Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, zoals we allemaal weten, waakt de Vlaamse Milieumaatschappij met diverse meetnetten over de luchtkwaliteit in Vlaanderen. Elk jaar worden de polluenten ook geëvalueerd en vergeleken met Europese richtwaarden en advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO).
Zo blijkt onder andere dat er in 2015-2016 overschrijdingen zijn voor de concentratie van diverse zware metalen nabij een aantal metaalbedrijven. Dat is nogal eens het geval voor chroom.
Daarnaast woedt al jaren de discussie over het aandeel van zeswaardig chroom binnen de totale concentratie aan chroom. Dit is van bijzonder belang, omdat zeswaardig chroom een kankerverwekkend metaal is.
De meetresultaten van zeswaardig chroom worden echter niet apart gemeten. Ook over de inschatting van zeswaardig chroom binnen de totale concentratie aan chroom zijn wetenschappers het niet eens. Tijdens de studie over zeswaardig chroom die de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) heeft uitgevoerd in opdracht van een Genks bedrijf, werd vastgesteld dat er een verschil is tussen de resultaten van de VMM en VITO wat betreft de waarden van zeswaardig chroom in de totale chroom. De chroomresultaten gemeten door de VMM waren hoger dan de chroomresultaten gemeten door VITO.
Daarnaast is er ook een verschil in de aanname van de hoeveelheid zeswaardig chroom die in de totale chroomuitstoot aanwezig is. De VMM neemt aan dat zeswaardig chroom 1 procent uitmaakt van de totale chroomuitstoot, terwijl uit de VITO-studie zou blijken dat in meer dan de helft van de gemeten tijd de hoeveelheid zeswaardig chroom meer dan 1 procent bedroeg, met zelfs pieken tot 10 procent.
Minister, als we de volksgezondheid in beschouwing nemen – en dat is toch wel een van de belangrijkste redenen waarom er wordt gemeten –, is de aanwezige concentratie van zeswaardig chroom een belangrijke parameter. Net over deze parameter bestaat er blijkbaar onduidelijkheid. Men weet niet hoeveel de emissie en immissie van dit kankerverwekkend zwaar metaal is.
Werd het verschil in meetresultaten van de totale hoeveelheid chroom tussen de VITO-studie en de VMM-methodiek verklaard? Wat was de verklaring?
VMM werkt met een aanname van 1 procent zeswaardig chroom in de totale chroomuitstoot. Werd die aanname onlangs nog gecontroleerd en bevestigd? Indien niet, bent u van plan om die aanname te laten verifiëren?
De aanname van 1 procent zeswaardig chroom in de totale chroomuitstoot werd gehanteerd voor een specifieke casus in Genk. Hanteert de VMM steeds deze 1 procentaanname bij de metingen van chroomuitstoot?
Het toeval wil dat er vandaag op www.deredactie.be een reportage was, specifiek over deze thematiek. Die werd niet door mij geïnitieerd, maar door iemand van een andere partij. Maar uiteraard ben ik blij dat er aandacht is voor deze thematiek.
Wordt op meerdere plaatsen in Vlaanderen de uitstoot van chroom en zeswaardig chroom gemonitord?
Op welke plaatsen wordt de aanwezigheid van dit zwaar metaal in fijn stof nog gemonitord? Wordt er een onderscheid gemaakt tussen het gewone chroom en het zeswaardige deel daarvan?
Op hoeveel plaatsen werd er een bepaalde drempel overschreden? We kennen de EU-grenswaarde, de EU-streefwaarde, de VLAREM- grenswaarde (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) en de WGO-advieswaarde. Wat was de oorzaak van die overschrijdingen?
Welke preventieve maatregelen werden er opgelegd om toekomstige overschrijdingen te voorkomen?
