Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, u wilt de Damse Vaart beschermen, en dat vind ik heel goed. Maar toch heb ik daarbij een paar vragen. Belangrijke punten daarbij zijn de kruising van de Damse Vaart met twee andere kanalen en de beschermde landschappen langs de Vaart.
Iedereen kent de Damse Vaart, tussen Brugge en Sluis, en het fantastische landschap dat de populieren langs de Vaart tekenen. Een rij hoge populieren die lekker krom en scheef door de zuidwestenwind het typische beeld van West-Vlaanderen zijn. Er staan er ongeveer vijfduizend. Het gaat dus niet over drie bomen. Het is een behoorlijk indrukwekkend geheel en de bescherming ervan is een beetje verrassend, want er zijn nog niet zoveel beschermde houtkanten, wallen en bomen in ons onroerend erfgoed. Dat gebeurt nu wel, en dat is, minister-president, een heel goede zaak.
Ik heb intussen de documenten op de website van Onroerend Erfgoed gevonden en gelezen, en daardoor weet ik natuurlijk al een beetje wat u zult antwoorden. Er zijn een paar bezwaren ingediend die gaan over de lengte en de volledigheid van de bescherming, over de aangrenzende gebieden enzovoort.
Er zit een beetje venijn in de staart omdat u, net zo goed als ik, natuurlijk weet dat het draait om de twee kanalen die de Damse Vaart kruisen, het Leopoldkanaal en het Schipdonkkanaal, allebei kunstmatige waterwegen. Het ene is niets anders dan het afleidingskanaal dat het water van de Leie naar zee brengt; het andere is de bedding voor het Schipdonkkanaal waarlangs op het gewestplan een reserveringsstrook is aangeduid. Ooit werd namelijk gedroomd van een uitgebreid en zeer groot kanaal waarop drielagige containerbinnenschepen van Zeebrugge naar de Seine-Scheldeverbindingen zouden kunnen varen. De hele reserveringsstrook typeert wellicht het beschermingsbesluit. Dat zal ik straks van u horen.
Historisch zit de kruising van de kanalen als volgt in elkaar. De twee kanalen kruisten de Damse Vaart via wat in de volksmond een ‘sifon’ heet. Dat is een soort van brug waardoor een kanaal een ander kanaal kruist. Zo eenvoudig kunnen we het uitleggen. De hoogte van het kanaal werd zo gemaakt dat kruisen mogelijk was. Was de sifonconstructie vandaag nog intact, dan zou ze zeker beschermd worden, want ze is in Vlaanderen relatief uniek. In het buitenland zijn er meerdere voorbeelden van, maar in Vlaanderen denk ik is de Damse Vaart het enige voorbeeld. In de Tweede Wereldoorlog is de constructie echter zo beschadigd geraakt, dat er na de oorlog voor werd geopteerd de ‘sifons’ niet meer te herstellen en de Damse Vaart dus te onderbreken met die twee andere kanalen. Daardoor is er tussen Brugge en Sluis dus geen scheepvaart meer mogelijk. Dat is in zekere zin een tweede Zwinverzanding. De sifons zijn niet hersteld en liggen op de plek waar het kanaal zou moeten worden verbreed, indien dat ooit nodig zou zijn.
In andere commissies hebben we al ettelijke keren gediscussieerd over de zin of onzin van het Schipdonkkanaal. Niemand is tegen de koppeling tussen de haven van Zeebrugge en andere mobiliteitsassen. Laat daar geen twijfel over bestaan. Maar wellicht zijn er efficiëntere en vooral goedkopere middelen om de haven te verbinden dan door het graven van een nieuw groot kanaal dwars door een landschap – een kanaal dat overigens zelf ook door rijen populieren is gemarkeerd en eigenlijk een verbinding maakt van in Oost-Vlaanderen tot aan de Damse Vaart.
De Damse Vaart en haar beschermde bomen hebben een belangrijke landschapswaarde, maar zijn ook een recreatief-toeristische attractie. Ze trekken heel veel fietsers, hengelaars, watersporters, zwemmers, soms schaatsers aan.
Minister, welke delen van de Damse Vaart genieten bescherming en welke niet? Waarom koos u niet voor een totaalbescherming van de Damse Vaart, inclusief de ‘sifons’?
In welke mate wordt het beheer van de oevers met behulp van schapen mee in de bescherming opgenomen? Op twee jaar na werden de oevers altijd begrazen en daardoor hebben ze een specifieke biodiversiteit, die mede door de schapen wordt gegenereerd.
