Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, een tweetal weken geleden werd er in een krant bericht over een lijvig rapport van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD). Daaruit blijkt dat het salafisme in dit land in opmars is. Het salafisme zou zelfs stilaan de zogenaamd ‘gematigde’ islam in ons land verdringen. Een van de conclusies van dat OCAD-rapport zou zijn dat een groeiend aantal moskeeën en islamitische centra in België onder invloed staat van het wahabitische, salafistische missioneringsapparaat.
Ik spreek vooralsnog in de voorwaardelijke wijze, omdat ik mij moet baseren op persartikelen, aangezien ik het volledig rapport nog altijd niet heb gekregen. Nochtans heb ik het via verschillende kanalen proberen te bemachtigen, zowel via het OCAD zelf, als via de federale collega’s in de Kamer en via uw kabinet, minister. Het blijkt echter een groot staatsgeheim te zijn. Ik heb het rapport vooralsnog niet gekregen. Bijgevolg heb ik een verzoek gericht aan de voorzitter van de commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering, om het daar desnoods achter gesloten deuren te verkrijgen en bespreken. Ik heb nog geen antwoord gehad op dat verzoek, maar ik vermoed dat dat daarop kan worden ingegaan.
In het rapport is verder sprake van een “een extreem-puriteins en intolerant denkkader dat de moslims in het Westen doet afkeren van de Europese waarden en de normen die zij percipiëren als in strijd met de Koran”. Hoe gebeurt die verspreiding van het salafisme dan? Dat gebeurt uiteraard voornamelijk vanuit Saoedi-Arabië en andere Golfstaten en op verschillende manieren. Zo geeft Saoedi-Arabië bijvoorbeeld studiebeurzen aan moslims overal ter wereld, zodat ze daarna kunnen worden ingezet in het salafistische bekeringsapparaat. Wahabitische imams preken geregeld in Belgische moskeeën, die ook meer en meer strikt wahabitisch zouden worden. Er wordt dan onder meer verwezen naar de grootsteden Brussel, Antwerpen en Mechelen.
Uiteraard zijn er ook diverse mediakanalen waarlangs Saoedi-Arabië zich steeds meer op België en Europa richt, uiteraard via de tv, maar ook online. In het rapport werd ook gezegd dat de meeste islamitische boekhandels in dit land en ook de onlinewinkels volgens het OCAD bijna uitsluitend nog wahabitisch, salafistisch drukwerk aanbieden, in het Arabisch of in vertaling.
Naar aanleiding van de krantenartikelen is er in de plenaire vergadering al een actuele vraag gesteld aan u, minister. Maar in uw antwoord toen hebt u voornamelijk gealludeerd op federale bevoegdheden, met name de invoering van een eventueel verbod op buitenlandse financiering.
U hebt toen ook gezegd dat u de erkenningscriteria voor moskeeën zou willen verstrengen. Maar ik denk dat, in het beperkte tijdskader van die actuele vraag, toch nog een aantal vragen onbeantwoord zijn gebleven, waarover ik wat meer duidelijkheid zou willen. Met name of er in het rapport ook verwezen wordt naar moskeeën die erkend zijn door de Vlaamse overheid en in welke mate u desgevallend het erkenningsbeleid zou willen verstrengen of bijsturen.
Minister, u had het rapport bij u in de plenaire vergadering van 8 februari. Hoe reageert u daarop in het algemeen?
Kunt u meedelen – hier gaat mijn interesse in het bijzonder naar uit – in welke mate het rapport betrekking heeft op de 28 moskeeën die erkend zijn door de Vlaamse overheid of de 43 moskeeën waarvoor momenteel de erkenningsprocedure loopt?
Kunt u bevestigen dat geen enkele imam die momenteel in erkende moskeeën predikt of geen enkel bestuurslid van deze moskeeën een opleiding islamitische opleidingen heeft gevolgd in Saoedi-Arabië? Indien dat wel het geval is, welk gevolg wilt u daaraan geven?
Bent u van mening dat er momenteel voldoende controle is op de erkende moskeeën? Zo niet, wat dient er volgens u te veranderen?
