Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Minister, ik wil daar vooraf iets over zeggen. We hebben even getwijfeld over de ontvankelijkheid omdat deze thematiek in grote mate de Vlaamse bevoegdheid overstijgt. Maar als voorzitter dacht ik toch dat dit een actueel thema is, waarover u ongetwijfeld graag een uitspraak zult doen.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, dank u voor uw goedheid om de vraag ontvankelijk te verklaren.
Minister, collega’s, steeds meer Belgische profvoetbalclubs staan onder zware financiële druk. Sinds de hervorming van de competitie waarin nog slechts plaats is voor 24 profclubs, waarvan 8 in eerste klasse B, hebben vooral die laatste het moeilijk om de nodige inkomsten te vinden. De tv-en reclame-inkomsten verdwijnen als sneeuw voor de zon, het aantal supporters daalt en sponsors willen niet langer investeren.
Het gevolg is dat steeds meer clubs een samenwerking zoeken met buitenlandse investeerders. Op donderdag 2 februari berichtte de krant De Tijd over een mogelijke overname van Oud-Heverlee Leuven (OHL) door het Chinese Shanghai Naisi Investment Management Center, een “schimmige vennootschap waar weinig informatie over te vinden is”.
Als OHL verkocht wordt, dan is een derde van onze Belgische profclubs, 8 van de 24, in handen van buitenlandse investeerders. Bovendien zijn er nog verschillende andere clubs – waaronder Cercle Brugge, Lokeren, Westerlo en KV Mechelen – die al hebben aangegeven dat ze op zoek zijn naar overnemers. Met betrekking tot Cercle heb ik vandaag gelezen dat het over Monaco zou gaan.
Deze evolutie baart mij zorgen, en wel op meerdere vlakken. Mijn grootste bezorgdheid is dat deze investeerders louter opereren vanuit winstbejag en dat belangrijke waarden zoals jeugdwerking, lokale verankering of sociale initiatieven, die wij hier al meermaals hebben aangekaart en die worden georganiseerd vanuit die clubs, in de verdrukking komen te staan.
Ik vond het heel opmerkelijk dat iedere keer dat lokale profclubs onder druk komen te staan, we ook de schoonheid en de kracht van onze voetbalclubs zien: de supporters. Die staan dan op en organiseren zich en weigeren om hun favoriete club te zien overgenomen worden door schimmige buitenlandse investeerders die enkel en alleen zo snel mogelijk geld uit hun investering willen halen. Ik gaf het voorbeeld van OHL. Daar heb je OHL op DREEF, dat met Dries Mertens en een aantal bekende ex-voetballers er alles probeert aan te doen om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt. Ik vind dit zeker het vermelden waard. Dit onderstreept de relevantie van deze vraag.
Minister, wat is uw mening als minister van Sport over de evolutie waarbij steeds meer van onze voetbalclubs worden overgenomen door buitenlandse investeerders? Wat zijn volgens u de risico’s die verbonden zijn aan dergelijke overnames? Zijn er bepaalde voorwaarden waaraan investeerders zich dienen te houden wanneer ze een club overnemen? Vreest u zelf niet dat de lokale verankering en jeugdwerking die zo belangrijk zijn voor de toekomst van ons voetbal, op deze manier onder druk komen te staan? Welke implicaties heeft het opkopen van clubs door buitenlandse investeerders voor initiatieven rond bijvoorbeeld supportersparticipatie?
Bent u als minister van Sport van plan acties te ondernemen om de overname van Belgische voetbalclubs door bedenkelijke buitenlandse investeerders te voorkomen, door contact op te nemen met de mensen die daar mee voor verantwoordelijk zijn?
Minister Muyters heeft het woord.
U zegt dat Monaco Cercle Brugge zal overnemen, maar voor zover ik heb gelezen in kwaliteitskranten, is het een Rus die Cercle overneemt.
Iedereen beseft dat onze clubs onder zeer zware financiële druk staan. Het staat ook buiten kijf dat, zoals bij elk bedrijf, ook daar de concurrentie telt, zowel nationaal als internationaal. Laat me nu eventjes minister van Economie zijn. Ik bekijk het eens eventjes puur economisch. Als je een investeerder hebt die mee investeert in je bedrijf, dan kan dat een zeer positieve zaak zijn. Of dat nu vanuit Vlaanderen is of vanuit het buitenland, dat kan positief zijn. Essentieel is de voorwaarde: dat moet juridisch en deontologisch correct gebeuren.
