Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik heb een opvolgingsvraag in verband met de welzijnssector in Brussel. We weten dat het Nederlandstalige welzijns- en gezondheidslandschap in Brussel behoorlijk versnipperd is. Er is een plejade aan kleine en middelgrote organisaties, die historisch gegroeid zijn, maar die elkaar qua werking soms overlappen. In het bestuursakkoord van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), en ook in uw beleidsnota Brussel, was er een rationalisering van die structuren aangekondigd, om die versnippering een halt toe te roepen. Afgelopen jaar, in 2016, werd er al een nieuwe koepelorganisatie opgericht, waarin de werkingen van het Kenniscentrum Woonzorg, de Brusselse Welzijnsraad en Het Punt werden geïntegreerd.
Daarnaast konden we in uw beleidsnota en beleidsbrief ook lezen dat u zou onderzoeken of het haalbaar is om naar één overkoepelende organisatie voor alle welzijns- en gezondheidsinstellingen te streven, een soort huis voor welzijn en gezondheid. Met betrekking tot die fusieplannen en het idee van één grote overkoepelende organisatie heb ik een aantal opvolgingsvragen.
Kunt u ons de stand van zaken geven in verband met de reeds gerealiseerde fusie van het Kenniscentrum Woonzorg, de Brusselse Welzijnsraad en Het Punt? Wat zijn de hindernissen om niet tot één grote overkoepelende welzijns- en gezondheidsorganisatie te komen? Hoe staat de VGC tegenover één grote overkoepelende ondersteuningsorganisatie? Ik had uit het bestuursakkoord begrepen dat de ambitie van de VGC niet zo ver reikte. Wordt er eventueel gedacht of gewerkt aan een driepartijenovereenkomst? Wanneer volgt er een definitieve stellingname en beslissing over een dergelijk overkoepelend orgaan? Hebt u concrete stappen ondernomen? Welke stappen zult u eventueel nog ondernemen?
Wat zijn de verwachte efficiëntiewinsten door de oprichting van zo’n overkoepelend orgaan? Werd er in verband met de al gerealiseerde fusie van 2016 een eenjarige of een meerjarige beheersovereenkomst afgesloten met betrekking tot die nieuwe, reeds gerealiseerde organisatie? Wat zijn de eventuele verplichtingen die hierin zijn opgelegd?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik geef eerst een algemene stand van zaken. De Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad vzw (BWR) en Het Punt vzw werden op 1 januari 2017 ingekanteld in het Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw. Daartoe werd, onder leiding van een notariskantoor, gewerkt volgens de procedure ‘inbreng van algemeenheden om niet’. De passiva en activa van de inbrengende verenigingen BWR en Het Punt werden ingebracht in de verkrijgende vereniging Kenniscentrum Woonzorg Brussel.
De ‘inbreng van de algemeenheid om niet’ impliceert dat de inbrengende verenigingen ophielden te bestaan op 31 december 2016. Ze werden ontbonden zonder vereffening. Voor zover hun opdrachten werden voortgezet, werd het personeel op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst 32bis overgedragen naar de verkrijgende vereniging. De algemene vergaderingen van de drie verenigingen keurden al deze beslissingen goed op 19 december 2016. De verkrijgende vereniging hield aansluitend nog een tweede algemene vergadering waarop ze een statutenwijziging doorgevoerd heeft, met onder andere een naamswijziging. De vereniging gaat door het leven als Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg vzw. De naam zal vermoedelijk in de tweede helft van februari met een persmededeling en in de sociale media worden bekendgemaakt, als vervolg op het fusie- en communicatietraject.
Wat zijn de hindernissen om niet onmiddellijk tot één overkoepelende ondersteuningsorganisatie te komen? Het transitieproces werd opgestart met het ‘Huis voor Gezondheid’ en het ‘Brussels Overleg Thuiszorg’. In de loop van het transitieproces werd gekozen om de transitie voor welzijn en gezondheid gefaseerd te laten verlopen. In een eerste fase wordt momenteel de pijler ‘zorg en welzijn’ uitgebouwd, met – zoals ik al zei – de BWR, Het Punt en Kenniscentrum Woonzorg Brussel.
