Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Huisdieren, honden en katten in het bijzonder, zijn ‘booming business’ in Vlaanderen. Meer en meer worden huisdieren door hun eigenaars beschouwd als volwaardige leden van het gezin. Dat vertaalt zich ook in het uitgavenpatroon, rekening houdend met voeding, maar ook verzorging, animatie en huisvesting.
Tot nog toe was er eigenlijk geen zicht op de bestedingen van gezinnen aan hun hond of kat. In opdracht van sectororganisatie Ani-zoo werd een sectorale studie gemaakt door ABM uit Gent om de huisdierensector in Vlaanderen in kaart te brengen.
De studie legt de focus op rechtstreeks betrokken actoren die verbonden zijn met huisdieren via handel of dienstverlening. Concreet gaat het om een analyse van 255 bedrijven.
De huisdierensector heeft met 2,2 miljoen huiskatten en 1,5 miljoen honden in Vlaanderen een heel grote aanwezigheid. In vergelijking met 2008 is het aantal katten met bijna een kwart en het aantal honden met ongeveer 14 procent gestegen. Honden en katten in asielen, pensions en dierenwinkels werden niet meegerekend. Er blijkt dat de uitgaven voor huisdieren met ongeveer 25 procent zijn gestegen in de periode 2010-2014. Dat gaat dus echt wel in ijltempo. Gemiddeld werd er in een gezin in 2014 ongeveer 268 euro aan besteed. In 2010 was dat nog 193 euro. Het marktpotentieel voor Vlaanderen in 2016 van de huisdierensector werd geschat op ongeveer 808 miljoen euro.
Als we kijken naar de bedrijven die handeldrijven in honden en katten, blijkt dat steeds meer bedrijven verschillende hoofdactiviteiten naast elkaar aanbieden. De combinatie van het kweken van dieren met het aanbieden van de kleinhandelsverkoop van voeding, producten en accessoires komt het meest voor.
De studie werpt ook een blik op de import en export van honden en katten. Het blijkt dat import als essentieel wordt ervaren voor de volledigheid van het aanbod, en export om te kunnen groeien als onderneming. De ondernemingen wijzen een aantal wettelijke bepalingen aan die ze als moeilijk ervaren. Zo is er de administratieve last, die omslachtig en arbeidsintensief blijkt te zijn. Ook de vijftienwekenregel voor de import van pups belemmert de socialisatie van de pups en kittens. De Belgische wetgeving zou ook een betere afstemming met de Europese regelgeving verdienen. De Dierenwelzijnswet wordt via de controles te veel ervaren als penaliserend in plaats van als informerend en behulpzaam om de regels correct na te leven. Tevens ervaart de sector een gebrek aan het bestrijden van het illegale circuit.
De kleinhandel in huisdieren wordt vaak geviseerd en verdacht van praktijken die het dierenwelzijn niet of onvoldoende respecteren. Het spreekt voor zich dat eenieder die met huisdieren werkt, de regels moet respecteren. Anderzijds bestaat er ook de reële nood aan een voldoende aanbod van pups en kittens om aan de vraag te kunnen voldoen. Anders dreigt een toevlucht tot het illegale circuit, en daar wordt niemand beter van.
Minister, hebt u kennisgenomen van deze sectorale studie over de huisdierensector? Welke conclusies trekt u eruit voor uw beleid? Hoe staat u tegenover de vraag van de huisdierenkleinhandel voor een meer coöperatieve houding van de inspectiediensten tegenover hen, waarbij men meer gericht zou zijn op tips en hints in plaats van op louter repressieve acties? Wat ondernemen de inspectiediensten tegen het illegale circuit in honden en katten? Wat waren de resultaten daarvan de afgelopen jaren? Hebt u reeds de oefening gemaakt over de mate waarin onze regelgeving nog beter kan worden afgestemd op de Europese voorschriften? Zo neen, wat zal er op korte termijn nog gebeuren? Overweegt u een doorlichting van de administratieve verplichtingen en het opstellen van een plan om te komen tot een administratieve vereenvoudiging?
Minister Weyts heeft het woord.
Daarstraks hadden we een vraag over het verscherpen van de regelgeving. Ik veronderstel dat dit veeleer een vraag in een andere richting is, maar dit parlement is er natuurlijk ook om de confrontatie van ideeën en voorstellen te laten plaatsvinden.
Ani-zoo heeft inderdaad aan mijn kabinet gevraagd om de studie te komen voorstellen. Volgens mijn jongste informatie heeft men die ons echter nog niet bezorgd. Ik heb die dus nog niet kunnen inkijken. Wat uw vraag betreft naar tips en hints, naar de coachingrol, begrijp ik dan, die de inspecteurs op zich zouden moeten nemen, we doen dat inderdaad wel in andere branches en sectoren, maar in dit geval gaat het over levende wezens. Dat lijkt me dan toch iets moeilijker, of alleszins een discussie van een andere aard te zijn. Daarenboven ga ik ervan uit dat mensen die van de kweek en de verkoop van huisdieren hun beroep hebben gemaakt, niet verwachten dat de overheid hun uitlegt hoe ze dat heel specifiek moeten doen. Voor professioneel advies kunnen ze ook altijd terecht bij de contractdierenarts. Daarom hebben we dat ook ingevoerd. Dierenartsen zijn net opgenomen in het regelgevend kader voor het geval dat er vragen zouden zijn vanuit het oogpunt van het dierenwelzijn.