Daarbij moeten we de effecten op het niveau van de professionele sport – daarmee bedoel ik: de eerste ploeg en de fanbeleving – en de impact op de brede clubwerking – dan spreek ik over de jeugd – of de bredere sportparticipatie en de sociaal-maatschappelijke rol allemaal in het oog houden. We mogen niet zeggen dat als iemand investeert of overneemt, binnen- of buitenlands, dat slecht is. Dat geldt ook voor bedrijven. Soms kan een bedrijf zonder overname ten dode opgeschreven zijn, en met overname in een ongelooflijk positieve flow komen. We kennen allemaal zulke bedrijven. Ik wil Johnson & Johnson, die Janssen Pharmaceutica hebben, niet als voorbeeld geven, maar ik denk dat veel mensen niet beseffen dat Janssen Pharmaceutica al in de jaren 60 eigendom was van Johnson & Johnson. Dit maar om te zeggen dat je daar geen algemene lijn rond kunt overbrengen.
Voor mij is het grootste risico van zo’n overname als je geen transparantie hebt en als de overnemende vennootschap malafide bedoelingen zou hebben. En dat kan natuurlijk. Want ongeacht of die overname van eigen bodem is, Europees of van buiten Europa, als de bedoelingen malafide zijn – en laat ons niet denken dat dat alleen kan als het buiten Europa is –, dan heb je sowieso een aantal bedreigingen, op het vlak van financiële fair play, van mensenhandel, van matchfixing, van gezond en ethisch sporten, het duurzaam voortbestaan van de betrokken club, de eigenheid van de club, de waarden van de club. Dat kan dan allemaal aan bod komen. Iedereen herinnert zich nog wel dat er in Engeland een ploeg was die van kleuren moest veranderen, om maar iets te zeggen. Dat speelt mee in de beleving.
Wat voor mij zeker niet kan, is bijvoorbeeld dat een club vervelt tot een etalage waarin goedkope buitenlandse – en buitenlands betekent dan: van buiten Europa – sporters worden gestald, louter met het oog op doorverkoop met grote winst, en het afdanken van hen die niet de gewenste winst opleveren. Dat ondergraaft sowieso ook het voortbestaan van een club, want dat is korte termijn van hier tot ginderachter. En het verhindert de doorgroei van eigen jeugdspelers. Zo’n model kan nooit blijven bestaan. Als een jeugdspeler niet het gevoel heeft dat hij in zijn club kan doorspelen, dan verandert hij van club.
Er bestaan geen specifieke voorwaarden, gelinkt aan de overname van Belgische clubs door buitenlandse investeerders. De voorwaarden zijn dezelfde als voor om het even welke investeerder in om het even welk commercieel bedrijf, ongeacht in welke sector. Het is natuurlijk wel zo dat de investeerder en de ontvangende profvoetbalclub ook rekening moeten houden met de regelgeving van FIFA en UEFA. Voor de rest zijn er geen specifieke regels.
De impact van de investeringen of de overname van een profvoetbalclub moet de facto geen negatief effect hebben. We hebben al ervaring en hebben al gezien dat een investeerder zelfs de lokale verankering en de jeugdwerking versterkt. Als de club door de extra investering meer mogelijkheden krijgt en ook een duurzame ontwikkeling heeft, kan dat een positieve impact hebben voor het clubleven, voor de jeugdwerking en de daaraan gekoppelde externe return. We mogen daar niet defaitistisch in zijn. Een goede investeerder, iemand met een hart voor die club, die ook de fans daarbij betrekt, die een toekomstvisie heeft, dat is prima. Dat moet ook kunnen. Laat ons dus niet bevooroordeeld naar al die zaken kijken.
