Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, Brussel is onze hoofdstad, economisch, politiek en cultureel. Je kunt cultuur als het ware op bijna elke hoek van de straat opsnuiven. Om de culturele infrastructuur in kaart te brengen, lanceerden perspective.brussels en visit.brussels een monitoring. Bedoeling is dat beheerders van culturele en sociaal-culturele infrastructuur hun locaties toevoegen via een vragenlijst op de website agenda.brussels.
Die monitoring gebeurt in vijf fases. In de eerste fase vonden ontmoetingen plaats met socio-culturele organisaties en werd een inventarisatie gemaakt van de beschikbare bronnen en kanalen. In een tweede fase werden alle socio-culturele voorzieningen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest opgelijst. In de derde fase werd een vragenlijst uitgewerkt over de infrastructuur, samen met de socio-culturele actoren. De vierde fase – waarin we nu zitten – nodigt beheerders van culturele infrastructuur uit om de online vragenlijst in te vullen. De vijfde fase ten slotte bestaat uit de creatie van een zoekmotor en de verspreiding van een interactieve kaart naar het grote publiek. De territoriale analyse wordt opgestart als een representatief aantal socio-culturele instellingen hebben geantwoord op de vragenlijst.
De zoekmotor, die operationeel zal zijn in de tweede helft van dit jaar, laat verenigingen, individuele artiesten, gezelschappen, muzikanten, socio-culturele actoren, toe om de meest geschikte infrastructuur op te zoeken. De monitoring zal ook beleidsondersteunend kunnen werken.
Bij een correcte opvolging van de infrastructuur kan onder meer gemeten worden of de culturele infrastructuur in Brussel stijgt of daalt en in welke delen van Brussel ze toeneemt of nog onvoldoende ontwikkeld is. Ik maak hier een zijsprongetje naar de vraag die ik gesteld heb over het Koninklijk Circus. We hebben toen even gesproken over het culturele ecosysteem. U zei toen dat we wel zouden zien wat het geeft. Ik denk dat dit een tool zou kunnen zijn om op te volgen wat de impact is van de concertactiviteiten vanuit de stad Brussel.
Op die manier kan het aanbod aan voorzieningen verbeterd worden en kan zelfs de bereikbaarheid via het openbaar vervoer naar de verschillende voorzieningen rekening houden met de nieuwe gegevens.
Minister, op welke manier kunt u de Vlaamse socio-culturele of culturele infrastructuurbeheerders aanzetten om de vragenlijst in te vullen? Zult u, als de monitoring een volwaardig beleidsinstrument is, een structurele samenwerking opzetten met de diensten van perspective.brussels? Op welke wijze zult u, als perspective.brussels territoriale analyses uitvoert, daarmee rekening houden in uw beleid?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik geef eerst wat algemene toelichting, alvorens concreet in te gaan op uw vragen. De monitoring van de culturele infrastructuur in Brussel is een studie uitgevoerd door perspective.brussels en visit.brussels. Perspective.brussels is het Brusselse planningsbureau, een bovenlaag die de verschillende administraties en agentschappen groepeert die zich in het gewest inlaten met statistiek, studie, socio-economische kennis en ruimtelijk-stedelijke ontwikkelingen.
De monitoring van de culturele infrastructuur is toevertrouwd aan het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ADT-ATO), een vzw van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan de opdrachten en medewerkers per 1 januari 2017 zijn ingekanteld in perspective.brussels. De organisatie heeft als opdracht kennis te vergaren over voorzieningen, infrastructuur en maatschappelijk leven in Brussel, om toekomstige stadsontwikkeling mee te sturen en te faciliteren.
ATO werkt volgens een vaste methode: ten eerste data en inlichtingen verzamelen bij de onderzochte actoren in een gebied, vervolgens die gegevens kwantitatief en kwalitatief analyseren en een indicatorenset opzetten om de evoluties te gaan monitoren in de toekomst.
