Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over het gebrek aan ingenieurs in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ingenieur is al jaren een knelpuntberoep, maar uit nieuwe cijfers van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) blijkt dat het tekort aan ingenieurs de voorbije jaren verder is toegenomen. Er wordt momenteel zelfs gesproken over een ‘dramatisch’ tekort. Eind 2013 stonden er 2214 vacatures open voor burgerlijk, industrieel of bio-ingenieur. Dat is eind vorig jaar opgelopen tot 4120, een verdubbeling.
Sectorfederatie Agoria doet er nog een schepje bovenop en gaat ervan uit dat het officiële cijfer nog enigszins flatterend is. Dat is niet te wijten aan bewuste cijfertoilettage, maar wel aan het feit dat niet alle bedrijven hun vacatures zouden doorgeven aan VDAB. Agoria zelf schat het aantal vacatures op een vijfduizendtal.
Er heerst vooral een groot tekort aan industrieel ingenieurs. Het aandeel in de vacatures loopt zelfs op tot 90 procent. Het tekort is ook meer dan verdubbeld, terwijl het aantal vacatures voor burgerlijk ingenieurs terugliep met 20 procent. Vooral in West-Vlaanderen laat het tekort zich het scherpst voelen, want heel wat industrieel-technologische kmo’s doen het daar uitstekend.
Een beetje pijnlijk is dat er ook in deze knelpuntniche, die toch over hooggeschoolden gaat, een paradox lijkt te zijn op onze arbeidsmarkt. Ondanks de grote vraag naar industrieel ingenieurs blijkt namelijk dat er tussen de 1800 en 2200 ingenieurs werkloos thuis zitten. Net als bij de vacatures gaat het vooral om industrieel ingenieurs, maar in dit geval dan om oudere mensen tussen 40 en 60 jaar. Hun kennis zou niet up-to-date zijn. Althans, zo verklaarde Peter Demuynck, algemeen directeur van Agoria, het probleem.
Minister, hoe kan de gestage stijging van het aantal vacatures voor ingenieurs in Vlaanderen worden verklaard? Wat werd er de afgelopen jaren vanuit VDAB ondernomen om het stijgende aantal vacatures voor ingenieurs in te dijken? Wat onderneemt VDAB ten aanzien van de groep van oudere werkloze ingenieurs, meer bepaald op het vlak van bijkomende vormingsinitiatieven, om hun kennis up-to-date te houden of te krijgen? En wat onderneemt VDAB om knelpuntvacatures voor ingenieurs op te vangen in het kader van de interregionale mobiliteit?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik zal mijn inleiding wat inkorten, want collega Talpe heeft de problematiek van de grote vraag aan ingenieurs goed geschetst. We weten al lang dat er een tekort is aan instroom vanuit het onderwijs. Daar wordt aan gewerkt, onder andere via Science, Technology, Engineering, Mathematics (STEM) en dergelijke meer. Maar toch blijkt er nog altijd een aanzienlijke reserve aan ingenieurs bij VDAB te zijn: mensen tussen de veertig en de zestig die vaak al een aantal jaren niet meer aan de bak komen als ingenieur. Dat is op zich vreemd.
Een verklaring zou kunnen liggen in een gebrekkige kennis, zoals Agoria naar voren schuift. Ik heb ook de Ingenieursvereniging gehoord, en daar heeft men het vooral over de ‘softs skills’ en een gebrek aan sollicitatietraining en een aantal zaken die daar tekortschieten. Hoe dan ook lijkt het mij een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te zijn, uiteraard van de betrokkenen, maar ook van de werkgevers en VDAB.
We hebben er allemaal alle belang bij om zoveel mogelijk ingenieurs aan de slag te helpen. Ingenieurs zorgen voor groei in bedrijven en voor innovatieve oplossingen. We hebben er echt wel veel nodig.
