Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 januari 2017 bleek dat in de derde graad van het secundair onderwijs 62,61 procent van de uren wordt gegeven door een leraar met het vereiste diploma voor dat vak. Vaak worden mensen ingezet met een voldoende geacht diploma, en dat is in veel gevallen ook terecht. Personeelsleden met een voldoende geacht diploma kunnen overigens ook voor hun vak worden benoemd. Slechts zeer uitzonderlijk worden mensen met een ander diploma voor een vak aangesteld, en uiteraard kunnen zij niet worden benoemd.
De enorme lijst van vereiste bevoegdheidsbewijzen staat volledig op Edulex. Hoewel hij goed raadpleegbaar is, is het niet voor iedereen vanzelfsprekend om er zijn weg in te vinden. De vorige minister van Onderwijs had het soms over een telefoonboek. Of een bevoegdheidsbewijs in de lijst ‘vereiste’ terechtkomt, hangt onder meer af van het advies van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, AKOV. Bij ‘voldoende geacht’ wordt in principe – ik veralgemeen een beetje – enkel naar het niveau gekeken, zodat elke master voldoende geacht is voor alle vakken in de tweede en derde graad. Wie wordt aangesteld voor welk vak hangt bij voldoende geachte diploma’s dus af van de inschatting van het schoolbestuur en in de praktijk veelal van de schooldirecteur. Er is geen onderverdeling tussen meer of minder verantwoorde voldoende geachte diploma’s. Toch is het wellicht duidelijk dat een burgerlijk ingenieur waarschijnlijk een betere keuze is als leraar wiskunde in de derde graad dan een master aardrijkskunde, hoewel ze beide een voldoende geacht diploma hebben.
In de lijst zitten ook opmerkelijke vaststellingen. Een burgerlijk ingenieur heeft wel een vereist diploma voor de vakken wetenschappelijk tekenen en technisch-wetenschappelijke vorming, maar niet voor wiskunde. Een master kunstgeschiedenis en archeologie heeft zelfs met een minor moderne geschiedenis geen vereist diploma voor het schoolvak geschiedenis, in tegenstelling tot de master in de geschiedenis van de oudheid, die ook bevoegd is voor de geschiedenis na de Tweede Wereldoorlog.
Een bekende eigenaardigheid is ook het diploma handelsingenieur. Dat is vereist voor het geven van Russische, Italiaanse en Spaanse handelscorrespondentie, zelfs al is de persoon in kwestie die talen niet helemaal machtig. Als handelsingenieurs geen voltijdse aanstelling hebben, is de school theoretisch zelfs verplicht hun die vakken toe te vertrouwen.
Het is inderdaad nodig dat de kwaliteit wordt bewaakt, maar klopt dat altijd met de diplomavereisten? We kunnen ons afvragen of het terecht is dat bachelors wiskunde in alle omstandigheden uitgesloten zijn van een benoeming voor het vak wiskunde in de derde graad aso, ook waar het vak een eerder licht leerplan heeft, zoals bijvoorbeeld in sommige afdelingen van een kunsthumaniora.
We kunnen ons al evenzeer afvragen of het logisch is dat alle masters vergelijkende literatuurwetenschap geen vereist diploma hebben voor de taalvakken waar ze tijdens de eerste drie jaar van hun opleiding mee aan de slag zijn geweest.
Een ander bekend voorbeeld is het onderscheid tussen de licentiaat vertaler en de master vertaler. De ene heeft het vereiste, de andere slechts het voldoende geachte diploma.
En dan is er nog het voorbeeld van de licentiaat orthopedagogie. Hij of zij kan als zorgcoördinator zelfs zonder bewijs van pedagogische bekwaamheid in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs bezoldigd worden als master, maar in het secundair onderwijs is die pedagogische bekwaamheid wel vereist als het om IPB-uren, interne pedagogische begeleiding, of BPT-uren, bijzondere pedagogische taken, gaat. Dat geldt ook als hij of zij zorgtaken uitoefent en die zijn er in het gewoon onderwijs vandaag, met het M-decreet, veel meer dan gisteren.
