Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, dit is de internationale maand tegen darmkanker. Ruim de helft van de Vlamingen tussen 56 en 74 laat zich screenen op darmkanker; in Wallonië slechts 10 procent, in Nederland 72 procent, en wij scoren het slechtst, zo’n 7,5 procent van de Vlamingen.
Ongeveer 20.000 mensen krijgen elk jaar te horen dat er afwijkende waarden zijn vastgesteld en dan volgt een bijkomend onderzoek. Maar 18 procent van die mensen, of exact 3686, laat dat niet uitvoeren. Daardoor worden in Vlaanderen elk jaar 368 gevallen van darmkanker niet ontdekt en dus niet behandeld.
Darmkankerspecialist Luc Colemont vermoedt dat enkelen het zo laten omdat ze bang zijn voor het resultaat of ze zeggen dat ze geen tijd hebben voor een vervolgonderzoek of ze zien gewoon de ernst van de situatie niet in. 90 procent van hen hééft ook geen darmkanker, maar toch laten we hier een kans liggen om de ziekte tijdig te behandelen.
Elk jaar sterven er in Vlaanderen jaar tweeduizend mensen aan darmkanker. Dokter Colemont streeft ernaar om dat cijfer naar beneden te halen, want darmkanker kan genezen worden als de behandeling vroegtijdig gestart wordt.
Minister, u wilt dat in 2020 60 procent van de bevolking deelneemt aan de screening. Ik denk dat dat sneller moet. Elke dag vijf Vlamingen die bezwijken aan darmkanker, dat zijn er elke dag vijf te veel. Dokter Colemont, die verbonden is aan de vzw Stop Darmkanker, pleit ervoor om Vlamingen vanaf 50 jaar de test die bloed in de stoelgang opspoort, op te sturen.
Minister, zult u nog extra maatregelen nemen bovenop de acties in het actieplan bevolkingsonderzoeken om het aantal deelnemers aan de screening boven de 60 procent te laten stijgen? Wat zult u ondernemen om de gescreende personen, in geval van een positieve test, bewust te maken van de ernst van de situatie en het belang van een vroegtijdige behandeling?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Vooraf wil ik vermelden dat de dekkingsgraad van dikkedarmkankeropsporing voor het jaar 2015 in feite al 63,4 procent bedroeg. Van de 56 tot en met 74 jarigen nam 63,4 procent deel aan ofwel het bevolkingsonderzoek, of had een stoelgangtest of coloscopie buiten het bevolkingsonderzoek, of was uitgesloten van het bevolkingsonderzoek wegens een volledige colectomie, een volledige coloscopie of dikkedarmkanker.
Van de personen die in het programma werden uitgenodigd en een stoelgangtest kregen, stuurde 51,4 procent die test op. Om deze dekkingsgraad in strikte zin nog verder te verhogen, zullen we samen met het Centrum voor Kankeropsporing (CvKO) extra inzetten op volgende punten. Tijdens de maand maart, in het kader van de internationale maand tegen darmkanker, zullen we een gecoördineerde campagne doen via de pers en sociale media in samenwerking met de ziekenfondsen, het locoregionaal gezondheidsoverleg en -organisatie (Logo’s) en de gemeentebesturen, dit met onder andere een publireportage waarin ook het belang van een vervolgonderzoek benadrukt wordt.
We voeren een kwalitatief onderzoek uit bij de Turkse en Oost-Europese gemeenschap om de redenen van niet-deelname aan de bevolkingsonderzoeken baarmoederhalskanker en dikkedarmkanker in kaart te brengen. Aansluitend hierop ontwikkelen we nieuw sensibilisatiemateriaal voor minder bereikte subgroepen.
Via Vitalink en de Patient Health Viewer werden relevante gegevens over de individuele screening van personen uit de doelgroep ter beschikking gesteld voor de burgers in kwestie en de artsen die hen begeleiden. Het betreft informatie over onder andere de datum van de laatste uitnodiging, bij deelname het laatste laboresultaat en de datum van de volgende uitnodiging.
Ik ben het met u eens dat het zeer belangrijk is deze personen correct te informeren en te motiveren om na een afwijkend screeningsresultaat een vervolgonderzoek te ondergaan. Uiteraard blijft het nadien en uiteindelijk wel ieders vrije keuze hoe iemand omgaat met een afwijkend resultaat. Dat neemt niet weg dat we de inspanningen voortzetten om de proportie vervolgonderzoeken bij een afwijkende test verder te verhogen.
Ik geef u alvast het overzicht van de afgelopen jaren weer. In 2013 liet 80,7 procent van de deelnemers met een afwijkend resultaat een vervolgonderzoek uitvoeren, in 2014 was dit 81,9 procent. Voor 2015 waren de cijfers over de vervolgonderzoeken bij publicatie van het jaarrapport 2016 nog niet volledig. De data over de vervolgonderzoeken verkrijgen we via het InterMutualistisch Agentschap en het Kankerregister. Onder andere omdat het deels over facturatiegegevens gaat die niet onmiddellijk beschikbaar zijn, duurt het een tijd vooraleer de data ter beschikking zijn. Er zijn dus wellicht meer mensen die toch een onderzoek lieten uitvoeren zonder dat dit nu al in onze databanken zichtbaar is.