Op hoeveel plaatsen vormde de gemeten concentratie een gevaar voor de gezondheid? Op hoeveel plaatsen vormde de langdurige blootstelling een gevaar voor de gezondheid?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega, u maakt terecht het onderscheid tussen zeswaardig en driewaardig chroom. Het is belangrijk om te weten dat dat heel snel kan wijzigen. Het is onderhevig aan een redoxevenwicht. Wat betekent dat? Het betekent dat zeswaardig chroom kan worden gereduceerd tot driewaardig chroom en dat driewaardig chroom kan worden geoxideerd tot zeswaardig chroom. De mate van oxidatie of reductie wordt door verschillende omgevingsfactoren beïnvloed. Het kan zelfs na het uitstoten gebeuren en zelfs tijdens de staalname. De onderlinge verhoudingen zijn bijzonder variabel.
Inzake de metingen van zware metalen voor het jaar 2016 beschikt de Vlaamse Milieumaatschappij op dit moment nog niet over de gevalideerde meetresultaten. Pas nadat alle analyses voor een volledig jaar zijn uitgevoerd, is er een eindevaluatie van die zware metalen. Tijdens die evaluatie wordt er per polluent nagegaan of er een afwijking is ten opzichte van de referentiemethode. Als er een afwijking wordt vastgesteld, past de VMM een correctie toe op de meetresultaten. Het verschil in meetwaarde voor het totale chroom tussen de waarden van de VMM en deze uit de VITO-studie waaraan u refereert, betreft een verschil tussen de niet-gevalideerde meetresultaten en de meetresultaten van VITO.
De VMM meet alleen de totale chroomconcentratie en doet zelf geen uitspraken over het aandeel van zeswaardig chroom.
De VMM meet alleen de totale chroomconcentratie en doet zelf geen uitspraken over het aandeel van zeswaardig chroom. De VMM rapporteert jaarlijks over de eindvalidatie van de meetresultaten voor Genk in de stuurgroep Genk-Zuid. Dit jaar vindt de vergadering van deze stuurgroep plaats op 22 juni 2017. Deze stuurgroep wordt gecoördineerd door de provincie en heeft de opvolging van de problematiek over zware metalen in de regio tot doel. Op vraag van de stuurgroep informeert de VMM de leden van de stuurgroep gedurende een meetjaar ook tussentijds over de resultaten.
De metingen van de VITO waarnaar u verwijst, waren onderwerp van een studie in functie van de gezondheidskundige interpretatie, zoals bepaald in de milieuvergunning van het bedrijf Aperam Genk. De gezondheidskundige interpretatie van de hoeveelheid chroom in de omgevingslucht gebeurt door het Agentschap Zorg en Gezondheid op basis van de hoeveelheid zeswaardig chroom.
In de milieuvergunning van Aperam Genk wordt bepaald dat deze toetsing gebeurt aan de hand van een gezondheidskundige richtwaarde van 0,5 nanogram zeswaardig chroom per kubieke meter. Voorts bepaalt de milieuvergunning dat het aandeel zeswaardig chroom wordt vastgesteld door middel van een VITO-studie. Dergelijke studie moet om de drie jaar gebeuren en houdt in dat gedurende een korte periode het aandeel van zeswaardig chroom in de totale chroomconcentratie wordt gemeten.
Het Agentschap Zorg en Gezondheid hanteert voor het aandeel van zeswaardig chroom in de totale chroomconcentratie een percentage van 1,9 procent. Dit percentage werd destijds bepaald door een studie die werd uitgevoerd door de VITO en de Waalse collega’s van l’Institut Scientifique de Service Public en is zo vastgelegd in de milieuvergunning van Aperam Genk.
De VITO-studie waarnaar wordt verwezen, is dus de driejaarlijkse monitoring zoals opgenomen in de milieuvergunning en dient onder andere ter verificatie van het gehanteerde percentage van 1,9 procent.
Voor de andere hotspots voor zware metalen in Vlaanderen past het Agentschap Zorg en Gezondheid andere factoren toe. Zo wordt voor Hoboken een interval van 1,4 tot 4,7 procent gehanteerd en voor Beerse een interval van 1,8 tot 5,3 procent. Deze waarden werden afgeleid uit een meetcampagne die werd uitgevoerd door de VITO in opdracht van de VMM.