Een leraar vinden met de juiste bevoegdheid is belangrijk, maar het huidige telefoonboek met vereiste, voldoende geachte en andere bevoegdheidsbewijzen is op dit ogenblik op zijn minst complex te noemen, en het bevat mijns inziens ook een aantal anomalieën, waarvan ik er enkele heb aangestipt.
Minister, op dit ogenblik heeft het schoolbestuur – in de praktijk de schooldirecteur – al een redelijke vrijheid bij het kiezen van wie welk vak geeft, maar in tijden van nood duiken toch soms problemen op om kandidaten te vinden voor bepaalde vakken. Overweegt u om toe te staan om, in noodgevallen en mits een verantwoording die naar het leerplan verwijst, ook afwijkingen van de lijst bevoegdheidsbewijzen mogelijk te maken, andere dan die die vandaag onder andere geklasseerd staan?
Voor sommige vakken – bijvoorbeeld instrumentenbouw, carrosserie, houtsculptuur, riet- en vlechtwerk, uurwerkmaken enzovoort – zijn geen vereiste bevoegdheidsbewijzen vermeld op de lijst, zodat enkel de niveauaanduidingen master en bachelor gebruikt kunnen worden. Overweegt u om toe te staan om, in noodgevallen en mits een verantwoording die naar het leerplan verwijst, voor die vakken ook afwijkingen van de lijst bevoegdheidsbewijzen mogelijk te maken, bijvoorbeeld op basis van een portfolio of elders verworven competentie?
Overweegt u om de lijst van de bevoegdheidsbewijzen kritisch te laten nakijken op anomalieën en die lijst desgevallend te laten bijwerken? Ik weet dat die oefening jaarlijks gebeurt, maar een meer kritische en grondige beurt is misschien niet misplaatst.
Moeten we op langere termijn niet naar een logischer en eenvoudiger systeem dat praktisch hanteerbaar is door de schoolbesturen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega De Meyer. Het was een lange vraag. Ik zal proberen om het antwoord niet langer te maken dan de vraag, maar het is iets heel technisch – en uw opmerkingen zijn heel terecht – en niet zo simpel om op een helderder en kortere manier mee om te gaan.
De huidige regelgeving bepaalt dat als een schoolbestuur geen kandidaat vindt die beschikt over het vereiste, dan wel het voldoende geachte bekwaamheidsbewijs, het schoolbestuur tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden iemand met een ander bekwaamheidsbewijs kan aanstellen. Voor een ander bekwaamheidsbewijs wordt een minimumniveau gevraagd, namelijk dat men een diploma behaald heeft van een welbepaald niveau. Ik geef een voorbeeld: voor het vak Engels in de eerste graad heeft een personeelslid minimum een diplomaniveau bachelor nodig. Voor praktische vakken en deels ook voor technische vakken kan ook nuttige ervaring in het vak volstaan. Bijvoorbeeld: voor het technische en praktische vak elektromechanica in de tweede graad bso volstaat een erkenning van drie jaar als nuttige ervaring voor dat vak.
Ik overweeg vandaag niet om van die regeling af te stappen, omdat de regeling, wat mij betreft, enerzijds in voldoende flexibiliteit voorziet, en anderzijds ook een minimale kwaliteitsborging inhoudt.
Uw tweede vraag ging over onder andere riet- en vlechtwerk en instrumentenbouw. Ook voor die vakken waarvoor geen specifieke opleiding bestaat die tot een vereist diploma leidt, geldt dat schoolbesturen op basis van een voldoende geacht of ander bekwaamheidsbewijs een zeer ruime marge hebben om personeelsleden aan te werven. Bijvoorbeeld voor praktische vakken, zoals instrumentenbouw, en in het bso ook voor technische vakken, kan drie jaar nuttige ervaring in het vak volstaan. Ik denk dat dat een voldoende soepele regeling is.
