Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Vorige week zag ik een studie passeren besteld door het Vlaams Energieagentschap (VEA) om na te gaan hoe kmo’s beter gestimuleerd kunnen worden om te investeren in energie-efficiëntie. Dat is een belangrijk onderdeel van uw beleid, minister. U hebt een aantal maatregelen, onder andere het ESCO-fonds (Energy Service Company) en de mini-EBO’s (energiebeleidsovereenkomst), aangekondigd om de kmo’s beter te gaan ondersteunen.
Die studie heeft verschillende aanbevelingen naar voren gebracht teneinde kmo’s op een effectievere manier energie te laten besparen – onder andere door het in kaart brengen van een aantal zaken en in te zetten op communicatie, wat u zeer na aan het hart moet liggen.
Ik zou graag uw commentaar en opmerkingen horen op de aanbevelingen van deze studie die de administratie heeft opgeleverd. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken inzake kmo-energie-efficiëntie.
Minister Tommelein heeft het woord.
In het kader van de Stroomversnelling, de Vlaamse energietransitie om de Vlaamse klimaat- en energiedoelstellingen te halen, is door 3E in opdracht van het VEA een studie uitgevoerd waarin is nagegaan hoe kmo’s kunnen worden gestimuleerd tot het uitvoeren van investeringen in energie-efficiëntie. Deze studie werd toegelicht en verder besproken in de Stroomgroep Energie-efficiëntie, een van de vijf thema’s binnen de Stroomversnelling.
Kmo’s zijn tot op heden vooral benaderd via een sensibiliserings- en stimuleringsbeleid. Laat ons eerlijk zijn: deze aanpak heeft nog niet het verhoopte resultaat opgeleverd, voornamelijk omdat de energiekost maar een relatief beperkt aandeel in de bedrijfskosten van een kmo inneemt en voor de bedrijfsleiding geen prioriteit vormt. De return op een investering in energie-efficiëntie ligt voor een kmo meestal wat lager dan een investering in de kernactiviteit van het bedrijf. Een actieplan voor een energie-efficiënter energiegebruik van de kmo’s kan echter ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan de realisatie van de energietransitie.
De Stroomgroep Energie-efficiëntie heeft op basis van de studie een actielijst opgemaakt. Ik geef al enkele voorbeelden, zonder nu al de volledige lijst te willen prijsgeven. Zoals u weet, moet ik nog met het volledige eindresultaat komen binnenkort.
Een eerste voorstel is een mini-EBO uitwerken met transparante, uitdagende maar haalbare maatregelen. waarbij de sector optreedt als coach en ontzorger van de kmo’s. Op korte termijn, en daarmee bedoel ik 2017, gaan we proeftuinprojecten lanceren waarbij de sector(en) zich engageren om een minimaal aantal bedrijven te bereiken. We kunnen kmo’s ondersteunen bij het ter beschikking krijgen van energieverbruiksdata. Zij kunnen dan hun energiegebruik benchmarken met sectorgenoten. Met de nodige detaildata kunnen zij sneller problemen in hun energiegebruik detecteren en een beroep doen op energiedienstenleveranciers. We kunnen lerende netwerken opzetten, ook over sectoren heen. In deze netwerken gaan bedrijven samen op zoek naar energiezuinigere werkingsprocessen en/of mogelijke energiebesparingen die zij in hun keten kunnen realiseren. Zo dagen ze elkaar uit en leren ze uit elkaars ervaringen. Bij de implementatie van energiebesparende maatregelen is begeleiding en ontzorging met minimale administratieve lasten cruciaal voor kmo’s.