Minister, wat is volgens u de verklaring voor het probleem van de thuiszittende ingenieurs? Wat kunnen we doen om daaraan te verhelpen? Wat zal VDAB doen om ervoor te zorgen dat die mismatch wordt aangepakt? Kunnen we met bijscholing, zowel op soft als hard skills het verschil maken en de ingenieurs opnieuw inzetbaar maken op de arbeidsmarkt? Moeten we vanuit VDAB sneller ingrijpen als een ingenieur werkzoekend wordt? Kunnen instrumenten als onderwijskwalificerende trajecten een nuttige rol spelen in deze om de instroom van mensen naar ingenieursvacatures te verhogen?
Minister Muyters heeft het woord.
Dames en heren, ik zal een vrij uitgebreid antwoord op die vraag geven. Algemeen kunnen we zeggen dat er grote vraag is op de arbeidsmarkt naar profielen met een masterdiploma. Uitgesproken is die trend nog sterker bij ingenieurs. Ik wil eerst dieper ingaan op de verklaringen die daarvoor kunnen worden gegeven.
De vraag naar ingenieurs wordt in de eerste plaats gestuurd door de conjunctuur. Als de conjunctuur aantrekt, is er meer vraag naar masterdiploma’s en zeker meer vraag naar ingenieurs. Deze trend zorgt globaal voor meer vacatures, vooral in de industriële sectoren, waar de grootste vraag naar ingenieurs zich situeert. Bovendien zijn veel beroepen waar ingenieurs in terechtkunnen, al jaren knelpuntberoepen. Als de conjunctuur aantrekt, wordt dat nog explicieter en zijn ze sowieso niet makkelijk in te vullen.
Dat ingenieur een knelpuntberoep is, vloeit voort uit het feit dat er een algemeen tekort is aan technisch geschoolde profielen op de arbeidsmarkt. Het tekort aan jongeren in de secundaire opleidingen rond wiskunde, wetenschap en techniek, vertaalt zich ook in onvoldoende aantal jongeren met voldoende interesse en de juiste basiscompetenties om te starten in een ingenieursopleiding. Elk jaar studeren er te weinig ingenieurs af om een antwoord te bieden op de toenemende vraag.
Daarenboven is er niet alleen nood aan technische competenties – mijnheer Bothuyne, het is altijd plezant als u al mee een antwoord geeft op de vragen –, maar er is ook nood aan talenkennis, managementcapaciteiten en social skills. Moderne ingenieurs zijn niet alleen technisch onderbouwd, maar moeten ook een team of vestiging kunnen aansturen. Ze moeten inzicht hebben in (bedrijfs)economische onderwerpen zoals management en ondernemerschap. Niet alle ingenieurs beschikken over al deze competenties. De ingenieursopleidingen focussen minder op deze sociale vaardigheden. Werkgevers halen soms aan dat onze ingenieurs doorgaans zeer goed opgeleid zijn voor de technische aspecten van de job, maar dat ze de soft skills missen.
Anderzijds, wat de technische opleiding betreft, zijn onze ingenieurs soms te specialistisch en te weinig generalistisch opgeleid, waardoor ze te nichegebonden zijn. Een bio-ingenieur kun je niet het werk laten doen van een bouwkundig ingenieur als er specifiek bouwkundige zaken moeten gebeuren. Vooral voor ingenieurs die jarenlang in dezelfde specialisatie gewerkt hebben, is hertewerkstelling na een ontslag niet altijd evident. VDAB stelt vast dat de soft skills bij deze ervaren ingenieurs, en bij uitstek de communicatie- en sollicitatievaardigheden, een probleem vormen.
Op individueel niveau stelt VDAB vast dat werkloze ingenieurs zich niet altijd bewust zijn van hun arbeidsmarktpositie en niet altijd een correct zicht hebben op wat hun waarde op de arbeidsmarkt is. Ze weten niet wat hun troeven zijn of welke competenties ze al dan niet hebben. Dit maakt dat ze in de zoektocht naar een nieuwe job soms op het verkeerde doel mikken. Onze loopbaancheque probeert net inzicht te geven. Die groep maakt niet altijd een goede inschatting waardoor ze zichzelf niet goed kunnen verkopen.
Tot slot stellen we ook vast dat ingenieursvacatures binnen een ploegenstelsel moeilijker invulbaar zijn.
