Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik las het rapport van de Europese Commissie, en één zinnetje viel me op: “By contrast, de primaire uitgaven waarvan verwacht werd dat ze lichtjes zouden dalen, zijn lichtjes gestegen.”
Aangezien een Europees rapport altijd gaat over de algemene Europese cijfers, is mijn vraag: wat is het aandeel van Vlaanderen in de primaire uitgaven? Hoe beoordeelt u de evolutie daarvan ten opzichte van de groei van het bbp?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, op basis van de eerste raming van de overheidsuitgaven 2016 zoals overgemaakt aan Europa komt het Vlaams aandeel in de Belgische primaire uitgaven ongeveer overeen met 15 procent. Toch moet daarbij een belangrijke kanttekening worden gemaakt.
De primaire Vlaamse uitgaven maken soms geen deel uit van de Belgische primaire uitgaven. Dit is te wijten aan het feit dat Europa deze als interne stromen binnen België definieert. Daardoor zitten bijvoorbeeld de doorstortingen aan de gemeenten uit het Gemeentefonds voor Vlaanderen wel, maar voor België niet in de primaire uitgaven.
De problematiek van mogelijke dubbeltellingen in de primaire uitgaven van de gezamenlijke overheid geldt tevens voor bijvoorbeeld de transfers van de federale overheid naar de gemeenschappen en gewesten. Veel hangt dus af van of we al dan niet geconsolideerd te werk gaan. In dit laatste geval komen we uit op 18 procent in plaats van 15 procent.
De Europese Commissie evalueert in haar ‘Winter 2017 Economic Forecast’ of de lidstaat België haar uitgaven onder controle gehouden heeft. U peilt nu naar de mate waarin Vlaanderen daarin is geslaagd. Er zijn evident verschillende indicatoren die in dit verband kunnen worden gehanteerd. Zo kan dit worden afgeleid uit de mate waarin Vlaanderen de vooropgestelde begrotingsdoelstelling daadwerkelijk realiseert. Zoals blijkt uit het februarirapport van het ambtelijk monitoringcomité, kan het Vlaams begrotingsbeleid op dit vlak positief worden beoordeeld. Voor 2016 wordt nog slechts een tekort geschat van 164,7 miljoen euro. Of, in vergelijking met de begrotingsaanpassing, ligt het tekort 300 miljoen euro lager, wat een substantiële verbetering is.
Een andere indicator betreft de evolutie van de totale uitgaven. De recentste analyse van het monitoringcomité leert ons dat de totale uitgaven 0,7 procent lager liggen ten opzichte van wat werd vastgelegd bij de begrotingsaanpassing. Belangrijk hierbij is dat de daling van de totale uitgaven het resultaat is van vele bewegingen in de uitgaven en dus niet uitsluitend van de daling van de rentelasten, zoals door de EC gesuggereerd in haar rapport over België. Het aandeel van de gewijzigde rentelasten is immers slechts 8,2 procent. Ook deze indicator geeft dus aan dat Vlaanderen de uitgaven wel degelijk onder controle heeft.
De Europese Commissie baseert zich op nog een andere indicator, met name de primaire uitgaven. Het is ongetwijfeld relevant om de trend in de primaire uitgaven ook op regionaal niveau op te volgen. Maar de facto is dit geen eenvoudige oefening. Zo heeft de uitbreiding van de bevoegdheden ten gevolge de zesde staatshervorming een sterke impact op de evolutie van de Vlaamse begroting. Door het feit dat Vlaanderen in 2016 bijvoorbeeld bevoegd is geworden voor de ziekenhuisinfrastructuur A1/A3, terwijl deze uitgaven in 2015 niet eens op de begroting wogen, loopt elke vergelijking van de primaire uitgaven in 2015 en 2016 al volkomen spaak.
Het interpreteren van uitgavenevoluties over de tijd wordt bijkomend bemoeilijkt door de bijstellingen van de consolidatieperimeter op Vlaams niveau, waardoor zowel de ontvangsten als de uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap op verschillende tijdstippen toegenomen zijn. Men kan de Vlaamse primaire uitgaven van 2016 dus niet zomaar vergelijken met die van 2015.
Een eerste inschatting na uitzuivering voor deze twee elementen leert ons dat de primaire uitgaven minder zijn toegenomen, namelijk 2,6 procent, dan het bbp, namelijk 2,7 procent. Daardoor is er sprake van een minieme daling van de primaire uitgaven als procent van het nominaal bbp. Op grond van deze indicator komen we dus tot dezelfde conclusie: Vlaanderen heeft zijn uitgaven de laatste jaren goed gemonitord.
