Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Met enige schroom kom ik in deze commissie, minister, waarvan ik de geplogenheden niet zo goed ken. Mijn vraag gaat over de participatie aan het deeltijds kunstonderwijs en de eventuele relatie daarvan met het inschrijvingsgeld.
Uit recente gesprekken bleek hoe belangrijk cultuureducatie is. De toegankelijkheid van het deeltijds kunstonderwijs, dko, is voor mij van heel groot belang. Zoals u weet, baarde de verhoging van de inschrijvingsgelden van vorig academiejaar mij flink wat zorgen. Voor volwassenen ging het inschrijvingstarief toen met 50 procent de hoogte in, van 200 naar 300 euro. In het verleden is er nog eens een sprong geweest, en het is de moeite waard daarvan de effecten te bekijken.
Via een schriftelijke vraag heb ik cijfers opgevraagd om te kijken of de aanpassing van het inschrijvingsgeld een effect heeft op het aantal leerlingen. Op het eerste gezicht lijkt dat vrij beperkt te zijn, maar toch valt niet te ontkennen dat er gevolgen zijn. Vooral voor volwassen leerlingen is er een belangrijk effect, met een daling van 3,5 procent voor de volwassenen die in de tarieven 1 en 2 zitten. De daling is het grootst bij volwassenen in tarief 1. Jongvolwassen leerlingen zijn in een andere categorie terechtgekomen, namelijk tarief 2. Daardoor lijkt het om een daling met maar 3,5 procent te gaan. Halen we de jongvolwassenen eruit, dan komen we op een daling van 7 procent uit en voor dans zelfs van 15 procent. Er zijn 1600 volwassen leerlingen minder dan het jaar voordien. Dat is niet niets. We zien ook een opmerkelijke daling van het aantal leerlingen dat onder het nultarief valt. Dat kan ik zelf ook niet verklaren of duiden.
Ik heb een tweede schriftelijke vraag gesteld, omdat we op zoek waren naar de effecten van de inschrijvingsgelden. De tarieven die op de website van het departement Onderwijs staan, blijken echter niet altijd overeen te komen met de tarieven die lokaal effectief worden gehanteerd. Zoals u weet, gaat het in het dko meestal om gemeentelijke, stedelijke initiatieven. U kon niet antwoorden op mijn vraag, minister, omdat de gemeenten blijkbaar bijkomende kosten, voor administratie of materiaal, mogen aanrekenen, buiten de prijzen die door de Vlaamse overheid worden vastgelegd.
Omdat u er blijkbaar geen zicht op hebt, ben ik dan zelf maar eens aan het googelen geslagen en zocht ik lukraak naar de gehanteerde tarieven van academies van overal te lande. Het beeld is opmerkelijk en diffuus. Waar de normale inschrijvingsprijs voor volwassenen 300 euro is, zijn er steden die tot 490 euro vragen, maar er zijn er ook die 300 of 301 euro vragen. Sommige academies vragen dus geen surplus, anderen vragen tot 190 euro extra. Dat geldt ook voor jongeren en voor kinderen, waardoor het toepasselijke tarief bijna verdubbelt. Het is dus moeilijk om de relatie te leggen. We zouden per schoolonderzoek moeten bekijken wat het effect is. Ik weet niet of deze diversiteit in Vlaanderen wel zo interessant is. Sommige stedelijke academies vragen een hoger inschrijvingsgeld voor niet-inwoners, wat bizar is, want academies bedienen ook een publiek uit omliggende gemeenten waar geen academie is. Bovendien wordt 99 procent van dat dko door Vlaanderen gesubsidieerd, vermits minstens alle docenten door Vlaanderen worden betaald.
Minister, hoe reageert u op de daling van het aantal volwassenen in het dko na de tariefverhogingen? Ziet u hierin een oorzakelijk verband of vermoedt u andere oorzaken? Hoe wilt u vermijden dat de daling zich doorzet?
Hoe verklaart u de spectaculaire daling van het aantal leerlingen dat onder het nultarief valt?
Was u zich bewust van de grote verschillen in de reële kostprijs van het dko door de aanvullende inschrijvingsgelden die sommige steden en gemeenten vragen? Hoe reageert u erop?
Wordt de penetratiegraad van de diverse academies gemonitord? Zo niet, bent u dat van plan en legt u hierbij dan een link naar het inschrijvingsgeld?
