Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over tekort aan financiële middelen in de drughulp
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, uit een recent onderzoek van de Radboud Universiteit te Nijmegen blijkt dat de verslaving aan de partydrug GHB of vloeibare xtc een van de moeilijkst te behandelen verslavingen is. Onze noorderburen zitten al jaren met GHB in hun maag en ook in ons land kent het gebruik een toename volgens de heer Van Deun, voorzitter van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen (VAD).
De drughulpverlening slaakt dan ook een noodkreet. Ik citeer: “Sinds de staatshervorming in 2011 kunnen we in de drughulpverlening geen nieuwe initiatieven meer nemen.” Terwijl de Nederlanders alles op alles zetten om de GHB-verslaafden te helpen, hinkt onze hulpverlening achterop. Volgens de heer Van Deun is de drughulpverlening sinds de staatshervorming tot stilstand gekomen. Volgens hem is er geen ruimte voor nieuwe initiatieven. Hierdoor kan amper op dergelijke nieuwe trends worden ingespeeld en is er een tekort aan initiatieven in de verslavingszorg.
Dit tekort is geografisch niet gelijk gespreid. Ik denk onder meer aan de Kempen, de provincie Limburg, de regio Aalst-Dendermonde en het midden van West-Vlaanderen. Daar is er echt een tekort aan initiatieven. De centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) kunnen niet al die brandjes blussen.
In het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid, de conceptnota verslavingszorg en het globaal plan voor de geestelijke gezondheidszorg zijn initiatieven geschetst. Dit zorgt er echter niet voor dat de drughulpverlening zich niet in een impasse bevindt.
Minister, mijn vragen zijn eenvoudig. Gezien uw reactie lijkt u het niet eens te zijn met de kritiek dat er ten gevolge van de overheveling van de bevoegdheid een stilstand in de sector is ontstaan. Indien de overheveling niet de reden van die stilstand is, wat is dan wel de oorzaak van de impasse? De VAD zou zoiets niet zo maar beweren. U kunt er niet omheen dat er een groot tekort aan initiatieven is. Wat zult u daar precies aan doen? Wat zult u concreet op het terrein veranderen en op welke termijn zal dat gebeuren?
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, ik zal niet in herhaling vallen. Ik wil niet herhalen wat mevrouw Van den Bossche al heeft gesteld. Naar aanleiding van de opmars in Nederland van de partydrug GHB , die nu ook naar ons land is overgewaaid, maakt de heer Van Deun, voorzitter van de VAD, zich zorgen. Hij heeft over de drughulpverlening krasse taal gesproken.
De heer Van Deun heeft gesteld dat de drughulpverlening tot voor de staatshervorming door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) werd gefinancierd. Nu is de drughulpverlening afhankelijk van de Vlaamse overheid. Er was een groeipad van 1,5 procent per jaar vooropgesteld. Een financieel kader zou vooralsnog echter ontbreken. Ik vind dat we deze kritiek van de voorzitter van de VAD niet mogen onderschatten. We kunnen dat niet blauwblauw laten.
Minister, kunt u de reactie van de voorzitter van de VAD bevestigen? Hebt u al overleg met de heer Van Deun kunnen plannen? Wat zult u concreet doen in verband met zijn bekommernis en zijn vraag om voor de drughulpverlening in een jaarlijks groeipad van 1,5 procent te voorzien?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil allereerst benadrukken dat het drugsbeleid en de drughulpverlening een gedeelde verantwoordelijkheid van de federale overheid en de gemeenschappen vormt. Wat de verslavingsproblematiek betreft, is in de schoot van de interministeriële conferentie Volksgezondheid de Algemene Cel Drugs actief. Die cel is opgericht in uitvoering van een samenwerkingsakkoord betreffende de drugsproblematiek dat jaren geleden is afgesloten. We zullen de recente problematiek inzake de partydrug GHB daar uiteraard op tafel leggen. We zullen met de andere bevoegde overheden nagaan of bijkomende acties of initiatieven noodzakelijk zijn.
