Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord
Voorzitter, minister, van vroedvrouwen en kinderartsen bereiken me signalen dat het aantal vrouwen met een toch wel ernstige sociale problematiek in de materniteiten stijgt. Dat zijn bijvoorbeeld vrouwen met een zware verslavingsproblematiek, waarvan de baby’s een pijnlijke en lange afkickperiode moeten doorstaan. Daarover heb ik hier al eerder vragen aan u mogen stellen. Het gaat echter ook over bijzonder jonge mama’s die alle mogelijke gezondheidsadviezen heel bewust volledig in de wind slaan, moeders die onze taal niet machtig zijn en waarvan men weet dat ze een zware problematiek hebben, zoals intrafamiliaal geweld, moeders die bevallen van een zoveelste kindje terwijl andere kinderen in pleeggezinnen en/of andere voorzieningen worden opgevangen. De stijging werd mij gesignaleerd door materniteiten van diverse regionale ziekenhuizen. Als dat daar dus het geval is, dan ga ik ervan uit dat het in onze grootsteden ook wel zo zal zijn.
Zoals ik daarnet al zei: het is niet de eerste keer dat ik dit thema hier onder de aandacht breng, en ik ben me er ook echt wel van bewust dat wat ik hier vraag niet evident is, namelijk dat men deze doelgroep zou detecteren, opvolgen en begeleiden. Deze vrouwen gaan niet zomaar trouw naar de dokter of gynaecoloog voor een controleonderzoek. Ze zullen veeleer zorg mijden dan zorg zoeken. Dat maakt het simpelweg heel moeilijk om hen te bereiken via de gangbare preventiekanalen. Dat betekent echter toch niet dat we deze signalen van de professionals die daar dagelijks mee worden geconfronteerd en die zich dan ook wel terecht zorgen maken, zomaar mogen negeren.
Minister, in uw antwoord op een eerdere vraag hierover in deze commissie gaf u aan dat in het kader van de gezondheidsconferentie preventieacties zouden worden geformuleerd voor diverse doelgroepen, waaronder zwangere vrouwen. Daarnaast dacht u ook aan de ontwikkeling van een screeningsinstrument specifiek voor de detectie van alcoholproblemen bij zwangere vrouwen. Ook hebt u recent het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid gelanceerd. Preventie en vroegdetectie vormen de rode draad doorheen dat plan. Ook de verslavingszorg komt aan bod.
Minister, op welke manier kunnen we zorgmijdende zwangere of pas bevallen vrouwen beter bereiken? Welke concrete acties kunt u nemen in opvolging van de Gezondheidsconferentie Preventie te behoeve van deze moeilijk bereikbare en zorgmijdende doelgroep? Zijn er binnen het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid ook kapstokken om deze doelgroep en deze problematiek in de toekomst beter te detecteren en aan te pakken? Ik besef nu net dat we bij de regeling van de werkzaamheden een datum hebben geprikt om dat actieplan te bespreken, dus als ik die vraag dan zou moeten herhalen, dan is dat geen enkel probleem.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Jans, Kind en Gezin zet sterk in op het bereiken van alle zwangere en pas bevallen ouders. Deze instelling doet dat laagdrempelig via de consultatiebureaus en huisbezoeken en zet onder andere in op preventieve gezondheidszorg bij moeder en kind en preventieve gezinsondersteuning. Er is ook de Kind en Gezin-Lijn, met nummer 078 150 100.
Dat het huidige aanbod nog beter moet aansluiten op de behoeften van gezinnen, en zeker de meest kwetsbare, is een belangrijke conclusie uit onze conferentie ‘De Toekomst is Jong’. Die extra omkadering start idealiter al in de prenatale periode. Daarom wordt er de jongste jaren al sterk ingezet op de Huizen van het Kind. Via die weg wil ik de bestaande initiatieven voor zwangere vrouwen, moeders en kinderen van 0 tot 6 jaar van ziekenfondsen, vroedvrouwen, opvoedingswinkels, inloopteams, de Gezinsbond, OCMW-diensten en CAW-diensten (centra algemeen welzijnswerk), jeugdorganisaties, kinderopvang enzovoort coherent en laagdrempelig ontsluiten, en dat op maat van de lokale noden.
