Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de aanpak van de invulling van duizenden vacatures in de bouw- en transportsector
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag betreft een oud zeer. De bouwsector kampt met een tekort aan personeel. De Confederatie Bouw gaf een tweetal weken geleden aan dat er meer dan 20.000 openstaande vacatures zijn. Men zoekt veel mensen in de bouw: zowel lager-, midden- als hogeropgeleiden.
Komt daar nog eens bij dat we bij het bouwen heel innovatief bezig zijn met energiezuinig bouwen en het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, waarbij we meer rendement willen halen uit onze ruimte. Daar komen heel wat niches bij, wat niet evident is voor die sector. De sector moet richting arbeidsmigratie kijken. Er wordt veel gebruikgemaakt van arbeidskaarten B. De sector, zeker in mijn streek, kijkt in de richting van Noord-Frankrijk en richting Henegouwen. Volgende week komt het thema van grensoverschrijdende tewerkstelling aan bod, want dat is ook niet altijd even evident.
Het is spijtig dat onze economie en tewerkstelling kansen missen doordat ondernemers die willen investeren, niet het juiste talent kunnen vinden. In mijn streek is in 2006 een initiatief opgestart onder de naam BouwKan, omdat men toen met een gelijkaardige problematiek kampte. Bouwondernemers starten samen met VDAB en steden of gemeenten een samenwerking op om te kijken of er niet rechtstreeks aan de bron, waar kandidaat-werknemers zich komen aanmelden, kan worden gescreend en eventueel extra kan worden opgeleid.
Ik weet dat we hier vanuit deze commissie en vanuit Vlaanderen niet alles kunnen veranderen en dat we ook niet kunnen toveren. Ik vond het toch interessant genoeg om dit onderwerp hier ter sprake te brengen en te kijken welke maatregelen we op Vlaams niveau extra kunnen nemen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een gedicht op maat van u klaar.
“Ik ben al veel te lang alleen. Sta een eeuwigheid open en te boek als naarstig op zoek. Ik vraag niet veel, zo’n 38 uren, van wie dan ook, zolang het maar blijft duren. Wie vindt mij, schenkt me weer allure? Wie pakt me in en geeft weer zin aan deze knelpuntvacature?” (Applaus)
De economie trekt weer aan en traditiegetrouw is de bouw daarvoor een goede graadmeter. De bouwsector heeft al langer heel wat knelpuntvacatures, maar dat aantal wordt er alleen maar groter op bij een herneming van de economie. Er is dringend nood aan extra mensen. In het bijzonder is er een stijgende nood aan technisch geschoold personeel. Calculator is het grootste knelpuntberoep. Verder gaat het ook over werf- en projectleiders, functies met een grote verantwoordelijkheid waarvoor technische kennis en werkervaring vereist zijn.
Het is een gegeven dat de bouwsector de afgelopen jaren een versnelde metamorfose ondergaat op het vlak van bouwtechnieken, duurzame isolatie, strengere normen en energiezuinig wonen. Helaas kampt de bouwsector nog steeds met het imago een onaantrekkelijke sector te zijn wegens de aard van het beroep, de weersomstandigheden waarin men moet werken en de onregelmatige arbeidstijden. Met 7 procent van de werkgelegenheid is de bouw een zeer belangrijke sector voor onze economie.
Ook in de transportsector is er nood aan nieuwe werknemers. Dat heeft te maken met de effectiviteit van de strijd tegen oneerlijke concurrentie, waardoor een aantal transportondernemingen die naar het buitenland waren uitgeweken, nu terugkeren naar België. De transportsector wordt tegelijkertijd ook geconfronteerd met een sterke vergrijzing. De gemiddelde leeftijd ligt inmiddels boven de 45 jaar. Dat betekent dat de sector ook moet zoeken naar attractieve arbeidsomstandigheden die het voor ouderen mogelijk maken om langer aan de slag te blijven. In Oost-Vlaanderen heeft de sector een werkgeversgroepering opgericht, waardoor een pool van ongeveer honderd chauffeurs werd gecreëerd die kunnen worden ingezet bij diverse ondernemingen. Dat laat ook meer maatwerk toe.