Ik ben het niet eens met de stelling dat er vanwege de overheveling van de bevoegdheden al vijf jaar een stilstand in de sector zou zijn. Met het decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, ook wel het Mozaïekdecreet genoemd, hebben we een juridische basis gecreëerd om onze nieuwe bevoegdheden, waaronder de verslavingszorg, te kunnen uitoefenen. Ondertussen continueren we het bestaande beleid.
Met uitzondering van een recente vraag van De Sleutel om een aanpassing van de conventie met het RIZIV, ben ik niet op de hoogte van andere recente vragen vanuit de verslavingszorg om een aanpassing of een herziening.
We hebben recent het Overlegplatform Revalidaties opgericht. De RIZIV-conventies maken hier deel van uit. Met dit overlegplatform houden we de vinger aan de pols en kunnen we met het oog op nieuwe regelgeving anticiperen op vragen, bedenkingen en dergelijke. De inhoudelijke voorbereiding van de uitoefening van onze nieuwe bevoegdheden is volop lopende. We zullen die bevoegdheden vanaf 2019, bij de overname van de uitbetaling door het RIZIV, ten volle inzetten.
Hoewel dit mogelijk minder zichtbaar is, is de inhoudelijke voorbereiding echt van cruciaal belang voor het toekomstig Vlaams beleid inzake verslavingszorg. Alvorens te investeren, moeten we eerst weten waar we naartoe willen en welke veranderingen we op de rails willen zetten. Het Overlegplatform Revalidatie speelt dan ook een belangrijke rol in deze voorbereidingen.
De voorbije jaren is, samen met de verslavingszorgsector, intensief aan visievorming gewerkt. Samen met de sector hebben we een conceptnota betreffende de verslavingszorg uitgewerkt, in aanwezigheid van patiënten en van partners uit belendende sectoren, zoals justitie, algemeen welzijnswerk, geestelijke gezondheidszorg, het beleidsdomein Werk en dergelijke.
In het najaar van 2015 is de conceptnota op een congres voorgesteld. Vervolgens is de conceptnota net voor de zomer van 2016 aan de Vlaamse Regering gepresenteerd.
In het najaar 2016 hebben we een Actieplan Geestelijke Gezondheid uitgewerkt, dat op 16 december 2016 is voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Daarin hebben we de aanbevelingen van het advies van de strategische adviesraad op de conceptnota verslavingszorg verwerkt. Het plan schetst perspectieven, ook voor verslavingszorg.
In 2017 zullen we uitvoering geven aan initiatieven uit dit actieplan en een nieuw decreet betreffende de geestelijke gezondheid uitwerken, waarin we de nodige regelgevende bepalingen voor de toekomst vastleggen. Het decreet Vlaamse Sociale Bescherming creëert een breed Vlaams systeem van sociale bescherming waarin we ook de gespecialiseerde verslavingszorg mee opnemen.
We plannen in 2017 in het kader van het actieplan reeds een uitbreiding van het aanbod door een jaarlijkse, bijkomende financiering van 600.000 euro voor de ontwikkeling van een programma ‘vroegdetectie en vroeginterventie’ in Vlaanderen. Ook hier zal aandacht gaan naar verslaving. We investeren ook 265.000 euro in de module ‘aanmelding en toeleiding naar de geestelijke gezondheidszorg na detentie’, waarin bijzondere aandacht gaat naar gedetineerden met een verslavingsproblematiek. Deze module is de opvolger van de vroegere centrale aanmeldingspunten in de gevangenis.
Dit zijn allemaal stappen voorwaarts, zowel op het vlak van visievorming als regelgevend, met nieuwe concrete initiatieven op het terrein. Er is dus wat mij betreft helemaal geen sprake van een stilstand.
Ik heb nog niet zo heel lang geleden met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) overlegd om onze gemeenschappelijke bezorgdheden en wederzijdse verwachtingen te bespreken. Het was een goed gesprek. We hebben kunnen verduidelijken hoe we vanuit de nieuwe bevoegdheden met het traject zullen omgaan. We hebben afspraken gemaakt en we zullen in de toekomst dat overleg structureel maken. We zullen samen bekijken op welke wijze we de exclusie van personen met een drugsproblematiek in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) kunnen aanpakken. We gaan ook op zoek naar hefbomen om de expertise vanuit de GGZ beter in te bedden in de verslavingszorg.