Tijdens de conferentie werd tevens voorgesteld om het traject dat ouders en kinderen uit kwetsbare groepen doorlopen, te structureren in een begeleidend zorgtraject, dat past binnen de preventieve gezinsondersteuning. Dat zorgtraject moet de te verwachten acties ook op een digitale manier beschrijven, zodat voor iedereen duidelijk is wat door wie en wanneer wordt uitgevoerd. De basis van dat zorgtraject wordt gelegd door wat we nu kennen als de pre- en perinatale richtlijnen van het kenniscentrum en de consultschema’s zoals ze worden gebruikt door Kind en Gezin en de CLB’s. De scope van het zorgtraject is echter verbreed. Niet alleen de medische opvolging, maar ook de volgende aspecten komen aan bod: geestelijk welbevinden, voorbereiding op ouderschap, ontwikkeling, gezonde voeding en beweging, roken en middelengebruik, mondgezondheidszorg, sociale steun, praktische hulp, determinanten van gezondheid, het verzekeren van rechten en ondersteuningsmogelijkheden, vrijetijdsbesteding en gezondheidsvaardigheden. We zullen dit traject ook samen met de federale overheid opstarten.
Op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg is ook de verdere uitrol van de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ belangrijk. We zoeken naar opportuniteiten in de link tussen de consult- en liaisonfunctie en de Huizen van het Kind. Complementair daaraan wordt verder ingezet op de ondersteuning bij een dreigende postpartumdepressie.
Specifiek met betrekking tot alcohol- en druggebruikende zwangere vrouwen en hun partner liepen er in de medisch-sociale opvangcentra (MSOC’s) van Vlaams-Brabant, Gent en Oostende projecten om hen beter te begeleiden binnen de gespecialiseerde hulpverlening. Die projecten werden tot in 2014 gefinancierd door het Federaal Fonds voor de bestrijding van Verslavingen. Vanaf 2015 heeft Vlaanderen die activiteiten overgenomen, in het kader van de staatshervorming. Qua methodiek zijn er tussen de projecten verschillen qua accenten. Het ene legt meer de nadruk op casemanagement, het andere meer op individuele ondersteuning en thuiszorg. Het hoofddoel is evenwel steeds het intensiever begeleiden tijdens de zwangerschap en bij de opvoeding van alcohol- en druggebruikende ouders en aanstaande ouders.
Het natraject van de Gezondheidsconferentie Preventie wordt op dit moment volop uitgewerkt. In het strategisch plan dat werd toegelicht op de conferentie, werd het principe van het settinggericht werken uiteengezet. Op die manier trachten we het preventief gezondheidsbeleid inzake de thema’s tabak, alcohol, drugs, voeding, beweging en sedentair gedrag meer ingang te doen vinden in de diverse levensdomeinen en dit meer op de implementatie te richten.
Binnen de gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ wordt zowel binnen de subdoelstelling ‘Gezondheid in eigen handen’ en de subdoelstelling ‘Gezin bron van gezondheid’ als de subdoelstelling ‘Meer gezondheid in de zorg’ verwezen naar opvoedingsondersteuning voor ouders en de doelgroep van de zwangere vrouwen.
