Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg is gebaseerd op het feit dat we vorige week maandag en dinsdag in sommige kranten konden lezen dat er een studie was van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Ik heb er ook een actuele vraag over ingediend in de plenaire vergadering van vorige week woensdag. We hebben er toen een debat over gehouden. Ik vroeg me af of er nu een nieuwe studie is van VITO, of ging het om de studie van maart/april 2016?
Tijdens het zoeken naar die studie kwam ik op de website van RuimteModel Vlaanderen en kwam zo tot de conclusie dat er nog een aantal studies werden besteld. Een stond zelfs al aangekondigd op 15 februari 2017, maar ja, dat is pas morgen. Dus denk ik dat het al een vooraankondiging was op de website van RuimteModel Vlaanderen. Alleszins zagen we dat er nog twee nieuwe studies zijn besteld door de administratie Ruimte Vlaanderen.
De eerste studie is er een waarbij Ruimte Vlaanderen binnen de Vlaamse overheid wordt belast met de taak een tweejaarlijks te verschijnen RuimteRapport (RURA) op te zetten. Dit beschrijft, analyseert en evalueert de toestand van het ruimtelijk weefsel in Vlaanderen. Het is een begeleidingsopdracht voor een periode van 24 maanden waarin de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek de procesbegeleiding op zich neemt om het RURA tot stand te brengen. Met het RURA wil Ruimte Vlaanderen een wetenschappelijk rapport genereren met betrekking tot de toestand van de Vlaamse ruimte. Een eerste versie van het RURA zal worden ontwikkeld en gepubliceerd ergens eind 2018. Zo lezen we alvast op de website van RuimteModel Vlaanderen.
Daarnaast is er nog een tweede onderzoek dat start onder de benaming ‘Verspreide bebouwing in Vlaanderen’. Men zoekt naar het monetariseren van die verspreide bebouwing. We lezen verder dat de verspreide bebouwing en de behoefte aan een betere basisbereikbaarheid issues zijn in het concept Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) en het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen.
Momenteel wordt een toekomstig ruimtelijk beleid vooropgesteld waarin sprawl of de verspreiding in Vlaanderen zou afnemen – of niet langer toenemen – door in te zetten op het verhogen van het ruimtelijk rendement, door het bijkomend ruimtebeslag te beperken en door bij voorkeur nieuwe ontwikkelingen te situeren nabij bestaande voorzieningen en/of openbaarvervoerhaltes.
In de studie wordt verspreide bebouwing door VITO gemeten aan de hand van indicatoren die in het vakgebied zijn ontwikkeld en toegepast. Dit onderzoek moet inzichten verwerven in de maatschappelijke winsten door een ruimtelijk beleid te ontwikkelen dat ageert tegen deze verspreide bebouwing.
Wat me vreemd voorkwam, is dat we enerzijds ons Witboek BRV hebben gefinaliseerd en er ook een openbaar onderzoek over hebben gehad en straks overstappen naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, terwijl die twee studies toch worden besteld.
Minister, als het RURA er pas in 2018 zal zijn, op welke staat van Vlaanderen hebben we ons dan gebaseerd in het Witboek BRV en straks het ontwerp van BRV? Is het wenselijk dat we zonder een RURA momenteel beleidskaders aan het ontwikkelen zijn ter ondersteuning van het nog goed te keuren BRV?
De studie ‘Monetariseren van de verspreide bebouwing in Vlaanderen’ heeft tot doel inzichten te verwerven in de maatschappelijke winst van een ruimtelijk beleid dat ageert tegen verspreide bebouwing. Zijn deze inzichten tot op heden nog niet gekend en/of waarom is deze bijkomende studie nodig? Wat verwacht u van deze studie en dient ze om een draagvlak te creëren voor het huidige beleid? Wacht u met verdere maatschappelijke en economisch relevante keuzes te maken totdat de resultaten van de studie zijn opgeleverd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
In de vorige legislatuur in de aanloop van het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zijn er vanuit het steunpunt dat toen bestond, Steunpunt Ruimte, zeven onderzoeken uitgevoerd. Daarnaast zijn er nog eens twaalf onderzoeken en expertenadviezen besteld in aanloop naar het Witboek BRV. Ik heb op een schriftelijke vraag van collega Ronse trouwens een volledig overzicht bezorgd van alle studies die de grondslag waren voor de beslissingen die zijn genomen.
