Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het probleem niet opnieuw schetsen. In deze commissie uiten we allemaal dezelfde bezorgdheden over de ophokplicht, en meer bepaald inzake de houders van pluimvee met vrije uitloop.
We zitten sinds 2 februari ondertussen aan twaalf weken. Dat heeft een financiële impact op de pluimveehouders. Er zijn eveneens problemen op het vlak van retail, labeling, verpakking enzovoort. Een afwijking leek de vorige keer toen we dit aanhaalden in de commissie nog niet van toepassing. Europa en meer bepaald Phil Hogan zagen daar nog geen graten in.
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen had gezegd dat de maatregelen zouden gelden tot 8 februari, vandaag dus. Ik weet niet of ze al dan niet zullen worden verlengd. Wegens meldingen van uitbraken in diverse lidstaten zou het wel kunnen dat er opnieuw een verlenging komt en dat het probleem op zich niet opgelost wordt. Ik stel deze vraag daarom opnieuw.
Minister, u zou bij de Europese commissaris voor Landbouw blijven aandringen op oplossingen, zowel juridisch als het eventueel verlengen van de termijn. Er is ondertussen een Europese Landbouwraad geweest. Vandaar ook deze vervolgvraag.
Minister, hebt u de situatie aangekaart? Wat waren de reacties van de landbouwcommissaris en de andere lidstaten? Zult u er bij commissaris Hogan blijven op aandringen om snel een oplossing aan te reiken? Dringt u aan op een juridische oplossing en een verlenging van de termijn van twaalf weken?
Hebt u een financiële compensatie overwogen aangezien commissaris Hogan de bal in het kamp van de lidstaten legde om bij wijze van spreken met cofinanciering een eigen regeling op poten te zetten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vanderjeugd, dit is een bevoegdheid van de Europese Commissie. Er is een delegatie vanuit de Raad en het parlement aan de Commissie om een uitzondering te kunnen toestaan. De Commissie moet daar dus over beslissen. Zoals ik hier heb gezegd, heb ik samen met andere collega’s tijdens de Landbouwraad van 23 januari aangedrongen bij de commissaris om effectief gebruik te maken van die mogelijkheid. Naast Nederland waren er nog zes andere lidstaten die dat mee hebben gesteund, maar de commissaris hield de boot af. De reden die hij opgaf, was dat we het consumentenvertrouwen niet moeten schaden. Als het op de verpakking staat, dan moet het ook effectief zo zijn.
Op korte termijn zijn dus geen oplossingen vanuit de Europese Commissie te verwachten. Ik blijf van oordeel dat een Europese oplossing nodig is, zeker op langere termijn, omdat niet uit te sluiten valt dat in de toekomst nog vogelgriep zal voorkomen in de EU. Landbouwers hebben zware investeringen gedaan in stalsystemen met vrije uitloop en hebben hogere productiekosten. Als men die kosten niet kan terugverdienen in de markt, dan is er echt wel een probleem. Ik maak me sterk dat consumenten die bewust vrije- uitloopeieren verkiezen, wel degelijk begrip kunnen opbrengen voor een tijdelijke overmachtsituatie. Ik denk dat je dat eventueel zelfs zou kunnen communiceren mocht dat nodig zijn. 10 eurocent op een doosje maakt relatief weinig verschil, maar voor de landbouwers is dat wel belangrijk. De tijdelijk opgehokte leghennen hebben ook een perspectief om terug buiten te kunnen lopen zonder griepdreiging.
Wat betreft eventuele financiële compensaties heeft de Europese Commissie laten aanvoelen daar nog geen voorstander van te zijn. In de hele Unie is momenteel ongeveer 80 procent van de kippen met vrije uitloop opgehokt en men zal eerst bekijken hoe de eiermarkt zich verder zal stabiliseren.
Mijnheer Vanderjeugd, ik heb ook vernomen dat er contacten zijn tussen landbouworganisaties en de retail om te kijken of er geen tegemoetkoming vanuit de retail kan zijn om de prijs een stukje te handhaven. Die gesprekken zijn lopende.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het was onduidelijk of er effectief een verlenging zal komen. Ik zie de kabinetsmedewerker knikken. Het is belangrijk dat er een oplossing gevonden wordt en dat we blijven aandringen op een correcte oplossing.