Uit de recente studie van de VITO, uitgevoerd in Genk, blijkt dat het aandeel zeswaardig chroom tijdens de meetcampagne 54 procent van de tijd kleiner was dan 1 procent en 68 procent van de tijd kleiner was dan 2 procent. Elke methode die getest werd om de gemeten hoeveelheden te extrapoleren naar een volledig jaar, bleek een onaanvaardbare onzekerheid te hebben. Hierdoor bleek het niet mogelijk om één vaste factor af te leiden, representatief voor het volledige jaar. Dit bevestigt de grote onzekerheden die momenteel nog gepaard gaan met het bepalen van het aandeel van zeswaardig chroom in de totale chroomconcentratie. Na het finaliseren van de studie zal blijken of het mogelijk en noodzakelijk is om de huidige aanname van 1,9 procent aan te passen.
De VMM voert sinds 2003 metingen uit van zware metalen in fijn stof in de regio Genk. Bij deze metingen wordt de totale chroomconcentratie bepaald. Naast Genk waren er ook metingen in Beerse, Hoboken, Antwerpen, Gent, Zelzate en Koksijde. Routinematig wordt alleen de totaalchroomfractie bepaald.
Tussen 2010 en 2012 werden zowel door de VITO in opdracht van de VMM als door de Universiteit Hasselt een aantal meetcampagnes uitgevoerd voor de bepaling van het gehalte aan zeswaardig chroom. De VITO stelde daarbij vast dat de bepaling van zeswaardig chroom alleen lukt met een zeer complexe methode, die heel veel onzekerheden met zich meebrengt. Het is niet mogelijk om deze methode toe te passen in een continu referentiemeetnet.
Momenteel is er geen oplossing voorhanden voor het routinematig meten van zeswaardig chroom, noch voor het bepalen van een constante verhouding. Een periodieke meetcampagne, zoals opgenomen in de bijzondere voorwaarden van een milieuvergunning, blijft dus de beste methode.
In de bijzondere voorwaarde van de milieuvergunning van het bedrijf Aperam Genk is opgelegd dat de exploitant binnen een termijn van 3 jaar na het definitief bekomen van de milieuvergunning een studie moet uitvoeren die enerzijds een bronbepaling inhoudt en anderzijds de technische en economisch haalbare maatregelen onderzoekt om een verdere daling van de emissies van nikkel en zeswaardig chroom te realiseren.
Naar aanleiding van een inspectie bij Aperam in december 2016 door de afdeling Milieu-inspectie werd aan het bedrijf gevraagd om verdere emissiebeperkende maatregelen te nemen en bijzondere aandacht te schenken aan de zone continu-gieterij.
Er zijn geen Vlaamse of Europese grens- of streefwaarden voor de totale chroomconcentratie. Vanuit gezondheidskundig oogpunt zijn er voor zeswaardig chroom wel een aantal toetsingswaarden. De Wereldgezondheidsorganisatie hanteert een risico-inschatting. Als de concentratie aan zeswaardig chroom bij een levenslange blootstelling kleiner is dan 2,5 nanogram per kubieke meter, is het extra risico op longkanker kleiner dan 1 op 10.000 personen. Als de concentratie aan zeswaardig chroom bij een levenslange blootstelling kleiner is dan 0,025 nanogram per kubieke meter, is het extra risico op longkanker kleiner dan 1 op 1.000.000 personen.
Voor de inschatting van mogelijke gezondheidsrisico’s wordt over heel Vlaanderen hetzelfde toetsingskader gehanteerd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen mogelijke niet-kankereffecten en mogelijke kankereffecten. Dit wordt in milieugezondheidskundige aandachtsgebieden door het Agentschap Zorg en Gezondheid toegepast.