Ruimte Vlaanderen verzamelt natuurlijk ook heel wat cijfermateriaal. Dit komt allemaal samen in het Ruimterapport 2018. Samenvattend kunnen we zeggen dat het Witboek BRV goed is gebaseerd op de meest actuele ruimtelijke staat, en dus niet op één document. Dat heb ik vorige week ook in de plenaire vergadering gezegd. Die VITO-studie wordt daar zo uitgehaald alsof het onze Bijbel is, maar het was een van de elementen die eraan ten grondslag lagen.
De Vlaamse Regering heeft op 30 november 2016 het Witboek goedgekeurd. Het is wenselijk dat we nu de stap vooruit zetten naar een definitief BRV met een set operationele beleidskaders. Ik zie dat dat ook wordt gesteund door anderen, provincies en gemeenten, om het verder uit te werken. Het BRV verschaft hun de duidelijkheid en de beleidsruimte om zelf actief aan de slag te gaan.
Het spreekt voor zich dat ik in functie van de beleidsoperationalisering heb gevraagd om een aantal gerichte kortlopende onderzoeken op te starten. We hebben hier al over gesproken: de toepassing van de begrippen knooppuntwaarde en voorzieningenniveau, ruimtelijke comparatieve analyse op bovenlokaal niveau, toepassing op maat van het gebied van ontwikkelingsperspectieven, partnerallianties voor bedrijventerreinen, webtool zorgvuldig ruimtegebruik, gemeenschappelijke initiatieven voor een hoger ruimtelijk rendement, lusten-lastenverdeling bij luchthavenontwikkeling. Dat is allemaal kennis die wordt meegenomen.
Ik wil er ook op wijzen dat het opstellen van een beleidsplan meer is dan een technocratische oefening die we maken in de ivoren torens van Brussel. Ik ga ermee akkoord dat we ons moeten baseren op wetenschappelijke inzichten en goed cijfermateriaal. Maar even belangrijk is de dialoog met de verschillende partners, zoals de lokale besturen, het maatschappelijk middenveld, ondernemers en burgers.
Om die reden zijn heel wat consultatierondes opgezet. Voor elk operationeel thema is er een begeleidingsgroep. Het ruime middenveld is hierbij betrokken. Ik organiseer op 16 maart 2017 een partnerforum. Ik zal het ruime partnerschap dan de mogelijkheid bieden om hun verwachtingen met betrekking tot het ontwerp van het BRV uit te spreken. Eind maart 2017 zijn er tevens vijf lokale beleidsatria. Mijn administratie zal enkele voorstellen bespreken. Er gebeurt heel wat om tot een goed onderbouwd maar vooral ook goed gedragen operationeel kader voor het BRV te komen.
We beschikken nu al over enkele inzichten over het voorkomen van verspreide bebouwing. De studie bouwt expliciet voort op de Europese studie waarin de sprawl in 32 Europese landen in 2006 en 2009 is onderzocht. Uit deze studie blijkt dat België, samen met Nederland, de hoogste sprawlscore van alle geanalyseerde landen heeft. Ook de academische wereld heeft over dit onderwerp gepubliceerd. In het licht van deze opdracht zullen de Europese gegevens, die enkel voor België en de voor de provincies verkrijgbaar zijn, voor Vlaanderen verder worden doorgerekend en verfijnd. De cijfers over de lintbebouwing in Vlaanderen zullen eveneens worden geactualiseerd.
Over de maatschappelijke kosten van de verspreide bebouwing zijn minder gegevens beschikbaar. Mevrouw Pira heeft hierover al een vraag gesteld. Ze heeft onder meer gevraagd of hierover studies bestaan. In mijn antwoord heb ik toen vermeld dat er geen Vlaamse studies bestaan. Zeer recent heeft BOS+ cijfergegevens verspreid. Ten tijde van de lancering van het onderzoek waren die cijfers nog niet gekend. Ze zullen uiteraard worden gecheckt en in het onderzoek worden opgenomen.