Op welke wijze wilt u, zoals u hebt aangekondigd, de erkenningsvoorwaarden van moskeeën verstrengen? Wilt u bijvoorbeeld een verbod op buitenlandse financiering toevoegen aan de erkenningsvoorwaarden, of wilt u nog andere aanpassingen doen?
Indien u inderdaad suggereert dat er een verbod op buitenlandse financiering moet worden ingeschreven in de erkenningsvoorwaarden, betekent dit dan ook dat er op dit moment al problemen zijn met betrekking tot de reeds erkende moskeeën?
Ten slotte, welke piste wilt u bewandelen om het salafisme in Vlaanderen tegen te gaan?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik zal u helaas moeten teleurstellen, want het klopt. U hebt via verschillende kanalen geprobeerd om het rapport van het OCAD te bemachtigen. Dat is uw volste recht. U hebt dat geprobeerd bij het OCAD zelf en bij mijn kabinet, waar vervolgens mijn eigen kabinetschef contact heeft gehad met de heer Van Tigchelt, de baas van het OCAD. Hij heeft ons verboden om dit document te verspreiden. Er staat niet voor niets ‘beperkte verspreiding’ op het document.
Hij heeft wel verwezen naar het werkbezoek dat de commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering – ik kijk naar de voorzitter van die commissie – heeft gehad bij het OCAD. Hij heeft ook gezegd dat hij het rapport niet zal overmaken, maar dat hij wel bereid is om in deze commissie of in de commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering – dat maakt mij niet uit, dat regelen jullie zelf maar – achter gesloten deuren zijn belangrijkste conclusies en bevindingen te komen meedelen.
Het spijt mij, mijnheer Janssens, ik kan niet antwoorden – ik mág zelfs niet antwoorden – op uw vragen. Ik weet niet of u ook bij de volgende reeks van vraagstellers bent, over de erkenningscriteria van moskeeën. Die vragen kan ik natuurlijk wel beantwoorden en zal ik ook beantwoorden. Maar uw vragen ‘Wat vindt u van het rapport? Heeft dat betrekking op de reeds erkende moskeeën?’ mag, kan en zál ik niet beantwoorden.
Maar ik heb een goede suggestie gekregen van de heer Van Tigchelt. En het zou zeer waardevol kunnen zijn om op die manier meer informatie te kunnen krijgen, weliswaar mondeling, achter gesloten deuren en ook zonder opname.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik vind het uiteraard een beetje jammer dat er een sfeertje van staatsgeheimen rond dat rapport blijft hangen. Het is belangrijk dat het parlement en alle parlementsleden hun controlerecht kunnen uitoefenen wanneer er zich problemen stellen in moskeeën die erkend zijn door de Vlaamse overheid.
In het rapport staat dat imams van reguliere moskeeën – wat men ook moge bedoelen met ‘regulier’ – in toenemende mate gesalafiseerd zijn. Dus ga ik ervan uit dat, als men verwijst naar reguliere moskeeën, er allicht ook wel moskeeën erkend door de Vlaamse overheid bij zijn. We weten dat er heel wat problemen zijn met salafisme. We weten dat dat salafisme in tegenspraak – volledig in tegenspraak, uiteraard – is met onze manier van leven, met onze rechtsstaat enzovoort. En toch is het op geen enkele manier mogelijk om inzage te krijgen in dat rapport namens het parlement en evenmin om daarover vragen te stellen aan de bevoegde minister.
Minister, ik ga ervan uit dat, wanneer de voorzitter van de commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering wil ingaan op mijn verzoek om daarover met de heer Van Tigchelt van gedachten te wisselen, u bij dat bezoek aanwezig kunt zijn. Ik ga ervan uit dat we u, desnoods achter gesloten deuren, vragen kunnen stellen over de manier waarop het salafisme invloed heeft op de erkende moskeeën in ons land en de manier waarop u daaraan een plaats wilt geven in uw beleid.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega, ik denk dat de minister correct heeft geantwoord. Als het OCAD beslist om die nota onder beperkte verspreiding te zetten, dan is het niet aan haar en ook niet aan mij om dat document – ik heb het trouwens niet in mijn bezit – hier vrij te geven.