Voor de pijler ‘zorg en gezondheid’ wacht men eerst op de resultaten van de conferentie ‘Reorganisatie van de eerstelijnszorg in Vlaanderen’, om die dan te implementeren. De beslissingen die voor Brussel genomen worden voor de pijler ‘zorg en gezondheid’ moeten namelijk passen in het beleid dat Vlaanderen hierrond uittekent, maar met aandacht voor de specifieke context van Brussel. De resultaten van de conferentie zullen bepalen hoe we in een latere fase verder evolueren naar één enkele overkoepelende ondersteuningsorganisatie. Indien de resultaten in die richting wijzen, bevestig ik hierbij uiteraard mijn streven om in samenspraak met de betrokken partners en overheden tot één ondersteuningsorganisatie te komen.
Wat is de positie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) met betrekking tot dit alles? De VGC was net als de Vlaamse Gemeenschap vragende partij voor een transitie van de ondersteuningsorganisaties in welzijn en gezondheid, om de huidige versnippering tegen te gaan. Deze intentie werd in het bestuursakkoord ‘Goesting in Brussel’ van de VGC uitgebreid opgenomen, waarbij de organisaties bij naam genoemd werden: de BWR, de Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD), het Brusselse Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg (BROG), het Regionaal Overleg Thuislozen Brussel (ROTB), het Kenniscentrum Woonzorg Brussel, het Brussels Platform Armoedebestrijding, het Huis voor Gezondheid, en de Brusselse Ondersteuning Thuiszorg (BOT). Dat zijn er inderdaad nogal wat.
Om het transitieproces te faciliteren, stelde de VGC na een openbare aanbesteding het bureau ‘Hefboom’ aan als begeleider. Het transitieproces resulteerde in de conceptnota ‘Harmonisatie en samenwerking van de ondersteuningsorganisaties voor welzijn en gezondheid’. Het VGC-college heeft officieel akte genomen van de conceptnota. Deze nota beschrijft dat het proces voor welzijn en gezondheid gefaseerd zal verlopen en vermeldt ook de intentie om op langere termijn te komen tot één enkele ondersteuningsorganisatie, op voorwaarde dat dit in overeenstemming is met de resultaten van de eerstelijnsconferentie van Vlaanderen.
De drie partners van de pijler ‘zorg en welzijn’ hebben de voorbije maanden onder leiding van ‘Hefboom’ gewerkt aan de missie, visie, waarden en doelstellingen van de nieuwe organisatie. De strategische doelstellingen zijn een hertaling van de opdrachtenclusters, die ook al vervat zaten in de conceptnota. Het actieplan 2017 werd gedetailleerd uitgewerkt. In de loop van dit jaar krijgt het meerjarenplan 2018-2020 vorm.
De ondersteuningsorganisatie Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg drong sterk aan op een driepartijenovereenkomst, ook om de planlast te verlichten. Deze verzuchting werd terecht ook reeds opgenomen in de conceptnota. Mijn administratie heeft een ontwerp van driepartijenovereenkomst opgesteld en voor bespreking voorgelegd aan de VGC en de ondersteuningsorganisatie. Uiteindelijk stelde het bevoegde collegelid voor om voorlopig een bilaterale overeenkomst te sluiten met de nieuwe ondersteuningsstructuur. Ik heb hierover met mevrouw Debaets een interessante gedachtewisseling gehad. We zijn niet helemaal op dezelfde lijn geraakt om die driepartijenovereenkomst onmiddellijk te laten ingaan, maar we zijn er het wel over eens om dit zo snel mogelijk te doen, onder voorbehoud van de conferentie ‘Gezondheidsbeleid Vlaanderen’. U zult begrijpen dat dergelijke transitieprocessen altijd de nodige tijd in beslag nemen.
