Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over nieuwe pistes in het Oosterweeldossier
Verslag
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, in De Morgen van 7 februari 2017 lezen we dat er een historisch compromis in de maak zou zijn om de Oosterweelknoop te ontwarren. In hoofdlijnen – en ik baseer me op het artikel – komt het voorstel erop neer om zo veel mogelijk doorgaand verkeer van de Antwerpse ring te houden. In plaats van alle auto’s over de Oosterweelverbinding te sturen, worden daarbij zo veel mogelijk voertuigen omgeleid langs het noorden van de stad. Dat gebeurt door de capaciteit te vergroten van de tunnels in de Antwerpse haven, door de omliggende snelwegen te versterken en door sturende maatregelen zoals een tolheffing.
Voor de noordelijke bypass zou een extra Tijsmanstunnel worden gebouwd en zou de capaciteit van de Liefkenshoektunnel en de Beverentunnel worden vergroot. Bedoeling is dat die as wordt gebruikt voor doorgaand verkeer. Daarom wordt de doorstroming op de omliggende wegen, zoals de E34 uit Knokke, ook verbeterd. De Oosterweelverbinding – er zou ook sprake zijn van een Oosterweel light – zou op die manier worden voorbehouden voor het verkeer dat in Antwerpen of in de haven moet zijn.
De Antwerpse schepen Kennis reageerde in de krant positief op het voorstel. De actiegroepen vragen om de voorgestelde oplossing te vergelijken met de pistes die zij op tafel leggen. Ze vragen een zo ruim en open mogelijk debat over de verschillende mogelijkheden die ter discussie zijn.
Minister, ik heb daarom volgende vragen voor u. Hoe staat u tegenover de piste die door de intendant wordt vooropgesteld? Bent u, zoals de actiegroepen vragen, bereid om in deze oefening ook alle andere pistes grondig te bekijken en te vergelijken? Men is ook bezig met verschillende doorrekeningen. Ik denk dat de discussie er vooral op gefocust is of men bereid is om, de kritiek van de Raad van State indachtig, deze keer wel een volledig alternatievenonderzoek te doen. Is het de bedoeling om voor de uitspraak van de Raad van State aan een consensus te werken met de actiegroepen? Algemeen is de vraag: hebt u een zicht op de timing van deze oefening?
De heer Vanbesien heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb dezelfde artikels gelezen en ik heb deels dezelfde vragen, maar deels ook andere vragen.
De collega heeft het geschetst. Er zijn twee nieuwe elementen in het dossier, alvast volgens de krantenartikels. Dat is dat er toch een haventracé geïntroduceerd wordt door de intendant. Hij noemt het een ‘radicaal haventracé’ omdat het nog noordelijker zit dan de haventracés die tot nu toe werden onderzocht en voorgesteld. Ik heb ook begrepen dat het de bedoeling is om meer verkeer rond de stad te laten rijden dan door de stad. Dat is een heel goed principe. Ik heb ook begrepen dat de A102 mee als element genomen wordt in dat ‘radicaal haventracé’, maar de R11bis heb ik daar nergens horen vernoemen. Ik toets maar even af of wat er in de krant staat, juist is.
Het tweede element is dat de Oosterweel blijft, maar dat wordt dan ‘Oosterweel light’ genoemd, onder meer door Het Laatste Nieuws.
Klopt deze berichtgeving? Is er een ‘radicaal haventracé’. We zullen het maar noemen zoals de intendant het in de krant heeft genoemd. Is de A102 daar een onderdeel van? Valt de R11bis daaruit? Wil dat zeggen dat de Vlaamse Regering daar niet meer op gaat inzetten, of hoe moet ik dat lezen?
Wat is die ‘Oosterweel light’ precies? Er wordt gezegd dat het absoluut zijn logica heeft dat als er meer auto’s rond de stad worden geleid met die nieuwe noordelijke bypass, dat er dan minder auto’s door de stad moeten rijden en dus de Oosterweel van kaliber kan veranderen? Wat wil dat dan zeggen en op welke manier zou dat dan zijn?