Om werkzoekende ingenieurs in contact te brengen met de bedrijven die op zoek zijn naar ingenieurs, organiseert VDAB gespecialiseerde jobbeurzen voor ingenieurs en andere hogere technische profielen. Daarbij wordt ook ingezet op het bijschaven van social skills, bijvoorbeeld door middel van workshops sollicitatietraining. Daarnaast organiseert VDAB ook meer specifieke jobevents voor anderstalige ingenieurs of werkzoekende ingenieurs uit bijvoorbeeld Spanje of Portugal waarbij er een platform wordt geboden aan bedrijven die nood hebben aan ingenieurs. Voor de meeste ingenieurs volstaan dergelijke jobbeurzen. Een groot deel van de werkzoekende ingenieurs werd pas recent werkloos. Zij zullen snel uit de werkzoekendenstatistieken verdwijnen.
Zoals u terecht opmerkt, is er echter ook een groep van werkzoekende ingenieurs die niet vlot aan de slag raakt. Daarom is VDAB al enkele jaren aan het experimenteren met een specifieke aanpak voor werkzoekende ingenieurs. Zo werd samen met de ingenieursvereniging, De Lift en Werk met Zin, het project Talent4Technics gelanceerd. Dat is gestart op 21 maart 2016 en heeft een looptijd van een jaar. Het loopt dus binnenkort af.
Dit proefproject focust op hooggeschoolde technici waarbij wordt gewerkt zowel op zelfinschatting – wat soms een moeilijkheid is zoals ik daarnet zei – als op attitude- en sollicatietraining, stage in het bedrijfsleven en het verbreden van het professionele netwerk. Dat zijn allemaal belangrijke elementen, zeker voor mensen die lang in eenzelfde job zijn gebleven. In de loop van dit jaar zullen nog nieuwe acties volgen, samen met de ingenieursvereniging, universiteiten en dergelijke meer. VDAB doet dus heel wat om de match te maken tussen de werkzoekende ingenieurs en de vacatures, maar zoals gezegd blijven we sowieso met een probleem zitten omdat er te weinig jongeren afstuderen. Ik denk dat we verder kunnen gaan met het STEM-actieplan waar we al jaren mee bezig zijn en nu stilaan de eerste positieve resultaten van zien. Alle doe-dagen, het duaal leren en werken en andere campagnes werpen hun vruchten af. We blijven daarop inzetten.
Zoals jullie begrijpen, zal VDAB zelf nooit ingenieurs opleiden. Wel worden ingenieurs via vrijstellingen en samenwerking met onderwijs ondersteund. Wegens het grote tekort aan ingenieurs zijn de ingenieursopleidingen de enige masters waarvoor een werkzoekende een vrijstelling voor beschikbaarheid op de arbeidsmarkt kan krijgen. Concreet betekent dit dat vrijstellingen kunnen worden gekregen voor alle opleidingen tot master in de industriële wetenschappen en voor alle masters in de ingenieurswetenschappen, dus de burgerlijk en de industrieel ingenieurs. Net omdat er voor alle ingenieurs tekorten zijn, werd beslist om daarbinnen geen verdere selectie van specialisaties te maken. VDAB hanteert dus alle mogelijke oplossingen om dit probleem concreet aan te pakken.
Zoals ik daarnet al zei, zijn voor werkzoekende ingenieurs, naast de technische competenties, ook de ‘soft skills’ belangrijk. De technische competenties worden bijgeschaafd door korte technische bijscholingen of werkervaringstrajecten, maar we zetten vooral in op de soft skills, management-, communicatie- en sollicitatievaardigheden in bestaande en nieuwe projecten van de VDAB met partners.