We zullen deze initiatieven opnemen in het vierde actieplan energie-efficiëntie en in de verdere opmaak van het energie- en klimaatplan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed hoor, heeft de studie u niet veel nieuwe inzichten bijgebracht omdat u grotendeels een aantal zaken opsomt die intussen toch al een tweetal jaren in de pijplijn zitten zoals de mini-EBO, de benchmarktool, de lerende netwerken enzovoort. We staan ten volle achter die maatregelen, we moeten er alleen voor zorgen dat er op het terrein ook effectief resultaten worden geboekt. De periode van sensibiliseren en informatie verschaffen, heeft inderdaad niet het gewenste resultaat opgeleverd, zoals u zelf zegt, terwijl het energiebesparingspotentieel bij kmo’s en ook het financieel besparingspotentieel toch aanzienlijk is. We moeten echt wel stappen vooruitzetten. Ik ben blij dat u dat wilt doen met partners op het terrein.
Een van de aanbevelingen van de studie is ook om met de lokale besturen samen te werken en om samen na te gaan hoe de kmo’s kunnen worden bereikt. Lokale besturen staan dicht bij kmo’s op hun grondgebied en er zijn allicht nuttige partnerschappen te bedenken. Om u te helpen, zal de gemeente Kruishoutem, samen met een aantal andere steden en gemeenten in de regio Vlaamse Ardennen, dit jaar een project opstarten om dat te bewijzen. Het is zeker nuttig om de lokale besturen te betrekken.
In de studie worden ook een aantal aanbevelingen gedaan over het optrekken van de hoogte van de steun bij zowel de studiefase als de uitvoering van energiebesparende maatregelen bij kmo’s. Minister, ik had graag uw mening hierover gekend. Het is uw administratie die de studie heeft besteld. Ik ga er dus van uit dat men er ook iets mee wil doen.
U hebt het over het vierde actieplan ‘energie-efficiëntie’. Graag kreeg ik hiervan de timing en de doelstellingen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik ben het eens met heel veel van wat mijn collega zegt. Ik vind het ook jammer dat kmo’s heel wat laten liggen, maar ik begrijp ook wel dat het niet altijd hun eerste focus is. Ik wil het een beetje vergelijken met de energiescans die gebeuren bij gezinnen en ook bij sociaal kwetsbare gezinnen. Er zijn vaak heel wat adviezen, goede bedoelingen. Mensen weten vaak wat er moet gebeuren en toch gebeurt het niet. Misschien kunnen we daarvan leren: wat wordt er gedaan om te komen tot effectieve energie-efficiëntie om dat vervolgens ook bij kmo’s toe te passen? Er zijn misschien wel parallellen te trekken, hoewel het natuurlijk om verschillende zaken gaan. Maar als ik een analyse maak, zie ik toch ook wel parallellen. Ik hoop dus dat we stappen vooruit kunnen zetten, zowel voor de kwetsbare gezinnen als voor de kmo’s, want volgens mij is er heel wat laaghangend fruit te plukken, en dat mogen we zeker niet nalaten te doen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vraag van de heer Bothuyne is een terechte zorg. Hoe kun je kmo’s motiveren om energie-efficiënter te worden? Het is geen gemakkelijk verhaal omdat kmo’s – en ik denk dat het ook logisch is – op een kortere termijn denken dan bijvoorbeeld de publieke overheid. Zij weten niet waar ze staan over vijf jaar wat omzet betreft, wat een mogelijke samenwerking met andere vennootschappen betreft enzovoort. Uit mijn vroegere ervaring blijkt dat het lerend netwerk enorm interessant is. Voka heeft daar al initiatieven voor genomen. Bedrijven gaan aan tafel zitten en luisteren naar elkaar hoe men problemen aanpakt. De totale energieprijs heeft niet enkel te maken met verbruikte energie maar ook met de eenheidsprijs. Over eenheidsprijzen moeten we vaststellen dat er toch nog wat problemen zijn. De V-test die bestaat voor gezinnen en voor kleine ondernemingen, wordt door iets grotere ondernemingen niet gebruikt, waardoor ze nog veel te veel betalen. Daar kan volgens mij over worden gecommuniceerd.
