Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek gaat ruimer dan het opvolgen van terreurverdachten. Toen federaal procureur Van Leeuw in de commissie Radicalisering een toelichting is komen geven, toonde hij zich bezorgd over de opvolging van mensen die terugkeren uit oorlogsgebieden. Hij had het niet alleen over mogelijke terreurverdachten, maar in een bredere context over mensen die van ginder in onze samenleving terechtkomen en die mogelijk trauma’s hebben opgelopen. Ze kunnen met trauma’s zitten en zouden een potentieel gevaar kunnen vormen voor onze samenleving vanuit de ervaringen die ze daar hebben opgedaan. Hij was er erg formeel in dat dit verontrustend is. Hij stelde zich de vraag of de gemeenschappen voldoende inspanningen doen om deze mensen op te volgen en in een aanbod te voorzien op het vlak van traumabegeleiding.
Minister, zijn er voldoende instrumenten voorhanden? Worden lokale besturen die daarmee worden geconfronteerd voldoende begeleid om mensen die met oorlogstrauma’s in onze samenleving terechtkomen – terreurverdachten en anderen – op te vangen? Is er voldoende opvang? Is er voldoende begeleiding?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, zoals tijdens de vergadering van de Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering op 16 november uitdrukkelijk is gesteld, zijn we zijn ons inderdaad bewust van de problematiek inzake psychische problemen en trauma’s bij personen die uit een conflictgebied komen. De meest geschikte aanpak werd op de interministeriële conferentie van 5 september, op initiatief vanuit Vlaanderen, vertaald naar een definitie van een traject op maat.
We herhalen hier niet opnieuw de volledige definitie, maar verwijzen wel naar de passage met betrekking tot het opbouwen van zo’n traject. Daarin staat letterlijk het volgende: “Bij het opbouwen van het traject worden minstens volgende levensdomeinen onderzocht: psychosociale begeleiding, opleiding en tewerkstelling, trauma- of gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, waaronder ook de verslavingszorg, betrokkenheid en begeleiding van de sociale context en het betrekken van personen die een alternatief discours aan het gedachtegoed van gewelddadig extremisme kunnen bieden, zoals personen met een religieuze autoriteit en andere steunfiguren.”
In wat we die ‘multi-agency approach’ zijn gaan noemen, zit dus bewust ook een verwijzing naar het belang van aandacht voor trauma. We menen ook te mogen zeggen dat er over een dergelijke ‘multi-agency approach’ ondertussen een brede consensus is. Zo’n aanpak betekent dus ook het inzetten van bestaande expertise in combinatie met eventueel een op maat van de persoon in kwestie, specifiek aanbod.
De gespecialiseerde psychologische en psychiatrische behandeling van posttraumatische stressstoornissen wordt vooral binnen of door de geestelijke gezondheidszorg opgenomen en vergt al naargelang de persoon of de situatie in kwestie specifieke expertise. Personen die uit conflictgebied komen en trauma’s hebben opgelopen waardoor ze een sterk gevoel van onveiligheid ervaren die hun dagelijkse leven belemmert, hebben in eerste instantie opvang en ondersteuning nodig. Behandeling heeft pas een meerwaarde indien men enigszins wat mentale ruimte heeft om aan de problematiek te werken.
Soms is, vanwege de ernst van het posttraumatische stresssyndroom een daghospitalitsatie of residentiële opname, al dan niet in crisis, noodzakelijk. Dat betekent evenwel dat ook de federale overheid mee bevoegd is. Het moet dus duidelijk zijn dat ook federale initiatieven binnen de geestelijke gezondheidszorg zoals outreach kunnen worden ingeschakeld in trajecten op maat.
In uw vraagstelling verwijst u uitdrukkelijk naar de expertise die ingezet wordt voor mensen – met de nadruk op jongeren, jongvolwassenen – die uit een conflictgebied gevlucht zijn en wordt ook de logische link, op het vlak van die expertise, gelegd naar de vluchtelingencrisis. Ook federaal procureur Van Leeuw verwees hiernaar tijdens de hoorzitting in de commissie. Het is inderdaad zo dat we in specifieke gevallen kunnen spreken – los van het al of niet geradicaliseerd zijn – over een bijzondere expertise, namelijk de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg in combinatie met een cultuurcomponent.