Minister, welke inspanningen zal VDAB doen om de toeleiding van werkzoekenden naar de bouwsector te optimaliseren? In welke mate zullen de private arbeidsmarktintermediairen hierbij betrokken worden? Welke maatregelen zullen worden genomen om de bouwsector zelf te stimuleren om te werken aan een verbetering van het imago als werkgever, en zeer in het bijzonder, voor het creëren van maatwerk met het oog op de aanwerving van oudere werknemers en meer vrouwelijke werknemers? Zal er voor de laaggeschoolde functies ook actief worden geworven uit de reserve van werkzoekenden bij vluchtelingen en asielzoekers en zal die oefening eveneens worden gemaakt voor de technisch hogergeschoolde functies? Kunnen er specifieke maatregelen worden genomen op het vlak van elders verworven competenties om de instroom naar de bouwsector te bespoedigen? Welke inspanningen zal VDAB ondernemen om de toeleiding van werkzoekenden naar de transportsector te verbeteren? Zal er met de sector zelf worden gezocht naar nieuwe arbeidsvormen, onder meer via het stimuleren van werkgeversgroeperingen waarbij een pool wordt gecreëerd om de attractiviteit van het beroep voor intreders te verhogen en om oudere werknemers langer aan de slag te kunnen houden?
Minister Muyters heeft het woord.
Dames en heren, ik zal een zeer uitgebreid antwoord geven. Ik beperk de inspanningen die VDAB en ik doen tot tien in dit antwoord. We doen nog veel meer, maar er zijn tien specifieke zaken die we al doen naar de bouwsector.
Ten eerste maakte ik het mogelijk dat werkzoekenden kosteloos en met behoud van uitkering de opleidingen professionele bachelor en hoger beroepsonderwijs voor de zwaarste knelpuntberoepen in de bouwsector kunnen volgen als een door VDAB erkende studie. Ik denk aan professionele bachelor Bouw en de hoger beroepsonderwijs Bouw- en Houtconstructie. Die studies kunnen kosteloos worden gevolgd en men behoudt de uitkering. Ook kunnen diverse bachelors en masters zoals Ingenieurswetenschappen Bouwkunde en de professionele bachelor Houttechnologie gevolgd worden met een vrijstelling van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en met behoud van uitkering. Op die manier kunnen we een aantal mensen de nodige scholing bezorgen.
Ten tweede biedt VDAB secundaire scholen de mogelijkheid om praktijklessen te geven in hun competentiecentra gedurende maximaal tien dagen per leerling.
Derde maatregel, en ook een zeer belangrijke, is duaal leren en werken. Een van de zeven in september 2016 opgestarte duale opleidingen situeert zich in de bouwsector, namelijk de opleiding Ruwbouw. Op het overlegplatform van 16 januari 2016 werd in samenspraak met minister Crevits, de interprofessionele sociale partners en de onderwijskoepels een uitbreiding van de proeftuinen ‘Schoolbank op de werkplek’ voor het schooljaar 2017-2018 besproken. Er is consensus over een uitbreiding van het pilootproject met nog eens 19 pilootstudierichtingen. Vier daarvan zitten bij de bouwsector, namelijk de derde graad bso/dbso/leertijd Lassen-Constructie, de derde graad bso/dbso/leertijd Decoratie en Schilderwerken, het specialisatiejaar bso/dbso/leertijd Dakwerker en het specialisatiejaar bso/dbso/leertijd Kraanbestuurder. Er zullen volgend schooljaar dus niet minder dan vijf proefprojecten lopen in de bouwsector. Het is duidelijk dat we een accent op die sector leggen en de sector is daar zelf zwaar vragende partij voor.