Actueel is ATO dus ook de monitoring van de culturele infrastructuur in Brussel gestart, volgens die vaste methode. De ambitie is om een dynamische database, met een zoekmotor, op te bouwen van alle locaties en ruimtes in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die onderdak bieden aan culturele en sociaal-culturele activiteiten. Die verzamelt een reeks gegevens over die locaties en ruimtes. Men zal erin kunnen opzoeken waar bijvoorbeeld theatervoorstellingen, circusactiviteiten of inburgeringscursussen plaatsvinden. De scope is dus redelijk breed.
Het is natuurlijk duidelijk dat die informatie niet enkel belangrijk of nuttig kan zijn voor stadsontwikkeling en goed inzicht in de stadsruimte. Een database van de culturele infrastructuur is uiteraard ook een mogelijke onderbouw voor cultuurcommunicatie en stadsmarketing.
De monitoring heeft dan ook een driedubbel doel. Ten eerste: culturele en sociaal-culturele actoren zullen hun locaties beter bekend kunnen maken. Ten tweede: in de omgekeerde richting zal wie op zoek is naar een locatie voor een activiteit, die via de database sneller kunnen vinden. En ten derde: de overheden, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in eerste instantie, hebben met de database beter inzicht in de culturele infrastructuur op het grondgebied, en kunnen hem dus aanwenden als een hefboom voor stadsontwikkeling.
Sinds november 2016 worden beheerders van culturele en sociaal-culturele infrastructuur uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen op agenda.brussels. Vanaf de zomer van 2017 zal er een zoekmotor online komen.
De monitoring gebeurt in samenwerking met een aantal partners. Langs Nederlandstalige kant zijn dat onder andere CultuurNet Vlaanderen en uiteraard ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). CultuurNet heeft met de UiTdatabank een goed overzicht van Vlaamse culturele actoren in Brussel, al of niet gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Bij de start van de studie waren er dan ook contacten met mijn administratie. Ook mijn kabinet is op de hoogte van dit initiatief, gezien de goede contacten met andere betrokken kabinetten en met visit.brussels. Momenteel worden organisaties aangeschreven en tracht men nu ook via bredere communicatie zo veel mogelijk actoren te bereiken om hen aan te zetten de vragenlijst, of de zogenaamde ‘fiche’, via agenda.brussels in te vullen.
Ik wil opmerken dat de oproep om de infrastructuur in te vullen, leidt naar de webpagina voor culturele actoren die hun ook toelaat evenementen in te brengen en te beheren. De vragenlijst ‘Mijn plaatsen’ is als eerste stap gericht op: contactinformatie, een vrije omschrijving van de infrastructuur, de lokalisatie uiteraard en de vraag of de infrastructuur kan worden gehuurd en of ze toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit. Men kan foto’s, openingsuren en prijscategorie toevoegen. Alleen deze data al zullen een schat aan informatie opleveren.
Ik beantwoord nu uw concrete vragen.
Op welke manier kan ik de Vlaamse organisaties aanzetten om de vragenlijst in te vullen? Wat betreft de monitoring van de culturele infrastructuur, wil ik graag met visit.brussel en perspective.brussels bekijken hoe de oefening loopt. Mocht de respons haperen, dan wil ik van mijn kant zeer zeker bekijken hoe we onze organisaties verder kunnen aanzetten om de vragenlijst aan te vullen. Maar naar ik op dit ogenblik weet en verneem, loopt alles goed tot zeer goed en is de respons naar verwachting. Dat is dus een positieve zaak.
U vraagt dan naar structurele samenwerking, beleid en dergelijke meer. Zoals aangegeven zijn er goede gesprekken tussen politieke overheden en is er overleg tussen administratieve overheden. De kwantitatieve en kwalitatieve data die de monitoring kan aanbrengen zal het beleid, ook ongetwijfeld het Vlaamse cultuurbeleid in Brussel, nog beter kunnen onderbouwen en versterken. Het ontbreekt, zoals u weet, tot vandaag aan overzichtelijke data en kennis over het gehele culturele en sociaal-culturele aanbod, zelfs al hebben we daar de voorbije jaren al belangrijke stappen in kunnen zetten.