We zijn er ons overigens van bewust dat in sommige regio’s de verslavingszorg onvoldoende is uitgebouwd, bijvoorbeeld in de Kempen. Dat heeft niets te maken met de bevoegdheidsoverdracht, want er is daar al een hele geschiedenis aan voorafgegaan. Ik neem aan dat men ook dit nu niet in de schoenen schuift van de Vlaamse overheid na de bevoegdheidsoverdracht.
We gaan bekijken hoe we het aanbod in deze regio kunnen versterken. Ik denk hierbij in eerste instantie aan een mogelijke versterking van de ambulante drugshulpverlening, zoals in de werking van het Medisch Sociaal Opvangcentrum voor druggebruikers (MSOC). Er is daar een antenne van het MSOC Limburg actief.
Er is, volgens de informatie die ik heb kunnen verzamelen, in het verleden nooit een structureel groeipad van 1,5 procent vastgelegd in het RIZIV. Ik neem aan dat dat een cijfer is uit het groeipad boven inflatie dat voor de RIZIV-sector bestaat of bestond of gehanteerd wordt. Ik vind het niet correct dat dat percentage nu naar voren wordt geschoven. Ik denk niet dat Paul Van Deun, die ik toch ken als een ernstige man, dat zo gezegd heeft.
De vraag hoe we omgaan met het aanbod in de sector, is een terechte vraag. Maar er moet uiteraard rekening worden gehouden met de budgettaire mogelijkheden. In tegenstelling tot een aantal andere conventies die vandaag wel nog onder het RIZIV vallen, hebben wij geen besparingen doorgevoerd binnen de verslavingszorg.
Daarnaast pleiten we consequent, bij alle beleidsinitiatieven die we nemen, voor een inkanteling van de gespecialiseerde verslavingszorg in de geestelijke gezondheidszorg, met behoud van bestaande specifieke expertise. We zetten in op krachtenbundeling en verhoging van de toegankelijkheid van de zorg- en dienstverlening voor personen met een verslavingsproblematiek. Bijvoorbeeld de huidige regionale netwerken GGZ volwassenen en de nieuwe netwerken GGZ kinderen en jongeren geven een ook een stimulans aan die samenwerking en een vervlechting tussen verslavingszorg en GGZ.
Ik moet ook nog vermelden dat er werk wordt gemaakt van een geactualiseerde programmatie met respect voor de federale bevoegdheden waarbij we zo maximaal mogelijk rekening zullen houden met de noden en behoeften in Vlaanderen, onder andere wat betreft verslaving. We zijn momenteel overigens binnen de interministeriële conferentie Volksgezondheid in het kader hiervan een onderzoeksopdracht van het Kenniscentrum aan het uitwerken voor een behoefteanalyse inzake GGZ. Een geactualiseerd zicht op het huidige aanbod, de spreiding en inzichten in de noden en behoeften zullen in de toekomst gerichte investeringen mogelijk maken binnen dit globale kader, zoals het in het Actieplan Geestelijke Gezondheid is vastgelegd.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u zegt dat het niets te maken heeft met de staatshervorming. Meer nog, u zegt dat er ook niets van aan is en dat u goed overleg hebt gehad met de VAD. Het was een goed gesprek en u hebt daar alles verduidelijkt. Maar ja, die mens die u een ernstige mens noemt, is wel dezelfde mens die zegt dat er stilstand is, die een noodkreet slaakt, die zegt dat we niet meer kunnen inspelen op trends en dat we vastzitten. Ik ben het er helemaal mee eens dat het probleem van de regionale spreiding een oud zeer is, dat het historisch zo gegroeid is en dat u dat geërfd hebt. Niemand verwacht dat u daar binnen de kortste keren iets aan kunt doen, maar wel dat u daar perspectief biedt. U lijkt dat ook te willen doen. Maar ik wil u er toch op wijzen dat het MSOC binnen de drughulpverlening een heel ander publiek bedient dan andere initiatieven. U kunt niet alles door een MSOC laten oplossen. Daar moet u voor opletten.
