Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, bij de invoering van de taxshift zou een nieuwe taks, de suikertaks, suikerrijke producten gaan taxeren om zo het ongezonde koopgedrag van de consument te beïnvloeden. Dit zou op termijn tot gezondheidswinst moeten leiden. Volgens het opgestelde plan werd vanaf januari 2016 reeds een taks doorgevoerd op frisdranken en in 2017 op alle andere suikerrijke producten. Deze laatste is niet doorgevoerd.
Er zijn hierover actuele vragen gesteld en we hebben daar toen een uitgebreid debat over gehad. Een kleine prijsstijging zou niet voelbaar zijn voor de consument waardoor de taks qua gezondheid geen winst zou opleveren, ondanks de adviezen van verschillende voedingsdeskundigen en het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie waarin wordt gesteld dat de taks enkel gezondheidswinst oplevert indien er een prijsstijging is van 20 procent. Zowel de lage taxatie op frisdrank als de taxatie op andere suikerrijke producten toch niet doorvoeren, had onder meer als argument dat de koopkracht zou dalen en dat het de competitiviteit van bedrijven en dus ook het jobbehoud kan schaden.
Het Vlaams Instituut voor Gezondheid en Zorg (VIGeZ) betreurt dat deze taxatie zich niet wil focussen op het belang van gezondheidswinst en dat ze niet eens zal worden doorgevoerd. VIGeZ blijft ervan overtuigd dat de invoering van een gezondheidstaks gepaard moet gaan met een aantal voorwaarden. De taksen moeten worden geïnvesteerd in gezondheidsbevorderende maatregelen. Hiervoor liggen de bevoegdheden bij de gemeenschappen. De gezondheidstaks moet gekaderd worden in een breed preventief gezondheidsbeleid. Het kan geen alleenstaande maatregel zijn. Een monitoring van de effecten zoals gezondheidsongelijkheid en economie van de gezondheidstaks moet bijsturing kunnen geven aan de taxatie indien nodig.
Minister, op welke wijze werd u in het kader van het preventief gezondheidsbeleid betrokken bij de recente beslissing om de gezondheidstaks in te trekken? Is er een evaluatie gebeurd op een interministeriële conferentie? Hoe staat u tegenover de visie van VIGeZ en de Wereldgezondheidsorganisatie inzake gezondheidstaks? Werd dit besproken met federaal minister van Volksgezondheid De Block? Hebt u overleg gehad met de Federatie Voedingsindustrie (FEVIA) Vlaanderen betreffende de gezondheidstaks als onderdeel van het preventiebeleid? Had u reeds rekening gehouden met de eventuele gevolgen die de suikertaks op de gezondheidswinst zou kunnen hebben in het kader van uw uitgestippelde preventiebeleid? Voorziet u zelf in initiatieven in het actieplan inzake de nieuwe gezondheidsdoelstellingen Voeding, Beweging en Preventie die het consumptiegedrag voor gesuikerde producten doet veranderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, ik was niet betrokken bij deze beslissing, wat ook een federale bevoegdheid is. De suikertaks werd wel besproken op de interkabinettenwerkgroep Voeding in het kader van het preventieprotocol. Op deze vergaderingen werd duidelijk dat de federale overheid daarin geen bijzondere nieuwe ambities koestert.
De visie van de Wereldgezondheidsorganisatie is een internationaal gedragen visie. Ik kan me daar enkel bij aansluiten.
In 2015, bij de eerste bekendmaking van de plannen voor het invoeren van een suikertaks, stuurde ik een brief naar de federale minister. Daarin heb ik onze bereidheid om samen te werken bevestigd. Deze visie werd nogmaals herhaald op de interkabinettenwerkgroep.
Ik heb geen overleg gehad met FEVIA Vlaanderen, aangezien de suikertaks, zoals die nu is opgevat, geen invloed kan hebben op de gezondheid noch het preventief gezondheidsbeleid. Met FEVIA Vlaanderen werd wel overlegd in kader van de engagementsverklaring frisdranken- en tussendoortjesaanbod in scholen die eind vorig jaar werd afgesloten. FEVIA heeft er namens de sector een belangrijk engagement opgenomen.
