Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Sommige dienstenverstrekkers laten mij weten dat er in de integrale jeugdhulp plaatsen lange tijd blijven leegstaan omdat de wachtlijsten niet up-to-date of actueel zouden zijn. Zo zou een plek in West-Vlaanderen recent vijf maanden hebben moeten wachten op de instroom van een cliënt – en dat terwijl de wachtlijst voor integrale jeugdhulp aanzienlijk is, zoals wij allemaal weten.
Hoe komt dit nu? De manier waarop ik de situatie begrijp, vormt uiteraard ook de insteek van mijn vraag aan u, minister.
Laat ons het voorbeeld nemen van een residentiële voorziening. Die kan een cliënt ‘binnenslepen’ in het systeem – zo luidt de term in de newspeak. Maar wanneer een plaats vacant wordt in die voorziening, en ze willen de cliënt die op de wachtlijst staat en die ze hebben ‘binnengesleept’, ook effectief een plaats aanbieden, dan blijkt heel vaak dat die cliënt al ergens anders een onderdak heeft gevonden. Een cliënt kan op verschillende wachtlijsten staan. Voorzieningen melden dat het perfect mogelijk is – en ook frequent gebeurt – dat de cliënt al een plaats heeft gevonden in een andere voorziening. Dat kan onder meer doordat de contactpersoon-aanmelder een cliënt niet van de wachtlijst verwijdert uit schrik dat een residentiële voorziening misschien niet helemaal is wat het zou moeten zijn als je idealiter een plaats ter beschikking zou kunnen stellen van een cliënt met bepaalde zorgnoden. Hij laat deze toch op de wachtlijst staan omdat hij vreest dat het misschien misgaat in die voorziening en dat ze dan helemaal opnieuw moeten beginnen met het aanmelden van een dergelijke cliënt, op zoek naar een geschikte plek.
Maar dat leidt tot de situatie – dat is alleszins wat men mij op het terrein vertelt – dat het perfect mogelijk is dat er een wachtlijst is van twintig cliënten die voor een bepaalde voorziening staan te wachten en dat, wanneer alle cliënten worden gecontacteerd, er eigenlijk maar drie zijn die effectief geen hulp krijgen op dat moment en klaar zijn om in te stromen in een bepaalde voorziening.
Een tweede element dat daarmee verband houdt, is het contact dat steeds moet worden opgenomen met de toegangspoort. In sommige gevallen gaat daarbij kostbare tijd verloren omdat bijvoorbeeld de persoon die verantwoordelijk is voor een bepaald dossier, er een aantal dagen niet is en het dossier dan vaak gewoon blijft liggen. Dat is natuurlijk heel jammer. Want het resultaat is uiteraard dat voorzieningen geen antwoord meer kunnen geven op de vraag hoelang het duurt vooraleer iemand kan instromen. Maar ook wanneer zij de hele wachtlijst zullen hebben afgewerkt, zal het even duren om te kunnen weten hoeveel personen er effectief wachtende zijn.
Minister, bent u op de hoogte van de beleving die er vandaag bestaat over de wachtlijsten in de integrale jeugdhulp, dat die niet actueel zijn? Als dat zo is, hoe komt dat dan? Wat wilt u eraan doen om die wachtlijsten wél een echte afspiegeling te laten zijn van die werkelijkheid?
Hoe zit het met de contactname met die contactpersoon-aanmelder, of diegene die het dossier opvolgt binnen de administratie? Wat zijn de protocollen wanneer iemand tijdelijk niet aanwezig is of uitvalt wegens ziekte of vakantie? Wordt er vanaf dag één iemand ter beschikking gesteld om die dossiers over te nemen? Kan dat ook? Wat is daarover de afspraak binnen de administratie?