Hebt u voor uzelf streefcijfers met betrekking tot het aantal Vlamingen dat u wilt bereiken met het dko?
Minister Crevits heeft het woord.
Uit de cijfers die ik u via de schriftelijke weg bezorgde, blijkt inderdaad dat het aantal volwassenen in het deeltijds kunstonderwijs met 3,3 procent of 1544 leerlingen daalde gedurende het eerste schooljaar na de verhoging van de inschrijvingsgelden. In 2014-2015 waren er 45.730 volwassenen ingeschreven in het dko, in 2015-2016 waren dat er 44.186. Er was dus wellicht bij de invoering een beperkt oorzakelijk verband tussen de verhoging van de tarieven en de daling van het aantal volwassenen.
Mijnheer Caron, nu heb ik een primeur voor u: uit de leerlingencijfers van het huidige schooljaar 2016-2017 blijkt echter dat de dalende trend zich niet doorzet. Zowel in de podiumkunsten als in de beeldende kunst stijgt het aantal volwassenen met 1,2 procent tegenover het vorige schooljaar weer naar 44.731. Dit patroon van een daling en vervolgens onmiddellijk herstel deed zich ook in het verleden voor bij prijsstijgingen.
Daarnaast wil ik nogmaals meegeven dat het een bewuste keuze was om enkel voor de volwassenen een tariefverhoging door te voeren en niet voor de minderjarigen. Ook is het zo dat we een nieuwe categorie creëerden: die van de jongvolwassenen, namelijk de 18- tot 24-jarigen. Zij betalen allemaal het verminderd volwassenentarief van 125 euro. De veralgemening van dit verminderd tarief is een belangrijke administratieve vereenvoudiging.
Ondanks de tariefverhoging op 1 september 2015 steeg het totaal aantal leerlingen in het dko. Ook dit schooljaar groeit het dko. Desalniettemin zal ik de cijfers uiteraard verder blijven opvolgen, al acht ik maatregelen voorlopig niet noodzakelijk. Daarenboven moeten we ook rekening houden met andere oorzaken van fluctuaties in de inschrijvingsaantallen. Als België het in mei goed doet op het Eurovisiesongfestival, valt bijvoorbeeld te verwachten dat ook de inschrijvingen voor muziek zullen stijgen. Dat zien we ook gebeuren in de sport.
Mijnheer Caron, wat het nultarief betreft wil ik een misvatting en een fout rechtzetten. Uw interpretatie is juist, maar ze is gebaseerd op een fout van mijn administratie. De dko-regelgeving heeft vandaag geen nultarief. Betalers van het nultarief zijn ofwel de vrije leerlingen, dat zijn de leerlingen die twee muziekinstrumenten tegelijk volgen, ofwel leerlingen die ingeschreven zijn in twee academies omdat hun opleiding gesplitst is.
Ze volgen bepaalde vakken in een academie en bepaalde in een andere. Ze betalen het inschrijvingsgeld voor hun opleiding in een academie en worden in de andere academie vrijgesteld van betaling. Er zit echter ook een softwarefout in het systeem. U kon dat niet weten, en ook ik wist dat niet tot u die vraag stelde.
De daling van het aantal leerlingen die in de categorie nultarief werden ondergebracht, is het gevolg van een softwarefout in het systeem dat het Agentschap voor Onderwijsdiensten gebruikt. Hierdoor werden een aantal leerlingen ten onrechte in de categorie nultarief ondergebracht. Ik zal de correcte cijfers ook aan het commissiesecretariaat overmaken.
Het gaat hier om een categorie leerlingen die ook thuishoort onder een van de vier andere inschrijvingscategorieën. Uiteraard mogen we geen leerlingen dubbel tellen bij het communiceren over de leerlingenaantallen. De totale cijfers zijn dus juist, maar de nulcategorie is geen relevante categorie om het succes van het dko te meten.
Mijnheer Caron, het klopt dat de reële kostprijs voor een leerling bij zijn inschrijving kan verschillen van academie tot academie. Ik ben me daarvan bewust. De Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG), die de inrichtende macht is van 91 procent van de academies, heeft geen systematische gegevens maar heeft me wel meegedeeld dat ze hierover een bevraging hebben gehouden waaruit bleek dat 48 procent van de academies een surplus vraagt. Voor jongeren vraagt men gemiddeld 7 euro extra; voor volwassenen 20 euro extra.