Ik heb ook een vraag over die berekening. Er worden nu scenario’s berekend. Wat wordt er juist berekend? Ik neem aan dat dat verkeerstechnisch is, hoe de verkeersstromen zich zouden ontwikkelen als er nieuwe tracés gebruikt worden. Misschien is het ook financieel? Wat kost dat allemaal? Welke scenario’s worden allemaal onderzocht? Is er een scenario met het oorspronkelijke haventracé of Arup-Sumtracé, of ook Oosterweel-noord? Of is het enkel het nieuwe ‘radicaal haventracé’? Zijn er ook scenario’s waarbij het ‘radicaal haventracé’ wordt berekend zonder Oosterweel? Dat zijn maar dingen die ik opwerp. De vraag is eigenlijk: welke scenario’s worden er allemaal berekend? Kunt u daar een overzicht van geven?
Hoe zal de beoordeling gebeuren? Is dat op verkeerstechnisch vlak? Is dat ook al financieel of niet? Waarvan wordt er uitgegaan? Van welke modal split wordt er uitgegaan? Als er beoordeeld wordt hoe performant een tracé is, dan moeten we natuurlijk ook wel een hypothese hebben van hoeveel auto’s en hoeveel vrachtwagens we op de baan willen hebben.
Dit wordt nu allemaal berekend. Het zijn nieuwe pistes. Heeft dat een effect op de huidige werkzaamheden, op de huidige planning van het Oosterweeldossier, die weliswaar altijd meer vertraging oploopt?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil niet volledig de kroon ontbloten maar wel essentiële informatie meegeven. Het gaat natuurlijk over gesprekken die vooralsnog succesvol geweest zijn, en waarbij een deel van het succes ook ligt in de beslotenheid van de vergaderingen en de discretie die wordt gerespecteerd. Ik zal trachten een tipje van de sluier te lichten met betrekking tot wat men het ‘radicaal haventracé’ noemt.
Dat tracé gaat uit van de versterking van de R2, in een vrij brede omschrijving gevat. Als je het bekijkt in oostelijke zin, gaat het over een versterking van de A12 en vervolgens de A102 tot de aansluiting met de E34. Gaan we naar de andere kant, dan spreken we over heel het tracé van de R2 die aansluit op de E34 en de N49 tot de aansluiting met de R4. Dan zitten we al in Zelzate. Over die volledige lengte van het tracé gaat het.
Concreet omvat dat verschillende elementen die ook al vervat zaten in beslist beleid, namelijk het Masterplan 2020. Als het gaat over een nieuwe, extra toegevoegde Tijsmanstunnel en om de flessenhalswerking die vandaag bestaat, tegen te gaan, bekijkt men bijvoorbeeld ook of er een of meer extra rijstroken bij de Liefkenshoektunnel kunnen worden gevoegd, vooral met de intentie om doorgaand verkeer meer te kunnen opvangen en meer te kunnen laten doorstromen. Daardoor kan het aanzuigeffect van de Oosterweelverbinding voor doorgaand verkeer beter beheerst worden en kunnen stadsregionale voordelen van de Oosterweelverbinding sterker tot uiting komen.
Zoals gezegd maken diverse onderdelen van dat tracé deel uit van beslist beleid, zoals de A102 en de tweede Tijsmanstunnel. Nog niet voorzien was de capaciteitsverhoging van bestaande stukken snelweg en de verbetering van de aansluitingscomplexen, en dan vooral de aansluitingscomplexen R2-A12 boven en R2-N49 of E34 beneden, om het te duiden zoals je het op de kaart ziet.
In de capaciteitsverhoging en de verbetering van de aansluitingscomplexen vanuit het perspectief van extra doorgaand verkeer was nog niet voorzien, maar dat wordt nu dus wel meegenomen.
Qua sturende maatregelen is het principe van gedifferentieerde tol natuurlijk niets nieuws. Dat zat ook al vervat in het beslist beleid. Dat was ook een wezenlijk onderdeel van het Valentijnsakkoord in 2014. Die ratio van een verkeerssturing langs bij voorkeur de route R2 en de ontlasting van de zuidelijke ring, net door een differentiatie in die toltarieven, zit daar ook in.
Mevrouw Kherbache, ik kom tot de zelotische vraag van sp.a tot het verplicht laten omrijden van bepaalde verkeersstromen. Zoals reeds eerder gezegd, stuit dat op beperkingen met betrekking tot discriminatie: in Antwerpen maakt heel die ringinfrastructuur, de R2 en de Liefkenshoektunnel inbegrepen, deel uit van het Europees TEN-T-netwerk. In zo’n Europees kader kun je dus ook geen verplichtingen opleggen.