Tot slot is er de vraag naar OKOT-trajecten (onderwijskwalificerend opleidingstraject). Met de sociale partners is afgesproken dat we geen OKOT-trajecten organiseren voor masteropleidingen. De maatschappelijke kostprijs van vier of vijf jaar werkloosheidsuitkering én terugbetaling van alle studiekosten loopt hoog op. Veel technische bacheloropleidingen bieden ook even goede kansen op tewerkstelling als een ingenieursopleiding omdat ook daar groeiende structurele tekorten zijn. Vanuit de focus op de kortste weg naar duurzaam werk en de meest efficiënte inzet van middelen, focussen we in het OKOT-beleid dus liever op de technische bacheloropleidingen. Bijgevolg zijn er vandaag geen OKOT-trajecten voor ingenieurs. Ook vrijstellingen voor beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt zijn in principe niet mogelijk voor masteropleidingen, maar zoals ik zei, is dat hier wel het geval. Alle vacatures voor knelpuntberoepen zoals ingenieur, worden daarnaast nog automatisch overgemaakt aan Le Forem en Actiris. Met de andere gewesten werden geen specifieke interregionale acties voor ingenieurs opgezet omdat het beroep in alle gewesten een knelpuntberoep is. Meer interregionale mobiliteit zal dus niet veel oplossingen bieden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is inderdaad niet de eerste keer dat we het over het knelpunt van de ingenieursvacatures op onze arbeidsmarkt hebben, en het zal ook niet de laatste keer zijn. Zoals u zelf zei, is het probleem niet gisteren ontstaan, maar is het al lange tijd aan de orde.
Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) zou er een driedubbele mismatch zijn. Die is kwantitatief, wegens het aantal vacatures en het tekort aan kandidaten om die in te vullen. Die is ook kwalitatief door het ontbreken van up-to-date kennis en vooral de soft skills. U had het zelf over social skills en managementskills. Ook mobiliteit zou een pijnpunt zijn.
Ik wil even ingaan op het kwalitatieve aspect. Er zijn twee werkpunten. Enerzijds hebben we de technische kennis die hier en daar niet meer up-to-date zou zijn of te specialistisch, zoals u zelf aanhaalde. Het lijkt ons dat levenslang leren hier zeker een sleutelwoord moet zijn om in een bepaalde richting wat meer variatie te kunnen geven in de opleidingen. Anderzijds is er de onvoldoende aanwezigheid van de soft skills. Dat hebben we regelmatig gehoord van de koepel van Vlaamse ingenieurs. De manier om samen te werken, het empathische en hoe te solliciteren, is volgens hen een groot probleem. Ze verwijzen dan ook naar de sollicitatietrainingen en netwerkevents om aan de soft skills te werken en de eigen waarde op de arbeidsmarkt te kunnen inschatten, wat heel belangrijk is. Daarbij zijn de door de VDAB georganiseerde jobbeurzen en jobevents waardevolle instrumenten.
Terecht haalt u aan dat er eigenlijk al veel vroeger moet worden ingegrepen, want bepaalde richtingen zijn nu eenmaal een betere basis om later over te stappen naar een opleiding als ingenieur. Ook op de soft skills kunnen we eigenlijk al in een vroeger onderwijsstadium inspelen.
Wij hebben vernomen dat ie-net en VBO een mogelijke oplossing zien in het kwalitatief in kaart brengen van de beschikbare arbeidsreserve. Ze denken daarbij aan de figuur van een Social Impact Bond, waar ook de VDAB aan zou kunnen deelnemen. Minister, hoe schat u dit voorstel in?
Een ander element is dat uit de Startbaanenquête bleek dat een op vier jonge ingenieurs vaststelt dat de invulling van een job als ingenieur niet overeenstemt met het verwachtingspatroon dat hij of zij heeft. Anderzijds is het beeld dat jongeren hebben over hun jobmogelijkheden vaak te eng. Wat kan VDAB ondernemen om de jobmogelijkheden en de diversiteit beter kenbaar te maken bij de jongeren?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw uitgebreid antwoord. Het is duidelijk dat u, VDAB en vele andere partners zich zeer goed bewust zijn van de problematiek. Er wordt ook al jaren aan gewerkt, vooral aan de functie van STEM en het verhogen van de instroom. Het is misschien moeilijk als niet-ingenieur om toe te geven dat weinig functies crucialer zijn dan die van ingenieur. Het zijn de functies die de grootste hefboom hebben naar bijkomende tewerkstelling en bijkomende toegevoegde waarde.
