Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de nieuwe convenanten van de strategische onderzoekscentra (SOC's) imec en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB)
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
In de voorbije legislatuur hebben we al een aantal aandachtspunten kunnen formuleren over de strategische onderzoekscentra (SOC’s). We kennen het Vlaamse landschap. We hebben enkele jaren geleden, dus in de vorige legislatuur, in deze commissie gediscussieerd over de rapporten-Soete, die op zoek waren naar een optimalisatie van dat in de ogen van de auteur te verknipte landschap.
We hebben enkele SOC’s die ondertussen al vele jaren zorgen voor een permanente groei in innovatie, en via spin-offs hun netwerk heel breed hebben verspreid en heel wat buitenlandse investeringen hebben kunnen aantrekken.
Elke vijf jaar is er een nieuwe beheersovereenkomst waarbij de Vlaamse overheid haar doelstellingen heel duidelijk naar voren schuift. Er zijn ook een aantal evaluatierapporten om de werking en de prestaties van die SOC’s op de voet te volgen.
Recentelijk is er een nieuw rapport over de SOC’s als geheel, de zogenaamde systeemevaluatie, naar voren gekomen, alsook drie bijzondere rapportjes over de drie onderzoekscentra, namelijk het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec), iMinds en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB).
Inzake de algemene systeemevaluatie is het goed te bekijken welke rol ze principieel moeten opnemen. Voor imec in het bijzonder werden heel wat loftrompetten bovengehaald, maar er werden toch ook enkele aandachtspunten geformuleerd, zoals de systeemintegratie met software. Het was toch nodig om dat ook te formuleren.
Elk van de SOC’s wordt geëvalueerd op basis van de zogenaamde prestatie-indicatoren, die volgens die evaluaties verder kunnen worden aangescherpt. Die prestatie-indicatoren zijn belangrijk omdat een deel van het Vlaamse budget op basis van die indicatoren wordt toegekend. De suggestie om met meer discipline-overschrijdende samenwerkingsprogramma’s te werken, is een leuk idee.
Minister, welke stappen hebt u ondernomen sinds de eindrapporten nu ruim een jaar geleden, namelijk voor het zomerreces in juni 2016, bekend zijn geworden? Hoe staat u tegenover een aantal inhoudelijke punten van elk van de drie rapporten voor de drie onderzoekscentra? Welke aanbevelingen vindt u interessant, welke minder? In welke zin kunt u die aanbevelingen tot u nemen om het Vlaamse innovatiebeleid verder te optimaliseren? Hoe ziet u de evolutie van het Vlaamse innovatielandschap in zijn geheel, en met de SOC’s in het achterhoofd?
De heer Gryffroy heeft het woord.
De Vlaamse Regering keurde de nieuwe convenanten goed voor de strategische onderzoekscentra VIB en het vernieuwde imec, dat ontstond uit de samensmelting tussen imec en iMinds.
In de beleidsbrief 2016 konden we lezen dat de SOC’s belangrijke actoren zijn en zullen blijven in het Vlaamse innovatielandschap. Zij vervullen de brugfunctie tussen het fundamenteel en het toegepast onderzoek, en helpen onze regio Vlaanderen in de ontwikkeling naar een sterke kenniseconomie en innovatiehub. In 2016 werden de drie SOC’s imec, iMinds en VIB geëvalueerd in aanloop naar de nieuwe convenanten. Intussen werden de nieuwe beheersovereenkomsten voor de periode 2017-2021 dus goedgekeurd.