Wat dat eerste betreft: als drughulpverleners zeggen dat ze vast zitten, dat het niet meer van de grond komt, dat ze dingen zien gebeuren terwijl er niets gebeurt op het terrein, en als ze om die reden naar u kijken, dan wil ik natuurlijk geloven dat u eerst moet weten waar u naartoe wilt alvorens u daarheen kunt gaan. Ik begrijp dat u die visievorming hebt willen doen en dat u daar velen bij hebt betrokken. Maar het is ook tijd om werkelijk daarheen te gaan waar u naartoe wilt gaan.
Ik weet dat er budgettaire moeilijkheden zijn. Het is ook niet simpel om binnen uw budget middelen van de ene naar de andere post te verschuiven. De noden zijn zeer hoog. Als er al iets is dat mijn fractie jammer vindt, is het dat bij de verdeling van de middelen in globo waar de Vlaamse Regering over beschikt, Welzijn minder krijgt dan wij graag zouden hebben.
Misschien moet u Paul Van Deun nog eens opnieuw uitnodigen voor een goed gesprek. U moet dat gesprek dan niet, zoals het vorige, zien als een verduidelijking aan hem van wat uw intenties zijn. Misschien moet u gewoon eens luisteren. Ik hoor dat u een aantal van zijn verzuchtingen wel hebt gehoord. Het feit dat veel mensen die met een verslaving kampen, worden geweerd in andere initiatieven voor geestelijke gezondheidszorg, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er daar een tekort is, dat men dan schift en zegt: dat is specialistisch, ga maar elders. Maar u weet ook dat er meer mensen met comorbiditeit zijn dan zonder. Vaak doet verslaving zich tegelijk met een psychische problematiek voor.
Het is al een goed teken dat u daar iets aan wilt doen, maar spreek toch nog eens met de heer Van Deun. Hij zal u heel rustig kunnen uitleggen waar hij op zijn honger blijft. Ik denk dat hij het zeer goed voorheeft met zijn sector, en eigenlijk ook met u. Door naar hem te luisteren, kunt u misschien een aantal stappen in de goede richting zetten.
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, waar we het alleszins over eens zijn, is dat de overheveling van bevoegdheden van het federale niveau naar Vlaanderen niet de reden is voor tekorten in de drughulpverlening, en dat het niet daardoor is dat een en ander niet goed georganiseerd is.
U kondigt verschillende Vlaamse initiatieven aan, waarbij het mij wel opvalt dat dit toch heel wat voeten in de aarde heeft en dat het hier en daar op de lange baan wordt geschoven. U spreekt over een conceptnota inzake verslavingszorg, die al in het najaar van 2015 is opgesteld. Maar we moeten wachten tot het najaar van 2016 vooraleer we dat in de praktijk kunnen uitrollen. Dat lijkt mij een lange periode. Als u zegt dat er in 2017 nog een nieuw decreet moet komen in verband met detectie, dan lijkt mij dat wat aan de late kant, aangezien die bevoegdheden al vijf jaar geleden naar Vlaanderen zijn gekomen.
Dat gezegd zijnde, denk ik dat we oog en een luisterend oor moeten hebben voor de mensen in de praktijk, niet het minst voor een voorzitter van de VAD, die inderdaad een ernstig man is die de noden van deze sector in de openbaarheid heeft gebracht. Als hij dat doet, ga ik ervan uit dat dat niet gratuit gebeurt, maar dat hij dat doet opdat er ook wat resultaten aan zouden worden verbonden vanwege de bevoegde minister.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Wij zijn tevreden dat er wel degelijk wordt gewerkt aan de integratie van federale bevoegdheden en initiatieven in een Vlaams beleid. Denken we bijvoorbeeld aan het feit dat er gewerkt wordt aan het decreet Geestelijke Gezondheidszorg. U kondigt ook 600.000 euro aan voor vroegdetectie en 265.000 euro voor mensen die uit de gevangenis komen. Op dat laatste punt was er immers een gat gevallen.