Het is voorbarig om nu al uitspraken te doen over efficiëntiewinsten. Door te vertrekken van een gemeenschappelijke, sectoroverschrijdende omgevingsanalyse zouden gemeenschappelijke strategische lijnen uitgezet kunnen worden, vertaald in concrete sectoroverschrijdende projecten die een ruimer terrein beslaan. Een algemene aanpak en visie zouden de samenwerking met andere overheden kunnen faciliteren. Ik ga er dus van uit dat die efficiëntiewinsten wel degelijk mogelijk zijn. Maar de transitie is misschien nog net te pril om daar al de vinger op te kunnen leggen.
De organisatie diende aan de hand van een concreet jaaractieplan 2017 een subsidieaanvraag in voor 2017. Die wordt momenteel behandeld. Op basis van het jaaractieplan zal er een eenjarige beheersovereenkomst worden opgesteld. Maar zoals gezegd, zal de nieuwe organisatie met elke overheid afzonderlijk een overeenkomst afsluiten.
We zijn dus al ver geraakt. Misschien nog niet ver genoeg, maar in elk geval gaat alles in de goede richting. De meerpartijenovereenkomst bleek tot nu toe nog niet mogelijk, maar ik heb ook gezegd dat daarvoor een beleidsmatige, inhoudelijke reden is, met name de afstemming van het gezondheidsluik op de doelstellingen van het Vlaamse gezondheidsbeleid. Dat zal pas in de komende weken en maanden duidelijker worden.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitvoerige antwoord. Dat schept voor mij toch al wat meer klaarheid. Ik begrijp dat er een complex transitieproces aan de gang is en dat men probeert de bestaande expertise, die natuurlijk in de hoofden, handen en harten van de mensen daar zit, zo goed mogelijk te bewaren en toch tot efficiëntiewinst te komen. Ik heb begrepen dat er al in 2017 schaalvoordelen zouden worden bereikt. Ik kijk naar de bedragen. De geconsolideerde begroting van de drie organisaties die nu al onder één koepel zitten, was 1.471.941 euro aan de uitgavenzijde. Er zou toch al, in vergelijking met 2016, een besparing mogelijk zijn. Anderzijds lees ik ook dat de VGC 12 procent zou schrappen in de subsidies.
Ik volg de zaken verder op. Zoals u weet, liggen Welzijn en Zorg mij en andere collega’s hier na aan het hart. Ik heb geen bijkomende vragen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb wel enkele bijkomende vragen.
Minister, dank u voor uw uitleg. Bij de bespreking van de beleidsbrief hadden we het hier ook al over. Nu zijn een aantal stappen al duidelijker. Er is tegelijkertijd op die organisaties bespaard. Het is natuurlijk zuur als je zo’n transitie moet doen en tegelijkertijd personeel moet laten gaan. Dat werkt niet bevorderlijk. Dat maakt ook dat een deel van de efficiëntiewinsten misschien kunstmatig zijn omdat ze gedwongen besparingen achterhouden.
Als er een zekere schaalgrootte is, wat voor een aantal organisaties relevant is, moet je duidelijke doelen stellen. Minister, ik hoor u zeggen dat er moet worden gewacht op de eerstelijnsconferentie deze week. Ik ga ervan uit dat er snel zicht komt op de impact daarvan. Ik denk ook dat de globale doelstelling van de organisatie het ondersteunen moet zijn van het werkveld en van het terrein. Dat is absoluut nodig, om daar de expertise te houden. Andersom is het ook zo dat daar heel veel expertise zit en dat die het beleid heel sterk kan inspireren. Als wij de minister van Welzijn vragen stellen over de impact van het Ouderenbeleidsplan in Brussel of het Vlaamse sociaal beleid in Brussel, over al die transformaties die gaande zijn in Welzijn in Brussel, dan stellen wij vast dat er zeker geen kwade wil is om voor Brussel een oplossing te vinden.