Dan waren er de vragen over het onderzoek. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door de dienst Verkeersmodellering van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), in de vorm van een potentieelberekening van dat tracé. Daarbij geven we de intendant natuurlijk ook alle kansen om tot een compromis te komen. Die doorrekeningen passen in dat verhaal. We wachten die resultaten af. Ik wil ter zake niet al te veel als een schoonmoeder optreden. Het onderzoek heeft intussen ook geen impact op de werkzaamheden en de planning voor de Oosterweelverbinding. Wie gaat dat beoordelen? Wel, wie aan tafel zit. U kent de partners daar.
Wat de uitspraak van de Raad van State betreft: ik heb altijd gezegd dat, hoe vroeger men tot meer draagvlak kan komen, tot een optimaal evenwicht tussen meer mobiliteit en meer leefbaarheid, hoe beter. Het is natuurlijk zo dat we bij een negatieve uitspraak van de Raad van State sowieso een heel belangrijke vertraging oplopen voor het oplossen van de files en de mobiliteitsproblemen in Antwerpen en daarbuiten, maar ook voor heel wat andere leefbaarheidsingrepen die we beoogden en die vervat zitten in dat GRUP, zoals onder meer de afbraak van het viaduct van Merksem, de park-and-ride op Linkeroever, de geluidswerende maatregelen, nieuwe open groene ruimte, fiets- en wandelpaden, natuurgebieden, bosgebied... Dat zit daar allemaal in vervat. Als dat GRUP wordt vernietigd, komt dat alles eigenlijk te vervallen. Dat is natuurlijk afhankelijk van de actieradius van de vernietiging, maar dat alles staat dus wel daadwerkelijk op de helling. Ik ben er daarom ook van overtuigd dat we dit overleg verder alle kansen moeten geven, en dat ik soms dus ook misschien wat kariger moet zijn met enige informatie en duiding.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u het overleg alle kansen wilt geven, dat u dat niet wilt doorkruisen. Het kan natuurlijk wel het vertrouwen aan tafel verhogen als u zelf ook een bereidheid zou tonen in verband met bijvoorbeeld de randvoorwaarden die de intendant essentieel acht om te komen tot een lagere functionaliteit van die ring en een grotere leefbaarheid. Een randvoorwaarde is onder andere de modal split. U zou iets voluntaristischer kunnen zijn ter zake. Dat behoort toch tot uw bevoegdheden. Dat doorkruist zeker de onderhandelingen niet. Ik meen dat het ze veeleer faciliteert.
U zegt dat dit geen impact heeft op de Oosterweelprocedure, maar ik neem aan dat u ter zake wel de openheid blijft hebben die misschien wel gewenst of vereist is, die het gevolg is van het compromis. Anders spreekt u wel vooraleer er een definitieve conclusie is. Dan meen ik dat u op dat vlak eigenlijk wel de onderhandelingen aan het doorkruisen bent door hier zo stellig te poneren dat er op dat vlak niets kan worden bijgestuurd.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, u bent over één ding duidelijk geweest, namelijk over hoe dat ‘radicaal haventracé’ eruitziet. U zegt dat de A102 daarbij zit, en de R11bis daar niet bij zit. Dat lijkt me belangrijk, en ik denk dat het ook intelligent is. Verder zegt u niet te zullen spreken over al de rest, want als u dat doet, zult u de rust verstoren, zult u het proces verstoren enzovoort. Ik wil geen vergelijkingen maken die er geen zijn, maar in deze tijden van nood aan transparantie vind ik toch dat ook dit parlement recht heeft op informatie. Nietwaar, mevrouw De Ridder? Ik vind het belangrijk dat we moeten en kunnen weten of hetgeen nu wordt berekend, daadwerkelijk een eerlijkheid inhoudt ten opzichte van alle voorstellen die op tafel liggen. Dat is in het verleden altijd het probleem geweest.
Mijn vraag is dus eenvoudig. We weten nu dat het gaat over een Oosterweel of een ‘Oosterweel light’ in combinatie met een ‘radicaal haventracé’. Welke combinaties worden daar allemaal gemaakt en zit daar ook een scenario bij zonder Oosterweel of niet? U hebt ook niet geantwoord wat die ‘Oosterweel light’ betreft. Dat wordt in de krant geschreven. Misschien is dat niet waar. Misschien bestaat dat niet. Misschien is dat een verzinsel van een journalist, maar zeg daar iets over. Bestaat het? Bestaat het niet? Wat zou het kunnen zijn? Als men immers alles eerlijke kansen wil geven, als men ook een scenario zonder die Oosterweel wil onderzoeken, als men eventueel ook die Oosterweel wil downsizen, als dat allemaal het geval is, dan botst dat wel enigszins met wat u op het einde hebt gezegd, namelijk dat men gewoon doorgaat met de planning voor Oosterweel.