De hoofdvraag blijft voor ons of er een analyse gemaakt wordt van welke capaciteit we waar nodig hebben, en hoe de bestaande capaciteit, na de overdracht, zich verhoudt tot die noodzakelijke capaciteit.
Waar zijn er tekorten? Het is duidelijk dat het bijvoorbeeld in de Kempen zo zal zijn. Waar is er eventueel een overaanbod? U zegt terecht dat we het u niet kwalijk mogen nemen dat er een tekort aan aanbod is in de Kempen. In 2011 was er een goedkeuring door het RIZIV voor een project in de Kempen, maar dat is destijds ‘on hold’ gezet door besparingsmaatregelen. Er was dus een engagement. Ik kan ook begrijpen dat men eerst een zicht wil krijgen op wat overkomt, wat de noden zijn, hoe men de sector in de toekomst wil structuren, maar we zouden toch graag een concrete timing hebben voor die hangende dossiers. Zo is er in de Kempen bijvoorbeeld een boerderij ter beschikking in Geel Ten Aard, waar er een maatschappelijk draagvlak is voor dergelijke projecten. Alles is klaar en het is nog altijd de bedoeling dat daar heel specifieke doelgroepen terecht zouden kunnen, zoals dakloze drugsverslaafden die een hond hebben of mensen die intellectueel minder begaafd zijn. Wat is daar de concrete timing?
Ik hoor u zeggen dat u niet op de hoogte bent van andere vragen, maar ik denk dat er in de Kempen wel degelijk een heel concrete vraag is. Die is misschien nog niet officieel bij u terechtgekomen, maar men is daar nog altijd mee bezig.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Typisch aan de verslavingszorg in Vlaanderen zijn de twee sporen die worden bewandeld. Enerzijds is er het projectmatig werken, waarbij innovatief kan worden gewerkt. Anderzijds was het onder andere uw ambitie, minister, om te werken aan een verduurzaming van een aantal van die projecten. Ik onderschrijf die doelstelling helemaal, maar ik heb ook van meet af aan gezegd dat dat projectmatige op zich wel belangrijk is om dat innovatieve in die sector mogelijk te maken.
Als de heer Van Deun zegt dat er een stilstand is, dan verduidelijkt hij dat ook. Hij maakt dat heel concreet en zegt dat het bijna onbegonnen werk is om in te spelen op nieuwe trends en om nieuwe initiatieven van de grond te laten komen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het ene misschien wel met het andere te maken heeft. Wat is de stand van zaken als het gaat over de verduurzaming van een aantal projecten? Ziet u verdere mogelijkheden om inderdaad projectmatig aan innovatie in de sector van de verslavingszorg te werken? Dat is wel belangrijk.
U hebt aangegeven dat er onlangs nog een goed overleg is geweest met de VAD. Wat we nu lezen van de heer Van Deun, durft dat ‘goede overleg’ toch minstens enigszins te nuanceren. Ik vind het wel speciaal dat u zegt dat de heer Van Deun het waarschijnlijk niet zo gezegd zal hebben. Ik stel alleen vast dat de heer Van Deun tot nader order geen rechtzetting heeft gevraagd. We kunnen er alleen maar van uitgaan dat er wel iets van aan is. Het is natuurlijk een probleem als u zegt dat u het niet eens bent met wat de heer Van Deun zegt en dat er een goed overleg is geweest. Ik hoop dat de kous daarmee niet af is. Ik hoop dat de open dialoog met de sector – niet alleen met de heer Van Deun, maar wel onder andere met hem – verder zal blijven gaan, om tegemoet te komen aan de bekommernissen van de sector en om duidelijkheid te scheppen.
Wat betreft de inkanteling van de verslavingszorg in de sector van de geestelijke gezondheidszorg, is er al jarenlang, van meet af aan, ongerustheid binnen de sector van de verslavingszorg. Ik denk dat ook die duidelijkheid moet worden verschaft aan de verslavingszorg, zodat die ongerustheid kan worden weggenomen. Ik denk dat een goed gesprek op zijn plaats zal zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik heb Paul Van Deun toevallig gezien bij een activiteit in het Gentse, de viering van het twintigjarige bestaan van het MSOC in Gent. Daarna hadden we – en die afspraak was al vastgelegd voor dat allemaal in de media kwam – een gesprek met de VAD.