Eigenlijk ontbreekt vaak de proactieve kennis om hiermee aan de slag te gaan. De expertise is wel degelijk aanwezig en kan zeer inspirerend zijn voor het beleid. Het zou een goede zaak zijn de organisatie de opdracht te geven en voldoende tijd en ruimte te bieden voor een betere ondersteuning van het Vlaams welzijnsbeleid. Indien we voor goede decreten zorgen, moeten we niet achteraf de gaten dichtrijden.
Welk overleg is er met de Franse Gemeenschap gevoerd? In Brussel hebben we niet enkel de Vlaamse Gemeenschap. Ik ga ervan uit dat er overleg is geweest. Ook aan Franstalige zijde bestaan gelijkaardige organisaties die door deze organisatie kunnen worden ondersteund. Er zijn de facto organisaties die over een Franstalige afdeling beschikken. Mijn vraag is dan ook welke link er met de Franse Gemeenschap is gelegd om dit waar te maken.
Minister, mijn allerlaatste vraag kunt u eventueel schriftelijk beantwoorden. Ik ben begonnen met de mededeling dat er besparingen zijn geweest. Kunt u een totaaloverzicht geven van de opdrachten en van de budgetten die hiertegenover staan? Kunt u een overzicht geven van de evolutie voor en na de transitie?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik deel de bekommernissen van de twee bijkomende vraagstellers. Ik zal hier inhoudelijk niet op ingaan. Ik zal in kaart brengen wat de samengevoegde budgetten ten opzichte van eventuele besparingen en dergelijke in kaart brengen. Indien ik het over schaalvoordelen of efficiëntiewinsten heb, wil ik benadrukken dat het voor mij niet om besparingen gaat. Ik wil dat nadrukkelijk onderstrepen.
De VGC heeft vanuit haar eigen begrotingslogica wel degelijk een besparing doorgevoerd. Wij hebben dat niet gedaan. Ik wil niet in een antinomie met de VGC terechtkomen. Ieder beleidsorgaan moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.
Mevrouw Van den Brandt, wat mij betreft, is het van in het begin de bedoeling geweest de efficiëntiewinsten en de schaalvoordelen opnieuw in de nieuwe werking te kunnen investeren. Dat is altijd op die manier aan de nieuwe organisatie en aan de bestaande deelorganisaties meegedeeld. Ik zal u een gedetailleerde begroting bezorgen. Misschien zal hieruit blijken wat zich waar bevindt. Hopelijk compenseert het ene het andere niet in negatieve zin. (Opmerkingen van Elke Van den Brandt)
Aangezien het veel tijd en energie heeft gevergd om dit onder de Vlaamse instellingen voor elkaar te krijgen, stel ik voor die vraag nog even in beraad te houden. In het licht van de beheersovereenkomsten die de nieuwe organisatie voor een jaar en nadien voor twee of drie jaren met ons zal afsluiten, zal ik vragen hiermee rekening te houden. We kunnen hierin een aantal afspraken opnemen en perspectieven creëren. Op dit ogenblik heb ik hier geen concrete informatie over.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, overleg en gesprekken met homologen en partners van de andere gemeenschap zijn interessant. Dit is zeker het geval als we op hetzelfde terrein actief zijn. Ik vind het goed en belangrijk naar rationaliseringen te gaan. Een schaalvergroting of een efficiëntiewinst moet niet altijd als een bloedbad worden beschouwd. Er is in tal van die organisaties een generatiewissel gebeurd. De ‘founding fathers’ hebben afscheid genomen. Dit laat misschien toe om met nieuwe opdrachten, een nieuwe invulling en een hertaling nieuwe dynamieken te creëren. Bovendien waren die organisaties, bij wijze van spreken, elkaars lijfgeur gewoon. Ten gevolge van een initiatief dat uw ‘brother in arms’ destijds heeft genomen, huizen velen immers samen in de Lakensestraat.
Voor uw ‘tournée matinale’ moet ik verstek laten gaan, maar ik zal aanwezig zijn op de eerstelijnsconferentie. Daar zal ik vermoedelijk een van uw afgevaardigden of misschien uzelf ontmoeten. Ik wil nadien graag verslag uitbrengen aan deze commissie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.