Ten vierde is er een duidelijk stijgende lijn in het VDAB-aanbod ‘bouwgerelateerde bediende-opleidingen’ in samenwerking met het Centrum voor Vorming van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (CEVORA). In 2017 beoogt VDAB, samen met CEVORA, nog meer opleidingen te organiseren, zoals assistent-calculator, assistent-werfleider en Building Information Modelling (BIM). De Confederatie Bouw is bij verschillende van deze opleidingen medeorganisator. Ook zijn er opleidingen die CEVORA in eigen beheer organiseert maar die door VDAB worden erkend, zoals bouwkundig tekenaar. Ook op dat vlak doen we enorm veel extra inspanningen naar de bouwsector.
Ten vijfde zijn er de bouwbaden die VDAB per provincie organiseert, en dit ook via partners. Dit zijn praktijkgerichte oriënteringsopleidingen met een kennismaking met een tiental bouwberoepen. Op die manier kan men proeven van wat het betekent om in de bouw te werken en wordt het negatieve imago deels weggewerkt. Voorbeelden zijn ruwbouw en afwerkingsberoepen.
Ten zesde blijft de focus op opleidingen steeds gericht op knelpuntvacatures. Ik denk onder meer aan hout- en dakopleidingen en monteur centrale verwarming. Bij VDAB, dus niet alleen met CEVORA, komt er een BIM-opleiding in Hasselt.
Als zevende benoem ik graag de nauwe samenwerking met onderwijsverstrekkers zoals hogescholen en de centra voor volwassenenonderwijs om de digitalisering in de sector op te vangen. Ik kom hier straks op terug.
Ten achtste zijn er de sectorale samenwerkingsovereenkomsten met onder meer Constructiv, Woodwize – voorheen het OpleidingsCentrum Hout –, Volta, Febelcem, waardoor een sterke en stabiele samenwerking op basis van up-to-date arbeidsmarktinformatie voor zowel werkzoekenden, werknemers als werkgevers is gegarandeerd. We houden zo de vinger aan de pols.
Een negende inspanning betreft het integreren van Nederlandse taalondersteuning in verschillende praktijkgerichte basisopleidingen en tegelijk het taalneutraler maken van de didactische tools zoals cursusmateriaal en het geven van praktijkopdrachten. Het is belangrijk om te proberen om de opleiding binnen de bouw extra te stimuleren naar mensen die anderstalig zijn door didactisch materiaal taalneutraler te maken.
Ten tiende legt VDAB de focus helemaal op sectoraal bemiddelen. Hierbij worden per beroepencluster bemiddelaars, accountmanagers en instructeurs ingezet om de matching tussen werkzoekenden en vacatures voor de sector optimaal te laten verlopen. Geregeld worden er in de regio’s acties zoals jobbeurzen en werkplekleren, op maat georganiseerd om zo een betere matching te krijgen. De voorgaande jaren werd reeds ingezet op een sterkere sectorale werking. VDAB startte met een aanpassing van de organisatiestructuren zodat de centrale aansturing van VDAB vanaf 2017 nog meer sectoraal ingericht zal worden, waardoor evoluties in de sector sneller zullen worden opgemerkt en we acties kunnen ondernemen. De partnerschappen staan hierbij centraal.
Ook organiseert VDAB een adviesbevraging voor de sector, waarbij een grondige analyse wordt gemaakt van de arbeidsmarkt met het oog op toekomstige mogelijke acties. Ik geef daarmee aan dat we heel veel doen specifiek voor de bouwsector. We willen ook niet dat die 20.000 vacatures open blijven staan.
Mevrouw Talpe, met betrekking tot uw tweede vraag hoe we als overheid meewerken aan een verbetering van het imago van de bouwsector, hebben we voornamelijk een rol inzake het bieden van correcte informatie over beroepen en het doorprikken van de meer stereotype beelden. Zoals u stelt, worden huizen niet enkel meer op de werf gebouwd, maar ook van achter de computer. Hierdoor ontstaan er steeds meer jobs in de bouwsector waarbij ook andere competenties aangesproken worden dan pure handenarbeid op de werf. Calculator is hiervan een goed voorbeeld. Vanop het kantoor worden planningen opgesteld, kostenramingen gemaakt en bestellingen geplaatst. VDAB stimuleert daarom de toeleiding van onder meer ouderen en vrouwen naar deze beroepen door deze werkzoekenden expliciet aan te spreken over hieraan gerelateerde opleidingen en vacatures.