Hoeveel actoren zijn er, hoeveel gebruikers en bezoekers, wat zijn de activiteiten, wat is de participatiegraad? Daar zullen we de komende maanden meer over te weten komen.
Dan zijn er nog concrete vragen. Wat is het precieze aanbod aan culturele infrastructuur en specifieke ruimtes? Waar zitten de lacunes, bijvoorbeeld voor wat betreft concertzalen – zie inderdaad ons vorige debat –, presentatiemogelijkheden, ateliers? Waar is er te veel aan en waar is te weinig mogelijk? Al die kennis en inzichten zijn vaak te gefragmenteerd per sector of per overheid. Dus in die zin zijn alle statistische studies en monitoringtools op globaal niveau ook voor het Vlaamse beleid nuttig en nodig.
Wat is nu de moraal van het verhaal? Het is een goed initiatief. Het verwerken van de gegevens loopt vrij goed. Ik stel voor dat we nu even wachten om te zien hoe die kwantitatieve en kwalitatieve analyse in het voorjaar verder vorm kan krijgen en hoe de zoekmotor online komt in de zomer. Dan zullen we zeker tot verdere inzichten en stappen kunnen komen. Op dit ogenblik loopt alles zoals men mag verwachten.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw omstandige antwoord. Het is een positief project omdat het niet eenvoudig is om in onze stad te weten waar welke culturele infrastructuur aanwezig is. Dat is goed voor culturele spelers, maar ook voor sociaal-culturele verenigingen. Ik denk dat zowel u als ikzelf ook wel eens iets organiseert. Dan is het wel welgekomen om met een paar muisklikken te weten waar wat ligt. Dat is dus zeker een positief punt.
Ik maak nog een bedenking. Het gewest mag dat doen. Het is zelfs positief als het als verbindingsfactor kan optreden, zolang dit zich natuurlijk beperkt tot het infrastructuurdeel van de culturele wereld. Ik denk niet dat het de bedoeling is dat u uit de driver’s seat wordt gekatapulteerd. Ik denk ook niet dat dat het opzet is van het project.
Is er op dit moment sprake van een link die zou kunnen worden gelegd naar de eengemaakte culturele communicatie, die meertalige agenda of de opvolger van de agenda? Daar zijn ook bewegingen rond. Kunt u daar iets meer over zeggen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. In de beleidsbrief 2015-2016 hebt u al te kennen gegeven dat u ook wilt inzetten op een geïntegreerd infrastructuurbeleid. U wilt tegen eind 2016 de culturele infrastructuur kennen en dus ook de noden ervan in kaart brengen. Ik heb dat ook eens opgezocht in de beleidsbrief 2016-2017. Daarin wordt gesproken over een bepaald behoeftenplan. Mevrouw Van Werde heeft hierover enkele maanden geleden een vraag gesteld in de commissie Cultuur. Toen zei u dat u een beleid wilde starten met betrekking tot die infrastructuur in Brussel. Op dat ogenblik – en ik spreek hier over september-oktober – werd er vooral ingezet op het verzamelen van gegevens. We kennen de bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest sinds de zesde staatshervorming. Dat is een bevoegdheid op het vlak van biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang. Ik keek naar uw beleidsbrief en naar uw antwoord op een eerdere vraag. Daaruit kan ik afleiden dat er bepaalde werken door uw administratie zijn uitgevoerd. Maar is er geen overlappend werk? U zegt dat er een samenwerking is, maar ik vraag mij af of er geen overlapping is.
Tegelijkertijd heb ik de indruk dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de bevoegdheid die het gekregen heeft toch wel bijzonder ruim aan het invullen is. We mogen de bevoegdheid die we hebben op het vlak van Cultuur natuurlijk niet zomaar afstaan. Hoe bent u betrokken bij die initiatieven? U hebt al gezegd dat er een goede samenwerking is. Hebt u niet de indruk dat de gewestelijke instanties en instellingen hier eventueel een bevoegdheid aan het overschrijden zijn? Wordt er ook geen dubbel werk verricht, rekening houdend met wat u hebt aangekondigd in uw beleidsbrief en in een eerder antwoord? Gaat u ook in de rest van Vlaanderen werk maken van een gecoördineerd sociaal-cultureel infrastructuurbeleid?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, op een gegeven ogenblik zullen de gegevens uit de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie en de oefening van perspective.brussels en het ADT-ATO worden samengevoegd. Concreet werken we verder aan het pad van de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie. Dat is een zaak die verder zijn beloop moet krijgen.