Misschien moeten we daarom een aantal grenzen durven doorbreken en een stapje verder gaan dan hetgeen we nu doen. U verwees naar een project dat in Antwerpen loopt, met 27 werkzoekende ingenieurs. Ik denk dat dat positief is. Alleen zijn er in Vlaanderen een paar duizend werkzoekende ingenieurs. Vanuit de ingenieurswereld zegt men: ‘Laat ons nu een screening doen, opnieuw alle huiswerk maken, zien wie en wat we in huis hebben en daarop een massaal programma uitrollen van zowel het bijwerken van soft als hard skills om die arbeidsreserve effectief te activeren.’
Ik weet dat de masteropleidingen niet zijn opgenomen in het OKOT-systeem. Maar misschien kunnen we bekijken of, in navolging van de schakelopleidingen die wel bestaan, we bijvoorbeeld een aantal bachelors via een soort OKOT-systeem niet toch tot een master als ingenieur kunnen brengen. Dat valt misschien minstens te onderzoeken.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik vind dat een moeilijk punt. Ik spreek nu vanuit mijn eigen levenservaring. Als ik mensen moest aanwerven, heb ik altijd een gebrek ervaren. We focussen ons nu op ingenieurs, omdat er daar altijd een gebrek aan is – eigenlijk is dat al jaren, decennia zo. Maar ik denk dat je in gelijk welke beroepscategorie altijd een stuk mismatch hebt. Ik heb dat ook gezien wanneer wij iemand moesten aanwerven voor administratief of boekhoudkundig werk. Er zijn er ook heel veel die op dat ogenblik werkloos zijn en waaruit je een keuze maakt voor wie het beste past in je bedrijf. Daar was ook een mismatch. Want dan zegt men: ‘We hebben boekhouders te kort’. Maar dan zie je dat er boekhouders zijn die werkloos zijn. Dat heeft soms inderdaad te maken met soft skills, omdat ze dan inderdaad niet meer weten hoe ze moeten solliciteren.
Maar ik vind het wat eng om nu te focussen op de ingenieurs. Ingenieurs zijn, door het feit dat het een technisch beroep is, altijd al een punt geweest. En eigenlijk ben ik het ook niet met u eens, minister, wanneer u het zegt: ‘Te specialistisch.’ Er is een probleem, ja. Maar er is ook een probleem met ingenieurs die te generalistisch zijn. Het is iets dat in twee richtingen snijdt. In farmabedrijven bijvoorbeeld, zoekt men heel specifiek ingenieurs die zich specialiseren in iets. Als je dan zegt: ‘Ik ga daar weg, om naar een andere sector te gaan’, dan gaat dat uiteraard inderdaad niet meer, dat klopt. Maar de meesten blijven dan in die sector. Je zou kunnen zeggen dat het niet leuk is om altijd in die sector te blijven. Maar het is inderdaad niet mogelijk om compleet te veranderen van sector. Mij moet je morgen bijvoorbeeld niet in de biosector steken, aangezien ik altijd in de energiesector heb gewerkt. Dat klopt. Mij gaan ze daar ook niet voor willen. Ik denk dat dat niet werkt.
Ik begrijp het probleem. Maar er is altijd een kleinere groep die werkloos is, zelfs als de werkloosheidsgraad op een bepaald moment heel laag zou zijn. Zelfs in een perfect draaiende economie, heb je altijd een stuk werkloosheid, altijd. Dat zie je ook bij die ingenieurs. Het beroep van ingenieur zal altijd een probleem zijn, omdat dat vrij technisch is en door sommigen wordt beschouwd als iets saais. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Het zijn saaie mensen. Persoonlijk feit!
Maar ik ben het er niet helemaal mee eens om een drama te maken van die mismatch. Ik vind het een drama dat we er een tekort aan hebben. Maar een drama maken over een mismatch, daar heb ik toch wel wat problemen mee. Want wij hadden altijd een probleem om mensen te vinden.
Aan elke ingenieur is een gebrek, blijkbaar. (Gelach)
Mijnheer Gryffroy, u weet dat ik altijd uitga van wat de mensen kunnen en niet van welk gebrek ze hebben. Ik vind dus dat we ook zo naar de ingenieurs moeten kijken.
