Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota Mobiliteit die de jaren 2014-2019 bestrijkt, formuleerde u de ambitie om de investeringen in de fietsinfrastructuur te verhogen. Het was de bedoeling voor de periode 2015-2019 een ambitieus programma van fietsinvesteringen te realiseren. U hebt op een reeks schriftelijke vragen die ik daarover heb gesteld, geantwoord dat u opnieuw rollende meerjareninvesteringsprogramma’s wil maken voor fietsinvesteringen. Een eerste meerjareninvesteringsprogramma zou de periode 2015 tot 2017 beslaan.
U sprak over een planmatige en geïntegreerde aanpak, waarbij de investeringen gerelateerd zijn aan de beleidsmatige doelstellingen. Daarbij zult u duidelijke en objectieve prioriteiten naar voren schuiven met garanties voor de realisatie, in contrast met het integraal fietsinvesteringsprogramma (IFI) zoals het destijds door minister Crevits is opgezet, en dat meer als een wenslijst werd beschouwd en eigenlijk geen instrument was om te kunnen monitoren wat nu wel wordt afgewerkt en waarbij projecten niet werden gekoppeld aan duidelijke budgetten.
Toen kwam 2016. Minister, u hebt een fietsbeleidsplan voorgesteld dat we hebben besproken in deze commissie op 12 mei 2016. Op dat moment bleek dat er nog geen meerjarig fietsinvesteringsprogramma voorhanden was. In uw jongste beleidsbrief Mobiliteit, die gaat over het jaar 2017, is er zelfs geen sprake meer van een meerjarig fietsinvesteringsprogramma. Ik heb u tijdens de bespreking gevraagd hoe het daarmee staat. U hebt geantwoord dat u volop een fietsinvesteringsplan 2017-2019 aan het voorbereiden bent.
De legislatuur is intussen voorbij halfweg. We hebben in 2015 en 2016 geen meerjarig fietsinvesteringsprogramma zien passeren. Dat voor 2017-2019 zou in opmaak zijn. Ik wil even in herinnering brengen dat het Rekenhof in zijn rapport over de begroting 2017 heeft geschreven dat de ambitie om meer te investeren in fietspaden in Vlaanderen, om de kaap van 100 miljoen euro te ronden, niet is af te leiden uit de begroting, dat er een gebrek aan transparantie is inzake het kunnen zoeken en monitoren van de projecten die zullen worden gefinancierd met uw middelen.
Minister, waarom laat het nieuwe fietsinvesteringsprogramma zo lang op zich wachten? Ik verwijs nogmaals naar de aankondiging ervan in uw beleidsnota 2014-2019 en het tot op heden uitblijven ervan. Wat is de stand van zaken? Wanneer kunnen we een nieuw meerjareninvesteringsprogramma verwachten? Op basis van welke criteria zal dat worden opgesteld? Aan welk budget zal het nieuwe programma worden gekoppeld, in het bijzonder voor het jaar 2017?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik ben het natuurlijk niet eens met u dat we ter plaatse zouden trappelen. We staan goed op de pedalen. We hebben een aantal zeer positieve keuzes gemaakt. We hebben in de eerste plaats het Vlaamse fietsbeleidsplan gestalte gegeven met concrete doelstellingen. Niet het minst hebben we de ambitie om de budgetten voor fietsinvesteringen op te trekken tot boven de magische grens van 100 miljoen euro.
Aanvankelijk heb ik gezegd dat het voor binnen deze regeerperiode was, maar ik wil proberen om die magische kaap van 100 miljoen euro al in 2017 te ronden. Daarom zetten we maximale druk op diverse entiteiten binnen de Vlaamse overheid. Dat verklaart een en ander.