Ten slotte verwijs ik naar een eerder debat dat we al hebben gevoerd over deze registratieproblemen. In de commissievergadering van net vóór het zomerreces hebben we een aantal registratieproblemen aangeraakt. U hebt daaraan gerefereerd. Zijn die opgelost? Wat is daarvan de stand van zaken wat betreft een oplossing voor elk van die verschillende problemen die u toen hebt vermeld in de commissievergadering?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, dat de wachtlijsten binnen de jeugdhulp niet altijd even actueel zijn, brachten we zelf aan in deze commissie naar aanleiding van het jaarverslag vorig jaar. Naar aanleiding van het eerste intersectoraal jaarverslag lieten we toen een steekproef uitvoeren op een aantal dossiers. Ook al was het een beperkte steekproef, de resultaten waren duidelijk.
Het is, zoals u in uw vraag terecht opmerkt, een gedeelde opdracht en verantwoordelijkheid van alle actoren in de jeugdhulp om de verhouding tussen de vraag en het aanbod zo actueel mogelijk te houden. Het is inderdaad zo dat er nog al te vaak minderjarigen op wachtlijsten staan die geen actuele of actieve hulpvraag hebben.
De jeugdhulpregie voert hierop een actief beleid, en treedt hierover regelmatig in contact met voorzieningen en contactpersonen-aanmelders, maar merkt toch enige schroom bij alle betrokkenen om niet-actuele of actieve hulpvragen van wachtlijsten te schrappen. We willen er tevens op wijzen dat dit geen nieuw gegeven is. Dit was ook zo voor het decreet Integrale Jeugdhulp. Vroeger, toen het wachtbeheer nog niet gecentraliseerd verliep of er geen eenduidige toegang tot de niet-rechtstreekse jeugdhulp was, was er helemaal geen transparantie, laat staan een uniforme registratie. De enige manier om dit op te lossen, is dat alle actoren binnen de jeugdhulp op eenzelfde manier gaan registreren en hierbij gebruikmaken van het rijksregisternummer van de jongere.
Als niet iedereen zijn rol speelt in het actueel houden van hulpvragen kan dit er inderdaad toe leiden dat een voorziening verschillende cliënten moet contacteren vooraleer ze iemand vinden die effectief instapklaar is. Dit zorgt voor onnodige vertragingen. Dat die vertraging vijf maanden bedraagt, is betreurenswaardig in de huidige context van de wachtlijsten, maar volgens de informatie van de administratie gelukkig wel nog steeds een uitzondering.
Recent boog een ad-hocwerkgroep die samengesteld werd met gebruikers, voorzieningen, verwijzers en administraties zich over de werkingsprocessen van jeugdhulpregie en werd ook over deze vraag – hoe zorgen we voor zo’n actueel mogelijke verhouding tussen vraag en aanbod? – gedebatteerd. De werkgroep concludeerde dat de procesbeschrijving die nu is vastgelegd, volstaat, maar tevens staat of valt met de acties van zowel de voorziening, de contactpersoon-aanmelder als de jeugdhulpregisseur.
Voor het overzicht geven we de afspraken mee die rond dit thema nu al worden toegepast. Hierbij is het vrij helder wie wat doet. Een cliënt mag maximaal twee voorkeurvoorzieningen selecteren. Wanneer de hulpvraag wijzigt, herindiceert de contactpersoon-aanmelder, of selecteert die een andere voorkeurvoorziening.
Wanneer de hulpvraag vervalt, is het aan de contactpersoon-aanmelder om dit te laten weten aan de jeugdhulpregie zodat zij de minderjarigen kunnen verwijderen van de wachtlijst.
Wanneer er hulp opstart in een voorziening, schrapt jeugdhulpregie de minderjarige van de wachtlijst van de andere voorziening waarbij hij voor dezelfde typemodule is aangemeld.
De cliënt, via contactpersoon-aanmelder, mag één keer niet ingaan op de open plaats. Indien er bij de tweede keer niet wordt ingegaan op de open plaats, verwachten we van de voorziening dat ze de minderjarige van de wachtlijst verwijdert. Er is in het Informaticasysteem voor de Intersectorale Toegangspoort (INSISTO) een mogelijkheid vastgelegd om contactnames met cliënten bij te houden, en dus ook het aantal weigeringen.
Voor dossiers waaraan een prioriteit werd toegekend, geldt dat de minderjarige die de eerste keer niet ingaat op de open plaats, de prioriteit verliest, maar wel op de wachtlijst blijft staan. Wanneer er bij een tweede contactname geen instapbereidheid is, verwijdert de voorziening de minderjarige van de wachtlijst.