In de toekomst zullen de uitgavenevoluties worden afgetoetst aan een vooropgestelde uitgavennorm. Dit is het gevolg van de mededeling van de Europese Commissie ‘Stappen naar de voltooiing van de economische en monetaire unie’ van 21 oktober 2015. Deze beoogt de voorspelbaarheid en transparantie van het stabiliteits- en groeipact te verhogen. Concrete voorstellen ter zake werden goedgekeurd door de Ecofinraad van 6 december 2016.
De berekening van het uitgavencriterium is gebaseerd op de som van de uitgaven gecorrigeerd voor de rentelasten, de uitgaven die volledig worden gefinancierd door EU-programma’s en de uitgaven voor conjuncturele werkloosheid de investeringsuitgaven die worden afgevlakt door het gemiddelde over vier jaar te nemen. De groei van deze uitgaven zal een referentiepercentage voor de potentiële groei niet mogen overschrijden, behalve indien de overschrijding gecompenseerd wordt door discretionaire maatregelen inzake ontvangsten.
Voorlopig zal deze uitgavennorm door de Hoge Raad van Financiën (HRF) enkel worden gecontroleerd op het niveau van de gezamenlijke overheid. Recent stelde de werkgroep over de werking van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 evenwel voor om aan de afdeling Financieringsbehoeften van de overheid van de HRF te laten bestuderen of het ook nuttig en/of opportuun is om ook op het niveau van de subentiteiten een uitgavencriterium te gebruiken. Vanuit Vlaanderen is in dit kader duidelijk gesteld dat een regionale uitgavennorm dan ook impliceert dat rekening wordt gehouden met de regionale groei in de ontvangsten.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister.
Samengevat: zuiver voor ziekenhuizen en consolidaties is het overheidsbeslag in Vlaanderen gezakt met 0,1 procent. Dat is een daling. Dat is de bedoeling van deze regering. Het is eerder natuurlijk een beetje een stabilisering ten aanzien van het niveau waar we waren. Het is een belangrijke doelstelling die we ons allemaal gesteld hebben, om het overheidsbeslag stap voor stap af te bouwen tot uiteindelijk onder de 50 procent met heel België. Dat Vlaanderen daarin zijn aandeel heeft, is belangrijk.
We doen het net iets beter dan de rest van de EU: in de andere landen kent men een lichte stijging, in Vlaanderen een lichte daling. Dat is goed, maar ik denk dat we waakzaam moeten blijven, want 0,1 procent is natuurlijk een flinterdunne marge. Ik dank u voor uw zeer precieze antwoord.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik heb naar aanleiding van uw antwoord een gekoppelde vraag aan u, een die ik al had met betrekking tot de voorbereidingen voor het Europees semester en het groei- en stabiliteitspact. Hebt u al intenties die u gaat neerleggen dit voorjaar, naar aanleiding van de nieuwe onderhandelingen die moeten worden gevoerd met de federale overheid of met de andere deelentiteiten met betrekking tot het groei- en stabiliteitspact?
U zegt dat de HRF voorlopig enkel gaat onderzoeken of het nuttig of opportuun is om subdoelstellingen te hebben voor de subentiteiten of deelgebieden met betrekking tot een uitgavennorm. U zegt – mijns inziens terecht – dat men rekening moet houden met de regionale groei in de ontvangsten. Wat bedoelt u met dat laatste? Zijn dat de ontvangsten die binnenkomen in de begroting? Of hebt u daar een andere definitie voor?
Minister Tommelein heeft het woord.
Intenties heb ik nog niet, mijnheer Bertels.
Wat betreft de regionale groei in de ontvangsten: als er een regionale uitgavennorm wordt bepaald, moet men wel degelijk rekening houden met alle ontvangsten die binnenkomen. De verhouding moet juist zijn. Met de ontvangsten bedoel ik niet alleen de eigen gewestbelastingen, maar de totale ontvangsten van de Vlaamse overheid.
Ik neem aan dat u dezelfde logica hanteert en dat u, zoals u bij de uitgavennorm gezegd hebt, een aantal zaken niet meetelt. Ik geef een voorbeeld: zou u Europese investeringssubsidies meetellen of niet?
Het is niet aan mij om dat te bepalen, mijnheer Bertels, het is de HRF die dat bepaalt. Ik kan wel opmerkingen maken als zij van plan zijn om uitgavennormen vast te leggen, dat ze rekening moeten houden met een aantal andere dingen. Maar ik kreeg ze niet vast. Ik heb veel te zeggen, maar niet alles.
De vraag om uitleg is afgehandeld.