Bij de KBVB hebben we naar aanleiding van een aantal concrete gevallen van reizende stamnummers concrete maatregelen genomen. De KBVB heeft beslist dat een stamnummer bij een overname niet meer dan 50 kilometer verplaatst mag worden. (Opmerkingen van Herman Wynants)
Op mijn blad staat 50, mijnheer Wynants. Maar als u 30 zegt, zal dat zeker juist zijn. (Opmerkingen van Herman Wynants)
De bedoeling was om die lokale verankering niet te verkopen. Ik ben het er ook honderd procent mee eens dat de jeugdwerking cruciaal is. Misschien hebben we daar in Vlaanderen en België wel een heel speciale werking, omdat we organisatorisch de jeugdwerking hebben ontkoppeld van het professionele voetbal. De jeugdafdelingen zitten bij Voetbal Vlaanderen en niet meer bij de KBVB. Dat is, denk ik persoonlijk, een positieve zaak. Wat nog altijd negatief kan zijn, is als die jeugd niet kan doorgroeien. We hebben overigens ooit een Kempische club gehad, waarbij in de eerste ploeg, die niet in eerste klasse speelde, plots redelijk veel buitenlandse spelers kwamen spelen. De jeugdwerking is daar tenietgedaan, niet doordat de jeugdwerking niet goed was, maar doordat die jongens niet meer het gevoel hadden dat ze konden doorgroeien naar de eerste ploeg. Ook dat is belangrijk.
Met het oog op de bewaking van de kwaliteit van de jeugdopleiding denk ik dat het een positieve zaak is dat dat nu bij Voetbal Vlaanderen zit. In de Vlaamse voetbalclubs werd de voorbije jaren – en ik ben er zeker van dat onze manier van werken met Vlaamse subsidies daar mee aan heeft geholpen – een kwaliteitsvolle jeugdwerking ontplooid. De beleidsfocus jeugdsport in het nieuwe Federatiedecreet, dat door de meesten van jullie is goedgekeurd, zorgt ervoor dat we dat ook in de toekomst kunnen blijven doen.
Voetbal Vlaanderen en ikzelf willen in elk geval die kwaliteitsvolle jeugdwerking als basis voor een gestructureerde uitbouw van het voetbal in Vlaanderen. Het zit wel wat anders in elkaar dan in het buitenland. Dat op zich is wel een goede zaak, wat niet wil zeggen dat wat erboven gebeurt, geen invloed kan hebben. Ik denk dat ik dat genoeg naar voren heb gebracht.
Dan is er nog de problematiek van de supportersparticipatie, wat in deze commissie ook al verschillende keren is besproken. Iedereen begrijpt het belang daarvan. Iedereen beseft ook dat het moeilijk is om dat te reglementeren en dat initiatieven zeer moeilijk zijn. Ik wil ook nog eens verwijzen naar het belang van de supportersparticipatie bij het bewaken van de lokale verankering en de culturele identiteit van de club: de kleur, het stamnummer enzovoort.
De impact van een overname op eventuele supportersparticipatie wordt voornamelijk bepaald door de intenties van de overnemer. Indien de investeerders de kwaliteit van het product en de duurzame uitbouw van die club als organisatie vooropstellen, dan denk ik dat er niet altijd een probleem is.
Ik verwijs bijvoorbeeld naar KV Mechelen, waar bij de doorstart de rol van de supporters in de organisatiestructuur van de club door de nieuwe investeerders werd verankerd. Dat is een belangrijke zaak. Indien de club eerder of uitsluitend gebruikmaakt van tussenstations of etalages voor verhandelbare spelers, dan komt het clubbelang en de culturele identiteit zeker in botsing met elkaar. Bij dergelijke investeerders staat supportersparticipatie zeker niet bovenaan de prioriteitenlijst. Dat is een essentieel punt. Als er een investeerder is die op lange termijn denkt, die mee wil zorgen dat die club ook in de toekomst succes heeft, dan gaat die kijken naar de supporters. Die supporters zijn voor zo’n investeerder van fundamenteel belang. Die wil niet voor lege tribunes spelen. Een vorm van supportersparticipatie kan dan noodzakelijk zijn om de culturele identiteit van de club te bewaken. Ik zie daar zeker een rol.
Ik ben niet van plan om gericht voor de profclubs specifieke maatregelen te nemen die afwijken van de reeds bestaande regelgeving over buitenlandse investeringen in ons land. Profvoetbal is voor mij – en iedereen die hier al wat meedraait, weet dat – al jaren meer een onderneming. We mogen dat ook niet anders beschouwen. Ik herinner me de discussie rond de subsidies of niet voor sportstadions. Ik denk dat we genoeg weten dat het een onderneming is waar concurrentiekracht en investeringen een belangrijk onderdeel zijn. Dat is zonder afbreuk te willen doen aan de belangrijke ethische waarden die ook in de sportwereld van het profvoetbal moeten gelden.