Provinciaal sectorale accountmanagers gaan zelfs langs bij bouwbedrijven om noden te detecteren, vormen van werkplekleren en fiscale voordelen bij het aanwerven van ouderen, jongeren en werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, te promoten en ondersteuning te bieden bij het opstellen van vacatures. Door het toenemen van de robotisering bestaan ook op de werven zelf en in de productieateliers minder lichamelijk zwaar belastende jobs. Denk maar aan het gebruik van werfkranen, het monteren van prefabconstructies enzovoort. Dat is anders dan wat vroeger het geval was.
Alle werkzoekenden met geschikte competenties voor deze jobs worden door VDAB geactiveerd. Ook hierin speelt de sectorale dienstverlening van VDAB een belangrijke rol in het sensibiliseren van de werkgevers. De opleidingen die VDAB aanbiedt, worden ook steeds meer modulair opgebouwd. Opleiden op maat van de werkzoekende en de vacature, wordt op die manier flexibeler ingericht.
Ik ga niet opnieuw in op de verscheidene elementen die we reeds in de commissie of de plenaire vergadering in kader van vluchtelingen hebben aangehaald. Zowel VDAB als de bedrijven ervaren moeilijkheden om vluchtelingen tot aan een job te brengen. Het resultaat van inspanningen om opleiding en bemiddeling taalneutraler te maken, moet een verbetering betekenen. VDAB ontwikkelt momenteel technische screeningsdocumenten voor onder andere een aantal bouwopleidingen. Het gaat om het beoordelen van een beperkt aantal maar wel noodzakelijke competenties voor deze beroepen, nodig om te kunnen functioneren in het beroep en in een bedrijf dat bereid is iemand met taalachterstand aan te werven. Indien gewenst, kan VDAB ook voor taalondersteuning op de werkvloer zorgen. De beoordelingen zijn zo opgebouwd dat taal een minimale rol speelt. Waar mogelijk wordt het verwachte resultaat van de test getoond zodat de kandidaat ook ziet wat van hem verwacht wordt. Een eerste reeks screeningsdocumenten wordt vanaf maart ingezet. Dat is iets nieuws dat is uitgewerkt omdat er moeilijkheden werden ervaren.
Verder haal ik graag een mooie vorm van samenwerking aan, Rising Youth, waarin jonge vluchtelingen maar ook andere werkzoekenden met een passie voor hoogte, worden gevormd om op hoogte veilig werkzaamheden uit te voeren. We hebben een mooi traject inzake industrieel schilderen op hoogte. Dat heeft niets te maken met schilderijen die hier en daar op muren opduiken. (Gelach)
Er is een nood aan opgeleid personeel en er is de wil vanuit de sector om hieraan mee te werken. Het doet mij, als bevoegd minister van Werk en Sport, deugd om dergelijke initiatieven te zien ontstaan.
Ook via elders verworven competenties (EVC) probeert VDAB de instroom te bespoedigen. We werken momenteel aan een hervorming conform de conceptnota van minister Crevits en mezelf. Zodra de burger bij VDAB aankomt, kijken we naar de mogelijkheden. Zoals ik al zei, gebeurt de screening van competenties anders. Zodra de kandidaat aangeeft in het bezit te zijn van een diploma, wordt vanuit VDAB ondersteuning aangeboden naar de betreffende organisatie National Academic Recognition Information Centre (NARIC) voor diplomaerkenning of -gelijkschakeling.
