen. Het is ook niet dat dat nu veranderd is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik lees wat er staat. Er wordt alleen gezegd: geen budget. De afwegingen die u geeft, staan daar niet in. Dat is de communicatie die mensen krijgen. Ik vind dat ze daar recht op hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.