Ik ben ook bezorgd om te veel te vervallen in het type van ondersteuningen of gemeenten die leuke voorzetten en aanzetten kunnen geven, maar ik denk dat we vooral moeten stimuleren via de klassieke kanalen zoals Agoria, UNIZO, Voka om in te zetten op het lerend netwerk. Ik heb zelf als expert aan een vijftal netwerken bij Voka meegedaan. Wie was jullie leverancier? Waren jullie tevreden? Kmo’s leren hieruit. Ze zijn geen vragende partij voor meer subsidies of grotere financiële ondersteuning maar ze zijn wel vragende partij voor ervaringsuitwisseling. Als ze iets doen, klopt dan de payback die werd berekend?
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik dank u voor uw opmerkingen. Mijnheer Bothuyne, het lijkt mij inderdaad zo dat die lokale besturen een zeer belangrijke rol kunnen spelen. Ik zal dat zeker niet ontkennen. Er zijn hier slechts enkele resultaten. Het is ook niet de bedoeling om de hele studie te becommentariëren. We zullen uiteraard vragen ondersteunen die vanuit het burgemeestersconvenant komen.
In de komende periode plan ik ook een onderhoud met de lokale besturen, ook de provinciebesturen, over het Windplan en het Zonneplan. Het lijkt me ook logisch dat we energie-efficiëntie op de agenda plaatsen en dat ik met de lokale besturen eens door de problematiek ga van de kmo’s en de bedrijven. Laat ons elkaar geen Liesbeth noemen: bedrijven en kmo’s zijn niet vergelijkbaar met particulieren. Een investering in energie-efficiëntie is voor een particulier onmiddellijk een winstsituatie. Hij kan goedkoop lenen. Hij krijgt premies en ondersteuning. Investeren in energie-efficiëntie van een woning geeft onmiddellijk een goed resultaat. Ik herhaal nogmaals dat dat voor bedrijven anders ligt omdat zij altijd de focus leggen op investeren in hun eigen corebusiness. Dat betekent niet dat wij geen actieplan moeten maken of er geen aandacht aan besteden in de komende maanden, maart en april. We zullen het nodige doen.
Ik ga ook akkoord met de heer Gryffroy. We kunnen verschillende sporen bewandelen. We zullen inderdaad via de lokale besturen moeten gaan, maar ook de sectororganisaties zoals Agoria, UNIZO en Voka kunnen een heel belangrijke motiverende en stimulerende rol spelen.
Ik heb de indruk dat ze daarmee bezig zijn, maar dat nog altijd veel te weinig doen. Als ik de cijfers zie van de zelfstandige die zich niet of veel te weinig bewust is van zijn energiefactuur die vaak een heel hoge kost is, en als ik zie welke verbeterpunten mogelijk zijn, dan kan dat een heel hoge rendementsverbetering voor een kmo of een kleine zelfstandige betekenen.
Ik hoop dat organisaties zoals UNIZO er de nodige aandacht aan zullen besteden en dat ook Voka en andere organisaties hun leden blijven sensibiliseren. Het zal niet aan mij liggen. Ik zal communiceren, maar op het terrein moet het dan worden overgenomen door de lokale besturen en de sectoren.
Minister, ik denk dat we het eens zijn over de manier waarop we bedrijven moeten bereiken. Sectoren, lokale besturen, bedrijfsorganisaties kunnen allemaal hun rol spelen.
De studie is besteld door uw administratie en is publiek toegankelijk. Het was wel de bedoeling om daar effectief op in te gaan. Er zijn toch een aantal heel concrete aanbevelingen over een verhoogde investeringsaftrek, betere en meer ondersteuning van bedrijven zodat de rendabiliteit van de investeringen in energiebesparingen ook effectief kan worden gerealiseerd. Ook aanpassingen aan de VLAREM-regelgeving wordt gesuggereerd.
U spreekt over april. Ik zal het er dan zeker opnieuw over hebben. Ik vind de studie van uw administratie alvast een goede aanzet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.