De grootste oorzaak van de knelpuntproblematiek in de transportsector is te zoeken in de vergrijzing. Het aantal ontvangen vacatures neemt toe en er is een lage instroom, die voornamelijk veroorzaakt wordt door het negatief beeld dat leeft over het beroep. Tevens toont onderzoek aan dat veel werkzoekenden uit de arbeidsmarktreserve niet in orde zijn met de verplichtingen inzake de vakbekwaamheid van beroepschauffeurs, waardoor hun rijbewijs niet meer geldig is vanaf 10 september 2016. VDAB is daarom sinds begin 2016 gestart met een aantal maatregelen die de reguliere bemiddelings- en opleidingsacties van VDAB zullen aanvullen. Zo zijn ze begonnen met het opleiden van werkzoekenden die nog geen rijbewijs uit de C-categorie hebben tot beroepschauffeur C/CE in partnerschap met het Sociaal Fonds Transport en Logistiek. Door een optimalisatie van de opleidingsflow kunnen we met de middelen die we hiervoor ter beschikking hebben, jaarlijks een vijfhonderdtal mensen opleiden. Dat moet een boost geven.
Door uitvoering te geven aan de engagementsverklaring naar een coherent logistiek beleid, komen vanuit de Vlaamse Regering extra middelen die gegenereerd worden uit de kilometerheffing, over naar VDAB. VDAB zal hiermee extra maatregelen nemen die de instroom en retentie in het beroep bevorderen, zoals bijkomende IBO-trajecten en het verhogen van de capaciteit voor vooropleidingen en schakelopleidingen. Daarnaast zal VDAB bovenop de vijf reeds bestaande simulatoren twee bijkomende mobiele simulatoren aankopen. Ook die capaciteit wordt daardoor versterkt.
Verder zal VDAB vanuit de reguliere werking extra inzetten op het in orde stellen van de rijbewijzen van werkzoekenden die wel reeds over een rijbewijs beschikken. We willen vijfhonderd werkzoekenden volledig in orde brengen met de code 95. Ze zullen na een korte opleiding intens begeleid worden naar werk.
Ook werkt VDAB mee aan het project ‘Jongeren in Transport’, dat loopt in 2016-2017 en georganiseerd wordt door het Sociaal Fonds Transport en Logistiek. Hier worden tachtig jongeren opgeleid tot beroepschauffeurs. De bedrijven in het project zorgen voor stageplekken en een peter op de werkvloer. Om het in termen van de sector te zeggen: ook hier zijn we een versnelling hoger geschakeld om de vergrijzing en het gebrek aan instroom op te vangen.
Het ontstaan van pools van chauffeurs op initiatief van de werkgevers is een nieuw gegeven binnen de arbeidsmarkt. Niet enkel in Oost-Vlaanderen zien we dit recentelijk ontstaan, maar ook het Logistiek Platform Limburg heeft een pool van vrachtwagenchauffeurs opgezet. VDAB is bij beide projecten betrokken vanop de zijlijn. Ze hebben hier geen trekkende rol in opgenomen, maar ze zullen deze evolutie met veel interesse opvolgen en in de nabije toekomst met de betrokken sector bekijken of ze in zulke platformen een meer aanwezige rol kunnen of moeten spelen. Ik ben in elk geval blij met deze twee initiatieven.
Ten slotte ga ik in op vraag van de heer Ronse over BouwKan, wat valt onder de noemer ‘sectorale arbeidsbemiddeling bouw’. Dat zijn inderdaad initiatieven tussen enerzijds VDAB en anderzijds de lokale overheden en Constructiv als sectorale partner. Deze samenwerking wordt elk jaar geëvalueerd. Samen met de partners worden de prioriteiten op Vlaams niveau herbekeken en vastgelegd. Constructiv geeft aan dat deze initiatieven positief verlopen en evolueren. De cijfers laten een positief effect op de arbeidsmarkt zien. In 2017 werden dezelfde budgetten vrijgemaakt als in 2016. We kunnen dit gewoon verder laten lopen. Een bijkomende stimulans lijkt me niet nodig.