Mijn conclusie probeer ik samen te vatten in één zin: laat ons niet vies zijn van investeringen, binnenlands, Europees of buiten-Europees, op één voorwaarde, namelijk dat de culturele waarden, de normen en de opleiding, de supportersbetrokkenheid daarbij worden georganiseerd. Of we alles moeten reglementeren, is daar een hele zware vraag bij. Ik denk dat ik ook niet veel instrumenten heb om dat te doen. Maar laat ons in elk geval met een positieve blik nagaan op welke manier dat wel of niet een bijdrage kan zijn aan die zware concurrentie waaraan voetbalclubs ook onderhevig zijn.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord op al mijn vragen.
We hebben inderdaad al een paar keer gedebatteerd over supportersparticipatie. En mijn overtuiging – ik heb dat toen ook al gezegd – is een heel duidelijke. Ik droom eigenlijk of ik ben ervan overtuigd dat elke gezonde voetbalclub voor het merendeel in handen is van eigen supporters. Zo kijk ik ernaar. Dat is het beeld dat ik ervan heb. Ik denk dat er ook in het buitenland heel wat goede voorbeelden zijn van clubs die helemaal opleven en op een goede manier worden gerund en die in handen zijn van, wat volgens mij het grootste kapitaal van de club is, de supporters. Dat we niet in de ideale wereld leven, daarin volg ik u volledig.
Dat buitenlandse investeringen een nodige zaak zijn in sommige gevallen, daar ben ik het ook met u eens. Daar waar mensen bereid zijn om geld te pompen in een club, daar in te investeren en een club mee uit te bouwen, is dat een goede zaak. Alleen, de stukken die ik lees, de verhalen die ik hoor, de dingen die ik zie gebeuren in België, zijn geen verhalen van positieve investeringen. Het gaat over clubs die moeite hebben om het hoofd boven water te houden, om te blijven functioneren.
Collega Wijnants mag seffens aanvullen, maar als ik het goed heb begrepen, zegt iedereen tegen mij dat degraderen een hel is, een worstcasescenario. Het is heel moeilijk om twee of drie jaar in die reeks te blijven en te overleven en op een duurzame manier uw club uit te bouwen. Als er dan, en ik citeer letterlijk, ‘een schimmige vennootschap waar weinig informatie over te vinden is’ komt aankloppen, dan schiet er natuurlijk weinig over van een positief verhaal van ‘investeerders uit het buitenland die investeren in onze club waarbij we kunnen zien of juridisch en deontologisch alles klopt’. Ik volg u dat juridisch en deontologisch alles in orde moet zijn, maar het is niet omdat het juridisch in orde is dat het ook ethisch te verantwoorden is.
Het verhaal dat u brengt over die jeugdopleidingen, is ontzettend belangrijk. Net zoals ik het in mijn vraag heb gezegd, is het een van de belangrijkste dingen die we moeten blijven garanderen bij de Vlaamse en Belgische voetbalclubs. Alleen vrees ik, dat als het een negatieve keuze is, dat onder druk komt te staan. Ik vind het wel negatief dat onze voetbalclubs in België maar ook in Vlaanderen in handen komen van investeerders die hun kans zien omdat deze ploegen het financieel moeilijk hadden, en dan ook nog eens terechtkomen in een soort van internationaal vehikel dat x-aantal voetbalclubs in handen heeft: een in Hongarije, een in België, een in ik-weet-niet-waar, en daar dan een soort van carrousel mee op poten zetten. Dat zijn dingen die ik absoluut wil vermijden.
Minister, ik zal de vraag anders formuleren. Zult u contact met collega’s opnemen om te horen wat hieraan kan worden gedaan en na te gaan op welke wijze u als Vlaams minister een signaal kunt geven. Ik ben niet van mening dat u hier weinig aan kunt doen. Uw mening is belangrijk. U kunt het signaal geven dat we ervoor willen zorgen dat we met onze voetbalclubs een positief verhaal schrijven. De clubs zijn bedrijven en economische vehikels. Het gaat echter om veel meer dan het laten kloppen van de cijfers. Ik vraag u op dat vlak een duidelijk signaal te geven.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Annouri, op bepaalde punten hebt u zeker gelijk. De minister heeft hier ook op geantwoord. Ik wil even uitleggen hoe de basis van het principe tot stand is gekomen waardoor we in deze situatie zijn terechtgekomen.