De dienst Dierenwelzijn informeert ook honden- en kattenkwekers via zijn eigen website. Er is ook een driemaandelijkse nieuwsbrief. Er is ook regelmatig overleg met de sectororganisaties. Tot slot kan vanzelfsprekend iedereen ook met concrete vragen terecht bij de dienst Dierenwelzijn. Die staat daar altijd voor open. We zorgen er ook voor dat, als er nieuwe regels worden uitgevaardigd, er specifieke informatie naar de sector gaat. Daarbij zullen we in een eerste periode wel degelijk altijd veeleer informerend dan restrictief, controlerend, inspecterend of sanctionerend optreden. We geven dus ook altijd wel enige inlooptijd aan de betrokken kwekers en/of handelaars om zich aan te passen aan nieuwe regelgeving. We werken trouwens ook heel veel met processen-verbaal van waarschuwing, veel meer dan met concrete processen-verbaal. Dat kunt u altijd merken aan de bekendgemaakte cijfers. Als het gaat over kleinere fouten die ingrijpend en van groot belang zijn op het vlak van dierenwelzijn, werken we dikwijls met processen-verbaal van waarschuwing veeleer dan met processen-verbaal.
Ook wanneer een pv wordt opgesteld, wordt aangegeven wat er moet veranderen. Dat is nooit zomaar een zuiver repressief pv. Inzake informatieverstrekking doen we dus wel wat.
Het is natuurlijk wel zo dat de Inspectiedienst Dierenwelzijn is wat zijn naam zegt, namelijk een inspectiedienst, een controledienst die erop moet toezien dat de dierenwelzijnsregelgeving wordt nageleefd en die de nodige maatregelen moet nemen wanneer dit niet het geval is. Dat men daarbij doortastender te werk gaat dan ooit, vind ik goed. De sector zelf heeft ook alle baat bij het kordate optreden van de diereninspectie om het kaf van het koren te kunnen scheiden en ervoor te zorgen dat de sector in zijn totaliteit een beter imago krijgt, net door die rotte appels eruit te halen.
Het spreekt voor zich dat de strijd tegen illegale handel absoluut belangrijk is. Alle meldingen met betrekking tot illegale handel en kweek worden zo maximaal mogelijk grondig onderzocht en overtredingen worden streng aangepakt. Er werd een samenwerking met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) uitgewerkt om voornamelijk de illegale handel van dieren uit het buitenland aan te pakken. Ook met Nederland is er in dit verband recent een vruchtbare samenwerking tot stand gekomen.
Daarnaast worden ook meldingen, advertenties en gegevens uit de databank voor honden gebruikt in het onderzoek naar mogelijk illegale handel. Ik tracht er ook voor te zorgen dat de versterking van de Inspectiedienst Dierenwelzijn ook in dat kraam past, namelijk om de illegale handel veel meer aan banden te kunnen leggen en veel doortastender te kunnen optreden.
Wat betreft afstemming op de Europese regelgeving is het heel eenvoudig: er bestaat geen Europese dierenwelzijnsregelgeving voor honden en katten, dus kunnen we daar niet op afstemmen. Ik ben wel voorstander van een Europese aanpak van de problematiek. Vandaar ook onze initiatieven richting de Europese Commissie met de zogenaamde voortrekkersgroep met landen zoals Nederland, Duitsland en enkele Scandinavische partners. We proberen het voortouw te nemen en de Europese Commissie wat meer tot daden aan te zetten.
Ik herneem ook het antwoord van daarnet met betrekking tot de adviesaanvraag bij de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn, waarbij natuurlijk ook in dit kader eventuele aanpassingen kunnen worden gesuggereerd. Aangezien de sector vertegenwoordigd is in die werkgroep, ga ik ervan uit dat zij daar ook hun standpunt zullen vertolken.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Uiteraard moet de dierenwelzijnswet steeds worden nageleefd en is het belangrijk dat er controles gebeuren, zodat het kaf van het koren wordt gescheiden, zoals u zelf zei. Ik sta daar zeker achter. Ik heb deze vraag vooral gesteld omdat ik het nuttig achtte dat u zeker kennis zou hebben van de studie. Ik heb begrepen dat u die nog niet hebt ontvangen. Dat zou toch wel interessant zijn, want uit de bedragen die we in de studie hebben gelezen, lijkt het misschien dat vele dierenspeciaalzaken floreren. Maar als ik met die mensen spreek, blijkt dat toch helemaal niet zo te zijn. Ze moeten dikwijls nog accessoires, voeding en dergelijke erbij verkopen om het hoofd boven water te houden.