We willen zwangere vrouwen rechtstreeks bereiken door hen te informeren en te sensibiliseren op het vlak van een gezonde levensstijl en hun laagdrempelige methodieken aan te bieden om hen te helpen gezond te leven en gezonde keuzes te maken. We richten ons eveneens op gezinnen, toekomstige ouders en kinderopvang. Voorbeelden van acties zijn de websites www.gezondzwangerworden.be en www.gezondopvoeden.be, de methodiek ‘Gezonde kinderdagverblijven’, actieve kinderopvang, de methodiek ‘Binnen roken is nooit oké’, vroegdetectie en vroeginterventie in de eerste lijn via diverse preventiemethodieken voor huisartsen, vroegdetectie en vroeginterventie, met inbegrip van leefstijlverbetering, in de eerste lijn via de methodiek me-ASSIST (modified electronic – Alcohol, Smoking and Substance Involvement Screening Test) voor artsen en welzijnswerkers enzovoort. Meer informatie daarover is te vinden in het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ op de website van Zorg en Gezondheid.
Het snel en tijdig detecteren van de eerste voorboden van een mogelijke psychische of psychiatrische problematiek bij peuters, kinderen, jongeren en jongvolwassenen is ontzettend belangrijk, evenals het laagdrempelig en kortdurend interveniëren, zelfs als er geen hulpvraag is. Ongeveer 50 procent van de psychische stoornissen bij volwassenen ontstaat immers voor de leeftijd van 14 jaar. Daarom voorzien we in een bijkomende financiering voor de realisatie van een programma vroegdetectie en -interventie voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen met de eerste voorboden van een mogelijke psychische of psychiatrische problematiek.
Er gaat bijzondere aandacht naar bepaalde problematieken zoals psychose, suïcide, eetstoornissen en verslaving, wat zich binnen het programma zal vertalen in specifieke acties en interventies. We vinden het daarbij belangrijk om een focus te hebben op kwetsbare groepen en mensen met een verhoogde kwetsbaarheid, zoals kinderen van ouders met psychische of afhankelijkheidsproblemen. We hopen met dit programma dus ook zeer jonge kinderen, die opgroeien in een gezin waar een of beide ouders kampen met een psychisch of afhankelijkheidsprobleem, sneller te detecteren en vroegtijdig gepaste interventies aan te bieden. Dit programma zal en moet intersectoraal uitgevoerd worden.
De actoren op de eerste lijn, zowel binnen gezondheidszorg als binnen welzijn, opereren in de dichte leefomgeving van mensen en zijn het best geplaatst om signalen van mogelijke psychische problemen vroegtijdig op te vangen en gepast te interveniëren. De intersectorale netwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg en huisartsen, diensten pediatrie, consultatiebureaus voor het jonge kind, Huizen van het Kind, preventieve gezondheidszorg in onderwijs, voorzieningen binnen jeugdhulp, centra voor algemeen welzijnswerk, enzovoort, is dus cruciaal. Deze intersectorale werking wordt ingepast binnen de netwerken geestelijke gezondheid van kinderen, jongeren en volwassenen waarbinnen een verdere verfijning van doelstellingen, werkwijze en methodieken, wetenschappelijke onderbouw en positionering gebeurt.
Ook de diensten materniteit kunnen signalen detecteren en hebben vandaag al kanalen ter beschikking om die signalen door te geven. Denk maar aan diensten binnen Kind en Gezin.
Het programma vroegdetectie en -interventie zal een extra en zichtbare werking zijn binnen een regionaal netwerk voor geestelijke gezondheid.
De heer Persyn heeft het woord.
Mevrouw Jans, dank u voor uw vraag. Het is een pertinente vraag, die licht werpt op een grote, kwetsbare groep. Wij hebben die groep ook opgenomen in onze resolutie ter verbetering van de postnatale zorg. Minister, het verwondert mij een beetje dat u daar niet naar hebt verwezen. Er wordt heel vaak aan die groep voorbijgegaan. Ik herinner aan ons recente werkbezoek met de commissie aan de buurtwerking van vzw De Sloep in Gent. Daar werden wij met een dergelijke problematiek geconfronteerd.