In 2004 heb ik een aantal mensen die tienmaal slimmer dan ik zijn, gevraagd wat in België leefbaar is. Het gaat onder meer om professor Kesenne, om Trudo Dejonghe en om bekende journalisten als Peter Vandenbempt en François Collin. Er waren er nog een paar, maar die namen weet ik even niet meer.
Ze hebben me de raad gegeven naar maximaal 24 of, beter nog, naar 20 ploegen te gaan. Ik heb de Pro League een voorstel voorgelegd. Spijtig genoeg is dit weggestemd. Ondertussen hebben ze ingezien dat het voor zo veel ploegen niet leefbaar is. Daar is een reden voor.
Het televisiecontract is 70 miljoen euro waard. In Groot-Brittannië gaat dat om 2,003 miljard euro en in Duitsland om 687 miljoen euro. Voor die ploegen betekent dat tien- tot twintigmaal meer geld. We zitten nog niet aan 3 procent van wat het televisiecontract in Groot-Brittannië oplevert. Daar moeten wij met ons bedrag van 70 miljoen euro tegen vechten. Dat moet onder de grote vijf ploegen worden verdeeld. Dan komen de kleintjes ter sprake.
Momenteel hebben we 3 jaar ervaring met de overgang naar 24 ploegen. Dit is ook niet leefbaar. Ze hebben te weinig ontvangsten en ze hebben geen televisiecontract. De plaatselijke overheid mag er ook niet in investeren, want dan begint de Europese Commissie een proces. In Nederland, bijvoorbeeld, is er een probleem geweest met PSV Eindhoven. Daar zitten we al vast mee. Ginds zijn alle stadions door de staat betaald. We kunnen dat praktisch niet meer inhalen.
De vraag is wat we moeten doen om die clubs leefbaar te maken. Het televisiecontract kan wat stijgen. Misschien zal het daardoor leefbaar worden. De minister heeft echter naar betrouwbare overnemers verwezen. Ik heb zelf twaalf of dertien personen ontvangen. Daar zijn steeds Belgen bij betrokken. Indien ik niet zou onderzoeken of die mensen wel betrouwbaar zijn, zou ik een lomperik zijn.
Mijnheer Annouri, wat me tot mijn verbazing is opgevallen, is de belangrijkste intentie van die investeerders. Ik zal een Belgisch voorbeeld geven. We hebben een groep A en een groep B. Uit groep B zijn al zeven ploegen verdwenen. Er zijn er nog enkele te kort. Er zijn er wel meer dan u zegt. In groep A zijn vier clubs in buitenlandse handen en vier clubs in Belgische handen. Ik zal de naam van de club niet vermelden, maar een club in Belgische handen telt de minste Belgen in de ploeg.
Er zijn niet-Europeanen bij mij langs geweest. Het gaat dan om Chinezen en Japanners. Ik stel steeds de vraag waarom ze interesse hebben om KVC Westerlo over te nemen. Het eerste punt is altijd dat wij met betrekking tot de jeugdopleiding een voorbeeld zijn. Tenslotte stonden wij tien tot vijftien jaar geleden op de zeventigste plaats of zo, net zoals China en Japan nu. Ondertussen staan we in de Europese en de internationale rankings op de vijfde plaats. Ze willen dan ook zo veel mogelijk in de jeugd investeren. Ze vragen altijd onmiddellijk waar er terreinen te koop zijn waarop ze een jeugdcentrum kunnen bijbouwen. Ze zijn geïnteresseerd in de jeugdopleiding.
De volgende stap is dan dat ik een kandidaat-overnemer vertel dat ik weet wat mijn supporters willen. Ik heb een golden share gemaakt. De supporters gaan akkoord met wat daarin staat. We wijken hier niet van af. Het gevolg is dat ik een Belgische investeerder heb verloren. Hij kon zich niet vinden in het laatste punt. Ik zal dit niet in detail uitleggen, want dan komen misschien nog andere investeerders ter sprake.