Minister, hoe evalueert u de evaluaties van de drie SOC’s? Op welke manier hebben die eventueel een weerslag op uw innovatiebeleid of op de nieuwe beheersovereenkomst? Bent u ervan overtuigd dat er in de nieuwe beheersovereenkomst van imec een goed evenwicht werd gevonden wat betreft de individuele belangen en meerwaarde van de twee voormalige SOC’s, namelijk iMinds en imec? Wordt vanuit de convenanten van zowel VIB als imec een link gemaakt naar het clusterbeleid?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik begin met uw eerste vraag. Toen we de eindrapporten beschikbaar hebben gekregen, zijn we onmiddellijk gestart met die om te zetten en te gebruiken voor de nieuwe convenanten. In zo’n convenant zitten een aantal generieke bepalingen die tellen voor alle gesubsidieerde onderzoeksinstellingen. Daarnaast zijn er specifieke bepalingen. We hebben de conclusies, aanbevelingen en randvoorwaarden van de rapporten gebruikt, in samenspraak met de onderzoekscentra. Na weken van gesprekken heeft dat geleid tot een ontwerp van convenant voor de periode 2017-2021. Dit ontwerp van convenant werd uiteindelijk op 23 december 2016 door de Vlaamse Regering goedgekeurd.
Wat betreft de inhoudelijke punten denk ik dat u niet vraagt dat ik in detail over elk punt van het evaluatierapport zou ingaan. Het telt meer dan honderd bladzijden. De heer Van Malderen zou dat misschien graag hebben. Globaal gesproken, kan ik zeggen dat we zeer tevreden zijn over de resultaten. De conclusies uit de evaluaties waren voor de drie instellingen zeer positief. Ze vormen in elk geval een aanmoediging om strategisch te blijven investeren in deze domeinen en instituten. We zetten daarbij in op de combinatie van enerzijds excellent onderzoek en anderzijds valorisatie. U hebt dat beiden naar voren gebracht in de vraagstelling. Er blijkt dat we op de beide assen internationaal zeer goed scoren en daardoor echt mogen zeggen dat de SOC’s strategisch zijn en blijven voor Vlaanderen.
De evaluaties werden uitgevoerd vanuit een ex-post- en een ex-anteperspectief, waarbij verschillende onderzoeksmethoden werden gebruikt. Het was een uitgebreide evaluatie met een oefening die vanuit verschillende perspectieven is genomen. Er is gekeken naar de performantie van de instelling. Elk evaluatierapport omvat aanbevelingen voor de instelling zelf en aanbevelingen voor de overheid. Ik wil niet alle aspecten behandelen. Voor meer informatie verwijs ik naar de nota’s zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op de vergadering van 23 december 2016. Ik zal toch enkele aanbevelingen aanhalen voor elk van de instellingen.
Uit de evaluatie van iMinds volgt de aanbeveling om de drie troeven van iMinds (icon, LivingLabs en istart) te versterken. Uit de evaluatie van imec blijkt dat het aandeel van de publieke financiering beduidend lager is dan bij gelijkaardige organisaties in het buitenland. Anders geformuleerd: de bijdrage van de industrie is bij imec heel groot, wat een belangrijke troef is voor de verdere uitbouw van imec als het onderzoekscentrum voor het ‘internet of things’ wereldwijd. Met de fusie van iMinds en imec willen we inderdaad synergiën creëren en tegelijk de specifieke troeven van beide instellingen behouden en versterken. Dat levert een convenant op dat dus op heel veel parameters en indicatoren inzet en daardoor redelijk complex is. Daarom is het belangrijk om dit nieuwe verhaal grondig verder op te volgen, samen met de stakeholders. Rekening houdend met de aanbevelingen en de excellente resultaten van iMinds en imec werd in 29 miljoen euro aan bijkomende middelen voorzien. Daarbij werd in substantiële geoormerkte middelen voorzien voor typische iMinds-activiteiten zoals icon, LivingLabs en istart maar ook voor de proeftuin ‘City of Things’.
Het ‘City of Things’-project is wat mij betreft het eerste grote initiatief, waarbij we de expertise van imec, eerder de hardware, en iMinds, eerder de software, gezamenlijk inzetten. Zoals gesteld werden deze middelen in het convenant geoormerkt, zodat de continuïteit van deze activiteiten voor de volgende vijf jaar gewaarborgd is. Mijnheer Gryffroy, ik geef ineens een antwoord op de vraag over het vrijwaren van de troeven van imec en iMinds na de fusie. Die geoormerkte middelen in die troeven die iMinds had, die paradepaardjes van iMinds, zijn hier in elk geval verzekerd.