De voorzieningen nemen het best ook proactief contact op met minderjarigen op hun wachtlijst om de opstart al voor te bereiden en de tijd dat een plaats leegstaat, beperkt te houden.
Deze afspraken werden dus door de ad-hocwerkgroep jeugdhulpregie herbevestigd. Jeugdhulpregie moet wel verder inzetten op wederzijds vertrouwen, waardoor elke betrokken partner met een gerust hart deze informatie doorgeeft, zodat het wachtbeheer de realiteit van hulpvragen en -aanbod zo goed mogelijk weerspiegelt. We streven ernaar dat cliënten realistische prognoses kunnen krijgen over de opstart van hulp bij hun voorkeursvoorziening, en dit is enkel mogelijk op basis van een transparant wachtbeheer. Jeugdhulpregie neemt daartoe het initiatief.
Het is aan de private organisaties om in vervanging te voorzien zoals zij dat wenselijk achten, uiteraard zonder dat de dienstverlening aan minderjarigen in het gedrang komt. Het is in INSISTO bepaald dat elke persoon die werkzaam is in dezelfde organisatie, ook toegang heeft tot de dossiers van zijn of haar collega’s, dit net om bij afwezigheden de dossiers te kunnen blijven opvolgen.
De toegangspoort raadt aan om bij contact via mail om een vrijkomende plaats aan te kondigen, ook de directie op te nemen. Indien er geen sprake is van maatschappelijke noodzaak of gedwongen hulpverlening, kan de voorziening ook rechtstreeks contact opnemen met de cliënt wanneer de contactpersoon-aanmelder niet bereikbaar is.
Wanneer er een consulent contactpersoon-aanmelder is, verloopt de communicatie steeds via de consulent en wordt er niet rechtstreeks met de cliënt contact opgenomen. Voor hen is vastgelegd dat ze kunnen worden vervangen en dat het ondersteuningscentrum jeugdzorg of de sociale dienst van de jeugdrechtbank dat ondervangen, zodat afwezigheden niet ten koste gaan van de opstartmogelijkheden voor jongeren.
Bij de uitbouw van de rapportage over de activiteiten van de toegangspoort stelde de administratie inderdaad een aantal registratieproblemen vast met betrekking tot het aantal wachtenden op 31 december 2015. We willen hierbij graag benadrukken dat dit niet ging om een operationeel probleem waarbij er minderjarigen door een registratiefout onterecht op een concrete wachtlijst van een voorziening zouden staan.
Het registratieprobleem was vrij technisch, maar het situeerde zich vooral in een grote groep minderjarigen die wel geteld werden als wachtenden zonder dat ze gekoppeld waren aan een specifieke voorziening.
Concreet betekende dit dat er veel minderjarigen voor een aanbod, een typemodule in de data zaten, terwijl ze niet gekoppeld waren aan een specifieke voorziening. Die minderjarigen werden dus wel meegeteld als wachtenden, omdat ze aan het wachten konden zijn om gekoppeld te worden aan een voorziening.
Maar bij de analyse naar aanleiding van het vorige jaarverslag heeft men gemerkt dat er ook een grote groep was die niet gekoppeld was en ook niet hoefde gekoppeld te zijn.
Zij werden dus meegeteld als wachtenden, terwijl ze dat de facto niet waren. In 2016 heeft de jeugdhulpregie systematisch de status van deze minderjarigen nagekeken om op die manier de rapportage over het aantal wachtenden meer valide te maken. Dat zal in het jaarverslag jeugdhulp over 2016 al tot een meer accurate rapportage leiden.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord dat bij mij echter een aantal nieuwe vragen oproept. U begrijpt dat het een paradox is dat we aan de ene kant investeringen doen in software om tot meer inzicht te komen terwijl het resultaat is dat het actueel overzicht ontbreekt. Als we gericht kunnen bijsturen, kunnen we misschien ook de capaciteit van integrale jeugdhulp naar boven halen zonder dat we bij wijze van spreken een extra euro investeren, en daar is het mij in deze vraag uiteraard om te doen.