Dus het is toch belangrijk voor ons om te weten: hoe open zit de Vlaamse Regering daar rond de tafel? De beste manier om daar inzage in te geven, is gewoon even uit te leggen welke scenario’s er allemaal worden berekend. Zo’n Oosterweel light is dat een concrete piste of niet?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben hier een halfjaarlijkse voortgangsrapportage. (Opmerkingen van Wouter Vanbesien)
De vorige is juist een paar weken geleden aan bod gekomen. Het parlement is meester van zijn agenda uiteraard, maar het is een klein beetje kort door de bocht en eigenaardig om te verwachten dat de minister op basis van krantenartikelen en dergelijke nu eens zijn grote visie zal geven. Daarvoor dient de voortgangsrapportage. Het zou iets anders zijn als iemand van onze fractie of de minister iets nieuws had gelanceerd.
Dat neemt niet weg dat ik vind dat met deze stap opnieuw fantastisch werk wordt geleverd door de intendant. Ik ben zwaar onder de indruk van het parcours dat die man de laatste maanden gereden heeft. Het is al door de minister naar voren gebracht, bottleneck na bottleneck, molensteen na molensteen worden weggewerkt. Kijk maar naar het Sint-Annabos. Dat blijft behouden. Dat was een van de grootste knelpunten. Dat is weggewerkt. Kijk naar het op- en afrittencomplex aan het Sportpaleis. Daar liggen nu de Deurnese Tuinen voor. Kijk naar het Noordkasteel. Daar werkt men nog aan, maar goed, dat wordt tegen het licht gehouden, er worden nog verbeteringen voorgesteld. Nu is er inderdaad een poging om te kijken hoe er meer doorgaand verkeer verder van de stad kan worden gehouden.
Juich ik dat toe? Absoluut! Maar als u hier uitspraken verwacht van mij of van mijn fractie over de haalbaarheid en betaalbaarheid – de minister kan genoeg voor zichzelf spreken – en hoe dat wordt vertaald in een meerjarenplanning, of het ja of neen is, dan zult u die niet krijgen. Dat is vandaag niet wenselijk.
Ik kan alleen zeggen dat ik het goed vind dat de intendant iedereen rond de tafel brengt, en zelfs meer dan dat, dat hij met zijn ‘radicaal haventracé’ nu een zoveelste stap zet of voorstel doet om te werken aan het draagvlak. Iedere stap die hij zet, samen met de administratie van de minister, stedelijke diensten en actiegroepen, op weg naar meer draagvlak voor zowel het Oosterweeltracé als de randvoorwaarden als de overkapping, zal bij ons op applaus onthaald worden.
Voor het overige zou ik zeggen: laat ons afwachten, laat ons kijken waar hij uiteindelijk kan landen, wat de voorstellen zullen zijn. Laat ons de uitspraak van de Raad van State afwachten. Ik hoop echt dat er een en-enplan komt: een oplossing voor de leefbaarheid én voor de files. Ik hoop dat we de spade zo snel mogelijk in de grond krijgen. Met dank aan het werk van zeer velen en niet het minst van de intendant.
Ik heb nog een toevoeging, minister. Dit dossier is in volle evolutie. We hebben er begrip voor dat sommige zaken in beslotenheid een kans moeten krijgen om tot een goed onderhandelde oplossing te kunnen komen. De besprekingen moeten zo een kans krijgen.