De redenen van de inrichtende machten om een surplus te vragen boven op het tarief dat men aan de Vlaamse overheid moet doorstorten, zijn van verschillende aard, bijvoorbeeld de huur van instrumenten of ander specifiek materiaal.
Sommige academies, schoolbesturen en gemeenten nemen ook initiatieven om bepaalde doelgroepen minder te laten betalen dan wat de regelgeving oplegt. Ik denk dan aan het Conservatorium aan Zee in Oostende, waar leerlingen die hier recht op hebben, een lager inschrijvingstarief betalen dan door de Vlaamse overheid is vastgelegd. Er zijn dus gemeenten die een surplus vragen, maar er zijn er ook die nog meer correcties doorvoeren dan de tarieven die wij hebben bepaald.
Zoals u weet, werk ik aan een hervorming van het deeltijds kunstonderwijs. Ik hoop echt om zo snel mogelijk met mijn ontwerp van decreet naar de Inspectie van Financiën te kunnen gaan. Ook de regelgeving in verband met het inschrijvingsgeld zou moeten worden geactualiseerd. Mevrouw Schryvers heeft al gesuggereerd om te voorzien in een koppeling met de verhoogde verzekeringstegemoetkoming. De bewijslast voor de personen die hier recht op hebben, is miniem. Dat kan via een code die op het klevertje van het ziekenfonds terug te vinden is en omvat de categorieën die vandaag recht hebben op het verminderd inschrijvingsgeld. Dat zou betekenen dat men een automatisering kan doen van de tarieven die moeten worden betaald. Via een aantal kleine maatregelen kunnen we dus een grote groep omvatten, wat bovendien ook een aantal praktische zaken kan oplossen.
De bedoeling is dat we op die manier iedereen een maximale kans kunnen geven om aan het dko te participeren zonder hiervoor nodeloos veel bewijsstukken aan te hoeven leveren om aan te tonen dat men recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld.
Mijn natte droom inzake de penetratiegraad is om zo veel mogelijk mensen te laten participeren aan ons dko, maar het inschrijvingsgeld is zeker niet de enige bepalende factor van de penetratiegraad van een academie maar ook bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de academie, het studieaanbod enzovoort.
Het analyseren van de penetratiegraad van de academies vind ik vooral een nuttige oefening voor de academies zelf. Wie bereiken we? Uit welke gemeenten komen onze leerlingen? Is het inschrijvingsgeld een bepalende factor? Op die manier kan een academie ook gericht haar programmatie- en schoolorganisatiebeleid voeren.
Ik ben er ook van overtuigd dat academies vandaag al die oefening maken. Wat ik wel opportuun vind om op Vlaams niveau te doen, is het monitoren van de impact van nieuwe beleidsbeslissingen en regelgeving. We gaan dat zeker doen wat onze hervorming betreft.
Het rapport ‘Amateurkunsten in beeld gebracht’ van onderzoekers van de UGent en de VUB uit 2009 stelt dat 37 procent van de bevolking een artistieke hobby in de vrije tijd beoefent, waarvan 27 procent op regelmatige basis. Een kwart van de amateurkunstenaars heeft ooit dko gevolgd, 20 procent ervan volgde een opleiding of cursus buiten het dko.
Die deelname is uiteraard een vrijwillige keuze. Het is dus niet het doel om elke Vlaming een dko-opleiding te laten volgen. Het is ook geen leerplichtonderwijs, maar ik zou het wel fijn vinden dat het dko een aspect kan zijn bij de vorming van een persoon. Ik was ook zeer sterk vragende partij om dko bij onderwijs te houden. Ik wil bijzonder graag de muren slopen tussen dko en de scholen. Dat maakt ook deel uit van de hervorming waaraan we werken.
De participatie, zeker bij bepaalde doelgroepen, kan zeker hoger dan vandaag. We stellen vast dat er ook culturele drempels zijn in de ruime zin van het woord, mobiliteitsdrempels enzovoort die ervoor kunnen zorgen dat kinderen, jongeren en volwassenen de weg naar een opleiding in het dko niet vinden. Om die weg te werken, is meer nodig dan maatregelen in verband met het inschrijvingsgeld. Drempelwegwerkende maatregelen zijn bijvoorbeeld de verlaging van de instapleeftijd voor muziek en woordkunst naar 6 jaar, en de samenwerking met het leerplichtonderwijs. In mijn eigen stad werkt men gedurende een week heel intens samen. Dat kan kinderen over de drempel helpen en ouders stimuleren om hun kind toch dko te laten volgen. Een andere maatregel is een nieuwe programmatieregelgeving die lokale schoolbesturen meer autonomie geeft om leslocaties en aanbod op te richten daar waar de nood volgens hen het hoogst is. Mijnheer Caron, daarover zullen we ongetwijfeld van gedachten wisselen als het ontwerp van decreet hier zal worden besproken in dit parlement. Ik sta erop dat dit met de huidige samenstelling van het parlement zal zijn.