Ik begrijp dat u een algemeen kritisch nazicht van de lijst vraagt, collega De Meyer. Dat vraagt wel een vrij grote tijdsinvestering. Wat ik zeker van plan ben om op korte termijn te doen, is de voorstellen voor een aantal te onderzoeken anomalieën bij de bekwaamheidsbewijzen inventariseren. Het is goed dat we dat zo snel mogelijk doen. Ik heb geen plannen om de regelgeving fundamenteel te wijzigen, maar als er bijvoorbeeld in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs nieuwe lesvakken ingericht worden, dan moeten we daarvoor natuurlijk ook in bekwaamheidsbewijzen voorzien. Of als de lerarenopleiding wijzigt, moeten we natuurlijk consequent zijn in wat we vragen als voorwaarde om les te kunnen geven. In die zin zal er dus sowieso, zodra we door de regelgeving zijn voor de nieuwe lerarenopleiding, een screening moeten gebeuren.
De lijsten zijn indertijd door de Vlaamse Regering vastgelegd op basis van advies van de inspectie en na onderhandelingen met de werkgevers en de vakorganisaties. Ik heb niet de indruk dat als het over toevoegen of schrappen gaat, daar lichtzinnig mee omgesprongen wordt. Ik denk dat dat wel met een zekere sérieux gebeurt.
De rubricering van bekwaamheidsbewijzen heeft ook statutaire gevolgen voor de leraren. De rubricering bepaalt de opbouw van de dienstanciënniteit en de andere rechten voor TADD (tijdelijke aanstelling van doorlopende duur) en vaste benoeming, de inzetbaarheid van TADD’ers en benoemde personeelsleden, de reaffectatie of wedertewerkstelling. Een opkuis van de bekwaamheidsbewijzen zou dus ook vrij ernstige gevolgen kunnen hebben daarop. Als we zoiets zouden overwegen, moeten we dat wel mee in ogenschouw nemen.
Het Rekenhof heeft in zijn audit van de personeelsstatuten geoordeeld dat de complexiteit van de bekwaamheidsstelsels moet worden gerelativeerd. De omvang van de besluiten met de bekwaamheidsbewijzen en het aantal wijzigingen zijn vooral toe te schrijven aan nieuwe benamingen van hogeronderwijsopleidingen en hun diploma’s. De administratie heeft ook een tool ontwikkeld waarmee de bekwaamheidsbewijzen vlot raadpleegbaar zijn. Die bekwaamheidsbewijzen zijn een absoluut ankerpunt van het personeelsstatuut: de inzetbaarheidsprincipes zijn erop gebaseerd, ze bieden een kwaliteitsgarantie en ze zijn een belangrijk verloningscriterium.
Ook het Rekenhof benadrukt dat het raadzaam is de garantie op onderwijskwaliteit te behouden door middel van het stelsel van de bekwaamheidsbewijzen. De vereiste bekwaamheidsbewijzen garanderen dat de vakkennis door de opleiding naast de pedagogische opleiding is verworven. De voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden bepaald op basis van een minimumopleidingsniveau, gecombineerd met een bewijs van pedagogische bekwaamheid en voorzien van een maximale flexibiliteit.
Uit een recent onderzoek, daterend uit 2014, het project in het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO-project) 14.02 van professor Devos, is gebleken dat de scholen de autonomie van de inrichtende macht om een leerkracht met een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs aan te stellen, eigenlijk wel op prijs stellen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik zal proberen korter te reageren dan in mijn vraagstelling en dan in uw antwoord. Fundamenteel moet de kwaliteit van het onderwijs vooropstaan. U hebt terecht verklaard dat de bekwaamheidsbewijzen gevolgen hebben voor het personeelsstatuut. Dat is duidelijk.