Ik ben een koele minnaar van het IFI dat dateerde van 2013, eenvoudigweg omdat het een doorkijk zou moeten bieden op projecten die zouden worden vastgelegd in de periode 2013-2015. Ik zeg ‘zouden’, want u weet dat dat niet voor alle projecten het geval was omdat men de instrumenten niet had omdat andere bestuurlijke niveaus, namelijk de gemeenten, trekkers waren en/of zijn van de betrokken projecten. Je zet bepaalde projecten op een wenslijst, maar als Vlaamse overheid heb je niet de instrumenten om er überhaupt voor te zorgen dat de betrokken investeringen al dan niet worden gerealiseerd.
Ik zeg: laat ons een investeringsplan opstellen waarvan we zelf volledig meester zijn en voor verantwoordelijk zijn, en waarvoor we ook ter verantwoording kunnen worden geroepen wanneer de investeringen niet worden gerealiseerd. Op de IFI-lijst stonden 500 projecten. Het was niet helemaal duidelijk welk project wel en welk project niet was gerealiseerd, welke projecten überhaupt nog zin hadden om alsnog te worden gerealiseerd.
Ik wil absoluut tegemoet komen aan het meerjarenperspectief. Dat is een zeer terechte vraag. Daarom zijn we binnen de Vlaamse overheid en met alle entiteiten aan de slag gegaan. Bij de opmaak van het fietsinvesteringsprogramma hebben we in het voorjaar 2016 als vertrekbasis een doorlichting laten maken van de goedgekeurde investeringsprogramma’s. Mijn conclusie was dat we op basis van die investeringsprogramma’s niet aan onze 100 miljoen euro zouden geraken en dat we een extra inspanning zouden moeten doen. We kwamen uit op een grootteorde van 75 miljoen euro. De les van die doorlichting was: we zullen meer dan een tandje moeten bijsteken.
Tegen de zomer zijn we dan gestart met de opmaak van een inventaris van realiseerbare fietsinfrastructuurprojecten, met speciale aandacht voor wat ik noem perspectief biedende investeringen.
Dat is een omschrijving die we hanteren wanneer het gaat over bepaalde missing links, zeker op de fietssnelwegen en brugtunnels, en over investeringen die nodig zijn op zwarte, verkeersonveilige punten.
Deze voorbereiding gebeurde op provinciaal niveau, met een belangrijke regierol voor de mobiliteitscoördinatoren die hierover overlegden met het Agentschap Wegen en Verkeer, de nv Vlaamse Waterweg, het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, de afdeling Maritieme Toegang binnen het departement Mobiliteit en Openbare Werken, en de provincies. Uiteindelijk is men op die manier tot een interne projectenlijst gekomen per provincie. Na de zomer van 2016 hebben de agentschappen deze voorgestelde projecten zo goed mogelijk verwerkt in hun ontwerp-investeringsprogramma’s. Die ontwerp-investeringsprogramma’s werden vervolgens ingediend en worden nu nagekeken met het oog op de definitieve goedkeuring.
De meerjarenplanning Fiets zal de synthese-oefening zijn van alle investeringen gerelateerd aan fietsinfrastructuur, zoals opgenomen in de verschillende goedgekeurde investeringsprogramma’s. We kijken daarvoor naar de investeringsagenda’s van het Agentschap Wegen en Verkeer, de nv Vlaamse Waterweg, het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust en de Afdeling Maritieme Toegang.
Wat de fietsinvesteringen betreft, willen we ook een inschatting maken van de uitgaven binnen het Fietsfonds. We zijn hier afhankelijk van de initiatieven van de gemeenten en provinciebesturen. Het Fietsfonds wordt heel specifiek ingezet voor de ondersteuning van gemeentelijke initiatieven op het vlak van fietsinfrastructuur. We hebben daarvoor een budget van 10 miljoen euro uitgetrokken. Dat budget werd vroeger te weinig gebruikt, nu zorgen we ervoor dat we maatregelen nemen, met name een versoepeling van de criteria om in aanmerking te komen voor financiering. Ik heb deze week nog een overleg gehad met de provincies om af te kloppen op de versoepelde criteria waardoor onteigeningen en grondverwervingen kunnen worden beschouwd als subsidieerbare gemeentelijke investeringen. Voordien was dat niet het geval. Toen was enkel de aanleg zelf van het fietspad subsidieerbaar. Ik vond dat te beperkt, vandaar dat we de criteria verruimen.