Voor VIB werden nagenoeg alle aanbevelingen voor de overheid en de instellingen opgenomen in het nieuwe convenant en het strategisch plan. De belangrijkste aanbeveling was wat mij betreft dat de uitmuntende positie op het vlak van strategisch basisonderzoek maar ook op het vlak van technologietransfer en valorisatie bij voorkeur zou moeten worden uitgebouwd de komende jaren en dat er ook ruimte moet zijn voor het ontwikkelen van nieuwe maatschappelijk relevante onderzoeksdomeinen. Dat stond in het rapport. Naar aanleiding van die aanbeveling hebben we het budget van VIB verhoogd met 14,6 miljoen euro, waarbij een nieuw programma ondersteund wordt rond Grand Challenges. Hierbij zal vanuit de vaste VIB-onderzoeksgroepen samenwerking worden gezocht met onderzoeksgroepen buiten VIB. Voor wie mij kent, is dat niets nieuws, want ik druk zeer sterk op die samenwerkingen. Ik geef een voorbeeld: klinisch onderzoek is een van de elementen die we nauwer willen betrekken bij het biologisch strategisch onderzoek. Daarmee toon ik aan dat we zeker op de essentiële punten ingaan op de aanbevelingen van de onderzoekers. U kunt dat veel meer in detail vinden in het rapport zelf.
In parallel met de specifieke evaluaties van VIB, imec en iMinds, werd een systeemevaluatie opgezet door het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). De bedoeling van deze systeemevaluatie was een reflectie te maken over het instrument SOC in het innovatielandschap in Vlaanderen. Deze studie is enkel gebaseerd op de drie vermelde SOC’s en dus niet op de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en Flanders Make. Bovendien bleek al snel de beperking van zo’n aanpak, want het is heel moeilijk om alle SOC’s over dezelfde kam te scheren. Aangezien ze elk hun eigen geschiedenis en governance hebben, is het minder evident om hen als systeem te evalueren. SOC op zich is geen systeem, het systeem SOC-VIB en het systeem SOC- iMinds en SOC-IMEC zijn eigenlijk al behoorlijk verschillend.
Wat de studie wel bevestigde, was dat de SOC’s een cruciale rol vervullen in het innovatielandschap door hun internationale uitmuntendheid zowel op het vlak van onderzoek als op het vlak van valorisatie. Collega Gryffroy, u hebt dat ook zo genoemd. De brugfunctie tussen de universiteiten en de industrie is cruciaal voor de regionale impact.
Een belangrijke conclusie uit de studie is dat de SOC’s als instrument beter presteren langs de assen excellentie, economische impact en hefboomwerking dan andere instrumenten zoals een onderzoekscentrum of een programma. Uit de systemische evaluatie volgt dus dat de methode van vijfjaarlijkse convenanten wel degelijk werkt voor een regio als Vlaanderen. Ik denk dat we ook hier op een positieve manier kunnen concluderen.
Ten slotte is er de link met het clusterbeleid. Uiteraard hebben de SOC’s, zoals ik net zei, ook zelf een brugfunctie tussen kennisinstellingen en industrie en hebben ze dus op zich een soort clusterwerking. Maar uiteraard, als SOC’s voor de clusters een nuttige bijdrage kunnen leveren, moeten ze die rol wat mij betreft zeker opnemen. Zo kun je vandaag vaststellen dat rond VIB een heel ecosysteem is ontstaan van bedrijven die heel nauw met elkaar verweven zijn en waar VIB een centrale rol in speelt. Ook voor imec geldt dit: alle bedrijfsclusters worden geconfronteerd met de digitalisering, dus verwacht ik dat imec daar zeker een nuttige input kan geven. In het convenant van imec hebben we trouwens opgenomen dat imec ernaar zal streven om inhoudelijke bijdragen tot het clusterbeleid te leveren. Ik denk dat we op die manier de link tussen de SOC’s en de clusters hebben gerealiseerd.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat u een goede samenvatting hebt gegeven, een waar ik me grotendeels in kan vinden.