De nabije omgeving van het bedrijf Aperam Genk is het enige aandachtsgebied in Vlaanderen voor wat betreft zeswaardig chroom. Halfjaarlijks voorziet het Agentschap Zorg en Gezondheid in een gezondheidskundige toelichting bij de VMM-meetresultaten in de provinciale stuurgroep Genk-Zuid.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is een vrij technische materie, maar het is ook een belangrijke materie omdat er nog heel wat onduidelijkheid en onzekerheid bestaat over de percentages aan zeswaardig chroom binnen de totale chroomuitstoot.
U zegt dat de VMM geen uitspraak doet als dusdanig over het zeswaardig chroom. Ik meen nochtans in een rapport van de VMM te hebben gelezen dat er wordt uitgegaan van 1 procent. Misschien kunt u dat eens nakijken, want u had het over andere cijfers.
U zegt dat er om de drie jaar moet worden gemeten wat het aandeel is van zeswaardig chroom binnen het totale chroomgehalte. Wanneer is dan de volgende periode, of loopt de volgende periode dan af, in de casus van het specifieke bedrijf?
U zegt dat er een stuurgroep is in Limburg die moet zorgen voor de opvolging en ook voor bijkomende maatregelen. Ik ben daarvan op de hoogte. Het probleem is natuurlijk dat vooral de specifieke gebieden rond het bedrijf die in de overheersende windrichting liggen, worden getroffen door de verhoogde uitstoot. Hebt u weet van bronmaatregelen die het bedrijf in de nabije toekomst zal nemen om de uitstoot te beperken? Dat bedrijf zegt regelmatig al veel te hebben gedaan en nog heel veel te zullen doen, maar ik moet zeggen dat dat zelden concreet wordt gemaakt. In de berichtgeving, bedoel ik. Ik zeg niet dat ze niets doen, maar in de berichtgeving wordt dat zelden concreet gemaakt.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, we weten dat we, helaas misschien, niet alles kunnen meten wat er in de lucht en in het water terechtkomt. De polluenten zijn eigenlijk al te talrijk om ze allemaal te meten, en het is inderdaad niet altijd onomstotelijk bewezen in welke concentraties ze gevaarlijk zijn. Dat hebt u ook in uw antwoord aangegeven. Wat we wel weten, is dat dat hexavalent of zeswaardig chroom bijna uitsluitend van menselijke activiteiten afkomstig is. De heer Danen noemde die ene grote boosdoener, dat bedrijf, maar als ik me niet vergis, is bijvoorbeeld ook verf een van de oorzaken. Dat is toch wel al diffuser. Europa zou in 2017 een verbod opleggen voor het gebruik van zeswaardig chroom in verven, tenzij er een ontheffing wordt toegestaan. Minister, misschien is dat iets te technisch, maar ik vroeg me af op welke manier u dat gaat implementeren en hoe dan zo’n ontheffing tot stand komt. We gebruiken immers allemaal wel verven, natuurlijk. Het is een product waar heel wat mensen mee worden geconfronteerd. Als er een verbod komt op dat product, hoe gaan we daarmee om?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Danen, u vroeg naar die 1 procent. Ik heb het gezegd: het gaat over 1,9 procent. De afloop van de volgende metingen en de heel concrete bronmaatregelen, dat moet ik opvragen. Dat heb ik hier nu niet meteen bij me.
Mijnheer Vandaele, als Europa bepaalde beslissingen neemt, dan worden die uiteraard geïmplementeerd, maar de samenstelling van verven en dergelijke meer is natuurlijk productnormering, en daarvoor zijn we niet meteen bevoegd.
De heer Danen heeft het woord.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik de materie zal blijven volgen, net zoals de VMM dat doet. Ik moet echter toch wel zeggen dat het klopt dat een aantal bedrijven een aantal zaken die ik net kom te zeggen, in het verleden heel sterk hebben geminimaliseerd. Ik ben blij dat er de jongste jaren heel wat aandacht voor is en dat er ook bijkomende maatregelen zijn genomen, maar het is ook wel zo dat in een aantal gevallen de waarden te hoog blijven. Ik kijk dus uit naar bijkomende maatregelen om ervoor te zorgen dat de blootstelling aan dit soort toxische en kankerverwekkende metalen zo klein mogelijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.