Ik denk dat we de zaken toch een beetje in het juiste perspectief moeten zetten. Ik denk dat de aandacht in de media gestart is met de vragen vanuit de Kempen.
Daar leeft de problematiek volgens mij sterk. We kunnen niet om de vaststelling heen dat het hulpverleningsaanbod daar om historische redenen niet zo groot is. Ze hebben iemand gezocht die daarover iets kon vertellen en zijn bij de voorzitter van de VAD terechtgekomen. Hij heeft een verklaring afgelegd die dan een eigen leven is beginnen leiden. Dat is hoe het chronologisch is verlopen.
Ik kan begrijpen hoe dit in de sector wordt ervaren. Er zijn vragen en noden. De uitbreidingsvragen worden momenteel niet op een grootschalige manier beantwoord. Het Vlaams Parlement heeft het Vlaams regeerakkoord, de beleidsnota en later mijn beleidsbrieven goedgekeurd. Ik heb steeds verklaard dat we de continuïteit zouden bewaken en dit in een goed onderbouwd beleid zouden inkantelen. Dat is het eerste wat we met de overgedragen bevoegdheden wilden doen. De Vlaamse overheid zou een visie hierop ontwikkelen. Wat de drughulpverlening betreft, is dit onmiddellijk aangepakt.
Mijnheer Anseeuw, u hebt het gehad over de stopzetting van de projectmatige aanpak. Dat is zeker een van de grote verzuchtingen van de sector. Een aantal zaken zijn misschien als innovatieve projecten begonnen, maar behoren ondertussen tot de normale hulpverlening. Die projecten moeten financieel stabiel worden gemaakt. Om die reden is het Mozaïekdecreet tot stand gekomen. Deze commissie en het Vlaams Parlement hebben dit decreet goedgekeurd. Het decreet laat ons toe een aantal zaken op basis van een decretale onderbouw verder te financieren. Zonder het decreet zouden we hiervoor geen basis hebben.
We werken aan de opmaak van een groter ontwerp van decreet om het geheel conceptueel in elkaar te schuiven. Dit is aan de gang. Wat mij betreft, zijn de inhoudelijke discussies achter de rug. Er is een visienota over de verslavingszorg ontwikkeld. Dit wordt ingebed in een bredere visie op de geestelijke gezondheid en de gezondheidszorg, die nu voor advies naar de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) is gestuurd.
De Medische Sociale Opvangcentra (MSOC’s) zijn om historische redenen in de revalidatieovereenkomsten ondergebracht. Er wordt intens overleg met de sector gevoerd over de verzuchtingen en de verwachtingen van deze vorm van drughulpverlening. De VAD behartigt de belangen van de drughulpverlening. De gesprekken lopen. We trachten goed te vatten hoe de sector de zaken ziet en hoe we dat in een verdere evolutie van de programmatie kunnen omzetten.
Volgens mij wordt de stilstand door de sector geïnterpreteerd als het uitblijven van grote uitbreidingsrondes. Ik kan op dit ogenblik enkel vaststellen dat dit het geval is. Ik heb echter niet de indruk dat die uitbreidingen ten tijde van het RIZIV geweldig veel groter waren of met een andere snelheid tot stand kwamen.
We hebben het RIZIV gevraagd welke uitbreidingsdossiers betreffende de overgenomen conventies bij het College van geneesheren-directeurs beschikbaar waren. Ik beweer niet dat er geen uitbreidingsvragen zijn. We zijn nagegaan wat momenteel aan de orde is. Ik heb vermeld wat ons op dit ogenblik bekend is. Het gaat dan om vragen die volgens de vroegere klassieke scenario’s en binnen de vroegere besluitvormingssystemen zijn gesteld. De vraag tot wijziging of uitbreiding van de conventie moest aan de partners in het RIZIV worden gesteld. Tot 2019 is dit met betrekking tot de conventies de werkwijze. Het RIZIV financiert de zaken immers voor onze rekening.
