Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is een thema dat absoluut mijn dada is. Ik ben dan ook blij dat ik u deze vraag mag stellen, minister, want ik wil peilen naar goed nieuws.
De ‘Fuel Cells and Hydrogen 2 Joint Undertaking’ (FCH JU) beheert een jaarlijks budget van 665 miljoen euro en besteedt dat aan zeer gerichte oproepen voor samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en industrie in het kader van waterstoftechnologieën. De Joint Undertaking (JU) heeft een vraag met betrekking tot ondertekening van een Memorandum of Understanding (MOU) aan vele Europese regio’s en steden gericht, waaronder Vlaanderen. Op de ministerraad van 3 februari kreeg de ondertekening door Vlaanderen groen licht. Daarvoor zijn we heel blij.
De bedoeling van het MOU is een versterkte samenwerking tot stand te brengen tussen de JU en de regio’s, zowel op het vlak van onderzoek en innovatie als op het vlak van implementatie. Daarom wordt een studie uitgeschreven waaraan Vlaanderen zal participeren. Vlaanderen speelt op het vlak van waterstof vandaag al een toonaangevende rol in Europa. Vooral in het kader van projecten binnen Interreg IV en V werd de laatste jaren veel gerealiseerd. Het ondertekenen van het MOU door Vlaanderen is dan ook een positieve stap om meer impact te hebben op de JU.
De JU wil concreet de noden en technologiebehoeften van de regio’s in kaart brengen voor en ten behoeve van de industrie, die vervolgens hierop technologische oplossingen kan formuleren. De studie die daarvoor wordt opgestart, wordt ook door haar bekostigd. Ze houdt op zich geen financieel engagement in voor Vlaanderen, maar het zal ons wel toelaten om binnen de JU een grotere rol te spelen. Daarenboven kan het een aanzet zijn om een totaalvisie voor waterstof in Vlaanderen te ontwikkelen, in lijn met Europa en gebaseerd op maximale profilering en inzet van Vlaamse technologie en industrie.
Minister, wat behelst de studie precies? Ik had graag een beetje meer omkadering. Volgens welk tijdspad zal ze verlopen en hoe zal Vlaanderen er precies aan deelnemen? Zullen we de studie aangrijpen om tot een visie ten aanzien van waterstof in Vlaanderen te komen? Hoe zal dat in de praktijk verlopen en welke finaliteit kan de studie hebben voor het waterstofverhaal in Vlaanderen? Op het World Economic Forum in Davos werd de Hydrogen Council opgericht, waarbij dertien multinationals gaan samenwerken om waterstoftechnologie wereldwijd te ondersteunen. Ze zouden daarvoor maar eventjes 10 miljard euro veil hebben. Voor mij persoonlijk is dat het bewijs dat ik niet de enige ben die erin gelooft, maar dat ook zeer veel ondernemingen er een pak geld in willen steken. De Hydrogen Council staat open voor samenwerking met overheids- en private partners. Zal Vlaanderen hier, eventueel via de JU, aansluiting zoeken om naar een internationale synergie te gaan op het vlak van waterstof?
Ik wil daarbij twee zaken onderstrepen. Eerst en vooral is er het feit dat waterstof steeds meer ondersteund wordt en dat er geloof in de technologie is. Ten tweede is er vooral het feit – daar reflecteert volgens mij de ratio die Vlaanderen aan de dag legt – dat de industrie hierin ondersteund wordt. Het wordt niet alleen getrokken vanuit onderzoeksinstellingen maar de industrie gaat effectief mee aan boord, neemt zelf risico’s en investeert geld. Dat lijkt me exact de ratio te zijn die wij vanuit Vlaanderen volgen. Vandaar deze vragen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik ben blij dat u de vraag stelt omdat ik daardoor ons MOU wat beter kan duiden. De JU zal de inschrijving voor het uitvoeren van de studie ‘Hydrogen regions/cities initiative coordination, including business cases, roadmaps, financing and awareness’ via een open procedure publiceren in het eerste kwartaal van 2017. Het wordt dus een ‘tender of public procurement’. Het zou hier gaan om een bedrag van 1,3 miljoen euro.