Ik heb drie puntjes. Het is inderdaad belangrijk dat het wereldwijde spelers blijven, met een strategische impact en voldoende competitief. Die fusie van iMinds en imec past daarin om voldoende sterk te staan. Ik ga ook akkoord met uw bekommernissen om voldoende specificiteit te houden en dat daar geoormerkte middelen naartoe gaan. Ik wil ten slotte nog eens het belang onderstrepen dat zij dat ook kunnen commercialiseren en de brug maken naar het concrete industriële leven. Spin-offs zijn er intussen voldoende. Ik denk dat dat voor de versterking van de Vlaamse economie een enorme troef is, waar we als Vlaamse overheid blijvend moeten op inzetten. Ik denk dat u daar van overtuigd bent, en dat stemt mij tevreden.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitgebreid antwoord. Die evaluatie is inderdaad perfect terug te vinden op de website. Ze is opgemaakt door IDEA Consult en Dialogic.
Ik vind het ook een goed evaluatieverslag. Het is zeer kritisch. Men zegt waar het goed is en waar er vragen zijn. Er is een element dat me intrigeert. Een deel van de toelage, 10 procent, was afhankelijk van het behalen van de KPI’s. Men heeft dat gehaald en dus ook die 10 procent gekregen. We zien ook dat men die KPI’s eigenlijk zeer goed haalt. Bij de KPI’s inzake de regionale impact spelen drie parameters een rol: het aantal bereikte ondernemingen, het aantal contacturen en het aantal nieuwe spin-offs. Men heeft die ook zeer goed gehaald. Zelfs wat het aantal bereikte ondernemingen betreft, zit men ver boven de vooropgestelde doelstelling. Daarbij rijzen dan enkele vragen. Is het wel zinvol om de lat steeds hoger te leggen? Uiteraard geeft dat rapport daar geen antwoord op. Wordt er gewerkt met de juiste KPI’s voor die regionale impact? Hoe is men daarmee omgegaan in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik dank de twee collega’s voor hun vragen en de minister voor het antwoord. Dat geeft ons de gelegenheid om een overzicht te hebben op hoofdlijnen van wat er inzake de drie SOC’s is gebeurd. Minister, ik heb begrip voor uw antwoord over de systeemanalyse. Je hebt uiteraard een historisch gegroeid gegeven, en op een gegeven moment zijn we dat allemaal in de SOC-mand gaan steken. We hebben dat ook al twee keer via opeenvolgende rapporten-Soete mee in ogenschouw genomen. Het lijkt me dat de grote lijnen van het rapport-Soete ook hier in deze evaluatie terug te brengen zijn, wat pleit voor de robuustheid van de evaluatie. Dat betekent dat we ter zake in opeenvolgende legislaturen wel de juiste keuzes hebben gemaakt, met links en rechts ook een bijsturing waar nodig.
Mijn fractie heeft herhaaldelijk, naar aanleiding van vragen en in begrotingsbesprekingen, haar bekommernis geuit met betrekking tot de fusie tussen imec en iMinds. Ik stel vast dat er met die bekommernissen ook wel rekening wordt gehouden. Als het positief is, wil ik het gerust ook zeggen. Het oormerken van middelen, zeker als je wat meer kunt geven, lijkt me belangrijk. Er zijn de drie speerpunten van iMinds: ICON, iLab en vooral iStart. Ik denk dat het vooral met dat laatste is dat iMinds in het verleden het verschil heeft gemaakt voor de grote groep van bedrijven die rond en vanuit iMinds zijn ontstaan, ook met een hoge afgeleide tewerkstelling. Men creëert daar een marge.