Ook de financiering gekoppeld aan de twee oproepen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) met een specifieke focus op fietssnelwegen, zal geïntegreerd worden in het fietsinvesteringsplan.
Op basis van de ontwerpprogramma’s werd al een eerste inschatting gemaakt van de geprogrammeerde fietsinvesteringen 2017. De berekening van het fietsaandeel in de projecten van de ontwerpinvesteringsprogramma’s loopt momenteel. Zeker wat de AWV-projecten betreft, is het niet eenvoudig om te onderscheiden welke investeringen kunnen worden toegewezen aan fietsinfrastructuur en welke aan weginfrastructuur of andere. Dat is soms wat arbitrair. We kunnen niet altijd op enkele duizenden euro’s berekenen wat de specifieke kost is voor bepaalde materialen voor weg- en voor fietsinfrastructuur. Die berekening wordt op korte termijn afgerond. Ook projecten die niet in 2016 konden worden vastgelegd, moeten in die nieuwe investeringsprogramma’s worden geïntegreerd, wat zorgt voor een aantal verschuivingen binnen die investeringsprogramma’s. Maar het geheel van de fietsinvesteringen zal worden getoetst aan de doelstellingen met betrekking tot die 100 miljoen euro. Wanneer we dat niet halen, zal ik zorgen voor bijsturingen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid en zeer concreet antwoord. U pedaleert misschien niet ter plaatse, maar het gaat toch wel wat trager dan aanvankelijk was aangekondigd. Het verheugt me dat u nu zegt dat we de komende weken eindelijk een meerjarenfietsinvesteringsprogramma kunnen verwachten. Ik sta achter uw aanpak waarbij u weggaat van de wenslijst met projecten waarvan we niet zelf altijd weten of ze er komen en gaat voor een fietsinvesteringsprogramma waarvoor het parlement u ter verantwoording kan roepen. Ik hou u aan uw woord en zal dat ook zeker doen.
Ik ben ook blij dat we ook goed zullen opvolgen of de kaap van 100 miljoen euro wel degelijk zal worden gehaald.
Het valt nu af te wachten of u de komende weken effectief zult komen met een investeringsprogramma. Het is alleszins niets te vroeg, het is goed dat de voorbereidende werken zijn opgeschoten. Ik kijk in elk geval uit naar het resultaat.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Naast het monitoren waar het geld naartoe gaat, proberen we ook in het oog te houden hoe het gaat met het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, met name wat de realisatiegraad daarvan is. De laatste gegevens daarover dateren intussen van 2013.
U hebt recent op een schriftelijke vraag van mij geantwoord dat een update van die gegevens pas mogelijk is wanneer een nieuw Geoloket Fiets wordt gerealiseerd. Ik heb deze vraag niet ingediend, maar misschien weet u het wel, kunt u daarover een stand van zaken geven zodat we de realisatiegraad kennen van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk?
Minister, ik zal niet zo negatief zijn als de heer Vandenbroucke, want ik vind dat u wel al duidelijke inspanningen gedaan hebt omtrent ‘fietsleesbaarheid’ binnen het investeringsprogramma. Uit de kolom ‘fiets’ in uw programma kunnen we al een goede inschatting maken van het aandeel van de fiets binnen die investeringen. Meer zelfs, ik heb geteld hoeveel keer het woord fiets voorkomt; zonder de kolomtitels was dat 227 keer tegenover 83 keer in 2014. Dat wil toch zeggen dat u heel duidelijk belang hecht aan de fiets. Dat is mijn positieve noot.
Maar ik heb wel nog twee vragen, meer specifiek over het Fietsfonds. U had beloofd om een ruimere benadering van het Fietsfonds te onderzoeken. U gaat de subsidieregeling bijsturen. U zult de tussenkomst voor de missing links verhogen met 20 procent, zodat de gemeenten geen feitelijke aanlegkosten meer hebben. Er zou 40 procent komen van de provincie, 40 procent van de Vlaamse overheid, plus 20 procent bij missing links.