De bijkomende studie is nodig om een geactualiseerd beeld van de verspreide bebouwing en van de hieraan verbonden kosten te krijgen. De verwachte output van de studie omvat meervoudige indicatoren die het voorkomen van sprawl, lintbebouwing en verspreide bebouwing meten, een rekenmodel dat de maatschappelijke kosten samen met de externe partners in beeld brengt en ruimtelijke toepassingsscenario’s die de financiële effecten doorrekenen. Wat de maatschappelijke discussie over sprawl in Vlaanderen betreft, zal onder meer een studiedag over dat thema worden georganiseerd. De studie zal meerdere resultaten opleveren. Ik heb in mijn antwoord op de vorige vraag om uitleg uitgebreid verklaard dat ik voldoende onderneem om tot een goed onderbouwd en een goed gedragen operationeel beleidskader voor het BRV te komen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zult begrijpen dat het op ons wat vreemd overkomt. Ik moet opnieuw refereren aan wat vorige week tijdens de plenaire vergadering is gesteld. In Limburg maken we ons vooral zorgen omdat de ruimtelijke ontwikkeling in het BRV wordt gekoppeld aan de knooppunten van het collectief vervoer, iets waar onze regio enorm verstoken van is gebleven.
We zien nu dat er een bijkomende studie komt over het monetariseren van de verspreide bebouwing. Dit is een onderzoek naar de kosten en de baten van verspreide bebouwing. Het lijkt alsof nog eens in kaart zal worden gebracht dat dit allemaal te duur is. We weten natuurlijk dat een verspreid rioleringsnetwerk en alle andere nutsvoorzieningen in het buitengebied duurder zijn dan in een verstedelijkt gebied. De vraag om een studie over de monetarisering lijkt op wat de Vlaamse Bouwmeester heeft verklaard. Hij wil de spons vegen over alle gebieden waar geen collectief vervoer is. Daar hebben wij het natuurlijk zeer moeilijk mee. Aangezien we dat uiteraard niet willen in onze regio, maken we ons zorgen.
Ik begrijp natuurlijk wel dat de Vlaamse Regering zo veel mogelijk bijkomende studies wil. Ik heb vernomen dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) de opdracht heeft gekregen een bijkomende studie uit te voeren om tegemoet te komen aan de bekommernissen van de provincie Limburg. Ik hoop dat die studie tot andere inzichten zal leiden dan enkel een ruimtelijke ontwikkeling aan de knooppunten van het collectief openbaar vervoer. Dit blijkt een heikel punt.
Volgens mij zal het Ruimterapport Vlaanderen (RURA Vlaanderen) sowieso interessant zijn. We zullen blijven studeren en wetenschappelijk onderzoek blijven opvragen. Ik begrijp dat. Het is mogelijk dat dit enkel de inzichten in het BRV dient. Aangezien ik dacht dat we dit jaar zouden landen, kwam dit vreemd over. Dat is de reden waarom ik deze vraag om uitleg heb gesteld.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me uiteraard aansluiten bij het pleidooi van mevrouw Peeters met betrekking tot Limburg. Ik wil daar echter aan toevoegen dat we niet enkel tot andere inzichten moeten komen of misschien zelfs niet tot andere inzichten moeten komen, maar dat een van de hefbomen voor de uitrol van het BRV in het beleidsplan moet worden opgenomen. We moeten investeren in de mobiliteitsinfrastructuur die nodig is om Limburg langs toekomstige mobiliteitsknooppunten ontwikkelingskansen te geven. We hebben het daar vorige week over gehad en het laatste is hierover ongetwijfeld nog niet gezegd.