Ik hoop echt dat mijn ontwerp van decreet volgende week naar de Inspectie van Financiën kan gaan en kan worden besproken binnen de Vlaamse Regering.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ben me er natuurlijk ook van bewust dat de financiële drempel voor cultuurparticipatie en andere vormen van vrije participatie niet de enige en niet de dominante factor is. Er zijn veel meer culturele dan financiële factoren die een rol spelen. Er zijn toch een aantal drempels die maken dat mensen er niet over geraken. Dat moeten we onderzoeken om op die manier een beetje inzicht te krijgen in het aantal participanten vandaag in het dko.
In the long run is er een gestage en permanente stijging geweest gedurende een kwarteeuw, zo eenvoudig is dat. Het is een democratiserend cultuurinstrument en een onderwijsinstrument tegelijkertijd. Ik hoop uit het diepste van mijn hart dat we dat in de toekomst ook kunnen blijven doen. Minister, ik hoor uit uw antwoord dat u dat ook wilt. Ik hoop dat we in de toekomst met uw nieuw decreet en met andere instrumenten de groepen die achterblijven in dat verhaal, erbij kunnen trekken. Dat is waar we moeten van dromen.
Het klinkt een beetje oneerbiedig, maar ik zeg het toch: het is zo'n typische vorm van blank middenklassenpubliek. Wij allemaal, wij zijn het modelpubliek voor het dko en wij stimuleren onze kinderen om muzische vorming te volgen en eraan te participeren. Maar op vele niveaus ontbreekt dat.
Naast participatie hoop ik ook dat de inhoud voldoende kan transformeren. Niet dat die nu slecht is, maar ik hoop dat er ook vormen van kunstonderricht bij kunnen komen die kortlopender zijn en op andere disciplines geënt zijn. Want ook dat is een typisch westers cultureel verhaal. Vandaag is Vlaanderen niet alleen meer de westerse canon, maar veel meer dan dat.
Minister, ik wil u nog een tip geven inzake verminderde tarieven en werkwijzen. Er is het systeem van de cultuurpas, dat u ongetwijfeld kent. Daarvoor worden criteria gebruikt voor kortingtarieven voor personen in de armoede. Misschien is het interessant om het systeem dat u voor ogen hebt en dat systeem naast elkaar te leggen. Het zou goed zijn dat we ook geen drie administratieve kanalen gebruiken. Ik zeg niet dat het werkt, maar het is het onderzoeken waard of we een en ander niet op elkaar kunnen afstemmen.
Dko’s zijn een onwaarschijnlijk laagdrempelig en democratisch instrument, zeker voor mensen als wij, om de muzische kennis te vergroten en ook om de goesting in kunst en cultuur aan te wakkeren. Het is een belangrijk instrument van cultuurparticipatie, waar we in Vlaanderen niet uniek, maar toch een van de betere voorbeelden zijn in de wereld. Ik hoop dat we dat krachtig instrument ook kunnen inzetten voor die andere doelgroepen, voor veel meer mensen dan vandaag.
Natuurlijk moet niet iedereen naar de academie, absoluut niet. Er zijn mensen die beter kunnen sporten of met wetenschap bezig zijn, maar het ideaalbeeld moet zijn dat we iedereen zijn goesting kunnen aanwakkeren, en dat wie verder wil gaan, ook kan participeren.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
De verschillen tussen de academies zijn ook een gevolg van hun eigenheid, van de lokale context, van keuzes die men maakt op het lokale niveau. Dat verklaart voor een deel de tariefverschillen, en dat er al goede initiatieven zijn. Minister, u vernoemde Oostende als goede voorbeeld. Ik denk inderdaad dat daar een sociaal engagement wordt genomen dat heel belangrijk is. De stad Oostende regelt bijvoorbeeld een vervoerdienst om kinderen die in verafgelegen wijken wonen van de teken- of muziekacademie, daarheen te krijgen. Dat is een zeer mooi initiatief. In de stad Mechelen wordt gewerkt met een talentenpas die korting geeft. Er zijn ook best practices op het vlak van materiaalverhuur. Dat is gebleken uit een bevraging die ik enkele maanden geleden deed.