U vroeg of ik rekening heb gehouden met de eventuele gevolgen die de suikertaks op de gezondheidswinst zou hebben in het kader van mijn uitgestippelde preventiebeleid. Neen, dit is niet aan de orde.
U vroeg verder of ik zelf in initiatieven voorzie in het actieplan inzake de nieuwe gezondheidsdoelstellingen Voeding en Beweging. Het is duidelijk de ambitie om daarin een aantal zaken met betrekking tot consumptiegedrag op te nemen. Er is een overkoepelend ontwerp van gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, dat stelt dat we tegen 2025 gezonder moeten leven op het vlak van gezond eten, sedentair gedrag, lichaamsbeweging, tabak, alcohol en drugs. Vernieuwend is dat settinggericht de doelstellingen zullen worden geconcretiseerd. Dit ontwerp van nieuwe gezondheidsdoelstelling zal in de loop van dit jaar ter sprake komen in deze commissie.
Om dit voorstel van gezondheidsdoelstelling te kunnen bereiken, zal er een beleid moeten worden gevoerd in de levensdomeinen of settings gezin, vrije tijd, onderwijs, werk, zorg en welzijn en in de buurt. We zullen ons rechtstreeks naar de burger richten en hebben aandacht voor goed bestuur. Hierdoor wordt een persoon via verschillende levensdomeinen geprikkeld om gezond te leven.
Naast het bevorderen van een beleidsmatige aanpak in deze settings, willen we de burger ook rechtstreeks benaderen. De beleidsmatige aanpak voorziet in een integrale aanpak gaande van educatie, omgevingsinterventies, afspraken en regelgeving tot zorg en begeleiding waar nodig. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat deze aanpak de meeste garanties biedt op een duurzame gedragsverandering.
Door rechtstreeks naar het gezin of de burger te werken, hebben we ook een meer directe en snellere aanpak. De herziening van het educatief voorlichtingsmodel de actieve voedingsdriehoek, is een voorbeeld van een actie die rechtstreeks naar de burger zal worden gericht. Dit zal worden vertaald naar de verschillende levensdomeinen en de intermediairs die in die levensdomeinen met de actieve voedingsdriehoek aan de slag gaan.
Meer concrete acties kunt u terugvinden in het ontwerp van strategisch plan, dat op de website beschikbaar is. Het strategisch plan zal nog verder worden uitgewerkt in het voorjaar van 2017 en ook hier worden besproken.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. U had in een vorige vraag reeds verwezen naar de herziening van de actieve voedingsdriehoek, wat ik bijzonder toejuich, ook op basis van de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad inzake koolhydraten.
U verwijst naar de samenwerking met FEVIA. Hoe sterk zullen ze hun engagementen opnemen naar de richtlijnen die binnen de nieuwe actieve voedingsdriehoek zullen worden opgenomen? Kan eventueel de gedetailleerde overeenkomst met FEVIA aan het antwoord worden toegevoegd?
Mevrouw Godderis-T’Jonck heeft het woord.
Minister, op de Gezondheidsconferentie stelde u een tijdshorizon van negen jaar voorop, met een tussentijdse evaluatie in 2021. Dat is nog vier jaar. U zou de komende maanden een overleg hebben met de settings over bepaalde subdoelstellingen. Persoonlijk denk ik dat we wat tijd zullen verliezen. Misschien hadden we dit al op de sporen kunnen krijgen.
Wel vind ik het oké om ons te baseren op wetenschappelijk bewijs en op wat werkt en niet werkt. Ik vind dat we zelf verantwoordelijk zijn – we moeten onze gezondheid zelf in handen nemen –, maar ook de voedingsindustrie moet daarin een grote rol spelen.
Minister, nu de suikertaks wordt afgevoerd, welke middelen zullen prioritair worden ingezet om de Vlaming gezonder te krijgen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er wordt gigantisch veel verwacht van prijsstijgingen. We hebben recent nog bij de tabaksprijzen gezien dat het een ander effect kan hebben dan wat de mensen verwachten. We hebben dat ook gezien bij alcoholische dranken. Toen men die prijzen liet stijgen, werd er niet minder geconsumeerd. Er werd wel minder verkocht, maar de verkoop in het buitenland nam toe. België is vrij klein. We moeten ons realiseren dat aankopen in het buitenland reëel zijn.