Verder vormt dit witboek geen eindpunt. Zelfs het eigenlijke BRV zal geen eindpunt zijn. We kunnen doelstellingen formuleren, maar we zullen er nog enkele decennia mee bezig zijn dit verder uit te rollen. Het nut van tussentijdse doelstellingen, beleidskaders en werkzame instrumenten kan dan ook niet genoeg worden benadrukt.
Minister, in die zin heeft uw antwoord me gerustgesteld. We moeten er vooral op letten dat de onderzoeksmiddelen in de richting van beleidsgericht onderzoek worden georiënteerd. Die vraag mag ten aanzien van uw administratie nog wel eens worden herhaald. Volgens mij brengen de territoriale ontwikkelingsprogramma’s en dergelijke weinig bij. Ik denk dat we veeleer in deze richting verder moeten studeren.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik ben een grote fan van dergelijke studies. Volgens mij doen we er op het niveau van de Vlaamse overheid maar al te goed aan hierin te investeren. Als het over lintbebouwing gaat, moeten we trouwens niet enkel denken aan de bijkomende kosten voor de rioleringen en de nutsleidingen. Het gaat tevens om de bijkomende kosten die dat voor toekomstige generaties zal meebrengen met betrekking tot bijkomend fileleed en minder open ruimte. Ik heb tijdens de plenaire vergadering verklaard dat wij, alle 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers, maximaal een verpletterende verantwoordelijkheid dragen om hier dag in, dag uit mee bezig te zijn.
We beschikken ondertussen natuurlijk al over heel wat interessant studiemateriaal. Het gaat dan niet enkel om lintbebouwing, maar ook om bossen en om signaalgebieden. Volgens mij wordt het tijd om eitjes te leggen. We moeten concreet met die studies aan de slag gaan. Tijdens de eerste helft van de legislatuur hebben we op dit vlak veel visies ontwikkeld. Ik hoop dat we tijdens de tweede helft van de legislatuur ook echt zaken ten goede zullen kunnen veranderen.
We moeten dit niet aan de gemeenten overlaten, maar op het niveau van de Vlaamse overheid duidelijke kaders schetsen. In plaats van mee te surfen op de paniek die wordt veroorzaakt wanneer een studie van de VITO geïsoleerd wordt bekeken, moeten alle 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers zich schouder aan schouder zetten. We moeten de paniek niet aanwakkeren, maar we moeten alles in de juiste context plaatsen. Ik herhaal dat we op dat vlak met een zeer grote verantwoordelijkheid zitten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik vind dat studiewerk belangrijk. We nemen dat ter harte en we werken eraan. U hebt het over de signaalgebieden gehad. U weet dat dit al is verankerd in de codex die binnenkort in het Vlaams Parlement zal worden ingediend. Daar gebeurt ook veel mee.
Over tal van studies is nog tijdens de vorige legislatuur beslist. Het is een goede zaak dat we hiermee nu aan de slag kunnen gaan. We zien natuurlijk dat veel studies tot verschillende conclusies leiden. Er is soms tegenstrijdigheid. Het is een uitdaging dit allemaal goed samen te voegen. Dat is wat we vanuit het beleid doen. We moeten met een aantal andere maatschappelijke realiteiten rekening houden en dan de juiste beslissingen nemen. Met het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen heeft de Vlaamse Regering dat volgens mij gedaan. Dit is een belangrijke stap. Het is een van de elementen waarmee we rekening houden. Natuurlijk spelen, zoals in de Vlaamse Regering is afgesproken, nog tal van andere elementen een rol.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Collega Ronse, wij spelen geen paniekvoetbal, absoluut niet, maar ik wil voorkomen dat men Limburg, maar ook de Westhoek, als het ware een ruimtelijke krimp oplegt. In die zin kan het pleidooi van de heer Ceyssens onderschrijven dat men werk moet maken van die mobiliteitsproblematiek. Collectief vervoer is belangrijk maar rekening houden met nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals fietsostrades, is ook belangrijk.
Ik vind het uiteraard goed dat men wetenschappelijk onderzoek voert, maar bij mij kwam het gewoon vreemd over dat men die bestelt tegen 2018, terwijl ik denk dat we met het BRV sneller landen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.