Het is goed dat het departement de verspreiding van deze best practices in het kader van het nakend Niveaudecreet nog eens bekijkt, zodat er nog meer kan gebeuren. Mijnheer Caron, u maakt de terechte bemerking dat iedereen in de samenleving baat kan hebben bij die cultuureducatie en die muzische vorming en opvoeding. Daar zie je nog veel te vaak een bepaald publiek. Het is niet alleen sport die jongeren en kinderen een beetje uit hun milieu of uit kansarmoede kan halen, cultuurbeleving kan dat zeer zeker ook doen.
In Brussel is er een zekere concurrentie tussen de Nederlandstalige en de Franstalige instellingen. Momenteel is er de Brusselbonus. Veel Brusselaars vragen zich af of dat behouden zal kunnen blijven. Die instellingen moeten er een beetje meer voor strijden. Franstalige academies zijn in sommige gevallen gratis en hebben een wijdverspreid aanbod. Dat is een bekommernis van ons in Brussel die ik even wilde meegeven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Het is waardevol dat steden en gemeenten initiatieven nemen op het vlak van dko. Daarvoor mogen we onze waardering uitdrukken. Ter inspiratie wil ik er ook even op wijzen dat sommige steden – ik denk onder andere aan mijn eigen stad, dat hebben we met onze partij zwaar gestimuleerd toen we participeerden aan het beleid – initiatieven nemen voor vrijetijdsparticipatie in het algemeen. Destijds hebben we in onze stad de kansenpas ingevoerd, die als gevolg had dat het inschrijvingsgeld voor jongeren die zich inschreven voor academies, daalde tot 41 of zelfs tot 12 euro. Voor volwassenen kon dit dalen tot 126 of in sommige omstandigheden zelfs tot 60 euro.
Ik wil er ook op wijzen dat centrumsteden en zeker grootsteden toch heel wat extra middelen krijgen in vergelijking met andere gemeenten waarmee ze zelf een sociaal en cultureel beleid kunnen uitstippelen en bijkomende initiatieven kunnen nemen, bijvoorbeeld op het vlak van lagere tarieven voor culturele en sportieve activiteiten.
Als je alles van vrijetijdsparticipatie vergelijkt, dan is het inschrijvingsgeld voor dko – zeker waar er een lager tarief is – gelukkig bijzonder laag.
De heer Cordy heeft het woord.
Het dko ligt me na aan het hart. Ik ben trouwens vorig jaar zelf in de hogere graad afgestudeerd met hobo.
Ik wil ter illustratie en ter inspiratie naar een project verwijzen dat we in Antwerpen willen opstarten op het Kiel. Dat ligt in het verlengde van een van de plannen van schepen Marinower. We willen deFilharmonie aanspreken om repetities in de scholen te houden als incentive om ook kinderen kennis te laten maken met het dko. DeFilharmonie is daartoe bereid en heeft een publiekswerking die daarop inspeelt. Er zijn heel wat grotere cultuurhuizen waar op dat vlak nog ruimte voor verbetering is. Het zou mooi zijn als we een synergie tussen het leerplichtonderwijs, de grote cultuurhuizen en het dko zouden kunnen maken zodat men elkaar kan stimuleren om aan kunstparticipatie te doen, zowel actief als passief.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, onlangs waren bij OVSG enkele van uw ambtenaren op bezoek over gegevensuitwisseling. Op dat vlak was er heel veel vraag van inrichtende machten van dko om de cijfers van SES-kenmerken leerplichtonderwijs en de ingeschreven kinderen in dko via rijksregisternummers te vergelijken. Dan zult u onmiddellijk zien waar de inspanningen resultaten opleveren. Het klopt dat er in de praktijk heel mooie voorbeelden zijn van steden die ongelooflijk veel investeren in dko en jongeren bereiken die het niet altijd gemakkelijk hebben. De Antwerp Children’s Zone waar de heer Cordy naar verwees, gaat nog verder. Op het Kiel zal men het dko na de uren in alle deelnemende scholen laten opereren.
Dat zijn mooie voorbeelden, maar die cijfers zijn niet onbelangrijk.