Ik geef een voorbeeld in verband met het voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Ik neem hiervoor een licentiaat vertaler Nederlands-Duits-Engels die lesgeeft in het volwassenenonderwijs. Gezien de flexibiliteit in het volwassenenonderwijs zal zijn opdracht gedurende de eerste jaren veelvuldig wijzigen. Aangezien hij slechts een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs heeft, wordt de anciënniteit voor zijn vakken afzonderlijk geteld. Indien het een vereist bekwaamheidsbewijs is, wordt dit los van de vakken Engels, Nederlands of Duits geteld. Hij zal er, met andere woorden, uitzonderlijk veel jaren over doen voor hij in aanmerking komt voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD).
Dit is maar een voorbeeld van de mogelijke consequenties. Ik zou nog een hele reeks voorbeelden kunnen geven, maar ik hoop dat dit ene voorbeeld volstaat. Dit heeft gevolgen voor het personeelsstatuut en soms nadelen voor de personeelsleden.
Ik wil erop wijzen dat de omstandigheden in het onderwijsveld zijn gewijzigd in vergelijking met de periode waarin het systeem tot stand is gekomen. U hebt zelf terecht naar de modernisering van het secundair onderwijs verwezen. U hebt echter een opening gelaten. U hebt gesteld dat u in dit licht een aantal zaken opnieuw wilt bekijken.
Ik wil nog een ander element ter sprake brengen. Ik heb daarnet even naar het M-decreet verwezen. Hierdoor is in het gewoon onderwijs veel meer zorg nodig dan voordien. Ook dit heeft een aantal consequenties voor de mensen die daar zijn tewerkgesteld.
Als ik het goed heb begrepen, wilt u het systeem niet fundamenteel aanpassen. U bent echter wel bereid in te zetten op een grondiger oefening met betrekking tot de anomalieën.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, wat Edulex betreft, wil ik erop wijzen dat er een veel gemakkelijker website bestaat. Dit is ook bestemd voor de mensen die meekijken. Op www.ond.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen staat eigenlijk alles, van ambt naar diploma en van diploma naar ambt. Iedereen kan daar eenvoudig terugvinden wat het vereiste bekwaamheidsbewijs is, inclusief de loonschalen en dergelijke. Ik verwijs iedereen die me hierover vragen stelt door naar deze zeer handige website.
Het moet in de eerste plaats gaan om wat er in die lessen gebeurt, meer bepaald om de kwaliteit van het geboden onderwijs. Als voorbeeld is aangehaald dat we voor de lessen wiskunde geen mensen of te weinig mensen met een vereist bekwaamheidsbewijs meer vinden. Dat is zeer terecht als pijnpunt aangehaald. Ik verwijs naar de resultaten van het Programme for International Student Assessment (PISA). Onze toppresteerders gaan achteruit. Is de oorzaak dat onze leerlingen minder goed zijn of dat er in ons onderwijs iets gebeurt? Volgens mij is het beide.
Als we kijken naar wat in ons onderwijs gebeurt, hebben we al iets aan het leerplan gewijzigd. We hebben van de leerplannen A en B een enkel leerplan gemaakt. Ik stel echter vast veel meer leerkrachten met een voldoende of ander bekwaamheidsbewijs voor de klas staan. Ik beweer niet dat die mensen het per definitie niet goed doen, maar er is een reden waarom sommige bekwaamheidsbewijzen vereist en andere bekwaamheidsbewijzen voldoende zijn.
Minister, wat de vastgestelde anomalieën betreft, ben ik het absoluut met u eens. In de totaliteit is het zeker mogelijk dat er vergeten of opmerkelijke bekwaamheidsbewijzen zijn. Ik ben vroeger deelgenoot van sociaal overleg geweest. Ik wil erop wijzen dat dit soms heeft geleid tot een compromis met betrekking tot allerlei zaken, maar niet noodzakelijk met de voor de leerlingen hoogstnoodzakelijke inhoud voor ogen. Andere elementen hebben daar ook een rol gespeeld.