U hebt inderdaad gezegd dat daar in het jaarverslag ook al gewag van is gemaakt. Het jaarverslag is intussen meer dan een halfjaar geleden voorgesteld. Waarom is dat dan nog altijd niet veranderd? De protocollen die zijn afgesproken – u hebt daarnet de afspraken mooi opgelijst – zijn op het eerste gezicht helder. Het probleem is echter dat niemand die met het systeem werkt, zich daaraan houdt. In het Engels zeggen ze dan: ‘Everybody is gaming the system’. In dat geval werkt het systeem niet meer, want iedereen vraagt zich af hoe zij het systeem voor kunnen zijn en ervoor kunnen zorgen dat hun cliënt een zo goed mogelijke opvang krijgt. Dat wijst volgens mij op een essentieel probleem, minister. Als het waar is dat iedereen zijn cliënt, zelfs als die geen actuele vraag heeft, op die wachtlijst laat staan, dat wil dat zeggen dat de gebruikers een gebrek aan vertrouwen hebben in dat systeem. En dat is voor mij essentieel. Als dat effectief zo is, moeten we opnieuw samenzitten en nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat dat niet zo is en dat iedereen wel vertrouwen heeft in wat ze als input in dat systeem geven. Zij geven iets in, bijvoorbeeld in Insisto, terwijl zij weten dat het niet zo is. Het systeem zal dan echter denken dat hun cliënt eerst staat wanneer een bepaalde plaats vrijkomt voor bepaalde zorg.
Mijn cruciale vraag is of we de capaciteit kunnen verhogen in de integrale jeugdhulp door na te gaan wat er scheelt aan dat vertrouwen en hoe we dat kunnen verhelpen. Waarom is dat nog altijd zo, zelfs nadat we de problemen hebben gedetecteerd en daar afspraken over hebben gemaakt?
Ik heb ook nog een vraag over het Rijksregister. U zei daarnet dat het een stuk eenvoudiger zou zijn indien iedereen daarmee zou werken. Waarom gebeurt dat vandaag nog niet?
Tot slot een laatste vraag waar u waarschijnlijk nog niet op kunt antwoorden, dus alle begrip daarvoor. U zei daarnet ook dat u aan het nagaan bent wie terecht en onterecht op een wachtlijst staat en dus nog een actuele hulpvraag heeft. Hebt u al een idee van het aantal cliënten dat staat te wachten en op dit moment geen hulpvraag heeft? Kunt u daar wat inzicht over verschaffen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik weet niet of het bewust is, maar ik houd een beetje een wrang gevoel over aan iets dat hier ongezegd hangt, alsof het de verantwoordelijkheid of de schuld is van wie met Insisto en dergelijke werkt dat die wachtlijsten niet altijd accuraat zijn. We hebben de sector uitgebreid gehoord tijdens de hoorzittingen en daaruit bleek heel duidelijk dat die mensen zich te pletter registreren. Zij doen niets anders dan formulieren invullen en ploeteren met systemen. Zij vragen naar een afbouw van de administratieve last in heel dat systeem.
Dat er blijkbaar niet altijd even accuraat wordt geregistreerd, is volgens mij geen kwestie van slechte wil. Zij moeten echter voldoende tijd hebben, de relevantie ervan zien en het systeem op de juiste manier begrijpen. Ik veronderstel dat het niet de bedoeling is om hier te zeggen dat het de schuld is van degenen die het systeem gebruiken dat het vierkant draait. Ten eerste draait het niet zo vierkant, maar ten tweede doen zij hun stinkende best omdat zo goed mogelijk te doen.
Minister, wij hebben naar aanleiding van die hoorzittingen de evaluatie van 1 jaar jeugdhulp gehad. Daar is een resolutie uit voortgekomen. De toegangspoort die vraag en aanbod op elkaar moet afstemmen, zou worden herzien. Die toegangspoort moet als een soort van glijmiddel dienen tussen vraag en aanbod, maar werd helemaal anders gewaardeerd in de praktijk. Hoe zit het met die transitie? Werkt die intussen beter? Ik heb begrepen dat er een nieuwe Insisto-versie op komst is. Is die er al? Zo ja, wat zijn de te verwachten verbeteringen, vooral inzake registratietermijn?