Ik pleit dus opnieuw, net zoals met die resolutie, voor perinatale netwerken. Het was initieel in mijn voorstel geformuleerd dat we daarbij al heel vroeg tijdens de zwangerschap een huisbezoek zouden kunnen doen – en ik laat in het midden wie dat dan moet doen – waarbij we heel snel na de diagnose van de zwangerschap in situ de stand van zaken opmaken. We weten dat er heel vaak reticentie is, dat de mensen zich verzetten tegen een dergelijk huisbezoek, net omdat ze zich in een heel complexe problematiek bevinden. Dan zullen we tenminste tijdens de vijf of zes maanden die ons nog resten tot de bevalling een keer de temperatuur kunnen meten. Ik bedoel dat figuurlijk, maar vaak moet het ook letterlijk, want vaak is de behuizing slecht en staat er schimmel op de muren en zijn de omstandigheden waarin de mensen leven, erbarmelijk. We moeten die draad opnemen, om dan met de ervaringen die u hebt geschetst, minister, en met de inzet van vele gezondheidswerkers en mensen die in het welzijnswerk zitten, te proberen de grootste ellende te vermijden.
Ik heb hier veel gehoord over jonge kinderen na de bevalling. Maar als je wacht tot de bevalling, is er al veel kostbare tijd verloren.
De lering is dat de mensen die zich al of niet gewild onttrekken aan zorgomkadering, net diegenen zijn die op het moment van de bevalling en in de voor moeder en kind heel cruciale periode nadien heel weinig health literacy hebben en heel moeilijk de weg vinden naar goede zorg en naar wenselijk of gewenst gezondheidsgedrag.
Dit is dus een pleidooi om onze raadgevingen en nog niet zo oude richtlijnen zeker mee in ogenschouw te nemen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Gynaecologen geven al een tijdje aan dat jonge zwangere vrouwen vaak wat losjes omgaan met schadelijke producten: alcohol, roken en drugs. Vaak slaan ze de gegeven waarschuwingen in de wind. Bij die groep is er zeker nood aan een nieuwe bewustwordingscampagne over de gevolgen van hun gedrag voor de gezondheid van hun kind.
We hebben het in de commissie al gehad over vrouwen die steeds opnieuw zwanger worden en die gaan bevallen en die al kinderen hebben die in de bijzondere jeugdzorg zitten. Het enige wat je kunt doen, is met die mensen praten. We hebben al het debat gehad over het opleggen van anticonceptie. Dat is een moeilijk thema. Dat debat is nog niet helemaal gevoerd. De essentiële vraag blijft wat de grens is tussen de eigen vrijheid en de schade die je aanricht aan derden, hier het kind. Welke rol kan de maatschappij daarin spelen?
Mevrouw Jans, enerzijds moeten we met de boodschap de vrouwen bereiken in de groepen die u noemt. Anderzijds moeten we tot hen doordringen en hun gedrag wijzigen. We zien vaak bij vrouwen dat je hen wel bereikt, maar dat ze er totaal geen aandacht aan besteden en hun gedrag niet aanpassen.
Bij mensen met een lagere socio-economische status zien we sowieso dat ze makkelijker hun gezondheid verwaarlozen, omdat gezondheid voor hen niet prioritair is.
Dan wil ik nog een kleine kanttekening maken. We mogen niet vervallen in het idee dat het gebruik van alcohol, drugs en tabak enkel bij een groep met lage socio-economische status voorkomt. Zeker alcohol wordt door de verschillende lagen van de bevolking gebruikt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In het zorgtraject dat wordt ontwikkeld, worden een snelle consultatie en een snel bezoek mee opgenomen. Het unieke van dat traject – als we het rond krijgen, want daarvoor hebben we natuurlijk ook de medewerking nodig van het RIZIV en de zorgverstrekkers die prestaties leveren die door het RIZIV worden gefinancierd – is dat we de dimensie welzijn en de sociale kant van het verhaal kunnen combineren met de medische component. Als we er eindelijk in slagen dat te ontwikkelen, dan zorgen we voor een belangrijke innovatie in onze manier van aanpakken en geven we een nieuw antwoord op de vraag van mevrouw Jans en de bedenkingen die daarna nog zijn geuit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.