Het oormerken van middelen is het eerste. Dat is een basisvoorwaarde. De drie werkmethoden gaan verankeren, is het tweede. Het derde is dan de vraag of men vandaag de mensen en de knowhow heeft om ook morgen die dienstverlening te kunnen doen. Dat is wat volatieler. Dat blijft vandaag open. Uiteraard vertrekken er mensen en komen er mensen bij, maar de bekommernis ab initio bij de fusie was dat mensen her en der binnen het grote imec zouden worden ingezet. Als er ook operationeel, qua personeel een continuïteit kan zijn, dan heb je een drieluik van voorwaarden om die knowhow en die manier van werken, die succesvol is gebleken, voort te zetten, ook binnen een groter geheel.
Voorzitter, ik heb een vraag die eigenlijk veeleer aan u is gericht. Ook wij hebben uiteraard dit dossier zien binnenkomen. We hebben er niet voor geopteerd om een vraag om uitleg te stellen, ook gezien het kader van een vraag om uitleg, maar het zou misschien wel nuttig zijn om hier wat meer in detail op in te gaan in het kader van een gedachtewisseling. Minister, u zegt terecht niet alle honderd pagina’s van de evaluatie te zullen voorlezen. Als we dat willen, kunnen we dat zelf doen. Dan lezen we meestal de managementsamenvatting. Het zou echter nuttig zijn om ook de betrokken SOC’s hier zelf eens te horen en eens te bekijken hoe zij tegen een aantal dingen aankijken, en vooral hoe ze naar de toekomst kijken.
Mijnheer Van Malderen, het was ons inderdaad bekend dat u suggereerde om een gedachtewisseling te organiseren. Er is dan ook gesuggereerd aan u om dat aan te kaarten in de regeling van de werkzaamheden. Dat was ondertussen nog niet gebeurd, maar we zullen dat dus inderdaad meenemen bij de volgende bespreking van de werkzaamheden. Straks kunnen we dat misschien even aanhalen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik zal dan proberen mijn vragen nu enigszins te beperken en nog wat over te laten voor die komende gedachtewisseling.
Minister, ik moet eerlijk bekennen dat ik de beslissing van de Vlaamse Regering nog niet heb kunnen zien, omdat ik via mijn Mac niet in DORIS kan, en dat dus via een omweg, via een collega moet opvragen. Ik hoop dat u me toestaat dat ik mijn vraag daarover toch stel. In de conclusie van de systeemevaluatie kwam naar voren dat er KPI’s zouden moeten worden opgesteld en beter moeten worden gestructureerd in de beheersovereenkomsten. Dat ontbreekt nu nogal, naar het schijnt. Ze zouden ook beter moeten worden gestroomlijnd over de diverse SOC’s heen. U hebt wel aangegeven dat we ons ervoor moeten hoeden die allemaal in hetzelfde keurslijf te persen, omdat ze heel anders zijn. We proberen echter toch wel van die diverse SOC’s één groot innovatieplatform te maken, zodat de versnippering ons niet de das omdoet.
Dat is mijn vraag: op welke manier zijn de KPI’s in de beheersovereenkomst met imec en het VIB opgenomen? Is er zicht op stroomlijning over de SOC’s heen? Ik denk wel dat we dat kunnen doen. Als we het instrumentarium performant willen maken, zullen we stroomlijning moeten doorvoeren wat dat betreft.
U had het over extra middelen. Zoals de heer Van Malderen zegt: die moeten wel efficiënt aangewend kunnen worden binnen die strategische visies.
Ik blijf nog een beetje op mijn honger zitten, maar dat is wellicht voer voor de gedachtewisseling. U zegt: geen keurslijf want dat gaat niet, maar wel samenwerking in één Vlaamse innovatiestrategie. Hoe moeten we dat concreet zien? Hoe kunnen er synergieën ontstaan tussen SOC’s? Kunnen ze hun taakstelling effectief nog voldoende aan? Zijn de geoormerkte middelen daarvoor voldoende?