Mevrouw Taelman, ik heb begrepen dat er in de Kempen vragen worden gesteld. We zullen nagaan welke oplossingen we kunnen bieden. Op het eerste gezicht bestaat de meest flexibele oplossing erin naar de bestaande conventie te kijken. Het gaat dan om de Limburgse conventie, die met een antenne in de Kempen actief is. Ik wil hier echter niet op vooruitlopen. Er is immers nog geen duidelijk zicht op de budgettaire vertaling.
De verslavingszorg, in het bijzonder de residentiële verslavingszorg, gaat natuurlijk over veel meer dan de conventies. Het gaat om de psychiatrische afdelingen van ziekenhuizen. Als we over het aanbod aan drughulpverlening praten, zijn daar heel wat andere sectoren bij betrokken.
Net om het aanbod voldoende te kennen en na te gaan hoe we dit in de behoeften in de geestelijke gezondheidszorg en, meer bepaald, in de verslavingszorg kunnen inpassen, gaan we in de interministeriële conferentie na of we het kenniscentrum niet met een opdracht zouden kunnen belasten.
Op een ander vlak ben ik het met de idee van een stilstand niet eens. Dat is hoe ik de zaken ervaar. Er is absoluut geen sprake van een stilstand met betrekking tot het werk aan de fundamenten aan een duurzaam beleid inzake verslavingszorg. Op dat vlak wordt veel gedaan. Dit laat zich niet allemaal vertalen in de beschikbare capaciteit op het terrein. Dat kan ik enkel bevestigen. Wat de conventies betreft, is het immers onze ambitie geweest de continuïteit en de naadloze overgang te bewaken. Dit is overigens in het Vlaams Parlement zeer sterk benadrukt.
Wat de Kempen betreft, moeten we nagaan hoe we daar kunnen helpen een oplossing te vinden. Ten gronde is de boodschap dat we voor een decretale onderbouw moeten zorgen. Op dat ogenblik kan dan echt een globaal beleid inzake de verslavingszorg worden ontwikkeld. Daar hoort een programmatie en een budgettair perspectief bij.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, alvorens mijn vraag te formuleren, wil ik nog even benadrukken dat ik me bij de VAD heb geïnformeerd. Ik besef ook wel dat niet elke uitspraak zonder de context altijd even goed kan worden begrepen. Hij meende echter wel degelijk wat hij heeft gezegd. De kritiek die hij heeft gegeven, is de kritiek die hij werkelijk heeft. Zijn woorden zijn niet verdraaid.
Dit betekent niet dat alles wat u met betrekking tot de verslavingszorg doet, verkeerd is. Het betekent dat wat hij zegt, echt is wat hij zegt. Dit mag niet worden genegeerd. Het blijft wat de VAD vindt. Het komt neer op een oprechte bekommernis. Ik hoop dat u die bezorgdheid ernstig neemt.
Ik begrijp dat u zich niet steeds in een gemakkelijke context bevindt om een perspectief te bieden. U zou op zijn minst kunnen laten weten dat u de kritiek begrijpt, dat u beseft dat er een probleem is en dat u zult proberen hier iets aan te doen. Dat zou al meer zijn dan te verklaren dat er eigenlijk geen probleem is en dat die man het zo niet heeft bedoeld. Ik begrijp dat u niet alles vandaag kunt oplossen. Ik zou u echter willen vragen deze terechte bezorgdheid ernstig te nemen.
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, op sommige plaatsen is er een tekort aan hulpverlening. Op andere plaatsen is er misschien wel een overaanbod aan hulpverlening. Ik heb uit uw antwoord afgeleid dat u het kenniscentrum misschien zult belasten met de opdracht een en ander in kaart te brengen. Zoals u hebt uitgelegd, moet dit de eerste stap zijn in de richting van een decretale onderbouw. Ik hoop enkel dat dit niet leidt tot een processie van Echternach, waarbij alles op de lange baan wordt geschoven.
De sector maakt zich zorgen. U kunt het begrip stilstand misschien nuanceren, maar er schort toch het een en het ander aan de goede communicatie met de sector. Als de sector aan de alarmbel trekt, mag het volgens mij niet de bedoeling zijn veel zaken op de lange baan te schuiven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.