Mijn fractie roept u op om anomalieën, als die er zijn, recht te zetten, maar we moeten wel voor ogen houden wat we willen. We willen dat elke leerling iemand met een vereist bekwaamheidsbewijs voor zich heeft staan.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik wens me hierbij aan te sluiten. Het lijkt me belangrijk onder ogen te zien dat er misschien meer anomalieën zijn dan we vermoeden. Het was nooit de bedoeling een voldoende geacht of ander diploma te erkennen als een bekwaamheidsbewijs dat voor heel erg lange tijd kan gelden om voor de klas te staan. We merken dat wat oorspronkelijk was bedoeld als uitzonderlijk aanvaardbare of voldoende geachte bewijzen voor de leerkrachten van veel vakken stilaan naar de norm opschuift. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn. Ik hoor hier dat het niet nodig is het systeem fundamenteel te wijzigen. Ik durf dat niet meteen te beamen. Misschien moet het systeem voorzichtig en traag toch worden herbekeken.
Een van die anomalieën is dat klassieke filologen geen geschiedenis mogen geven in de eerste graad van het secundair onderwijs. Als er mensen goed geplaatst zijn om de geschiedenis van de oudheid te geven, zijn het wel de klassieke filologen.
Dat is al een anomalie. Waaraan ligt dat dan? Ligt dat aan zaken die te maken hebben met het personeelsstatuut? Ik denk het wel. Ik denk niet dat uitgaan van een personeelsorganisatie een goed uitgangspunt is om de vereiste bekwaamheidsbewijzen te organiseren. Dat kunnen we bekijken in het kader van het loopbaanpact. De kwaliteit van ons onderwijs waarborgen, moet het enige uitgangspunt zijn. Een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs zoals kinesitherapie om fysica te geven in de derde graad aso, daar lijkt mij de kwaliteitswaarborg flinterdun.
Men zou kunnen denken aan een systeem waarbij iemand met een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs een traject mag volgen om zich bij te scholen en een aantal vakken te volgen om de lacunes op te vullen en men zo kan evolueren naar het vereiste bekwaamheidsbewijs zonder dat je de master in de fysica moet behalen bijvoorbeeld. Men zou kunnen onderzoeken welke de lacunes zijn. Dan zou men tenminste het fundamenteel probleem wegwerken, namelijk dat men zonder de nodige kennis of met lacunes in de nodige kennis voor de klas staat. Eerlijk gezegd, als je nog nooit een uur vakdidactiek wetenschappen hebt gehad, dan denk ik niet dat je dat vak zeer aanschouwelijk kunt geven, op een correcte manier. Collega Celis zal dat kunnen bevestigen We hebben tekort aan wetenschappers, we hebben tekort aan technici. We zijn gedaald in de rankings voor wiskunde. Dat zijn zaken die ons moeten alarmeren. Dat probleem valt niet op te lossen met een structuurhervorming maar met de kwaliteit van onze leerkrachten. We moeten die mensen daarin steunen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb uit alle hoeken geen tegenstand gehoord tegen het behoud van onze vereiste bekwaamheidsbewijzen. Natuurlijk is het wel zo, mevrouw Brusseel, dat in het secundair onderwijs jongeren de vrije keuze hebben om te studeren wat ze willen. Als ze leerkracht willen worden, dan maken ze keuzes. Als ze tekorten hebben op de vereiste bekwaamheidsbewijzen, heeft dat vaak te maken met het feit dat er geen leerkrachten beschikbaar zijn met een vereist bekwaamheidsbewijs. Het eerste waar ik bijzonder gevoelig voor ben, is dat al wie les geeft voor de klas, een lerarenopleiding heeft genoten. Dat is een van de basiszaken die we wijzingen. Met onze hervorming willen we dat leerkrachten ofwel masters ofwel bachelors zijn. Vandaag is dat niet zo. Ik vind dat zeer relevant omdat je dan zeker voldoende pedagogische vaardigheden hebt aangeleerd.