In januari is er een bevraging uitgestuurd naar alle regio’s betrokken in het initiatief met de bedoeling om te polsen naar de concrete toepassingen waarnaar men op zoek is en waar de waterstoftechnologie een oplossing zou kunnen bieden. Deze bevraging had als doelstellingen om beter de studie te kunnen formuleren en het bestek nog meer concreet te publiceren. In de loop van maart 2017 zal de uitvoerder van de studie geselecteerd worden en kan men van start gaan. Dan komt het belangrijke: tijdens het uitvoeren van de studie zullen alle regio’s die het MOU ondertekend hebben, de nodige input kunnen leveren rond de voor hen interessante toepassingen, dit met het oog op de ontwikkeling van businesscases. Zo zijn we bij wat u op het einde zei: de combinatie van onderzoeksinstelling en bedrijven vind je hier duidelijk terug. U weet dat ook heel de clusterfilosofie daarop is gebaseerd.
In samenwerking met de industriële stakeholders, vertegenwoordigd door de Europese industriegroep Hydrogen Europe, wordt vervolgens een roadmap voor demonstratie, uitrol en verdere commercialisatie gedefinieerd voor de meest veelbelovende toepassingen. In 2018 zal de JU een financieringsschema voorstellen voor de implementatie van de roadmap.
Ik zal WaterstofNet vragen om voor Vlaanderen dat MOU verder in te vullen, waarbij zij in direct overleg treden met de overheden en de bedrijven en de nodige informatie verzamelen. WaterstofNet zal zo rechtstreeks kunnen meedenken en meewerken aan de industriële roadmap voor Europa, en dat vanuit onze Vlaamse prioriteiten en onze Vlaamse industriële sterkten.
Ik ben er zelf van overtuigd dat deze studie Vlaanderen meer inzicht zal geven in de rol van waterstoftechnologie en hoe die verder kan worden ontwikkeld in toepassingsgebieden die voor Vlaanderen cruciaal zijn met het oog op het realiseren van een lagekoolstofeconomie.
Als die technologieoplossingen dan tevens kunnen worden aangereikt door sterke Vlaamse industriële spelers, dan denk ik dat we echt van een win-winsituatie zullen kunnen spreken. We dragen dan bij aan de realisatie van onze klimaat- en energiedoelstellingen. Dat op zich is al een goede zaak. Als we dan terwijl onze Vlaamse innovatie, en dus ook onze Vlaamse economie, nog kunnen versterken, dan zijn we natuurlijk een stap verder.
De resultaten van die studie zullen ook kunnen worden gebruikt als leidraad voor het ontwikkelen van demonstratieprojecten binnen het innovatieve bedrijfsnetwerk Power to Gas. Ook voor de ontwikkeling van de Vlaamse toekomstvisie met betrekking tot energie kunnen de Europese perspectieven inzake waterstof worden geïmplementeerd. Ik hecht daarom echt veel belang aan de ondertekening van dat MOU tussen Vlaanderen en de Fuel Cells and Hydrogen 2 Joint Undertaking.
De Hydrogen Council waarover u sprak, is inderdaad een belangrijk internationaal initiatief voor de verdere ontwikkeling en commercialisatie van waterstoftechnologie. Zoals u zelf zei, is het vooral een signaal dat grote industriële spelers de lead nemen in de ontwikkeling van waterstoftechnologie. De meeste van die multinationals van de Hydrogen Council zijn tevens lid van Hydrogen Europe, de industriële pijler van de Fuel Cells and Hydrogen 2 Joint Undertaking waarover ik het net had. Ook WaterstofNet is daar lid van.
Daarenboven maken de Belgische vestigingen van de twee covoorzitters van de Hydrogen Council, Toyota en Air Liquide, ook deel uit van de Vlaamse waterstofindustriecluster en zijn ze ook lid van Power to Gas, beide gecoördineerd door WaterstofNet. De Vlaamse industriële spelers zijn dus goed geconnecteerd met het Europese en het internationale verhaal om die samenwerkingsopportuniteiten te detecteren en maximaal te gebruiken.
