Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, een exploitant dient over zowel een bouw- als een milieuvergunning te beschikken vooraleer er met de bouw van een windmolen of windmolenpark kan worden begonnen. Tot op heden zijn die bouw- en milieuvergunningen gekoppeld, wat betekent dat beide vergunningen pas definitief worden verleend of geweigerd na een uitspraak in de laatste beroepsprocedure, indien van toepassing. In de praktijk zijn er voorbeelden van projecten die na vijf jaar of zelfs langer nog steeds niet over de nodige vergunningen beschikken, waardoor er niet kan worden gestart met de bouw en exploitatie van een windturbine.
De technologische ontwikkelingen gaan echter razendsnel en voor windturbines is dat niet anders. Dat betekent dus ook dat een vergunningsaanvraag van vijf jaar geleden gebaseerd is op ondertussen verouderde technieken. De huidige procedures laten echter niet toe dat de exploitant, na toekenning van de nodige vergunningen, de windturbines uit de oorspronkelijke aanvraag kan vervangen door meer performante exemplaren.
Deelt u de mening dat door de jarenlang aanslepende procedures uiteindelijk niet geopteerd kan worden voor de beste beschikbare technieken (BBT) op het moment dat er kan worden gestart met de bouw van een windturbine?
Zelfs indien de omgevingsparameters niet wijzigen – de hoogte van de windturbine, de slagschaduw, het omgevingsgeluid – of zelfs verbeteren, bijvoorbeeld in het geval van het omgevingsgeluid, is het voor een exploitant van windturbines niet toegestaan om op basis van de verkregen vergunningen te opteren voor meer performante en efficiëntere turbines. Daarvoor dient de exploitant een aanvraag tot wijziging van de vergunning en milieuvergunning in te dienen, met het risico om weer in een procedureslag verwikkeld te raken. Erkent u dat probleem en wilt u een initiatief nemen om het op te lossen?
Het toepassen van de beste beschikbare technieken zou kunnen resulteren in minimale aanpassingen van het oorspronkelijke concept, bijvoorbeeld de ashoogte, vanwege nieuwere, beter presterende of stillere wieken. Met de bestaande vergunningsprocedures zou de aanvraagprocedure moeten worden overgedaan. Bent u bereid om een initiatief te nemen om beperkte afwijkingen toe te staan, indien dat zou resulteren in betere prestaties qua productie en hinder voor de omgeving?
In principe treedt de omgevingsvergunning in werking vanaf 23 februari 2017. Is in de nieuwe procedures in de mogelijkheid voorzien om tijdens een lopende vergunningsprocedure de voorgestelde windturbines te vervangen door meer performante exemplaren, zonder dat de hele procedure opnieuw moet worden doorlopen?
Tot zover mijn vragen, vooral in functie van de wens om steeds meer en betere windturbines te plaatsen op ons grondgebied.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Danen, in het verleden en nu nog steeds kan een beperkte verandering meegedeeld worden aan de vergunningverlenende overheid, waarvan dan al of niet akte kan worden genomen. Dat kan dan ook gelden als vergunning. Het is een heel beperkte procedure, die in de praktijk veel gebruikt wordt. De voornaamste beperkende factor is dat de hinder en het risico niet mogen toenemen, wat logisch is.
Toepassing van betere BBT kan ook met deze heel eenvoudige procedure vergund worden, als er geen probleem is met de randvoorwaarden. Zoals u weet, zal het Milieuvergunningsdecreet en zijn procedure binnenkort tot het verleden behoren en zal er de omgevingsvergunningenprocedure zijn, met een aantal verbeterpunten.
Ten eerste is er het wijzigen van de aanvraag tijdens de procedure. Het is me welbekend dat de Raad van State systematisch de gevallen afstraft waarin de vergunningverlenende overheid een substantiële wijziging heeft toegestaan of op een wijziging van de aanvraag heeft aangestuurd, en dit zelfs wanneer het om een wijziging gaat in het voordeel van de omgeving. Juridisch zijn er geen wijzigingen mogelijk. In de huidige stand van de wetgeving is het onmogelijk om vergunningsaanvragen tijdens de procedure substantieel te wijzigen zonder een schending van het openbaar onderzoek.
De omgevingsvergunningsprocedure voorziet wel expliciet in de mogelijkheid voor de exploitant om zijn aanvraag na het openbaar onderzoek te wijzigen. In bepaalde gevallen laat het decreet dit zelfs toe zonder een herneming van het openbaar onderzoek. Dat is het geval indien de wijziging tegemoetkomt aan de bezwaren die tijdens het openbaar onderzoek zijn ingediend of aan de adviezen, ze geen afbreuk doet aan de bescherming van mens of milieu of goede ruimtelijke ordening en ze geen kennelijke schending van de rechten van derden met zich meebrengt. In het andere geval zal de bevoegde overheid een nieuw openbaar onderzoek kunnen toestaan.
Ik wil u ook wijzen op de essentie van de omgevingsvergunning, namelijk de integratie van bouw- en milieuaspecten. Voor het bouwen en het exploiteren van een windturbine zal na de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning slechts één vergunningsaanvraag ingediend worden. Die aanvraag zal één geïntegreerde procedure doorlopen met één openbaar onderzoek en één adviesronde en zal resulteren in één beslissing. Naast de evidente voordelen van een geïntegreerde behandeling en een verkorting van de globale ‘time to permit’, biedt de integratie ook het voordeel dat er een wederzijdse koppeling ontstaat, zodat we niet meer te kampen hebben met die vervalregeling, die vaak speelt voor windturbines.
De heer Danen heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik hoop dat met de omgevingsvergunning een aantal zaken inderdaad vereenvoudigd en duidelijker kunnen worden, zodat dit soort projecten op een gemakkelijkere manier gerealiseerd kunnen worden.
Is het zo dat er met de omgevingsvergunningen gemakkelijker afwijkingen kunnen worden toegestaan, indien dat tot minder hinder leidt? Of is de situatie gelijkaardig aan wat in het verleden van toepassing was?
Ik zal mijn vraag herhalen. In het geval dat de windmolenbouwer in de loop van de rit vaststelt dat hij andere en betere molens kan plaatsen, bijvoorbeeld molens die tot minder geluidshinder aanleiding geven, is het dan gemakkelijker om die aanpassingen te doen in de loop van de rit dan vroeger het geval was, of blijft dat even problematisch?
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral dank aan collega Danen voor de interessante vraag. Ze is inderdaad zeer terecht. Zoals de minister aanhaalt, biedt de omgevingsvergunning in dat kader heel veel mogelijkheden en oplossingen.
Minister, ik heb nog een drietal ophelderingsvraagjes. Begrijp ik het goed dat men de aanvraag in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning ook kan wijzigen tijdens procedures bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen? In dat geval, is men dan nog gedekt door de project-MER of moet men heel de MER-procedure dan opnieuw beginnen? Is dit al aan bod gekomen op de werkgroep Fast Lane?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Danen, in de omgevingsvergunning zijn er effectief meer mogelijkheden om gaandeweg in de procedure bijsturingen te doen, maar altijd met de randvoorwaarde die ik daarnet heb genoemd, dat het alleen ten goede komt van het milieu, de omgeving of de hinder die er is.
Collega Ronse, het is zo dat het om een procedure bij de Raad van State gaat. Bij vergunningenbetwistingen moet ik eens nagaan of het daar expliciet geldt. Daar kan ik niet direct een antwoord op geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.