Ik kan me inbeelden dat we, nu we de culturele infrastructuur in Brussel in kaart brengen, nog op een aantal nieuwe zaken zullen stuiten. Ik bedoel dat niet in problematische zin, maar als extra’s. Ik wil concreet verwijzen naar wat op het vlak van de infrastructuur zal voortkomen uit de oefening om het hele culturele werkveld in kaart te brengen. In de loop van de zomer zal dit ons bijkomende inzichten verschaffen.
Momenteel lopen de zaken parallel. De cultuurcommunicatie wordt door de bevoegde overheden verzorgd. Het gaat dan om de gemeenschapsoverheden. Ze werken hiervoor samen met het toeristische beleid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Zoals ik in mijn antwoord heb vermeld, brengt de gewestelijke overheid alles in kaart op basis van de eigen statistische bevoegdheid. Bepaalde zaken zullen samenlopen, maar dat dan veeleer in de goede en niet in de problematische zin. We moeten dat even verder op zijn beloop laten. Ik ben niet van oordeel dat de bevoegdheden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op dit ogenblik worden overschreden door alles in kaart te brengen wat op het grondgebied aanwezig is. Daar is in elk geval geen indicatie voor.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ligt soms onterecht, maar vaak terecht onder vuur met betrekking tot de coördinatiebevoegdheid en de vraag of de gewestelijke overheid zicht heeft op wat er allemaal op haar eigen grondgebied gebeurt. Het lijkt me dan ook een goede zaak dat we minstens proberen te weten wat op het grondgebied is gelegen. Meten is weten.
Mijnheer Vanlouwe, u hebt naar de studie naar de culturele infrastructuur verwezen. Dit is een algemene studie voor heel Vlaanderen, met inbegrip van Brussel. Er is, met andere woorden, geen overlapping. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest brengt nu in kaart wat waar is gelegen en wat voorhanden is. Onze studie kent helaas een hogere moeilijkheidsgraad. Wij trachten de bouwfysische toestand van alle infrastructuur in kaart te brengen. Op die manier trachten we in de diepte van het ravijn te staren en te achterhalen welke investeringskosten de komende jaren nog op ons zullen afkomen. Dat is een andere invalshoek. Uiteraard zullen bepaalde punten elkaar op een bepaald ogenblik raken.
Ik zou u misschien schriftelijk een stand van zaken kunnen bezorgen van de studie naar de culturele infrastructuur. Eind 2016 is een eerste stand van zaken opgesteld. Dit document was echter niet voldoende diepgaand om er beleidsmatig mee aan de slag te kunnen gaan. Ik zal u een nieuwe stand van zaken bezorgen. De invalshoeken zijn evenwel echt verschillend. Daar gaat het over.
We weten dat we in Vlaanderen en in Brussel veel culturele infrastructuur hebben. Aangezien die infrastructuur grotendeels in de loop van de voorbije veertig jaar is gebouwd, weten we dat er met betrekking tot vernieuwingen en renovaties nieuwe uitdagingen zitten aan te komen. Dat is het doel van deze studie.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, wanneer het volop lente is, zullen we meer duidelijkheid krijgen over de zoekmotor en over de interactieve kaart. Zoals u hebt verklaard, kan de monitoring met betrekking tot de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie als een katalysator werken. Ik hoop dat dit niet tot vertragingen leidt.
Wat u over de bevoegdheden hebt verklaard, klopt natuurlijk. Er is een dunne lijn tussen de actieve coördinerende rol van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de overschrijding van de bevoegdheidsgrenzen. Volgens mij moeten we met betrekking tot dit punt met een positieve bril naar deze initiatieven kijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.