Ik deel dus uw optimisme. We hebben ter zake gedaan wat moest gebeuren, namelijk daar instappen. Vandaag is er financieel niets extra, maar we kunnen daarvoor kansen creëren, en de interesse die er ook is bij die bedrijven die ook in Vlaanderen gevestigd zijn, moet ons kansen geven om een aantal extra zaken te doen met betrekking tot waterstof.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat dat inderdaad schitterend is. We mogen daar niet flauw over doen: er zal nooit een technologie zijn die het grote wondermiddel is. Ik meen echter wel dat we die technologieën zullen moeten vinden die ons voor heel wat zaken verder kunnen helpen. Ik ben ervan overtuigd dat waterstoftechnologie daar een van is. We hebben al heel wat steun gegeven aan WaterstofNet. Dat zijn de ideale mensen, die daar met passie mee bezig zijn. Nu zien we echter voor de eerste keer dat ter zake wereldwijd een heel grote beweging op gang komt en dat daar zeer veel geld tegenaan wordt gegooid. Dan is het belangrijk dat Vlaanderen mee op de eerste rij staat, mee aan het stuur zit, dat we internationaal wegen op dat beleid. Dat is absoluut de meerwaarde van dat MOU dat nu is ondertekend. Het is nog zonder financiering, maar het lijkt me goed dat we kunnen bekijken waar we met heel die groep naartoe gaan. In die zin kunnen we dat dus alleen maar ondersteunen. Ook volgt de industrie mooi in het kielzog van de overheid, of de overheid ondersteunt de industrie. Dat is een samenspel dat uiteindelijk leidt tot een mooie symfonie. Dat is dus een heel goede zaak.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik dank de minister en collega Diependaele. Het is inderdaad zo dat er met betrekking tot waterstof een en ander beweegt, nogal veel zelfs. Het is een zeer innovatieve sector. Vlaanderen heeft zeker en vast al kennis en expertise op dat vlak. De haven van Antwerpen is een zeer sterke waterstofhub. Dan is het natuurlijk uitkijken naar verdere toepassingen.
Ik heb evenwel een aantal bezorgdheden. Telkens wanneer de overheid een bepaalde technologie als favoriet oormerkt en daar dan intens mee aan de slag gaat, dan kan dat voor een enorme boost zorgen, maar we moeten er ook over waken dat we innovatie op middellange termijn niet gaan fnuiken door dit in een bepaalde richting te sturen. Momenteel is Air Liquide de enorm dominante speler op die markt. Zij hebben slim geïnvesteerd in netwerkinfrastructuur, en daarmee controleren ze een groot stuk van de markt. We merken dat andere, kleinere spelers die ook in die markt actief willen worden, moeite ondervinden om te kunnen doorbreken, omdat Air Liquide de prijs van industrieel waterstof nogal volatiel beheerst, om op die manier zijn markt een beetje af te schermen. Als je in hun schoenen zou staan, dan is dat uiteraard logisch, maar als Vlaanderen innovatief beleid inzake waterstof wil stimuleren, dan moet het een open blik houden.
Een tweede bezorgdheid is de volgende. Waterstof is niet altijd hetzelfde. Je hebt waterstof dat uit gas wordt gewonnen, fossiel waterstof, en waterstof dat door elektrolyse, en dan uiteraard het liefst met hernieuwbare elektriciteit, kan worden gewonnen. Als we voortgaan en de innovatie richting waterstoftechnologie willen pushen, dan moeten we er dus wel over waken dat het duurzame waterstof is, die de grootste meerwaarde kan bieden.
Minister, wanneer u aan de slag gaat en mee instapt in dit heel mooie en goede project, zou er ook genoeg ruimte moeten zijn voor de expertise die de haven van Antwerpen heeft inzake synthetische moleculen, die ook aan bod komen in het waterstofgebeuren. Ik roep u dus op om zeker en vast ook de haven van Antwerpen, en zeker het havenbedrijf zelf, dat heel wat inhouse-expertise heeft, te betrekken en er mee over te waken dat ze in het speerpunt worden opgenomen, mocht dat nog niet het geval zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Diependaele, ik dank u voor de vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is een interessant onderwerp. Waterstof is al heel lang de ‘next big thing’. Er wordt al tientallen jaren gedroomd van een doorbraak van waterstoftechnologie en allicht hebben we er nog nooit zo dicht bij gestaan, getuige de initiatieven die zowel hier te lande als ook internationaal worden genomen. Het is dan ook heel positief dat de Vlaamse Regering zich daarin inschakelt.