Ik hoop met dit uitvoerige antwoord duidelijk gemaakt te hebben dat we hard werken aan de problemen in de bouwsector. Daar waar nodig, hebben we bijkomende initiatieven genomen. We hebben ook niet stilgezeten op het vlak van de transportsector en gewacht tot de problemen naar voren kwamen. We zijn al op voorhand gestart met een aantal extra’s. Ik heb het gevoel dat we in beide gevallen samen met de sector grote stappen vooruit hebben gezet.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik ben een beetje van mijn melk. Ik had niet verwacht zo’n uitgebreid antwoord te krijgen. Nog veel mooier dan het antwoord, is het zeer ambitieuze tienpuntenplan dat de minister heeft voorgesteld. Dat komt tegemoet aan alle uitdagingen die we hebben opgesomd, zowel op het vlak van hogeropgeleiden, midden- en laagopgeleiden. Er zijn de kosteloze professionele bachelor, de focus op bediendenopleidingen bij VDAB en de praktijkgerichte opleidingen voor de knelpuntberoepen. Daarnaast is er het regionale verhaal waar taal transversaal wordt meegenomen in de opleidingen. Ik ben oprecht verrast met dit antwoord. Het is voor het eerst sinds lang dat er zo’n uitgebreide tegemoetkoming is aan wat de bouwsector vraagt. Minister, ik wil u en uw medewerkers oprecht feliciteren.
Mijn vader kwam uit een gezin met zes kinderen. Vijf daarvan hebben unief gedaan en de jongste had zelfs het middelbaar niet afgemaakt, maar heeft via SYNTRA leertijd gedaan en is aannemer geworden. Eigenlijk is dat de meest succesvolle van de zes geworden. Eigenlijk is hij ook de meest gelukkige, want die man heeft de meeste afwisseling en keuze in zijn leven. Dergelijke voorbeelden tonen aan wat werken in de bouw financieel en op persoonlijk vlak kan opleveren. Dat is niet te onderschatten en moet worden gepromoot.
Ik hoop ook dat de hervorming of de verstandige bijsturing in het secundair onderwijs daaraan tegemoetkomt, al zijn die effecten pas zichtbaar op langere termijn dan het tienpuntenplan van de minister.
Minister, kunt u nog eens herhalen wat u hebt gezegd over Volta? Ik heb dat niet helemaal gehoord. Als student heb ik vaak in de bouwsector gewerkt, onder meer met mijn oom. Ik heb daar vastgesteld dat de bouwsector heel piekgevoelig is. Soms is het alle hens aan dek, maar soms is er een vertraging op een bepaalde werf waardoor men mensen op economische werkloosheid moet zetten.
In het begin van de legislatuur heb ik een actuele vraag gesteld over co-sourcing. Het bleek dat de uitdagingen vooral op het federale niveau lagen. Het is misschien een wild idee, maar zou dat ook geen oplossing kunnen zijn voor de bouwsector of een piste om te onderzoeken? Kunnen ze niet gezamenlijk – en misschien bestaat het al – werknemers poolen? Minister, ik verwacht niet onmiddellijk een antwoord. Het is gewoon een wild idee.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U overtuigde me zeker met uw inzet op scholing en opleiding, en vooral dan met het duaal leren. Het aanbod is er, dat hebt u duidelijk in uw antwoord gezegd, maar het zal natuurlijk zaak zijn om die jongeren en werkzoekenden warm te maken om die opleidingen te volgen. We moeten daar volop op inzetten. Het imago van de sector is daarin inderdaad een belangrijke factor.
Ik ben het ook volledig eens met uw aanpak per sector. Ik denk dat een sector het best is geplaatst om te weten hoe dit op de juiste manier aan te pakken.