Ik verwijs ook naar de besprekingen en vraagstelling van vorige week hier, en het nieuws van deze ochtend, dat ik alleen maar kan toejuichen. Vanuit de privé wordt het initiatief genomen om effectief ’s nachts te gaan rijden. Het is goed om bouwstenen te leggen voor de toekomst, voor goede mobiliteitsoplossingen. Aan de andere kant moeten we op korte termijn – ik zal op die nagel blijven kloppen – zorgen voor maatregelen om de files in te krimpen. Elke maatregel is goed. Ik vind het initiatief vanuit de privésector goed. Ze kondigen aan dat dit invloed zal hebben op de files op de ring overdag. Ze vermoeden dat we zullen merken dat er minder vrachtwagens rijden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat ik wel wat openheid heb geboden. Maar de besprekingen die succesvol verliepen, vonden plaats buiten de spotlights, wat goed is, en zonder al te veel bemoeienissen. In die beperkte traditie wil ik geen verandering brengen. Ik wil het overleg maximale kansen geven, en dus niet alles op straat gooien en op elk moment de stand van zaken schetsen, en wie heeft wat gezegd, en wat was de reactie van deze of gene.
Gelukkig evolueren de visies aan die tafel. Dat is prima. Ik wil geen voorzetten geven aan iemand – wie dan ook – die stokken in de wielen zou willen steken. Vandaar dat ik denk dat ik met dit antwoord de nodige uitleg heb verschaft. Ik wil er vooral voor zorgen dat op basis van die doorrekeningen die nu worden uitgevoerd – ik verwacht dat dit geen maanden zal duren, men is al bezig aan die werkzaamheden – er een breder draagvlak komt rond de tafel.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat u uw zeer intieme overtuiging over de inhoud van de onderhandelingen niet met ons wilt delen. Het zij zo.
Wat ik wil benadrukken, is dat, als u op andere domeinen stappen vooruit kunt zetten waarvan u weet dat ze de sfeer rond de onderhandelingstafel zeker in positieve zin zullen beïnvloeden, u die kans zeker niet mag laten liggen. Dat gaat dan over openbaar vervoer, over het bevestigen dat als men het tracé bijstuurt, men ook de nodige souplesse aan de dag legt om vanuit de Vlaamse Regering geen stokken in de wielen te gaan steken op het laatste moment, zeker als er eigenlijk weinig tijd is om, voor het verdict van de Raad van State valt, tot een goede consensus te komen. Het is echt het moment om die kans te grijpen. Ik reken erop – en ik zal er zeer waakzaam op zijn – dat u alle kansen benut en ook biedt om die consensus te bereiken.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik wil eerst een reactie geven op mevrouw De Ridder, die vraagt waarom wij vragen stellen tussen de voortgangsrapportages door. Er zitten zes maanden tussen. Vorige week of de week daarvoor kwam de intendant met een heel nieuw plan, maar wacht nog vijf maanden en dan kunt u ongetwijfeld de minister daarover ondervragen. Dat is uw visie op een parlementaire democratie. Het is uiteraard niet de mijne. Het is zowel tegen het reglement als tegen een gezonde visie op parlementaire democratie.
U zegt: ‘U moet aan ons niet vragen wat de beste oplossing is.’ Dat heb ik ook niet gevraagd. Minister, u hebt gezegd: ‘Ik ga hier niet zeggen wie wat gezegd heeft.’ Dat hebben wij ook niet gevraagd. Ik heb twee dingen gevraagd waarop u niet hebt geantwoord.
Welke scenario’s worden onderzocht? U hebt gezegd dat er een opdracht is gegeven aan MOW, dienst Verkeersmodulering, Vlaamse administratie, om de berekeningen te gaan doen. Dat is een concrete, heldere opdracht aan de Vlaamse administratie. Als wij als parlement vragen welke opdracht u eigenlijk hebt gegeven, dan zegt u dat wij dat niet mogen weten. Ik vind dat heel bijzonder. Ik ga dan maar op andere manieren proberen te weten te komen wat er wordt onderzocht. Niet om het proces stokken in de wielen te steken, want het proces juichen wij toe. Wij zijn grote vragende partij, net als u, om voor de Raad van State een uitspraak doet, tot een oplossing te komen waar iedereen achter kan staan. Wij steunen dat, maar wij willen mee in het oog houden dat de openheid die daarvoor nodig is, ook aanwezig is.
Mijn tweede vraag ging over Oosterweel light. Het is een belangrijk aspect. Er wordt gezegd: ‘Die haventracés kunnen worden onderzocht, maar Oosterweel is heilig en er verandert geen letter aan.’ Dat helpt het proces niet vooruit, wat nochtans uw expliciete argumentatie is, maar bemoeilijkt het. Vandaar mijn vragen als medestander. U vindt in mij een medestander voor een goed proces, maar een goed proces veronderstelt openheid zowel op vlak van informatie als op vlak van mogelijke oplossingen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.