Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, onder impuls van de vluchtelingencrisis en de lage werkzaamheidsgraad van allochtonen focust men zich in het debat over talenkennis voor werkzoekenden uiteraard hoofdzakelijk op deze kansengroep. Ook van Vlaamse werkzoekenden wordt echter een behoorlijke talenkennis verwacht, zelfs in die mate dat de vereiste van de kennis van een vreemde taal voor een job in zes jaar bijna is verdubbeld. Gelet op het exportgerichte karakter van de Vlaamse economie hoeft dat niet echt te verbazen. Onze directe buurlanden zijn eveneens onze belangrijkste handelspartners, dus de kennis van het Frans, maar ook van het Duits, wordt heel veel gevraagd. In een aantal sectoren, zoals de luchtvaart en de informatica, is het Engels ook uitgegroeid tot een lingua franca, dus ook de kennis van die taal is een vaak gestelde vereiste.
Uiteraard zijn er heel wat verschillen tussen de sectoren, maar ook tussen de diverse jobs. De rode draad is natuurlijk dat voor bijna een kwart van de Vlaamse vacatures de kennis van het Frans vereist is. In de sector van de financiële diensten gaat het zelfs over bijna 60 procent.
Het algemene aanvoelen in Vlaanderen is dat die kennis van het Frans er veeleer op achteruit dan op vooruitgaat. Uit de VDAB-gegevens blijkt dat de talenkennis bij werkzoekenden stabiel is, maar om dat juist te kunnen interpreteren, moet dat wel worden geplaatst tegenover het feit dat de vraag naar de kennis van een vreemde taal voor een job is verdubbeld. De ontwikkeling van een nieuw knelpunt op middellange termijn lijkt dan ook niet denkbeeldig. Ook arbeidsmarktspecialist Jan Denys stelde dat veel grote nationale bedrijven toch moeite hebben om meertalige profielen in te vullen. Zeker als het gaat om de kennis van het Frans zouden er problemen rijzen. Vandaar mijn concrete vragen.
Minister, houdt men bij VDAB rekening met de ontwikkeling van een nieuw knelpunt inzake de talenkennis van Vlaamse werkzoekenden op middellange termijn? Hebt u de problematiek van de kennis van het Frans al aangekaart bij uw collega van Onderwijs, teneinde ook proactief – wat heel belangrijk is – mogelijke problemen aan te pakken? Welke inspanningen zal VDAB ook doen om de stagnatie qua talenkennis bij Vlaamse werkzoekenden om te zetten in een groeiscenario, waarbij meer werkzoekenden over de vereiste talenkennis zullen beschikken? Wordt daarbij prioritair gefocust op het Frans? Biedt die toenemende vraag naar kennis van het Frans ook nieuwe perspectieven voor de interregionale mobiliteit van Franstalige werkzoekenden naar Vlaanderen?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Talpe, in het verleden is in elk geval duidelijk geworden dat de vraag naar de kennis van andere talen toeneemt, zoals u ook zei. De stijging van het aantal vacatures waarin Frans wordt gevraagd, is het jongste jaar wel gestabiliseerd. Het aandeel van de jobs waarvoor Engels wordt gevraagd, is in 2016 wel lichtjes toegenomen. Qua Duits is er een status quo. Dat zijn de jongste cijfers.
VDAB zegt me dat er momenteel geen signalen zijn dat talenkennis een knelpuntkarakter zou hebben, in tegenstelling tot de technische competenties of de STEM-vaardigheden (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Voor meer cijfers verwijs ik naar schriftelijke vraag 146 van mevrouw Celis, die dateert van 24 november 2016. In het antwoord vindt u nog heel wat meer gegevens.
Dan was er de vraag wat ik samen met mijn collega van Onderwijs kan doen. Ik verwijs naar de hervorming van het secundair onderwijs die we op 13 januari hebben goedgekeurd. Zo zullen we de beroepskwalificaties voor het secundair onderwijs onderbrengen in de curriculumdossiers. U kent dat wellicht. In die beroepskwalificaties geven de arbeidsmarktpartners aan welke competenties er voor een beroep nodig zijn. Dat is het goede daaraan. Als bijvoorbeeld de kennis van het Frans voor een bepaald beroep noodzakelijk is, dan zal dat ook worden aangegeven en opgenomen in het onderwijscurriculum. Ik denk dat we zo de link met het onderwijs op een goede manier maken.
VDAB zet vooral in op de ontwikkeling van webmateriaal en onlinetaalcursussen. Die zijn immers toegankelijk voor een breder publiek. Dat zien we ook: het aantal inschrijvingen voor die onlinecursussen is sterk gestegen. Een taalcursus Frans wordt het meest gevolgd: 50 procent van de taalcursussen zijn cursussen Frans. Nederlands en Engels maken allebei 20 procent uit van de gevolgde cursussen, en Duits 10 procent. De cursus algemene taalkennis Frans voor beginners staat zelfs op de tweede plaats van het totaalaanbod van de webcursussen die VDAB organiseert. Het gaat om 1211 inschrijvingen in 2016. Dat lijkt me dus een goede manier om ervoor te zorgen dat ook in de toekomst voldoende mensen die taal machtig zullen zijn.
Daarnaast heeft VDAB ook apps zoals Frans@work ter beschikking. Dan gaat het natuurlijk over de taal Frans. (Gelach)
VDAB blijft ook nieuw taalmateriaal aanmaken en houdt ook continu het bestaande materiaal up-to-date. Zo zal er op korte termijn bijvoorbeeld een cursus Frans voor ICT worden aangeboden, zodat dat weer gericht is op een bepaald vakgebied.