Ik ben het eens met wat u zegt over al dan niet specialistisch zijn. De problematiek doet zich natuurlijk wel voor. Stel dat je ingenieur bent in de automobielsector en daarin gespecialiseerd bent en de automobielsector is op ingenieursvlak niet meer aanwezig in Vlaanderen, dan kun je op dat moment wel een probleem hebben. Wat ik bedoelde, is dat je op dat moment te specialistisch bent om zomaar ergens anders te worden ingezet, als je je blikveld niet hebt verruimd en generalistischer bent geworden. Dat wilde ik naar voren brengen.
Zowel mevrouw Talpe als de heer Bothuyne heeft gevraagd naar nieuwe acties. Ik kan u zeggen – maar de gesprekken zijn nog niet afgerond en daarom ben ik heel voorzichtig – dat er gesprekken bezig zijn tussen VDAB, het ie-net van de ingenieursvereniging en de universiteiten, om verder te bekijken hoe die werkzoekende ingenieurs nog anders en beter kunnen worden ondersteund.
Laat ons even afwachten. De gesprekken zijn bezig. Ik hoop dat het snel tot nieuwe acties kan leiden. Opnieuw bewijst het dat VDAB, wanneer hij ziet dat er nood aan is, de nodige acties verricht. Men wacht daar niet op, maar is daarmee bezig. Ik denk dat dat juist is.
Mevrouw Talpe, u sprak over het kenbaar maken naar de school. Ik denk dat de wisselwerking nu tussen VDAB en het onderwijs al heel anders is dan vijf jaar geleden. Met het duaal leren, met de doedagen enzovoort, maken we echt wel beter bekend wat die job niet en wel inhoudt en dat dat verandert. Voor een ingenieur die vandaag in een garage werkt, is dat bijvoorbeeld heel anders dan tien jaar geleden. Maar dat is bijna bij al die jobs het geval.
Ik zal uw opmerking over OKOT meenemen, maar meer dan dat kan ik daar op dit moment niet over zeggen.
Mijnheer Gryffroy, we gaan hier de problemen niet doodzwijgen. De vaststelling dat er een tekort aan ingenieurs is, is de aanleiding voor de vraag. Ik wil precieze antwoorden. Het aantal afgestudeerde ingenieurs bleef de afgelopen jaren min of meer stabiel, terwijl het aantal vacatures steeg, dankzij het economisch herstel. Zo ontstaat een structureel probleem van spanningen op de arbeidsmarkt. Vandaag is er voor twee vacatures één kandidaat voorhanden. Dat is toch verontrustend. Het succes van STEM is erg positief. Maar om vraag en aanbod in evenwicht te krijgen, moeten we jongeren toch echt warm voor technologie maken. Technologie moet sexy worden. In de samenleving is vrijwel overal technologie. Jongeren, en a fortiori vrouwen, beseffen dat nog onvoldoende. De visvijver is nog maar half zo groot als hij zou kunnen zijn, want veel vrouwen voelen zich niet aangesproken. Op dat punt hebben we nog veel werk aan de winkel.
Een ander belangrijk element zijn de stages op de werkvloer. Er is nood aan langere, gevarieerde stages die jongeren de kans bieden op verschillende werkvloeren aan de slag te gaan. Zo krijgen ze voeling met verschillende specialisaties. Om te besluiten wil ik u vragen om met de minister van Onderwijs te overleggen hoe de instroom kan worden vergroot, de uitval tijdens de studies kan worden verkleind, de branding kan worden verbeterd, de soft skills tijdens de opleiding beter aan bod kunnen komen en er meer gevarieerde stages kunnen worden aangeboden.
Ik denk dat de acties opgezet met de minister van Onderwijs rond instroom massaal moeten worden uitgerold. Ik ben erg blij dat met de ingenieursverenigingen en allicht ook met Agoria, VDAB en andere actoren gesprekken gaande zijn. Ik heb er alle begrip voor dat u nu nog niet kunt meedelen wat nog meer kan worden gedaan. Ik hoop wel dat u er daadwerkelijk in slaagt om bijkomende acties op het terrein te ontwikkelen. En dan mag het om meer gaan dan om 27 werkzoekende ingenieurs in Antwerpen, want er zijn nog duizenden anderen die graag op uw ondersteuning een beroep zullen doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.