Er staat onder meer dat de ploeg in Westerlo moet blijven spelen. Indien in de Kempen een nieuw stadion wordt gebouwd, zoals de Ghelamco Arena, waar de hele regio bij betrokken is, hebben wij daar geen probleem mee. De eerste ploeg en de jeugd moeten echter in Westerlo blijven spelen. Daarnaast moeten de kleuren behouden blijven en dergelijke.
We bouwen ook punten in voor het geval de investeerder niet voldoet. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om de uitbreidingen of om de jeugd. Als hij niet voldoet, kunnen we beslissen dat het gedaan is. Dat zijn de consequenties die we erbij moeten nemen om de ploeg leefbaar te houden. We kunnen internationaal mee. België beschikt over een goede jeugdwerking. We hebben immers een nationale ploeg die op de vijfde plaats staat en alle Belgen worden in het buitenland gevraagd. Daar moeten we aan werken. Dat is momenteel het belangrijkste. We mogen hier geen schrik voor hebben.
Als we hierover dieper nadenken, lijkt het wel alsof van de Belgische staat geen enkel bedrijf nog iets in België mag overnemen. De club was een vzw. Aangezien we op het televisiecontract te veel werden belast, zijn we op een cvba moeten overschakelen. Ik heb van de FOD Financiën een ruling gekregen. De vzw mocht geen 50 procent meer bezitten. Ik heb het nog op 30 procent kunnen houden. Met 25 procent plus 1 ontstaat een blokkeringsrecht. Ik mocht van de FOD Financiën nog maximaal 30 procent behouden.
Mijnheer Annouri, een club kan een golden share opstellen. Indien iets afspringt, springt het af. Indien u daar interesse in hebt, kan ik u persoonlijk eens onze golden share laten zien.
Ik zwijg, want ik ben van Kortrijk, en dat is een Thaise club.
De heer Moyaers heeft het woord.
Voorzitter, om te beginnen, wil ik zeggen dat ik op zich blij ben met het antwoord van de minister. De vraag of de Belgische clubs al dan niet in Belgische handen zijn, lijkt me op dit ogenblik niet de meest essentiële vraag. Zoals de heer Wynants heeft vermeld, heeft elke club de mogelijkheid bepaalde factoren in zijn statuten te zetten die de ziel van de club verankeren. KVC Westerlo is daar een goed voorbeeld van.
Ik wil graag wat dieper ingaan op de impact op de doorstroming of overnames van onze eigen jeugdspelers door de buitenlandse spelers. Soms is dat gehypothekeerd. Uit een recente studie van de Zwitserse onderzoekseenheid Court of Arbitration for Sport (CAS) blijkt dat België op drie landen na het meeste aantal buitenlanders in zijn kernen telt. Dat is 60 procent. Ter vergelijking: in Nederland is dat aantal slechts 35 procent. Op die manier is het voetbal toch een beetje onze twee andere belangrijke sporten, basketbal en volleybal, achterna aan het gaan. Daar zie je ook nog nauwelijks Belgische spelers op het wedstrijdblad staan.
Minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze eigen opgeleide spelers voldoende ontwikkelingskansen krijgen in dat Vlaamse, bij uitbreiding Belgische, voetballandschap? Op welke manier kunnen we die verschillende jeugdwerkingen in Vlaanderen blijven stimuleren? Het is niet altijd gemakkelijk te blijven investeren in jeugd als het eerste elftal toch plots vol buitenlanders staat. We moeten er eens over nadenken welke rol de Vlaamse overheid hierin nog kan spelen. Het is zeer goed dat het jeugdvoetbal is gekoppeld aan Voetbal Vlaanderen. De Vlaamse overheid moet toch een rol spelen om de motivatie te kunnen blijven behouden voor al die mensen die dag in dag uit onze Belgische jeugdspelers opleiden, om te kunnen blijven investeren in de jeugd.
De heer Poschet heeft het woord.
Dit is een internationaal fenomeen. In Nederland werd de club van Den Haag gekocht door de Chinezen, ik denk door Wang. Daar is de piste gelanceerd om het aandeelhouderschap te beperken tot maximum 49 procent voor een persoon. Dan komt die Wang met zijn vriend Kim aan, en dan koopt die Kim 2 procent en dan hebben ze samen 51 procent. Dat is snel te omzeilen.
