Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
We hebben het in deze commissie al een aantal keren gehad over de afgifte van de jachtverloven. Mijn vraag staat los van elke ideologische of politieke opvatting over de jacht, maar betreft enkele technische aspecten. Om te kunnen jagen heb je een jachtverlof nodig. We zijn het erover eens dat dit nodig is, want het gaat om een activiteit waarbij wapens worden gebruikt, en ook in de sportsector zijn daar regels aan verbonden.
Het komend jachtseizoen begint pas per 1 juli 2017. In de jachtregelgeving staat uitdrukkelijk vermeld dat men pas kan jagen met het geweer wanneer men in het bezit is van een jachtverlof. Er is evenwel niet bepaald vanaf welke datum men een jachtverlof kan aanvragen en vanaf welk moment de arrondissementscommissaris een jachtverlof kan afleveren voor het komende jachtseizoen. Dat werd niet gespecificeerd bij de omzetting van de federale regelgeving naar de Vlaamse regelgeving.
Uit navraag blijkt dat de arrondissementscommissarissen in de Vlaamse provincies enige autonomie hebben en daar enigszins anders mee omgaan.
In elk geval duikt hier en daar de vraag op de gebruikelijke periode van één maand voorafgaand aan het jachtseizoen wat te verlengen. Ik verneem nu echter dat men in bepaalde provincies veel vroeger tot afgifte wenst over te gaan.
Minister, bent u op de hoogte van de vraag van sommige provincies om het jachtverlof langer dan één maand voor aanvang van het jachtseizoen te kunnen afleveren en vindt u dit wenselijk?
Een ander element betreft het vereiste uittreksel uit het strafregister, nodig om een jachtverlof te kunnen krijgen. In het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2016 houdende de wijziging van diverse bepalingen van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014 heeft men de datum van het vereiste uittreksel uit het strafregister al vervroegd van twee naar drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag van het jachtverlof. Als men dit combineert met de vraag om het jachtverlof reeds meerdere maanden voor het ingaan van het jachtseizoen te kunnen uitreiken, riskeert men een wel erg ruime periode te krijgen tussen de datum van het uittreksel en het begin van het jachtseizoen. Zo zou iemand op 1 januari een uittreksel uit het strafregister kunnen krijgen, op 1 maart een aanvraag voor een jachtverlof kunnen indienen en dan op 1 juni zijn jachtverlof krijgen. Dan duurt dit alles een half jaar, dat lijkt me wel erg lang.
Minister, overweegt u om meer duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de datum vanaf welke een jachtverlof kan worden uitgereikt voor het volgende jachtseizoen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik ben op de hoogte van het feit dat sommige provincies de mogelijkheid bieden om de jachtverloven langer dan één maand voor aanvang van het jachtseizoen af te leveren. Als belangrijkste reden geven de arrondissementscommissarissen aan hierdoor een betere spreiding van de werklast voor hun administratie mogelijk te maken. Dit laat immers toe om het bevoegde personeel dat in die periode ook instaat voor de goedkeuring van de jachtplannen, efficiënter in te zetten. Het juridisch kader laat perfect toe om de jachtverloven langer dan één maand voor aanvang van het jachtseizoen aan te vragen en af te leveren. De geldigheid van elk afgeleverd jachtverlof neemt, zoals wettelijk voorzien, pas aanvang op 1 juli van dat jachtseizoen.
Ik begrijp de bezorgdheid om de geldigheid van het uittreksel uit het strafregister. De wetgeving biedt echter voldoende garanties om tijdig en doortastend te kunnen ingrijpen. De arrondissementscommissaris kan immers het jachtverlof te allen tijde intrekken wanneer een persoon in tussentijd in een toestand zou komen waarin zijn jachtverlof zou worden geweigerd krachtens artikel 15 van het Jachtadministratiebesluit van 15 april 2014. Artikel 17 van het Jachtadministratiebesluit geeft daarbij de wijze weer waarop de arrondissementscommissaris de informatie verkrijgt, die daarvoor noodzakelijk is, hetzij maandelijks van de parketten, hetzij van het Milieuhandhavingscollege dat een kopie van de beslissing bezorgt. Volgens mijn administratie verloopt deze wijze van informatieverstrekking in de praktijk ongeveer even snel als de formele inschrijving van die informatie in het strafregister. Dit is zowel functioneel vóór het jachtseizoen als tijdens het jachtseizoen.