Nu, we hebben een plan, ‘Clean power for transport’. Daarbij is het de bedoeling om inzake mobiliteit een aantal stappen vooruit te zetten. We moeten allemaal vaststellen dat, ondanks het feit dat er een paar voorlopers en een paar goede initiatieven zijn, zowel met betrekking tot elektrische mobiliteit als met betrekking tot waterstof, we eigenlijk een gigantische achterstand hebben ten aanzien van een aantal andere landen als het gaat over elektrische mobiliteit en ten aanzien van onze eigen doelstellingen voor 2020, wat over drie jaar is.
Voor waterstof – over elektrische auto’s en mobiliteit zullen we het later ongetwijfeld nog hebben – moeten we over drie jaar minstens twintig tankstations hebben in Vlaanderen. De industriële ontwikkeling daarvoor is noodzakelijk, en er is een economische component noodzakelijk. Ik vraag me af of dit initiatief daartoe kan en zal bijdragen, en of een en ander wordt afgestemd om ervoor te zorgen dat we onze doelstellingen halen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, de bedoeling van de studie en het aansluiten bij wat er hier aan het gebeuren is rond die joint undertaking moet u los zien van wat gebeurt bij de auto-industrie. Dat heeft er niets mee te maken en het zal daar niet aan bijdragen. Het is vooral de bedoeling om te kijken hoe we waterstof op andere manieren kunnen toepassen.
Mijnheer Schiltz, de duurzame waterstof is juist daar waar men verwacht dat er innovatie kan gebeuren en het is ook juist dankzij die lokale productie van waterstof die groeit, dat er geen monopolie gaat komen van de ene of de andere. Ik deel uw bekommernis, maar ik heb nogal goede hoop dat we dankzij de innovatie in de duurzame waterstof en de lokale productie van waterstof niet te veel vrees moeten hebben.
Dan de haven van Antwerpen. We hebben een cluster bottom-up gekregen rond waterstof met die Power to Gas. Een van de belangrijke punten is om te zien dat dit in Vlaanderen ook al leeft. Ik weet niet of de haven van Antwerpen lid is van Power to Gas. Het zou de goede plaats zijn om die combinatie te krijgen, net zoals in deze studie, van onderzoeksinstellingen, van bedrijven en van overheid. Ik zou hun zeker aanraden om zich aan te sluiten bij Power to Gas.
Mijnheer Schiltz, u hebt natuurlijk gelijk: een wondertechnologie, ik heb het ook zelf aangebracht, bestaat natuurlijk nooit. Ik denk wel dat er een consensus bestaat dat we op zijn minst op alle mogelijke manieren moeten onderzoeken wat de meerwaarde van waterstof is op lange termijn. Binnen Mobiliteit gaat men meer en meer in de richting van waterstof voor zwaarder vervoer, zoals vrachtwagens en bussen, en minder voor auto’s. Dat is het idee dat nu leeft. Het is inherent aan innovatie dat men dingen probeert en dat niet alles altijd lukt. Net daarom moeten we het proberen. Ik denk niet dat we elkaar hierin tegenspreken.
Voor de tankstations zou dit inderdaad niet het grote verschil maken. Integendeel, eigenlijk is het zo – en het is dikwijls zo – dat Mobiliteit hier een beetje voorloopt, maar nu gaat men dat gaan opengooien en naar veel meer toepassingen kijken.
Mijnheer Schiltz, dat is een moeilijke. We zijn, neem ik aan, u toch zeker als liberaal, voor een vrije markt. Als een bedrijf dan door vroegtijdig risico te nemen en geld te investeren, voor zichzelf een concurrentievoordeel bevecht, door vooruitkijken en innovatie dat voordeel krijgt, neem ik aan dat we dat gaan erkennen. Dat betekent niet dat zij op een of andere manier een monopolie krijgen of een te sterke speler moeten worden op de markt, zeker niet, absoluut niet. We zullen de markt moeten laten spelen. Een bedrijf dat het lef heeft gehad om die voorsprong te nemen, mogen we dat niet zomaar afnemen. De markt moet haar werk doen.
Nog even wat bijkomende informatie: ik verneem net dat de haven van Antwerpen lid is van Power to Gas.
De vraag om uitleg is afgehandeld.