Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, in het Onroerenderfgoeddecreet is een regeling opgenomen voor restauratiepremies aan beschermd erfgoed. We kennen de cijfers en percentages, ik zal ze hier dus niet opnoemen.
Het was de problematiek van de wachtlijsten die u ertoe heeft aangezet om aan te kondigen dat u het systeem wilde herbekijken. In het regeerakkoord is een evaluatie van de premiepercentages in het vooruitzicht gesteld: “We zetten de restauratiepremies selectief in, zodat enkel werken die noodzakelijk zijn voor het behoud of het herstel van de erfgoedkenmerken en -elementen van een beschermd goed nog in aanmerking komen voor premietoekenning. We evalueren de premiepercentages zodra we fiscale stimulansen voor investeringen in onroerend erfgoed ingevoerd hebben.”
In afwachting van die studies en de uitwerking van een regeling van fiscale stimuli werd besloten de premieregeling en -percentages zoals vermeld in het decreet, voorlopig te behouden. De efficiëntie en effectiviteit van het huidige premiestelsel zijn intussen ook onderzocht aan de hand van verschillende deelonderzoeken: een onderzoek naar de effecten en neveneffecten van de wachtlijsten voor een erfgoedpremie en een onderzoek naar de bouwprijzen inzake onderhouds- en restauratiewerken. Intussen werd de studie opgeleverd en werd een ontwerp van decreet inzake fiscale stimuli ingediend in het parlement. Dat ontwerp van decreet zal binnenkort worden besproken in de commissie.
Die onderzoeken en initiatieven werden echter overschaduwd door een beroepsprocedure bij de Raad van State tegen de bestaande premieregeling in het Onroerenderfgoedbesluit. Het is niet meer dan logisch dat u een arrest afwachtte om eventuele verdere stappen te zetten. Op 17 januari 2017 zou de Raad van State een uitspraak doen in de beroepsprocedure tegen de premieregeling zoals we die op vandaag kennen.
Minister, kunt u de inhoud van het arrest al meedelen? Welke impact heeft dit arrest op de huidige regeling inzake premies, zoals opgenomen in het Onroerenderfgoeddecreet en -besluit? Welke impact heeft dit op de verleende subsidies sinds 1 januari 2015, de dag van de inwerkingtreding van het decreet? Welke verdere stappen plant u in de evaluatie en aanpassing van het premiestelsel?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Van Werde, op 22 december 2014 werd een beroep ingesteld tegen het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, met de vordering tot nietigverklaring. Op 17 januari 2017 heeft de Raad van State in een arrest de vordering over de hele lijn verworpen.
Waarover doet de Raad van State uitspraak? De verzoekende partij had aangevoerd dat de Vlaamse Regering in het besluit de essentiële voorwaarden van een subsidie- en premieregeling regelt, terwijl dit enkel de bevoegdheid is van de decreetgever.
De Raad van State oordeelt dat er geen schending is van de bevoegdheidsverdelende regels. De decreetgever heeft de Vlaamse Regering immers uitdrukkelijk de bevoegdheid gegeven om de modaliteiten voor de berekening en de uitbetaling van subsidies en premies te regelen.
De raad stelt ook vast dat de subsidie- en premieregeling in het Onroerenderfgoedbesluit niet verder gaat dan het regelen van die modaliteiten en dus binnen de decretale machtiging blijft.
Ten slotte benadrukt de raad dat het hier niet om een aangelegenheid gaat die door de Grondwet aan de wet is voorbehouden, waardoor de wetgever de vrijheid heeft om de uitvoerende macht te machtigen om een regeling vast te stellen.
Wordt het begrip cultuurgoederen te ruim omschreven in de definitie uit het Onroerenderfgoedbesluit? Ook daar zegt de Raad van State dat de definitie in overeenstemming is met het decreet. De Raad van State verwijst ook naar de memorie van toelichting bij dat decreet die zegt dat enkel cultuurgoederen die werkelijk integrerend onderdeel uitmaken van een monument, in een beschermingsbesluit worden opgenomen.