Het tekort aan technisch geschoolde werknemers voor de bouw is een oud zeer. Met de cijfers die nu op tafel liggen, wordt wel duidelijk hoe groot het probleem is. De vraag is of we dit met onze eigen arbeidskrachten kunnen oplossen. Vandaag zijn er al heel wat Oost-Europese arbeidskrachten bij ons aan het werk. Ze worden wel graag gezien omdat ze een zekere arbeidsethiek hebben en heel wat werkervaring. Ik heb het niet over zij die onder de prijs werken en oneerlijk concurreren, maar over economische migratie volgens de regels van de wet. Met het groot aantal vacatures denk ik dat die mensen ook in de toekomst nodig zullen blijven.
Minister, in hoeverre rekent u op die economische migratie? Welke inspanningen zult u doen om de misbruiken van het zelfstandigenstatuut op te lossen?
Wat de transportsector betreft, wil ik verwijzen naar mijn schriftelijke vraag van juni 2015. Daarin stelde u dat VDAB een aantal specifieke projecten overwoog voor de sector, onder meer speed screening, job dating, jobmarkten met werkgevers en interimbedrijven. Er was ook dienstverlening voor werkgevers in de transportsector waarbij een accountmanager werd toegewezen die dienstverlening op maat aanbiedt. Er was ook systematische sensibilisering van VDAB-sectorconsulenten die ook werden toegewezen aan de sector transport en logistiek via bedrijfsbezoeken. Het staat misschien in de zeven andere pagina's die u niet hebt voorgelezen, maar misschien kunt u hierover wat duiding geven. Anders stel ik wel een schriftelijke vraag over de opvolging hiervan.
Voor de transportsector werd eind vorig jaar nog een pakket maatregelen genomen, bestaande uit arbeidsmarktgerelateerde maatregelen, maar ook uit investeringssteun en een verhoogde ecologiepremie voor zuinige vrachtwagens. Minister Weyts verwees ook naar tweehonderd bijkomende trajecten voor individuele beroepsopleiding (IBO). Het is een heel goed begin, maar door het groot aantal vacatures is het in zekere zin een doekje voor het bloeden. U sprak net over extra IBO’s. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Dat zijn die tweehonderd trajecten. Ik heb het antwoord dus al.
Onze eigen werkzoekenden moeten we zo maximaal mogelijk opleiden tot chauffeur, maar als dit onvoldoende is, lijkt het ons dat er opnieuw moet worden ingezet op de interregionale mobiliteit of op het aantrekken van werkzoekenden uit de grensstreek. Ministers, wat is uw mening hierover?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb begrepen dat de heer Ronse volgende week een vraag zal stellen over de interregionale mobiliteit. Dat is uiteraard voor mij altijd de eerste mogelijkheid. Wat VDAB doet, is eerst maximaal onze eigen werkzoekenden inzetten. Als dat niet lukt, kijken we naar interregionale mobiliteit. Ik wil nog wel even herhalen dat we voor een deel met de handen gebonden zijn. Wij kunnen geen traject voor een werkzoekende van een ander land of landsgedeelte uittekenen en verplicht maken. De lokale werkbemiddelaar moet dat doen.
Ik ga even voort op de transportsector. De sectoraccounts en de maatregelen zijn effectief uitgevoerd. Ik heb het bij de bouw beschreven, maar het gebeurt in het transport op dezelfde manier. Door te werken met sectoraccounts is er een aanspreekpunt dat de sector beter kent.
De extra 200 IBO-trajecten mag je niet alleen zien. Als we bovenop die 200 IBO-trajecten die 500 werkzoekenden weer in orde brengen met de code 95-verplichting, die 80 jongeren kunnen opleiden tot beroepschauffeur, dan spreken we al over 780 mensen die vandaag niet in aanmerking komen maar morgen wel. Je moet het geheel bekijken. Maar als we vanuit de sector een signaal over een of ander krijgen, dan zullen we daar zeker in samenwerking aan werken. De twee bijkomende simulatoren zijn ook belangrijk. Er zijn er al vijf, er komen er twee bij. Dat is een capaciteitsuitbreiding met 40 procent. Dat is ook niet niks. Dit alles kan het geheel ondersteunen. Laat ons hopen dat er genoeg kandidaten zijn om alles te doen. Het imago van de sector is hierin heel belangrijk.