Ik wil in dezen nog iets aankaarten. Ik heb een mail in mijn bezit van de Boerenbond, gericht aan de sectorvakgroepleden. Ik ben serieus verontrust door de taal die daar gesproken wordt. Eerst schetst men de probleemstelling in die mail. Er staat: “We zijn met verschillende overheden daar reeds langer mee bezig om in stilte daar een oplossing voor te zoeken. Vorige week dinsdag was er een vergadering van België, Nederland en Denemarken. Daaruit bleek dat de EU-Commissie niet van plan was om een versoepeling toe te staan. We hebben samen met Nederland verder gekeken.” Dan staan er nog wat zaken in over het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). “Vandaag is er Europese Landbouwraad. Ik heb samen met Nederland afgesproken” – het gaat dus over die persoon van de Boerenbond, ik weet niet wie daar de contacten heeft met de landen – “om het dossier daar terug op tafel te leggen. Concreet zal Nederland de vraag stellen en ons land zal zich daarbij aansluiten.“
Dat is een beetje wat u hebt gezegd. Wat mij toch verontrust en waar ik mijn bezorgdheid over zou willen uiten, is het volgende. Wij zijn parlementsleden die vragen stellen over zaken die de mensen effectief aanbelangen. In de mail staat: “We zullen dit pragmatisch met Vlaanderen opgelost hebben, maar Vlaanderen geeft aan dat dit nu niet meer kan aangezien het dossier op de politieke agenda is gezet door de parlementaire vraag van Francesco Vanderjeugd en Jelle Engelbosch. Daarmee hebben ze het dossier in de aandacht geplaatst” – terwijl het al langer in de media was, dacht ik toch – “van de politiek en verliezen we de mogelijkheid om het stil op te lossen. Het is spijtig dat dit dossier daar op tafel werd gebracht.”
In het parlement wordt vaak gezegd ‘ik viel bijna van mijn stoel’ of ‘ik verslikte mij in mijn koffie’, maar dat was hier het geval. Ik vind het heel ernstig dat in een dergelijke mail, gericht aan leden van de sectorvakgroep vanuit de Boerenbond, een niet-onbelangrijke landbouworganisatie, wordt gesteld dat vanuit Vlaanderen aangegeven wordt dat dat dossier niet meer op de politieke agenda kan staan omdat er vragen zijn gesteld en dat jullie in stilte met oplossingen bezig waren. Het is goed dat er oplossingen worden gezocht, en liefst zo pragmatisch mogelijk, maar dan hoop ik toch ook dat de eerste keer dat erover wordt gesproken in de commissie, we als commissieleden daarvan op de hoogte worden gesteld. Ik weet niet wat er op 18 januari, toen we er de eerste keer over spraken in de commissie, allemaal gaande was, maar ik heb daar in ieder geval in deze commissie niets van vernomen, want u stelde dat het aan de Europese Commissie en commissaris Hogan was om in een oplossing te voorzien en dat daar geen bereidwilligheid was. Maar van alles wat er in die mail staat, hebben wij op 18 januari niets vernomen in de commissie.
Minister, ik wil u op uw woord geloven als u straks misschien zegt dat dat niet aan de orde is, maar dan is het toch aan die landbouworganisatie om een en ander recht te trekken. Ik zal straks na de commissievergadering een mail sturen naar de voorzitter van deze organisatie. Ik denk dat we onze autonomie als parlementsleden in deze commissie moeten verdedigen en als het erop aankomt om vragen te stellen, we dat ook kunnen doen en dat daardoor niet bepaalde zaken niet kunnen worden uitgevoerd. Ik wil hier zeer sterk voor pleiten en u vragen hoe het juist zit wat betreft die mail.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Vanderjeugd. Ik heb die mail ook gezien en ik viel ook van mijn stoel. Ik heb de voorzitter van de Boerenbond via mail laten weten wat ik daarover denk. De Boerenbond pleit ervoor de commissie Landbouw in het Vlaams Parlement af te schaffen zodat zij rechtstreeks met de administratie alle landbouwzaken kunnen regelen. Wij als parlementsleden maken het hun blijkbaar moeilijk om zaken achter de schermen te regelen. Dat geeft mij het gevoel dat er wordt gefoefeld.
Minister, in die mail staat dat alles in stilte zou worden geregeld en dat er overleg is met Vlaanderen. Ik zie u echter van neen schudden. Ik wil dat gerust van u aannemen, maar dan zegt u eigenlijk dat de Boerenbond niet de waarheid vertelt in die mail. Dat betekent dat de Boerenbond niet bezig is met de belangen van de landbouwers maar enkel een politiek spel speelt. Het is geen toeval welke parlementsleden worden geviseerd. Minister, is de Boerenbond bezig met achter de schermen zaken te regelen over die problematiek of spelen zij een politiek spel?
De heer Caron heeft het woord.
Ofwel is mijn vriendschap met de Boerenbond nog kleiner dan die van jullie, ofwel is het omdat jullie de vorige keer een vraag hebben gesteld dat de sector dan contact met jullie heeft opgenomen. Ik neem aan dat de tweede optie de juiste is. Ik heb de mail niet gezien. Ik ben stomverbaasd over wat ik hier hoor.
Mijnheer Vanderjeugd, ik wil mijn waardering uiten dat u daarover een opvolgingsvraag stelt. Wanneer ik daarover een opmerking maakte, bedoelde ik daar niets anders mee. Collega’s, misschien kunnen we in stilte afspraken maken over de vrije uitloop, zoals dat in een deelstaat in Duitsland gebeurt, waar men de truc met de duif heeft uitgevonden, en kippen één uur vrij buiten liet lopen om ze dan opnieuw zoveel weken binnen te steken om aan de normen te voldoen.