Uw vraag om een gedachtewisseling te hebben met de auteur van het document is vanuit alle fracties tot bij mij gekomen. Ik ben daar dan ook op ingegaan. Onze commissiesecretaris heeft de vraag gesteld aan het OCAD om hier een toelichting te komen geven. Ik vermoed dat dat inderdaad achter gesloten deuren zal gebeuren, maar daarover is nog geen uitsluitsel. Ik veronderstel dat er geen andere mogelijkheid zal zijn. Er zal dus zeker worden ingegaan op uw vraag om een toelichting te krijgen, eventueel ook een gedachtewisseling, met de heer Van Tigchelt zelf.
In het verleden, toen wij hoorzittingen hebben gehouden, al dan niet achter gesloten deuren, hebben wij daar nooit de minister bij betrokken. Dit is een document, een nota die door het OCAD zelf is opgesteld. Ik denk dat het gepast is om vragen te stellen aan de auteur zelf. Dat staat momenteel op de planning. Ik heb even gekeken: het staat nog niet online op de agenda, maar wel op de indicatieve planning. De eerste week na de krokusvakantie, de woensdagvoormiddag, zal dat plaatsvinden.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, we zullen het zo dadelijk inderdaad hebben over de erkenning van de moskeeën. Het is goed dat er daarover op dit moment veel vragen zijn. Zo kunnen we daarover een klein debat voeren.
Ik kan alleen maar aansluiten bij wat mevrouw Sminate zegt over het respect voor de vertrouwelijkheid van documenten. We moeten niet zelf een interpretatie koppelen, noch de media, noch parlementsleden, noch de publieke opinie, aan het feit dat documenten vertrouwelijk zijn, om dan zelf een eigen discours daarrond te ontwikkelen.
Wanneer documenten vertrouwelijk zijn, heeft dat wellicht ook te maken met de bescherming van mensen die op een of andere manier bijdragen aan het tot stand komen van documenten. In onze democratische samenleving, die gebaseerd is op een rechtsstaat en op controle door een overheid van wat er in het oog moet worden gehouden, denk ik dat we er alle belang bij hebben om daar sereen mee om te gaan. Dat is mijn oproep tot alle collega’s, ook buiten deze commissie: om op de juiste manier met documenten om te gaan. Er zijn mensen die daar inzage in krijgen en andere niet. En dat is nu eenmaal een rol die we moeten respecteren. In mijn ogen is daar correct mee omgaan, een bijdrage leveren aan de democratische rechtsstaat.
Minister Homans heeft het woord.
Ik heb een zeer concrete suggestie gedaan, op voorstel van de heer Van Tigchelt zelf. Blijkbaar is dat voorstel ook al tot de voorzitter van de commissie voor de bestrijding van radicalisering gekomen. Zij heeft een zeer concreet voorstel gedaan.
Meer heb ik er eigenlijk niet over te zeggen. Ik mag, kan en zal niet ingaan op de inhoud van het rapport. Punt.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, in dat rapport wordt er naar verluidt, volgens de krantenartikelen die ik daarover heb kunnen lezen, een beangstigend beeld geschetst van hoe het salafisme de moslimwereld in dit land in zijn greep krijgt. Het salafisme, dat volledig botst met onze democratie, met onze vrijheden, met onze seculiere wetten. En dan vraag ik dat wij inderdaad inzage krijgen in dat rapport, dat we het kunnen bespreken, desnoods vertrouwelijk, met de auteur van het rapport, met de mensen van het OCAD.
Maar dan wil ik ook en vooral van de bevoegde minister weten: ten eerste, hoe wij die Saoedische, die buitenlandse, die salafistische invloed in ons land kunnen stopzetten; ten tweede, op welke manier het salafisme zijn intrede heeft gedaan in de moskeeën die erkend zijn door de Vlaamse overheid. Ik denk dat het onze plicht is, onze controleplicht, om u dat te vragen. Ik denk ook dat u daarop aan het parlement antwoorden zou moeten kunnen geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.