Naast het online leren zet VDAB in op de combinatie van online leren en workshops. Zo is er bijvoorbeeld klantgericht telefoneren in het Frans. Dat aanbod zal in de toekomst worden bijgestuurd en er worden ook uitbreidingsmogelijkheden bekeken.
Taal kan ook deel uitmaken van de geïntegreerde opleidingen, zowel van opleidingen in het beheer van VDAB als van opleidingen bij de partners van VDAB. Met de vacatureanalyses als gids hanteert VDAB taal als belangrijke competentie, vooral binnen bediendeberoepen met bijhorende instapvoorwaarden. In de loop van 2017, dus dit jaar, zal een intensief taaltraject worden aangeboden, met een flexibele instap, om mensen die de instapnormen niet halen, een vangnet te bieden. Op die manier vangen we op waar we kunnen. In een recent verleden zijn er ook gesprekken opgezet met de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) om te zien of we daar met samenwerking verder kunnen komen.
In verband met de interregionaliteit weet u dat in 2005 een samenwerkingsakkoord is gesloten tussen alle gewesten en gemeenschappen, waardoor in 2006 alle moeilijk invulbare vacatures tussen de verschillende openbare diensten voor arbeidsbemiddeling automatisch en systematisch worden uitgewisseld. In 2008 is dat actieplan nog uitgebreid met het aanbieden van gepaste opleidingstrajecten. In verband met het bevorderen en faciliteren van de interregionale mobiliteit van cursisten hebben we ervoor gezorgd dat de gewest- en gemeenschapsinstellingen die bevoegd zijn op het vlak van beroepsopleiding, een kaderovereenkomst hebben getekend. Er is een gemeenschappelijke procedure die de mogelijkheid biedt om cursisten een opleiding te laten volgen in het gewest van hun keuze. Ze moeten die dus niet in hun eigen gewest volgen.
De hogere taaleisen voor Frans hebben daarnaast uiteraard slechts een invloed op interregionale mobiliteit indien de hogere taaleisen voor Frans gecombineerd worden met een lage kennis van het Nederlands. Werkzoekenden die uit Frankrijk of Henegouwen naar Vlaanderen komen, voldoen aan de hoge taaleisen voor Frans, maar als ze weinig Nederlands kennen, wordt het een probleem. Ik heb vorige week nog gezegd dat we altijd proberen om vacatures met een beperkte taaleis van het Nederlands eerder te laten invullen, zodat men toch al kan starten. Dat is vorige week uitvoerig aan bod gekomen. We zijn ons bewust van het probleem, maar we proberen met alle middelen, ook met alternatieve middelen zoals online leren, de nodige talenkennis bij te brengen bij de werkzoekenden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreid en positief antwoord, zeker ook wat betreft de laatste cijfers. Het is goed te horen dat er een stijging is in het aantal gevolgde taalcursussen. Dat is enorm belangrijk. Ik zie ook dat het aanbod heel specifiek is. Dat is ook heel belangrijk voor de arbeidsmarkt: dat het aanbod niet algemeen is, maar dat het on-the-floorcursussen zijn. Hoe intens de kennis van een andere taal moet zijn, hangt ook een beetje af van de sector en de job. Bij sommige jobs moet je met enkele woorden je plan kunnen trekken, bij andere jobs moet je echt kunnen communiceren. Dat moeten we zeker opvolgen. De VDAB moet de vinger aan de pols houden en met de sectoren in overleg gaan.
Mijn vraag focust zich op het Engels, omdat die cijfers naar voren kwamen, maar het is frappant dat het Engels in onze samenleving, niet alleen op het vlak van werk, heel dominant aanwezig is. Het is soms bevreemdend dat we in ons eigen land het Engels moeten gebruiken om onderling te communiceren. We moeten daar zeker aandacht voor hebben. Tenslotte is Wallonië onze belangrijkste handelspartner in de Belgische context. Ook Frankrijk staat in de top drie van landen waarmee we handel drijven.
Ik wil nog even ingaan op het Duits. Duitsland is een van de grootste West-Europese landen. Er zijn ongeveer veertien keer meer Duitsers dan er Vlamingen zijn. Er zijn ook heel wat opportuniteiten, zeker in het oosten van Vlaanderen. In Limburg is er grote werkloosheid. Er is het potentieel van de economisch sterke regio Noordrijn-Westfalen. Daar moeten we op inzetten. Zeker wie in Limburgse of Nederlands-Limburgse bedrijven aan de slag wil, kan een woordje Duits gebruiken. Ik heb dus nog een bijkomende vraag: ziet VDAB extra stimulansen om het Duits er bij de werkzoekenden nog meer in te krijgen?
In verband met het webleren, was ik eigenlijk al geschrokken dat 10 procent ervan met Duits wordt ingevuld. Het aanbod is er dus. Ik ga ervan uit, zeker daar waar het nodig is, dat als in de vacature Duits wordt gevraagd – wat wellicht iets rapper zal zijn in Limburg of in de buurt van de Oostkantons – dan ook effectief het aanbod van Duits wordt meegenomen in een geïntegreerd traject waar mogelijk. Ik ga ervan uit – en die 10 procent wijst erop – dat wat ik voor Frans heb gezegd, ook gebeurt voor Duits, daar waar nodig.
U hebt daarnet aangehaald dat Onderwijs daar een belangrijke rol in speelt. Ik denk dat ook. Het is een echt gedeelde verantwoordelijkheid. Daar moeten we proactief op inspelen. Heel wat leerlingen kiezen niet het Frans, maar het Engels als tweede taal. Dat is begrijpelijk, maar zeker in de Belgische context is dat ook wel jammer. Misschien kunt u daarover met uw collega van Onderwijs ook van gedachten wisselen, om de jongeren goed te duiden hoe belangrijk Frans is voor hun toekomstige plaats op de arbeidsmarkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.