In het kader van de hervorming van het volwassenenonderwijs – collega De Meyer maakte die link – is het ook de bedoeling om die bekwaamheidsbewijzen te vereenvoudigingen. Die link maken we sowieso, maar we doen het telkens aan de hand van hervormingen. Lerarenopleidingen kunnen we een stukje hervormen, volwassenenonderwijs ook. U hebt daarnet een anomalie aangehaald, dat is juist. We doen dat samen met de sociale partners. Dat valt niet zomaar uit de lucht. We gaan daar voldoende overleg over plegen.
Mevrouw Brusseel, de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen vind ik persoonlijk geen uitzonderingen. Een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is wel iets waarvan we zeggen dat het voldoende geacht is. Er zijn er ook andere. Er zijn drie niveaus. Moet je dan gaan naar een vereiste? Moeten we dat verplichten? Ofwel heb je een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, ofwel heb je dat niet. We kunnen ons de vraag stellen: ‘Is dat wel voldoende of is dat niet voldoende?’ U gaf daarnet het voorbeeld van de kinesist. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
Ofwel is uw bekwaamheidsbewijs voldoende geacht, ofwel is het dat niet. Voldoende is voor mij geslaagd, is voldoende. Ofwel zeggen we dat het zo is, ofwel schaffen we het af, maar je moet nog mensen blijven vinden. In pakketten die worden samengesteld, kan het nuttig zijn om een voltijds programma te hebben met ook vakken waarmee je een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs kunt hebben. Maar de professionaliteit staat voorop, daar zijn we het allemaal over eens.
In het huidige stelsel zoeken wij naar een evenwicht tussen voldoende kwaliteit en noodzakelijke flexibiliteit. Ik denk dat het echt van belang is dat we dat proberen te behouden. Met de screenings ben ik het zeker eens, maar op korte termijn is het het gemakkelijkst om de anomalieën er proberen uit te halen.
Ik kom tot uw opmerking over de eerste graad, collega Brusseel. Een klassiek filoloog die kan lesgeven op basis van een academische bachelor, wordt ook betaald als academische bachelor. Hier spelen de budgetten ook mee.
Ik vernoemde het vak geschiedenis in de eerste graad.
Dat is misschien een van de anomalieën, dat weet ik niet. Ik ben niet geschoold om te zeggen wie met welke opleiding waar mag lesgeven. Dat kan worden bekeken. Ik dacht dat u het had over het statuut, maar de budgetten zijn natuurlijk ook beperkt.
Daar hebben de klassieke filologen wel ervaring mee omdat er heel weinig regenten Latijn waren. Dat is niet het probleem.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, u hebt erop gewezen dat de essentie het evenwicht bewaken is tussen kwaliteit en flexibiliteit. Het is evident dat iedereen ervan overtuigd zal zijn dat voor het geven van wiskunde in de derde graad aso je het beste een master wiskunde aanstelt. Iedereen weet dat er vandaag op dat vlak een heel groot tekort is. Dan moet je zoeken naar de beste oplossingen.
Een tweede element is: hoe motiveer je jonge mensen om te kiezen voor een lerarenopleiding? Daarbij is het soms belangrijk dat de tewerkstellingskansen voldoende groot zijn in één school of een beperkt aantal scholen om aan een voltijdse opdracht te kunnen komen.
Drie, we mogen niet vergeten dat het verschil tussen ‘voldoende geacht’ en ‘vereiste’ voor wat het personeelsstatuut betreft, op dit moment, zeker in de beginperiode, de opbouw naar de vaste benoeming, vrij groot is, met heel wat gevolgen voor mensen die starten.
Ik heb ook aangestipt, minister, dat u zegt: het is essentieel dat mensen die een lesopdracht hebben, een pedagogisch diploma hebben. Daarbij onderlijn ik: die een lesopdracht hebben. Dus ik ga ervan uit dat degenen die een andere opdracht hebben, mogelijk minder geconfronteerd worden met de noodzaak aan een pedagogisch diploma. Ik heb net gewezen op de wijzigende omstandigheden ten gevolge van het M-decreet. In het tijdsbestek van deze vraag om uitleg wil ik het hierbij laten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.