Mijnheer Caron, in mijn eigen stad waar de vrijetijdspas is ontrold, krijgen kinderen van wie op het vignetje van de mutualiteit een 1 staat, automatisch een vrijetijdspas en ze schrijven zich in voor 20 procent van het geldende inschrijvingsgeld in het dko. Qua aanmoediging helpt dat. Vooral in Woord zien we dat heel veel kinderen met een anderstalige achtergrond zich inschrijven. Ook dat is een win-win.
Het oplijsten van de goede voorbeelden zal echt wel tot inspiratie van vele stads- en gemeentebesturen leiden.
Minister Crevits heeft het woord.
Dames en heren, bedankt voor deze zeer interessante gedachtewisseling. Proficiat, mijnheer Cordy. Eigenlijk had u ons moeten laten raden welk instrument bij u zou passen. Ik denk dat de hobo wel aan bod zou zijn gekomen.
Er zijn veel opmerkingen gemaakt over het soort instrumenten. Ik vind het geen goede werkwijze dat de overheid moet goedkeuren welk instrument een academie kan aanbieden. In Gent hebben we de sas en de ut goedgekeurd, wat van belang is voor de Turkse gemeenschap. In de toekomst wil ik dat vrijlaten zodat academies kunnen inrichten wat ze willen.
Mijnheer Cordy, als er een harmonie is waar er bepaalde instrumenten worden gespeeld, dan vind ik het goed dat het aanbod in de academie daarop afgestemd kan worden. Het moet afgestemd kunnen worden op het lokale weefsel. In de Westhoek rond Dranouter zal dat iets anders zijn dan in Antwerpen. Dat zijn zo’n mooie quickwins. Als je een bloeiende harmonie hebt of je hebt een grote Italiaanse of Turkse gemeenschap, is het goed om het aanbod daarop af te stemmen. Ik vind niet dat men daarvoor altijd via mij of de regering moet passeren om dat goed te keuren. Ik zou dat graag vrijlaten. We zullen uiteraard nog normen hebben, zodat er geen zodanige versnippering is dat er overal maar een leerling zit. Ik wil de autonomie wel versterken.
Mevrouw Brusseel, wat Brussel betreft, heb ik geen intenties om de Brusselbonus af te schaffen of om de pot kleiner te maken. Ik zeg dit expliciet omdat het niet mijn bedoeling is. Als dat zo was, dan is dat tegen mijn goesting. Ik heb niet de reputatie dat ik zoveel doe tegen mijn goesting. Niemand vraagt dat op dit ogenblik.
Mijnheer De Ro, uw opmerking om dingen samen te leggen, zal ik bekijken. Ik heb met minister Gatz een heel interessant plan opgemaakt over de samenwerking Cultuur-Onderwijs, waarbij we cultuur in de klas willen brengen. Er zullen ook kunstenaars naar de klas gaan. Het is erg interessant om kinderen in contact te brengen met kunst en cultuur.
We willen eigenlijk ook in het nieuwe ontwerp van decreet inschrijven dat leerlingen met SES- of GOK-kenmerken (sociaal-economische status of gelijkeonderwijskansen) zwaarder gewogen worden. Dan gaat het over de middelen die de academie krijgt. Dat zou een goede zaak zijn omdat het wat meer armslag geeft.
Wat de prijs betreft, collega’s, wil ik even meegeven dat er twee categorieën zijn voor de kinderen, 40 euro en 60 euro, maar dat de kost per kind 1300 euro bedraagt. De overheid legt bijzonder veel middelen bij, maar dat is natuurlijk belangrijk, het is cruciaal voor de ontplooiing van kinderen. We hebben er bij de start van deze legislatuur zeer expliciet en bewust voor gekozen om het inschrijvingsgeld zeer laag te houden.
We hebben onderzoek gedaan naar aanleiding van de discussie over het causaal verband tussen kunstonderwijs en goede leerprestaties. Natuurlijk werd dan onmiddellijk gevraagd: wie volgt er deeltijds kunstonderwijs? Het zijn misschien juist de sterkere leerlingen. We willen het SES-element in elk geval meenemen inzake de middelen. Dat zijn allemaal discussies voor het nieuwe ontwerp van decreet.