Het screeningsinterval van twee jaar, en het laat ter beschikking zijn van de data over de vervolgonderzoeken, maken het moeilijk om de huisarts of de deelnemer tijdig opnieuw te contacteren om alsnog een coloscopie te laten uitvoeren. We gaan er echter van uit dat de deelnemer en zijn arts vaak het afwijkend resultaat samen bespreken en vertrouwen erop dat zij hieromtrent passend beslissen. Zo zien we toch dat van de deelnemers met een afwijkend resultaat die geen coloscopie kregen, er toch 4 procent zijn die een controle immunologische fecale occult bloedtest (iFOBT) lieten doen. Hoewel dit niet tot de standaardwerkwijze behoort, kan het zijn dat de beslissing hiertoe weloverwogen gebeurde.
Ondertussen doen we een kwalitatief onderzoek via telefonische interviews om motieven in kaart te brengen van het niet laten uitvoeren van een volledige coloscopie naar aanleiding van een afwijkende test. Daarnaast voerden we eind 2016 een online enquête uit bij deelnemers, waarin ook wordt gevraagd waarom er geen coloscopie werd uitgevoerd. De analyse hiervan gebeurt dit jaar. We onderzoeken ook de socio-economische gradiënt in het vervolgonderzoek na een afwijkende stoelgangtest uit het bevolkingsonderzoek. Dit gebeurt met behulp van een koppeling van data uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid.
Met deze initiatieven krijgen we een beter zicht op de groep personen die geen vervolgonderzoek laat uitvoeren en hun redenen hiervoor en kunnen we onze communicatie gericht aanpassen. Ondertussen zullen we ook vanaf dit jaar de deelnemers met afwijkend resultaat die nog geen follow-up hebben laten doen 24 maanden na het laatste laboresultaat, via een aangepaste brief sensibiliseren om alsnog een coloscopie te laten uitvoeren. In overleg met de federale overheid, de andere gemeenschappen en gewesten en de beroepsgroep willen we ook komen tot een coloscopieregister. Dat is belangrijk om de kwaliteit van het bevolkingsonderzoek te evalueren en zal ons ook toelaten om sneller over de data te beschikken en dus korter op de bal te spelen. Deze actie werd opgenomen in het preventieprotocol van 21 maart 2016 tussen de federale overheid en de deelstaten.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. U zegt dat er een campagne wordt gestart. We zijn nu in de Internationale Darmkankermaand. Het is vandaag 7 maart, er is al een week voorbij. Wanneer gaat die campagne van start?
Ik heb nog een bijkomende vraag. De vervolgonderzoeken zijn dikwijls een probleem. De mensen geven een staal van hun stoelgang af, maar als er iets positiefs te zien is, dan steken ze soms hun kop in het zand. Als je weet dat het acht tot tien jaar duurt vooraleer een kleine poliep eventueel uitgroeit tot een tumor, dan moeten we alles inzetten op preventie. Je kunt zoveel leed voorkomen door geen darmkanker te krijgen.
Dokter Colemont pleit ervoor om de test, die nu vanaf 56 jaar gedaan wordt, te doen vanaf 50 jaar. Ik denk dat ik daar geen antwoord op heb gekregen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We zijn snel nog een aantal zaken aan het bevragen om u meer antwoorden te kunnen geven. Wat uw laatste vraag betreft, is het een kwestie van een budgettaire keuze en de implicatie die dat met zich meebrengt. We zijn een paar jaar geleden gestart. Laat ons eerlijk zijn: dit is een screeningsprogramma met een buitengewoon succes. We zijn nu aan het kijken of we het op een aantal kwalitatieve aspecten beter kunnen doen. De vraag naar de kwetsbare groepen is een pertinente vraag. Dat is niet typisch voor dit screeningsprogramma, maar voor vele programma’s. De evaluatie van de uitbreiding van de doelgroep zal een globale afweging zijn tussen verschillende factoren. Er worden in de commissie ook regelmatig vragen gesteld naar andere screeningsprogramma’s. Je moet op bepaalde momenten daar een aantal keuzes in maken. Die vraag is zeker niet a priori negatief te beantwoorden, maar moet gezien worden in het geheel van acties die we nu in darmkanker ondernemen en waar nu op korte termijn vooral gekeken wordt naar een aantal aspecten: het vervolgonderzoek, de niet-participatie en het coloscopieregister. Dat zijn de volgende stappen die we zouden willen zetten.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Preventie kost geld, maar beter geld steken in preventie om ziekten te voorkomen, want die kosten ook geld, die geven veel leed aan de patiënten en kosten enorm veel geld aan zorg en nazorg.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De campagne staat vandaag op YouTube. Ze zijn gestart.
Ik had vandaag graag een blauw lintje gedragen. Ik heb gekeken bij welke apotheker ik het kon krijgen. Niet veel apothekers doen mee, in mijn streek zelfs niemand. Ik heb zaterdag mijn dochter naar een apotheek in Balegem moeten sturen, maar die had geen lintjes meer. Mijn medewerker is dan in een apotheek in Ieper gaan kijken. Daar had men de lintjes nog niet gezien, want ze moeten van China komen. Ze worden dan naar een maatwerkbedrijf gebracht waar mensen met een beperking het speldje op dat lintje plaatsen. Ondertussen heb ik een antwoord gekregen: de apotheek in Ieper heeft vandaag gemeld dat ik het lintje mag komen halen. Morgen zal ik dus waarschijnlijk het lintje dragen.
Op deze positieve noot kunnen we de vraag als afgehandeld beschouwen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.