Het is goed dat u mensen die niet meer op de wachtlijst horen te staan, van de wachtlijst haalt. Dat geldt wellicht niet voor de overgrote meerderheid. Ik wil tegelijk ook vragen na te gaan wie er niet tot op de wachtlijst geraakt. Uit de hoorzittingen bleek immers dat de contactpersonen er soms het nut niet van inzien om iemand aan te melden omdat de wachtlijst zo lang is. Het is belangrijk dat daar toch een aanmelding is met zo weinig mogelijk administratieve last. Er moet een goede monitoring zijn van alle zorgvragen. Niet enkel moeten de onterechte er worden afgehaald, degenen die er onterecht niet op staan, moeten toch op die wachtlijst komen zodat het systeem van die centrale wachtlijsten die binnen de jeugdhulp uitgebreid is, betrouwbaar is en een werkingsmiddel kan zijn met zo min mogelijk administratieve last voor alle jeugdwerkers die vooral met jongeren bezig moeten zijn en niet met administratie.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is duidelijk dat er in het ICT-programma nog belangrijke stappen kunnen worden gezet. We hebben een eerste fase gehad met zes verschillende sectoren en één systeem. Dat heeft behoorlijk wat energie opgeslorpt maar intussen wordt nagegaan, ook binnen de administratie, of we niet nog meer kunnen gaan voor het automatisch hergebruiken van beschikbare data. Daardoor zouden we de administratieve verplichtingen kunnen terugdringen. Het rijksregisternummer zal dan ook steeds meer een niet-vrijblijvende aangelegenheid worden. Mijnheer Parys, ik zie eerlijk gezegd niet in hoe men de vraag naar administratieve lastenverlagingen kan realiseren als men niet de fase wil doormaken waarin iedereen naar eenzelfde identificatiesysteem gaat. Dat is ook mijn antwoord op de vraag van mevrouw Van den Brandt. U zegt dat iedereen zich te pletter registreert, maar iedereen moet wel beseffen dat als men een transparant geheel wil, de registratiesystemen steeds beter op elkaar zullen moeten worden afgestemd. Die oefening van dat intersectoraal jaarverslag heeft ons veel geleerd en maakt ons duidelijk dat er verschillen zijn. Een van de meest essentiële lijkt mij de unieke identificatie van de betrokkenen. De dag dat we zeggen dat iedereen zich op dat soort van gegevens moet aligneren, zal men u misschien signaleren dat er administratieve overlast is. Maar het is het ene of het andere. De bedoeling is om zo snel mogelijk naar een systeem te gaan waarin eenmaal unieke gegevens worden ingebracht met voldoende zin voor veiligheid van data en voor de Privacywet waarbij het hergebruik zoveel mogelijk wordt gefaciliteerd. En dat, mijnheer Parys, moet helpen om een aantal perverse effecten zo beperkt mogelijk te houden. Zodra ergens gegevens worden ingebracht, moeten zij op de niveaus waar ze beschikbaar moeten zijn, doorwerken en in het beheer worden meegenomen.
Ik vraag begrip voor de tijd. Men heeft echt wel nagekeken met een werkgroep of die processen voor verbeteringen vatbaar zijn om de gap tussen vraag en aanbod zo zuiver mogelijk te krijgen. Als die werkgroep tot de conclusie komt dat die afspraken voldoende zouden moeten zijn, dan is het toch een kwestie van mensen op het terrein te overtuigen om daar op een correcte manier mee om te gaan. Dat kunt u vertalen in vertrouwen.
Dat betekent dat er een signaal moet zijn. Iedereen moet beseffen dat door dat zelf niet te doen conform de afspraken, men ook anderen hypothekeert en misschien de toegang tot goede hulp minstens tijdelijk kan ontzeggen. Ik pleit er toch voor om toch nog even te kijken of men met een goede sensibilisering en duiding toch niet tot verbeteringen kan komen.