Ik weet dat heel wat kwekers in een negatief daglicht worden gesteld. Het is belangrijk om te blijven benadrukken dat het merendeel van de fokkers wel correct handelt en het wel goed meent. De mistoestanden mogen niet geminimaliseerd worden, maar moeten worden bestraft en bestreden. Correct handelende kwekers moeten echter ook in een positief daglicht geplaatst blijven worden.
De heer Sanctorum had het daarnet in zijn vraag om uitleg over impulsaankopen. Uiteraard komt er heel veel emotie aan te pas als men zo’n dier wenst te kopen. Ik ben het helemaal eens met zijn vraag, maar ik vond het belangrijk om de studie hier te benadrukken. Ik vind het ook belangrijk dat eenieder die bezig is met het kweken van huisdieren, of dat een professioneel of een particulier is, op een gelijke manier moet worden gecontroleerd. Het gaat tenslotte om dezelfde pups die moeten voldoen aan een goede dierenwelzijnsomgeving.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Hoe ligt de verhouding van de inspecties van kleinhandel ten aanzien van particuliere fokkers? Worden er meer inbreuken tegen dierenwelzijn vastgesteld in kleinhandel tegenover particuliere fokkers? Mocht u de cijfers niet bij hebben, mag u die mij ook nadien bezorgen. Het boeit me wel om daar meer inzicht in te krijgen.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Toen ik de vraag las, vond ik ze wat dubbel. Aan de repliek te horen, is mevrouw De Vroe wel mee in het verhaal. Mijn eerste idee was dat de inspectiedienst gevraagd werd om af en toe een oogje dicht te knijpen. Ik heb goed begrepen dat dit niet de bedoeling kan zijn, integendeel. De prijs van de administratieve boetes is sinds 1 januari gestegen. We kunnen dat alleen maar toejuichen, en het kan een afschrikeffect hebben.
U sprak over administratieve vereenvoudiging. U spreekt over worpfiches, registraties, fokkerijonderzoeken, erfelijke ziektes enzovoort. Dat kan het dierenwelzijn enkel maar ten goede komen. Volgens mij kan er niet heel veel administratieve vereenvoudiging gebeuren.
De vijftienwekenregel zou de socialisering belemmeren. Inderdaad, ikzelf zou ook geen pup van vijftien weken oud willen, behalve als ik zou weten dat mijn leverancier de socialisering kan garanderen. Een handelaar die echt begaan is met het dierenwelzijn, moet zelf op uitstap gaan om goede leveranciers te zoeken.
De heer Sanctorum heeft het woord.
U verwijst natuurlijk opnieuw naar die werkgroep binnen de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn. Kunt u eens exact zeggen wie daarin zit? Welke expertise is daar verzameld?
Minister Weyts heeft het woord.
Die exacte samenstelling ken ik niet. De Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn regelt zijn eigen werkzaamheden. Ik weet niet wie specifiek bezig is en waarmee. Ik kijk gewoon naar het eindresultaat dat wordt geleverd.
Ik wil niet dat de hele zogenoemde broodfokkerij op één hoop wordt gegooid. Net daarom heeft de sector alle baat bij een doortastende dierenwelzijnsinspectie.
Ik ben altijd een groot voorstander, ook in het kader van die vijftienwekenregel, om ervoor te zorgen dat we in het binnenland heel goede reglementering hebben die maximaal wordt afgedwongen en geïnspecteerd en gecontroleerd; eerder dan dat we vanuit het buitenland een importstroom de facto voeding geven waarop de controle veel moeilijker is. Ik vind dat goed.
Er is geen onderscheid inzake optreden tegenover de spelers in de sector, professionelen of particulieren. Wel is het zo dat er soms ‘gecibleerd’ gecontroleerd wordt, maar cijfers kan ik u daarover nu niet geven. Op basis van een schriftelijke vraag kan ik u daar zeker op antwoorden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Vermeulen, u had de indruk dat het in tegenstrijd was met de vraag van de heer Sanctorum. Ik heb eigenlijk enkel de aspecten aangehaald die in de studie naar voren komen betreffende die administratieve vereenvoudiging, hoe dat daaruit komt, de vijftienwekenregel, enzovoort. Ik wou de minister daarover ondervragen. Ik denk dat de teneur nu wel duidelijk is.
Ik heb gevraagd naar de afstemming met de Europese regelgeving. U zei dat er geen afstemming mogelijk was. Ik bedoelde eigenlijk vooral – zeker nadat ik de studie gelezen had over de aspecten van het kweken van honden, misschien neemt u de studie nadien nog door – dat er problemen zijn en dat het goed zou zijn om een betere afstemming te regelen. U moet er zeker niet op repliceren. Als u de studie gaat doornemen, zijn er misschien nog bepaalde mogelijkheden.
Ik zal de cijfergegevens zeker met een schriftelijke vraag opvragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.