Collega Ronse, de sectorale samenwerkingsakkoorden die ik in mijn achtste actie naar voren heb gebracht, zijn er vooral om de arbeidsmarktinformatie up-to-date te houden, met de bedoeling dat de werkzoekenden, maar ook de werknemers en werkgevers, weten wat de arbeidsmarktinformatie is en dat die ook wordt gedeeld. De kennis van de ene kan zo ook bij de andere worden gebruikt. Ik vind het ook belangrijk om af te stappen van enkel het diploma of curriculum vitae als fetisj als iemand de ervaring heeft voor die jobs. Het voorbeeld van de ene kan ook stichtend zijn voor de andere. Dat is de filosofie.
Ik vind co-sourcing uiteraard een goed idee, ook vroeger al. Bij Bombardier hebben we wel ondervonden dat de juridische regels die er federaal bestaan, het heel moeilijk maken om dit te realiseren. Als ik me goed herinner, heeft VDAB sterk samengewerkt, maar is het na een tijd doodgebloed omdat de regels te moeilijk waren om het te realiseren. Ik denk niet dat de wetgeving intussen veranderd is.
Sociale dumping en zelfstandigen zijn een federale materie. Ik heb ook de indruk dat er federaal en Europees aan wordt gewerkt.
Wat economische migratie betreft, heb ik daarstraks al een lijn aangegeven.
U hebt gezegd dat de competenties voor iemand in de bouw nogal veranderd zijn. Daarom ben ik net zo blij dat duaal leren en werken niet tot één beperkt blijft. Er was er al een van de zeven, wat goed is, maar bij de negentien nieuwe zijn er vier van de bouw. Ik ben daar heel blij om. De sector zelf is enorm vragende partij. Ze hebben enorm veel voorstellen geformuleerd. We hebben heel goed onderzocht wat we konden doen. Dit moet de zekerheid geven dat de jongeren die duaal werken en leren volgen waarvan minstens 60 procent op de werkvloer gebeurt, weten wat de job later zal inhouden. Duaal leren en werken met een grote engagement van de werkgevers zelf, moet maken dat ze echt goed worden voorbereid op de toekomstige job.
Ik ben blij dat jullie achter de initiatieven staan die hier zijn opgesomd. Laat ons samen met de sectoren proberen om die vacatures zo goed mogelijk ingevuld te krijgen.
Co-sourcing moeten we dan inderdaad op het federale niveau onderzoeken. Ik had eigenlijk het idee dat het een oud zeer is, dat het al regelmatig op tafel is gekomen, en ik had dit mooie antwoord en vooral de maatregelen niet zien aankomen. Ik ben onder de indruk. Ik hoop dat we er echt resultaten mee boeken.
Minister, we mogen blij zijn dat we deze vraag mogen stellen, want er zijn beter veel vacatures dan een nijpend tekort. Maar wat ben je met veel vacatures als ze niet kunnen worden ingevuld omdat er niemand is of niemand ze kan invullen? Ik ben blij dat u niet blind bent voor de noodkreet uit bouw- en transportsector. We moeten deze win-win om enerzijds goede arbeidskrachten aan te bieden aan bedrijven en anderzijds mensen aan een job te helpen, met beide handen grijpen.
Voor onze fractie is het cruciaal om een aantal pijnpunten niet uit het oog te verliezen en kort op de bal te spelen. Ik denk onder meer aan de vergrijzing, aan de aantrekkelijkheid van het beroep en de toegankelijkheid van de opleiding, aan de strijd tegen fraude en sociale dumping, aan de nood aan flexibel personeel om in te spelen op de pieken, aan de noodzaak dat het onderwijs snel schakelt naar de nieuwe evoluties.
Minister, mag ik vragen om dit met uw arendsogen nauw op te volgen?
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.