Mijn administratie zal dit punt grondig bespreken in het geregeld overleg met de arrondissementscommissarissen, met als doel hierover een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Ik neem uw bezorgdheid dus zeker mee. We zullen ervoor zorgen dat die termijnen kort genoeg gehouden worden en dat er voldoende afstemming is.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik ben blij dat de minister mijn bekommernis deelt. Ik ben iets minder optimistisch over het vlot doorstromen van de informatie vanuit de parketten. Ik hoor daarover andere geruchten. Het kan zijn dat dit maandelijks gebeurt, maar over de mate waarin dat dan actueel is, verneem ik twijfels vanuit de praktijk. Het verlangen om naar een meer evenwichtige spreiding van de administratieve last voor de arrondissementscommissarissen te gaan, vind ik logisch. Ik denk dat het antwoord erin zou kunnen bestaan dat het uittreksel nooit de termijn van drie maanden na uitgifte zou mogen overschrijden op het ogenblik dat het jachtverlof wordt aangevraagd. Dan beperk je die periode toch enigszins.
Ik merk ook op dat in dit geval bij de omzetting van de regelgeving in Wallonië, men zich strikt gehouden heeft aan die termijn van één maand. Ik dacht dat het uittreksel uit het strafregister maar twee maanden oud mag zijn. Ik geef dit mee als indicatie dat we daar in Vlaanderen blijkbaar iets losser mee omgaan. Ik ben er niet van overtuigd dat dit gezond is.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik begrijp dat er bedenkingen kunnen zijn bij het vroeger afleveren van een jachtverlof. Ik denk dat dit op zich geen probleem is. De minister heeft gezegd dat het kan en dat daar op dit ogenblik geen belemmeringen voor zijn. Ik hoor mijnheer De Bruyn vragen naar meer eenduidigheid en pleiten voor een beperking tot drie maanden. Ik zou het anders aanpakken. We moeten veeleer pleiten voor een vereenvoudiging van de procedure. Dat kan misschien, zoals in Duitsland, door het verlengen van de termijn van de geldigheid van een jachtverlof. Daar geldt een jachtverlof gedurende drie jaar.
Minister, u zei zelf ook al dat wanneer iemand iets op zijn kerfstok heeft, de arrondissementscommissaris te allen tijde een jachtverlof weer kan intrekken. Als we de geldigheid van de jachtverloven uitbreiden in de tijd, zal de administratieve overlast voor de arrondissementscommissarissen al voor een stuk zijn ingeperkt. We moeten ook eens nagaan of het niet mogelijk zou zijn dat de arrondissementscommissarissen zelf toegang zouden krijgen tot de databanken van het strafregister, zodat een en ander vereenvoudigd kan worden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De toegang tot het strafregister is inderdaad een mogelijke oplossing. Op dit moment is het Agentschap voor Natuur en Bos aan het onderhandelen met de federale overheid om die toelating ook voor arrondissementscommissarissen mogelijk te maken, zodat ze actiever die controle kunnen uitvoeren.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Wat die tweede opmerking betreft, als die toegang geregeld kan worden, zou dat inderdaad een goede zaak zijn.
Verder heb ik er geen bezwaar tegen dat een jachtverlof voor twee of voor drie jaar wordt uitgereikt. Dat lijkt mij niet onoverkomelijk, op voorwaarde dat de andere voorwaarden zoals het voorleggen of het consulteren van een uittreksel uit het strafregister, waaruit blijkt dat met de aanvrager geen vreemde dingen zijn gebeurd, wel behouden blijven.
Dat geldt nu trouwens ook voor de sportlicenties. Een sportschutter krijgt een vergunning voor vijf jaar om met zijn sportwapen te schieten, maar moet jaarlijks kunnen aantonen dat hij nog lid is van een erkende vereniging waar aan sportschieten wordt gedaan en dat hij nog beschikt over een uittreksel uit het strafregister waaruit blijkt dat hem het recht om te schieten niet ontnomen is.
Dat lijken mij elementaire voorwaarden die we ook in onze jachtregelgeving niet kunnen versoepelen. Het zou dwaas zijn dat een sportschutter aan strengere regels onderworpen is dan een jager, die zich toch in het publieke en semipublieke domein begeeft, wat veel minder het geval is voor een sportschutter. Dat is in elk geval een pleidooi dat ik bij de minister niet heb gehoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.