Ik ben ook een beetje bezorgd – ik vang hier en daar wat signalen op – dat een aantal van die SOC’s als platform tussen kennisinstellingen en industriële kmo’s belangrijk werk verrichten, maar dat zij soms ook op informatie zitten en als een moederkloek dingen bewaken. Daardoor loopt de doorstroming naar de privé – en daar is ook een en ander gaande, er zijn ook kenniscentra, consultants en expertisecentra – moeizaam. VITO durft hen soms wel eens de pas af te snijden en bezet op een niet-concurrentiële manier een deel van de markt. Als we het innovatielandschap of het instrumentarium zo willen inrichten dat tussen kennisinstellingen en kmo’s kennisdiffusie gebeurt en dat de privé kan doorgroeien, moeten we opletten dat het platform geen log apparaat wordt dat een aantal dingen blokkeert. Daar ben ik een beetje bezorgd over. Ik wil graag uw visie daarover.
Flanders Make zou dit jaar geëvalueerd worden. Zal dat op hetzelfde stramien gebeuren als de andere?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, de stroomlijning van de KPI’s is gebeurd waar mogelijk, maar die zijn wel verschillend. Ik geef een voorbeeld. Een octrooi – of zelfs publicaties – in de biosector is heel anders dan in de ICT-sector. Men kan daar niet op dezelfde manier omgaan met aantal publicaties of stroomlijning; men moet daar de nodige verschillen …
Inzake de synergie tussen de verschillende SOC’s wil ik naar voren brengen dat we een overlegplatform hebben waar best practices met elkaar gedeeld kunnen worden. Die mensen zien elkaar regelmatig. Dat loopt goed.
U gaf VITO als voorbeeld van moederkloek. Ik ben het met u eens dat het niet kan dat men blijft zitten op zijn zaken en dat ze niet doorstromen. Uit de evaluatie van deze drie bleek heel duidelijk dat zij zeer hoog scoren. Ik zie noch bij imec, noch bij iMinds, noch bij het VIB een probleem, zoals ook bleek uit de evaluatie. Ik ben het wel met u eens dat dat niet kan en niet mag.
Flanders Make zal op dezelfde manier worden geëvalueerd.
Mijnheer Van Malderen, ik ben blij dat u het eens bent met het oormerken van die middelen. Ik denk dat wij, bijna iedereen hier, van bij het begin hebben gezegd dat de troeven van iMinds en imec niet mogen verwateren door het samengaan. De operationele – u zult van mij niets anders verwachten – verantwoordelijkheid ligt voor mij bij het management, maar wij gaan zeker het eerste jaar na de fusie de monitoring nog meer intens doen zodat we daar oog op hebben. Ik wil niet in de plaats treden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Met de monitoring moeten we voldoende zicht krijgen.
Mijnheer Gryffroy, we hebben de KPI’s meer kwalitatief gemaakt in de formulering, en niet alleen kwantitatief en soms zelfs minder kwantitatief. Ik geef maar één voorbeeld: het aantal spin-offs kan belangrijk zijn, maar de grootte ervan heeft ook haar belang inzake het voortbestaan. Dat is een verschuiving ten opzichte van het verleden. De kwalitatieve KPI’s zijn een belangrijk bijkomend element.
Ik onthoud vooral dat alle sprekers hier positief staan tegenover de drie SOC’s en tegenover de manier van werken die we vandaag met hen hebben. Ik wens jullie boeiende gesprekken met de SOC’s in de commissie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik sluit me aan bij het voorstel van de heren Van Malderen en Schiltz. Een hoorzitting of gedachtewisseling met de SOC’s die al geëvalueerd zijn, zou nuttig zijn. Dat heeft geen zin met de SOC’s die nog niet geëvalueerd zijn. Het gaat uiteindelijk over veel innovatiegeld. Het lijkt me nuttig dat zij hun verhaal komen vertellen, wat ze doen, hoe ze de evaluatie hebben opgenomen in de nieuwe convenanten, en hoe ze zich verder willen ontwikkelen de komende jaren. Imec en het VIB zijn geëvalueerd. Het lijkt me handig om hen uit te nodigen. We kunnen dat straks bespreken bij de regeling der werkzaamheden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.