Ik voeg er dan toch bij – dat schijnt men nogal snel vergeten te zijn – dat er vroeger niets was. Als u aan mijn voorganger had gevraagd naar de situatie, dan had die u niet kunnen antwoorden, want we hadden gewoon geen centraal systeem om dat te bekijken. Geen. Sommigen kijken met heimwee naar vroeger, maar men kan weinig met stelligheid over vroeger beweren, tenzij dat het zich allemaal in het onbekende voordeed. De stappen die we nu vooruitzetten in de transparantie, zijn toch belangrijk.
Mijnheer Parys, u vroeg naar de impact van de aansluiting tussen wachtenden en modules en de verifiëring van: is dat nu iemand die effectief wacht of niet meer of niet? Dat zal in het jaarverslag 2017, zegt men mij, duidelijk zijn. Men verwacht duizend of meer wachtenden minder. Ik zal het nu al een keer zeggen: we beschouwen dat niet als een prestatie van het beleid, dat is een uitzuivering van het systeem, het gaat over een belangrijk aantal wachtenden die in de vroegere registratie aanwezig waren.
U zult ondertussen wel begrepen hebben dat onze administratie zich ook heeft bijgestuurd in functie van de aanbevelingen van die commissie. We hebben nu een afdeling Continuïteit en toegang, en dat zegt al veel over de herpositionering van de medewerkers. We kijken of we naar aanleiding van de overkomst van het personeel van de provincies ook rond aanspreekpunten in de regio’s voor zaken waarvoor men vastzit in het traject… Men zoekt naar betere aansluiting, dat is ook een van de zorgen van deze commissie.
Ik denk dat er wel een aantal initiatieven zijn die nu geïmplementeerd worden en een aantal van de knelpunten van toen opheffen.
De heer Parys heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik denk niet dat er hier iemand met de vinger zou willen wijzen naar de mensen die we vragen om registraties uit te voeren. Ik denk niet dat daar enig probleem zit.
Ik heb ook geen probleem met het gebruik van een rijksregisternummer, minister, om een uniforme registratie mogelijk te maken. Ik vind dat zelfs vanzelfsprekend.
U zegt dat het gaat over duizend of meer cliënten minder die op de wachtlijst stonden en geen actuele vraag voor hulp hebben. Dit is mijn slotrepliek, dus we kunnen er niet meer over debatteren. Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar de definitie die de administratie gebruikt heeft om die duizend te definiëren.
Want, en dan kom ik tot mijn derde en laatste punt, we hebben het gehad over een gebrek aan vertrouwen en het is nu aan u en uw administratie om iedereen te overtuigen, minister, om het systeem te gebruiken zoals het zou moeten worden gebruikt en conform de afspraken. Dat gaat natuurlijk ook terug op de capaciteitsproblemen, en u weet dat ik geen grote fan ben van overal maar plaatsen vrij te maken, maar uiteraard wel van gericht te kijken waar dat nodig is.
Als ik hulp zou zoeken voor mijn cliënt, dan zou ik die op twee wachtlijsten zetten en ik zou hem laten staan als ik zou kunnen op het moment dat de hulp niet helemaal overeenstemt met wat ik zoek. Ik laat hem op de wachtlijst staan in de hoop dat er binnenkort iets beters komt, en dan kan ik misschien switchen.
Dat lijkt me het onderliggende probleem waar we toch aan zullen moeten werken om er dan voor te zorgen dat de mensen het systeem gebruiken zoals het kan. En dat is een link naar mijn vraag over de definitie van die duizend of meer. Zijn dat mensen die een vorm van hulp krijgen maar niet in de gevraagde vorm? Of zijn dat mensen die de gevraagde hulp krijgen zoals die effectief is aangemeld en aangevraagd? Dat is voer voor een interessant debat.
Ik hoop, minister, dat u in de komende maanden samen met uw administratie werk kunt maken van het opkrikken van het vertrouwen in het registratiesysteem zodat we een actuele wachtlijst krijgen. Ik denk dat dit een van de kleine puzzelstukken is waarmee we de capaciteit een klein beetje kunnen verhogen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.