De Raad antwoordt dat het niet voorzien van een compensatieregeling een keuze is van de decreetgever en dat de Raad van State niet bevoegd is om daarover te oordelen. In de lijn van het arrest nr. 132/2015 van 1 oktober 2015 van het Gondwettelijk Hof over het Onroerenderfgoeddecreet benadrukt de Raad dat de stelling dat eigenaars van beschermde goederen een ontoereikende vergoeding zouden krijgen voor de inperkingen van hun eigendomsrecht, niet als een vaststaand feit kan worden aangenomen.
De Raad benadrukt dat die ‘richtlijnen’ geen bindende voorschriften zijn in de zin van artikel 6.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet waarvan de niet-naleving strafbaar is. Die richtlijnen kunnen slechts beschouwd worden als niet-dwingende handleidingen en de niet-naleving ervan wordt nergens gesanctioneerd.
Dit arrest heeft geen impact op de huidige regeling en ook niet op de sinds 1 januari 2015 verleende subsidies en toegekende premies.
De evaluatie van het premiestelsel is een onderdeel van de evaluatie van de regelgeving, die voor midden dit jaar gepland is. Mijn administratie bereidt deze momenteel voor, zodat ik voor de zomer het rapport aan de regering kan voorleggen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik begrijp uit uw antwoord dat we dus moeten wachten op dat rapport en dat u nog niet wilt of kunt communiceren over de eventuele aanpassing van de regelgeving.
Een persoonlijke bedenking, wat die premies betreft, uitgaande van het gegeven dat er grote noden zijn in de erfgoedsector en dat, zoals bepaald in het regeerakkoord, de premies in de toekomst heel gericht zullen worden ingezet, is dat er niet gerestaureerd wordt om te restaureren. Er wordt heel bewust gekozen om het erfgoed te vrijwaren en eventueel open te stellen. Er wordt misschien best twee keer nagedacht alvorens een premie gegeven wordt voor louter decoratieve elementen of om verdwenen relicten terug op te bouwen. Misschien kan er, net zoals sinds kort is bepaald in de archeologienota, beoordeeld worden op de hoofdlijnen. De wachtlijsten zijn immers lang en de premies zijn niet onuitputtelijk. De sector is volgens mij gebaat met een meer pragmatische aanpak, met respect voor de erfgoedwaarde natuurlijk.
De heer De Gucht heeft het woord.
De middelen zijn inderdaad niet onuitputtelijk, maar we moeten dat langs twee kanten bekijken. Wat betreft de manier waarop we als overheid omgaan met de bescherming van erfgoed, moeten we ervoor zorgen dat het mogelijk blijft om die panden op een goede manier in ere te houden. We mogen van mensen geen zaken verlangen die financieel niet haalbaar zijn. De analyse en de visie op wat er allemaal beschermd is in een gebouw strookt soms niet met de manier waarop men in die panden vandaag wil leven. Ik heb verhalen gehoord van mensen die van twee kleine huizen in Brugge één woonhuis willen maken, dat beantwoordt aan hedendaagse normen voor bewoning. Onroerend erfgoed staat niet open voor de nodige aanpassingen in dat huis. Na tien jaar staan die huisjes te verkommeren en gebeurt er niets. Ik vind het belangrijk dat we een analyse maken van wanneer we gaan beschermen en op welke manier, maar dat we die gebouwen ook kunnen gebruiken. Soms gaat men daaraan voorbij en dan is er verder verval in plaats van bewaring.
Ik pleit ervoor dat men vanuit de politiek daarover een duidelijk signaal geeft om dit proportioneel te bekijken en dat het doel moet zijn om wat in het straatbeeld aanwezig is zo goed mogelijk te beschermen in samenwerking met de privépartners.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, als u weet hebt van zulke gevallen, signaleer ze mij. Twee maanden geleden bracht ik een bezoek aan Brugge, waar men uiterst tevreden was over de samenwerking. Mijn beleid is erop gericht om te herbestemmen. De administratie treedt daar veel soepeler in op. Als dat een dossier is van tien jaar oud, kan ik dat opnemen met de administrateur-generaal. Het erfgoedkarakter moet wel bewaard blijven en het hangt er van af welke ingrepen u bedoelt. Niet elke consulent is daarin even soepel, maar ik heb recent toch vernomen dat daar nu een heel andere mentaliteit heerst en dat mensen tevreden zijn over de samenwerking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.