Hoe ver strekt de bescherming met betrekking tot behoud van alle vormen van vegetatie? In bepaalde bezwaren wordt geopperd dat sommige delen niet zijn meegenomen en dat er discussies zijn over het type populieren. U kent dat soort discussies.
Heeft de bescherming gevolgen voor het recreatieve gebruik van de Damse Vaart en haar oevers?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik had gehoopt dat u zou beginnen met een citaat van een zeker Bart Caron op Facebook: “Moedige beslissing die meer dan terecht is. Als het goed is, zeg ik het graag.” Helaas hebt u het daarnet niet zo sterk verwoord.
Hebt u het geliket?
Ik zit alleen op Twitter, maar gelukkig heeft de voorzitter mijn aandacht op uw Facebookuitspraak gevestigd.
Voor alle duidelijkheid, er is wel degelijk een definitieve bescherming van de Damse Vaart. De afbakening is uiteraard strookvormig. Ik zal het niet allemaal in detail beschrijven, het plan is als bijlage bij het beschermingsbesluit gevoegd. Op de grondgebieden van Brugge, Damme en Knokke-Heist behoren er ook enkele afzonderlijke percelen toe en enkele nutsgebouwen, onder meer een brugwachtershuisje. De afbakening is gedetailleerd opgenomen op het plan dat als bijlage bij het ministerieel besluit is gevoegd. Op het breedste deel gaat het over een strook van ongeveer 100 meter. Ter hoogte van de kruising van het Schipdonkkanaal en het Leopoldkanaal, in de volksmond de Stinker en de Blinker, bij de zogenaamde ‘sifons’, op het grondgebied van Oostkerke (Damme), waar de open bedding van de Damse Vaart grotendeels verdwenen is en de oorspronkelijke waterbouwkundige constructies beschadigd en slechts beperkt afleesbaar zijn, is er inderdaad een onderbreking. De sifonconstructie werd bij het begin en nog eens bij het einde van de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd, zodat de oorspronkelijk constructie niet meer bestaat.
Het antwoord op uw tweede vraag is duidelijk. De aanleiding tot het dossier is de voortzetting van de bescherming van het meest waardevolle houtig erfgoed, opgestart in 2009. De focus van de bescherming ligt dan ook op de opgaande bomenrijen langs de Damse Vaart. Die opgaande kanaalbeplanting ontbreekt nu eenmaal ter hoogte van de kruising van het Schipdonkkanaal en het Leopoldkanaal, de Stinker en de Blinker. De continuïteit van de Damse Vaart is door de vernieling van de bijzondere waterbouwkundige kruising tijdens de Tweede Wereldoorlog wezenlijk gewijzigd en verstoord.
Gelet op de sterk vergraven kanaalstructuur van de Damse Vaart, de ontbrekende populierenrijen en de sterk gehavende waterbouwkundige constructies, is er bij de bescherming niet geopteerd voor een continue beschermingsperimeter en is het weinig verdedigbaar om de kruising als monument te beschermen.
Het inhoudelijke dossier van deze bescherming – u hebt het ondertussen gelezen – bevat een duidelijke beheersvisie. Ik citeer letterlijk: “(...) dat voor de grazige begroeiingen een gericht bermbeheer dient aangehouden te worden waarbij het tijdelijk inzetten van schapenbegrazing met herder wordt aanbevolen, mits voldoende voorzorg voor het vermijden van vraatschade aan de kanaalbeplanting”.
Voor de volledigheid vermeld ik ook dat die traditionele schapenbegrazing deel uitmaakt van de volkskundige waarde van de bescherming. U hebt kunnen lezen dat er een hele passage is opgenomen over de volkskundige waarde in het beschermingsbesluit.
In de beheersdoelstellingen van dit beschermingsdossier wordt het behoud van de aanwezige vegetatie beschreven, maar ook wordt een tijdige en verantwoorde vervanging van de houtige vegetatie bepaald.
Hierbij wordt het recent afgeronde bomenbeheersplan met langetermijnplanning van de provincie West-Vlaanderen en Waterwegen en Zeekanaal (W&Z) als uitgangspunt genomen. Naast de houtige beplantingen, bestaande uit opgaande Canadapopulieren en knotbomen, komen daarin ook de grazige begroeiingen, zijnde de bloemrijke bermen en oeverstroken, aan bod. Dit laatste vegetatieaspect wordt concreet aangestuurd via een monitoring van de botanische kwaliteit, uitgevoerd door de West-Vlaamse Intercommunale in 2015.