Een dag.
Ik weet niet of het dat soort trucs is dat de Boerenbond in gedachten heeft. Ik vind dat eigenlijk niet gepermitteerd. Zij zeggen natuurlijk wat ze willen, maar ik ben er nu wel zeker van dat mijn collega’s het opnamen voor die landbouwers in kwestie, voor die houders van leghennen met vrije uitloop. En dat de Boerenbond de goede intenties van mijn collega’s in twijfel trekt, vind ik echt wel grof. Daarmee zegt de Boerenbond wie zijn vrienden zijn en wie niet.
Minister, zijn er inderdaad andere zaken beloofd aan de Boerenbond, al dan niet in stil overleg, dan hier in de rapportage over de Europese Ministerraad is gezegd? Zijn daar afwijkingen? Dat is een fundamentele kwestie.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik heb een vraag, maar ik zal ze misschien na dit debat stellen, want die is totaal verschillend.
Ik heb er geen probleem mee dat dit incident eerst eventjes afgehandeld wordt, en dat we daarna opnieuw inhoudelijk naar het dossier gaan.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De mail is mij niet bekend, ik voel me er ook niet door aangesproken. Die mail heeft niets met mij te maken en ik kan er dus ook geen commentaar op geven. Ik heb correct geantwoord in het parlement. Er gebeuren geen zaken achter de schermen. Dat zou ook niet gaan, want dit is een Europese regelgeving. Wat dat betreft, voel ik me niet aangesproken en ben ik ook niet verantwoordelijk voor wat er is gecommuniceerd.
Als voorzitter van deze commissie ben ik niet op de hoogte van deze mail. Ik heb er wel mondeling iets over vernomen via de heer Vanderjeugd. Mails dienen voor de uitwisseling van informatie. Om tot mogelijke afspraken te komen, is een gesprek vaak het meest constructief. Dit is een kleine tip die ik wil geven.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik vind het belangrijk dat we hier even bij stilstaan. Men repliceert specifiek: “Maar Vlaanderen geeft aan …” Dat slaat dan op u, minister. Ik neem u op uw woord dat u daar niets over weet. Ik heb goede banden met de Boerenbond, ik heb die altijd gehad sinds ik hier parlementslid ben, maar ik val van mijn stoel dat dit hier met naam en achternaam, zowel van de heer Engelbosch als van mezelf, vermeld staat. Minister, ik neem aan dat u zich daar volledig van distantieert en dat wat in die mail staat – ik zal u die bezorgen – volledig fout is. Dat is mijn belangrijkste vraag. Zo kunnen wij als parlementsleden ons werk doen in deze commissie. Het is dan aan de Boerenbond om zaken recht te zetten. Ik vertrouw u op uw woord, minister, zoals ik dat altijd doe, maar ik heb u nog niet specifiek horen zeggen dat u zich distantieert van de mail. Ik neem echter aan dat u dat wel doet.
Dan is dit deel van de vraagstelling voorlopig afgehandeld.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u dat ik na dit debatje nog mag reageren. Ik ken een aantal buren en anderen die loslopend pluimvee hebben. Ik heb ongeveer zestien loslopende eenden en een aantal pauwen. Als je er een wilt pakken, moet je hem afschieten en zie je de rest niet meer terug. Ik heb ook nog een vijftig- of zestigtal pluimvee dat door de vos gedreven in de bomen gaan overnachten. Wat kun je in hemelsnaam doen om die ophokplicht uit te voeren? Ik weet dat men het gezag moet respecteren, ik ben lang genoeg burgemeester geweest. Ik heb raad gevraagd aan de mensen die me helpen, maar die dieren ophokken is zo goed als onmogelijk. Men kan ze niet vangen, men kan ze wel afschieten maar dan is de rest weg. Bij vijvers en poelen komen wilde eenden en ander pluimvee overnachten. Wat doet men daarmee?
Met alle goede wil is het moeilijk de wet na te leven, maar ik ben de eerste om dat te doen. Die bezorgdheid moet in een commissie toch kunnen worden geuit. Ik wil de mensen niet bedriegen. Ik weet niet wat ik moet doen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Croo, dit valt niet onder onze bevoegdheid. De federale minister beslist over de ophokplicht en voert dat op die manier in. Ik kan daar niet meteen een antwoord op geven. We kunnen dat eens laten uitzoeken door de federale overheid.
Collega, ik kan u geruststellen. Ik ben erin geslaagd aan de ophokplicht te voldoen, hoewel de kippen ook in de bomen gingen slapen.
Ik zal u uitnodigen, voorzitter, om bij mij te komen voor een goed glaasje als de minerale maand voorbij is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.