Dat is inderdaad zeer goed, maar ik heb u ook al een paar keer de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn, omdat het veel gebeurt binnen fietstrajecten, dat er een klein deel buiten de criteria valt, omdat het gewoon niet haalbaar is om daar 100 procent aan te voldoen. Is het niet mogelijk – aangezien het een heel grote verbetering is voor het fietsgebruik – om toch het hele traject misschien niet voor 100 procent maar voor een deel te subsidiëren, los van het kleiner deel dat om een of andere reden, onteigening of zo, niet haalbaar zou zijn? Kunt u dat nog eens nagaan? Ik heb dit ook al gevraagd bij de begrotingsbesprekingen, maar ik heb geen duidelijk antwoord gekregen.
Uw fietsplan dateert van 28 april, we zijn bijna een jaar later. Het zou wel goed zijn om hier in de commissie eens een stand van zaken te krijgen. Wat hebt u allemaal gedaan sinds 28 april? Voorzitter, is het mogelijk om dat hier eens te bespreken? Of staat dat al op de agenda?
Het staat nog niet op de agenda, maar dat was wel de afspraak, dat we een jaarlijkse rapportering zouden organiseren rond het fietsbeleidsplan.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, het is een terechte vraag van de heer Vandenbroucke.
Ik wil niet negatief doen, mevrouw Fournier, maar het is niet omdat in een document het woord ‘fiets’ meer voorkomt, dat er ook meer kilometer fietspaden ligt. Ik zie de link niet. (Opmerkingen)
Ja minister, het is een goed begin, maar ‘the proof of the pudding is in the eating’. Ik heb er alle begrip voor, want als ik schriftelijke vragen stel om een overzicht te krijgen van die investeringen, dan is het inderdaad altijd een hele puzzel. Het geld komt van ongelooflijk veel budgetten, het zit onvoorstelbaar versnipperd. Ik denk dat dat trouwens een van de redenen is dat het voor het Rekenhof, want meestal is het Rekenhof vrij correct en op tijd, ook een hele klus is om door het bos de bomen nog te zien.
Ik begrijp, u hebt er ook al een paar uitspraken over gedaan in het verleden, dat het er aanvankelijk misschien gemakkelijker uitzag, dat u dacht dat u gewoon een fietsinvesteringsprogramma moest maken. Maar u merkt aan de vragen en de schriftelijke vragen dat we meer willen, het zou zeer goed zijn mochten we toch binnenkort op een of andere manier helderheid krijgen. Het is zeer moeilijk om de controlerende taak als parlementslid uit te voeren als we niet weten waar we staan. U zegt – en ik heb geen reden om daaraan te twijfelen – dat u die 100 miljoen euro wilt halen en dat u daar boven wilt geraken. U moet begrijpen dat wij van onze kant die controle willen doen. Ik denk dat daar geen enkele discussie over bestaat, dat alle commissieleden ervan overtuigd zijn dat het een element is, een puzzelstuk, om naar een andere mobiliteit te geraken, om meer in te zetten op die fiets.
Ik zou het discours of de vraag van de heer Vandenbroucke willen versterken. Ik weet dat het soms niet gemakkelijk is, maar ik zou u met aandrang willen verzoeken om niet te lang te wachten om helderheid te brengen over dat fietsinvesteringsprogramma.
Minister, ik denk dat de vraag van de heer Vandenbroucke terecht is. Iedereen die beleid wil voeren, moet meten en weten of de beleidsdoelstellingen gehaald worden. Daarom ben ik zeer tevreden, minister, dat u wenst te evolueren van een verlanglijstje naar een realisatielijst, want daar gaat het in de praktijk toch over? Het realiseren van bijkomende kilometers fietsinfrastructuur, het oplossen van missing links, de lokale besturen zoveel mogelijk mogelijkheden bieden om te centen te besteden.