Voor het bestand van de oudste opgaande populieren met karakteristieke kromme stammen wordt een uitgesteld vervangprogramma gevolgd waarbij de bomen oud mogen worden. Voor het bestand van de jongere opgaande populieren met rechte stammen wordt een aangepast vervangprogramma gevolgd, waarbij volgens een spreidingsplan vervangen wordt met cultivars met karakteristieke kromme stammen. Diegenen die de Damse Vaart niet kennen, kan ik een echte wandeling daar aanbevelen. Er is een prachtig natuurgebied, aangelegd door Natuurpunt, met de wallen, de versterking, versteviging van Simon Stevin, de grote voorloper van Vauban. U weet, collega’s, dat Vauban de mosterd heeft gehaald bij Simon Stevin, die de eerste was om die stervormige verdedigingen op te trekken, toen nog tegen de Spanjolen, om de Spanjaarden buiten te houden.
Nabij de Schellemolen, gelegen aan de Damse Vaart West 3, dient er rekening te worden gehouden met de windvang van de molen. Opgaande bomen en knotbomen mogen daar wel worden verwijderd zonder vervanging.
De vroege vormen van recreatief gebruik, zoals zwemmen en schaatsen, al dan niet collectief georganiseerd, maken inderdaad deel uit van de volkskundige waarde van die bescherming. Deze tradities leven uiteraard door in meer recente toeristisch-recreatieve gebruiksvormen zoals het varen, het hengelen en het fietsen. Het recreatief gebruik van de Damse Vaart wordt ook behandeld in het beschermingsdossier. U hebt de beheersdoelstellingen gezien. Het is wel zo dat bepaalde activiteiten plaatselijk of tijdelijk kunnen worden beperkt om bijvoorbeeld rustverstoring of oeverbetreding te kunnen tegengaan.
Bent u tevreden, mijnheer Caron?
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben tevreden tot zeer tevreden. Maar ik ben wel wat ontgoocheld, want mijn tweet van 20 februari 14.33 uur luidde: “Als het goed is, zeg ik het graag. Kanaalbeplanting langs Damse Vaart tot beschermd monument.” Daarna volgde een link naar het artikel op de website van Knack. Op Facebook drukte ik het sterker uit en zette ik er het woordje ‘moedig’ voor. Daar heb ik dan wel een karrevracht aan reacties op gekregen, dat ik zo getrouw was aan de meerderheid, minister-president. (Opmerkingen van minister-president Geert Bourgeois)
Ik heb helemaal afgedaan in West-Vlaanderen. Nee, dat is niet waar.
Op zich is het een heel positieve zaak dat het gebeurt. Daarover mag geen twijfel bestaan. Het is een delicaat punt. De argumentatie, ook in de motivatie van het besluit, beperkt zich inderdaad tot het feit dat rond de sifons de beschadigingen dusdanig zijn, dat de bomenrijen onderbroken zijn, dat de vaartstructuren eigenlijk veranderd zijn en dat dat op zich niet leidt tot een bescherming als monument.
Een ander idee was geweest: laat ons dat opnieuw zichtbaar maken. Oké, het zijn vooral ruïnes die overgebleven zijn, ondertussen deels onder de grond, want het was eigenlijk een uitgegraven ding. In die zin zou dat het nog kwalitatiever hebben gemaakt.
Ik vind het positief dat een aantal aangrenzende ankerplaatsen benoemd zijn in het besluit en dat het dus inderdaad deel uitmaakt van een groter geheel, waarvan ook het Fort van Beieren – u hebt het vernoemd – een element is. Op zich is dat een positieve aanpak, ook wat de manier van dat onderhoud betreft. Er was de merkwaardige discussie tussen W&Z en Onroerend Erfgoed, waarin je de bezwaarprocedure ziet meelopen. Of hoe dezelfde administratieve diensten, vanuit verschillende motieven, pro of contra het behoud van bomen kunnen zien.
Ik dank u voor uw antwoord.
Voilà, als het goed is, mag het ook worden gezegd. Eigenlijk volgt u mijn betoog in de plenaire vergadering van verleden week. Zo nu en dan mogen we goed nieuws brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.