Minister, heeft enig beleidsniveau in België überhaupt iets te zeggen over de aandeelhoudersstructuur van een private vennootschap?
De heer Wynants heeft het woord.
Ik kan hier onmiddellijk antwoorden op geven inzake jeugdspelers die voor de eerste ploeg moeten spelen. Ik spreek niet over een brexit, maar soms denk ik daar wel aan. Ik geef een voorbeeld. Er is een Europese wetgeving die toelaat een Europeaan, die nog maar drie jaar in Westerlo heeft gespeeld en 21 jaar is, als Belg te registreren bij de zes die verplicht zijn. Vindt u dat normaal? Dat is een Europese wetgeving, en daar moeten we naar luisteren. Denk daar eens over na.
We hebben een vraag gesteld, en dat is nog niet officieel, maar ik zal het u toch zeggen. We willen proberen het aantal van zes te verhogen naar negen of tien op de achttien, maar dat is niet gemakkelijk.
Minister Muyters heeft het woord.
We hebben allemaal hetzelfde aanvoelen. Dat aanvoelen is dat we niet tegen investeerders zijn, als ze de eigenheid van de club waarderen, als ze de jeugdwerking waarderen, niet alleen omdat die goed is, maar omdat je zo ook de spelers de kans geeft om door te groeien. Moeten we dat in regeltjes vatten? Ik kom uit de tijd dat je drie buitenlanders in de eerste ploeg mocht hebben. Dat waren dan Lund, Eklund en Kodat. Je mocht dan een vierde hebben als er één iemand al drie jaar in België speelde, en dat was dan Riedl. Uit die tijd komen we.
Vandaag moet je op het wedstrijdblad drie Vlamingen hebben. Maar daar zijn ook regels voor. Ik wil ook wel eens naar het basketbal kijken. U hebt basketbal aangehaald. Daar bestaat toch een regel van maximum twee Amerikanen, met enkele uitzonderingen. De sportfederaties leggen daar zelf regels voor op. Ik zal nog eens bekijken wat we daar wel of niet kunnen doen. Ik ben geen fan van een zware regelgeving. Ik hoop en ga er vanuit dat een club – de club van Den Haag is dan geen goed voorbeeld – een langetermijnvisie heeft. Een uitstalraam zijn voor spelers is geen langetermijnvisie. Dat geeft de jeugd geen kans. Een ploeg die buitenlandse spelers in de eerste ploeg dropt, heeft gezien dat zijn jeugd weggaat. Als je een beetje visie hebt op de lange termijn, dan probeer je dat ook in te passen.
Laat ons daar genuanceerd naar kijken. Laat ons mensen die willen investeren in sport omarmen, zonder onze eigenheid te verliezen.
De heer Annouri heeft het woord
Minister, ik vind het geen probleem dat er buitenlandse investeerders zijn. Dat is echt geen probleem. Ik maak me wel zorgen, en dat blijft nog altijd zo, dat als ploegen in een moeilijke situatie zitten en er zich dan plots een buitenlandse investeerder aandient, dat geen eerlijke keuze is. Dan ben je niet met gelijke wapens aan het strijden. Dan zit je in een min of meer problematische situatie, waarin je gemakkelijk wordt verplicht om je te laten overnemen.
Meneer Wynants, ik hoor u graag zeggen dat de overnemer betrouwbaar moet zijn. Dat kun je doen als je een eersteklasseploeg bent, dan kun je nog op je eigen strepen staan. Je kunt dan zeggen: ‘Als je niet volgt, dan hoeft het niet.’ U hebt die golden share en u hebt het allemaal op die manier gedaan, en ik twijfel absoluut niet aan uw intenties, maar niet elke voorzitter is Herman Wynants. Niet elke voorzitter heeft de luxe om op dat moment te zeggen: ‘Goed, ik blijf aan principes vasthouden.’ Zeker niet als ze een aantal jaren in de lagere reeksen zitten en de financiële bron zien opdrogen. Dat is een evolutie die blijft gebeuren en waar ik me zorgen over maak. Ik denk dat we waakzaam moeten blijven als we willen dat zowel de jeugdopleidingen als de kwaliteit van onze clubs in de toekomst verzekerd zullen blijven.
Minister, ik roep u nog eens op om daar een heel duidelijk signaal in te geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.