Er is nu een pot van 10 miljoen euro van het Fietsfonds die spijtig genoeg niet opgebruikt raakt door de vele moeilijkheden, maar ik ben ook blij te horen dat u deze week toch ergens tot een akkoord bent gekomen over de versoepeling van de criteria voor de financiering via het Fietsfonds. Ik denk dat dit de lokale besturen enorm vooruit zal helpen, ook het feit dat u middelen gaat zoeken bij anderen, namelijk via de EFRO-call, is zeer belangrijk want dat kan echt een multiplicatoreffect betekenen, ook voor de middelen.
Wat ons betreft, minister, willen wij absoluut uw ambitie ondersteunen om effectief naar realisaties te gaan, dat ook met cijfers te bewijzen, en ervoor te zorgen dat u de doelstellingen tegen het einde van de legislatuur haalt.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zou nog een punt willen maken. De moeilijkheid van de hele operatie is dat we de ratio omdraaien. Vroeger blikten we terug op de afgelopen investeringen om te detecteren hoeveel het voorgaande jaar was geïnvesteerd. Nu maken we de omgekeerde oefening. We trachten dat vooraf in kaart te brengen. Dat is de moeilijkheid. Ik vermoed dat het Rekenhof hier nog enigszins mee worstelt omdat het een zeer complexe operatie is. Ik heb daar alle begrip voor.
Wat het nieuwe geoloket betreft, hebben de provincies bevestigd dat ze willen meewerken. Dat stond deze week nog op de agenda. Ik durf hier uit het hoofd geen termijn op te plakken. Ik weet immers dat ik hier toch aan zal worden herinnerd. In elk geval willen de provincies meewerken.
Het belangrijkste element is de cartering. We moeten al wat nu bestaat in kaart brengen en we moeten de belangrijkste investeringen aanduiden waartoe we moeten overgaan. Ik ben met de provincies principieel overeengekomen met betrekking tot het Fietsfonds geen provinciale weegschaaltjes te gebruiken. We moeten onze investeringen op elkaar afstemmen. We moeten keuzes maken en we moeten dit samen doen. Dat is ook weer geen gemakkelijke oefening. We dreigen immers al snel in een situatie terecht te komen waarbij alles op een schaaltje wordt afgewogen. Er is bereidheid om open te bekijken en op basis van de kaart samen duidelijk te beslissen hoe we dit budget van 10 miljoen euro kunnen aanwenden.
We moeten zo veel mogelijk over een zekere soepelheid beschikken. We moeten criteria hebben, al is het maar omdat de gemeenten vooraf moeten weten waaraan ze moeten beantwoorden. De toepassing moet in de mate van het mogelijke soepel zijn. Ik wil die middelen, in tegenstelling tot de voorbije jaren, spenderen. Toen kregen we het geld niet op. Ik wil absoluut vermijden dat onze eigen rigiditeit het besteden van de middelen in de weg zou staan. Dat zou maar al te gek zijn.
Op het nieuwe geoloket kan ik nog geen termijn plakken. Met betrekking tot de nieuwe criteria voor het Fietsfonds hebben we volgens mij een vergelijk gevonden dat we in een concrete regelgeving kunnen gieten.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, u mag het als een service van de oppositie beschouwen. Wij zullen u met veel plezier herinneren aan de talrijke voornemens die u hier in het verleden hebt uitgesproken en in documenten hebt neergeschreven.
We zijn blij dat u doorzet met uw voornemen tot een investeringsprogramma voor de fiets te komen. De situatie blijkt complexer dan oorspronkelijk werd gedacht. Over het geoloket zullen we u nu en dan ondervragen. Het belangrijkste punt is dat we er met zijn allen voor kunnen zorgen en op kunnen toezien dat de ambities inzake meer investeringen in de fietsinfrastructuur worden waargemaakt. Dat moet uiteraard gebeuren daar waar de prioriteiten het hoogst zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.