Een eenzijdige maatregel is volgens mij ook niet effectief. Alles moet passen in een geïntegreerde aanpak en bestaat uit verschillende maatregelen. Ik denk bijvoorbeeld ook dat we meer moeten focussen op het veranderen van het smaakpatroon. Kinderen krijgen nu op jonge leeftijd al heel snel te maken met suikers. Ook het presenteren van bepaalde voedingsproducten is belangrijk, alsook de samenstelling van voedingsproducten. Het heel gestaag verminderen van suiker en van zout in voeding is mijns inziens essentieel. Het moet langzaam gaan, want anders zullen de mensen er toch maar een lepeltje suiker aan toevoegen.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Minister, ik volg mevrouw Saeys volledig in verband met de gedragspatroonveranderingen en het feit dat de voedingsindustrie op haar verantwoordelijkheid moet worden gewezen.
Een recente studie in The Lancet beweert dat het verminderen van het suikergehalte in de hoog suikerhoudende dranken met 30 procent en in de laag suikerhoudende dranken met 15 procent, veel meer gezondheidseffecten en gezondheidswinsten biedt dan de consument te laten ophoesten voor de helft van de taks of in te spelen op de marketing om dranken met minder suiker te gebruiken. We moeten de klemtoon leggen op de voedingsindustrie: zij moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Dat zal dan niet alleen op Vlaams of Belgisch niveau moeten worden geregeld, maar op Europees niveau. Uit die studie, die in Engeland werd uitgevoerd, blijkt namelijk ook dat er op jaarbasis 154.000 minder volwassenen en kinderen met obesitas zouden zijn, 19.000 minder personen met diabetes type 2 en 269.000 minder cariësgevallen. Het lijkt mij dus de moeite om die studie op te volgen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ben het met veel van die bedenkingen eens. Op de conferentie is zeer duidelijk gezegd dat, als we gaan voor ‘Health in All Policies’, we ook moeten kunnen kijken wat er op andere bestuursniveaus en bevoegdheden gebeurt. In dit soort zaken kun je geen beleid voeren indien je niet geïntegreerd kunt werken. Je hebt de prijszettingen op zich, maar ook een open economie, met veel buitengrenzen enzovoort. Dat zijn allemaal effecten die je moet meetellen.
Maar, als de verhoging van de accijnzen op tabak niet het verhoopte resultaat heeft, kun je dat benaderen vanuit het standpunt van de minister van Financiën, die zegt: ‘Het heeft niet genoeg opgebracht’. Je zou echter ook kunnen zeggen: ‘Het heeft als gevolg dat er minder is gekocht.’ Je moet daar wat mee opletten. Het blijft een kwestie van het op een heel dynamische manier te evalueren. Want, standalone in een geïsoleerde context is geen reële samenleving.
Heel wat van de zaken die worden opgemerkt over voeding, de samenstelling van voeding, de labeling van voeding, zitten natuurlijk ook op het nationale en meestal zelfs het Europese niveau. Het is niet zo dat wij dat op ons niveau kunnen regelen.
Ik zal de overeenkomst die we hebben met de Federatie Voedingsindustrie (FEVIA) overmaken aan de commissie. Dan kunt u die eens bekijken.
Wat het tempo van de aanpak betreft, is het zo dat we hebben geleerd dat we het commitment van de stakeholders absoluut nodig hebben. Ik maak het concreet. Op het moment dat VIGeZ zegt: ‘We kunnen op basis van de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad aan de slag met een bijgestelde actieve voedingsdriehoek’ zal dat moeten worden vertaald naar ‘Wat betekent dat voor de stakeholders in de setting werk, onderwijs, lokale gemeenschap en gezin’? Dan moet men van de sectoren het commitment krijgen dat ze ermee willen werken, dat ze goed gedocumenteerd en geïnstrueerd zijn. Het vraagt natuurlijk wel wat investering om iedereen vanuit dat soort achtergrond in dezelfde richting te laten functioneren.
De extra stukken zullen we verspreiden via intranet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.