Ik ben blij met alle tussenkomsten hier, want ik heb alleen maar betogen gehoord die bruggen bouwen tussen het dko en het leerplichtonderwijs. De heer De Meyer verwees naar de diverse projecten in Sint-Niklaas. Ik wil wel natuurlijk de lokale autonomie alle vrijheid blijven geven. Maar good practices of de positieve effecten van de inspanningen van lokale besturen, kunnen anderen inspireren.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik word er ook enthousiast van, van de voorstellen en de gedachtewisseling, in alle eerlijkheid. Ik vind dat u een aantal interessante perspectieven opent, onder meer over de keuze van instrumenten en disciplines. Ik zou zelfs zeggen: waarom niet ook naar de leermethodiek, in individueel dan wel groepsonderwijs? Dat kan met kleine of met grote groepen. Laat die pedagogische vrijheid aan de instellingen. U kunt dan misschien nog beter financiële dingen matchen. Als u toch een blik opentrekt, wil ik daar graag nog een beetje verder mee gaan.
De verbinding met het leerplichtonderwijs wil ik heel hard ondersteunen. Het is die vorm van onderwijs die naar cultuur en kunsten de belangrijkste brug legt. Het leerplichtonderwijs – zeggen wij altijd in de cultuurtheorieën – is de belangrijkste vorm naar kunst en cultuur op latere leeftijd. Dus, ook daar, de achterstand die sommige kinderen hebben, kan men in het thuismilieu niet overbruggen, maar wel in het schoolmilieu. Daarom is het zo belangrijk om dat te doen.
Ik zou trouwens hetzelfde willen zeggen voor de amateurkunsten. Laat ons ook daar kruisverbindingen zoeken zodat men niet tegelijk – u kent die verhalen wel – een instrument en kamermuziek moet volgen, terwijl je eigenlijk eerste hoboïst bent in de lokale harmonie en daar door de dirigent die lesgeeft aan een andere academie, gewaardeerd wordt voor uw werk. U weet wel, we doen een aantal dingen dubbelop, we kunnen daarmee de amateurkunsten stimuleren.
Ik ben het helemaal eens met de koppeling van SES-kenmerken en meer middelen.
Er zijn veel interessante ideeën geopperd waardoor we nog meer dynamiek, vrijheid en participatie kunnen realiseren. Ik ben blij dat er hier zoveel enthousiaste mensen daarvoor zijn.
De heer De Ro heeft het woord.
Bart, ik wil een fout rechtzetten. U zegt dat het spijtig is dat als je in een goed gezelschap muziek speelt, dat dan niet meetelt. We hebben dat net veranderd in het decreet. Momenteel zijn er al academies die samenwerken met harmonieën en zo. De punten, de vrijstellingen worden gegeven. De aanvragen lopen op dit moment binnen op het ministerie.
Ja, maar in de praktijk moet er nog een hele weg worden afgelegd, want er zijn ook een aantal weerstanden tegenover, maar we gaan die doos niet opendoen.
Eigenlijk mag het niet, maar het is mooi weer en de minister wil nog iets kwijt.
Mijnheer Caron, ik heb het nog niet gezegd, maar het is ook zo dat we in het nieuwe ontwerp van decreet bepaalde zaken die nu nogal strak geregeld zijn, meer vrijheid willen geven. Ik geef een voorbeeld.
Mijn twee kinderen hebben pianoles gevolgd. De dame die dit ontwerp van decreet voorbereidt, heeft aan dezelfde academie dezelfde pianoles gevolgd en heeft daar een trauma aan overgehouden – mijn kinderen niet, enfin, misschien toch een beetje – doordat het eerste stuk dat ze moest leren spelen, het Notenbüchlein van Bach was. Dat is voor iedereen hetzelfde! Ook daarin willen we veel meer vrijheid geven. Het moet niet noodzakelijk zo zijn. Ik sta erop om dat hier toch nog eens te laten notuleren. Het is absoluut de bedoeling dat er meer vrijheid komt. (Opmerkingen)
Om haar trauma te verwerken is het heel belangrijk dat u uw constructieve medewerking verleent, zodat het ontwerp van decreet snel wordt goedgekeurd.
De heer Caron heeft het woord.
Het mag ook de intro zijn van Your Song van Elton John of een riedel van een of andere rockband, voor mijn part.
Minister, u wilt een snelle stemming, ik hoop dat we toch nog een discussie kunnen hebben over dat ontwerp van decreet. Ik zit niet mee te onderhandelen achter de schermen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Heel graag. We wachten er al twee jaar op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.