Het klopt dat we recent bijzondere initiatieven ontplooiden vanuit Vlaanderen om net de cultuursensitiviteit in de geestelijke gezondheidszorg inzake traumabegeleiding te verhogen, zowel naar inzet van een gespecialiseerd aanbod als van het betrekken van onze centra geestelijke gezondheidszorg.
Voor personen uit conflictgebieden die naar Vlaanderen gevlucht zijn, hebben we reeds vanaf begin 2016 extra middelen ter beschikking voor de opvang van niet-begeleide minderjarigen in de jeugdhulp, opvang en psychosociale begeleiding van adolescenten en meerderjarige vluchtelingen in de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en een versterking van de geestelijke gezondheidszorg. In onze omzendbrief van oktober 2015 hebben we in de aanpak direct de link gelegd met de noodzaak aan begeleiding inzake trauma.
Deze bijkomende inzet wordt in 2017 verlengd. Het gaat over een investering van 546.000 euro voor een regionale dekking in Vlaanderen. We versterken hiermee enerzijds de vzw Solentra (Solidariteit en Trauma) en onze centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) met ongeveer acht voltijdsequivalenten.
Gelet dat u verwijst naar jongeren en de federaal procureur naar de jeugdsector, is het ook relevant te verwijzen naar de samenwerking met Fedasil. Zo voorzien we in cofinanciering tussen Jongerenwelzijn en Fedasil in 145 extra plaatsen in de jeugdhulp voor kwetsbare jongeren die uit conflictgebieden komen, en dit binnen de categoriale jeugdhulp die expertise heeft met betrekking tot deze doelgroep. Het organiseren van traumabegeleiding en de ondersteuning van professionelen bij het omgaan met dergelijke problematieken hebben we dus ook voor die doelgroep prioritair opgenomen.
Sinds begin 2016 organiseert de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg – de centra voor geestelijke gezondheidszorg en Solentra – in elke provincie en in Brussel een dergelijk aanbod. Solentra kreeg hierbij ook de expliciete opdracht om voor de jongeren opgevangen in die bijkomende residentiële capaciteit een outreachend aanbod inzake psychiatrische ondersteuning snel en flexibel inzetbaar te houden.
Ik kom even terug op die samenwerking met Fedasil. Het is natuurlijk ook zo dat personen die hier aankomen en asiel aanvragen, recht hebben op materiële hulp gedurende de volledige asielprocedure. Zij krijgen een opvangplaats toegewezen door Fedasil. Dat kan een opvangcentrum zijn van Fedasil, het Rode Kruis of andere partners, of het kan ook gaan over een lokaal opvanginitiatief (LOI) van een OCMW. Als asielzoekers daar verblijven, krijgen ze er onderdak en eten, maar ook sociale, medische en psychologische begeleiding. Het is natuurlijk van belang dat tijdens deze procedure en het eerste verblijf ook de nodige aandacht gaat naar signalen en detectie inzake radicalisering. Dit is, zoals u weet, een taak voor de Dienst Vreemdelingenzaken in samenwerking met Fedasil.
Wanneer de asielprocedure is afgelopen, loopt ook het recht op opvang af. Indien de persoon erkend wordt als vluchteling of hij of zij recht heeft op subsidiaire bescherming, dient hij of zij het opvanginitiatief binnen de twee maanden te verlaten en op zoek te gaan naar een eigen woonst. Hiervoor kan hij of zij een beroep doen op een OCMW of een CAW. Ook voor de verdere psychologische begeleiding dient hij of zij dan een beroep te doen op een CAW of een cgg in geval van traumaverwerking.
Deze hulptrajecten dienen telkens op maat van het individu te worden uitgezet. Dat is ook het uitgangspunt van de hulpverlening die door ons wordt gesubsidieerd in CAW’s en cgg’s.
Bij het aanbod voor zowel de vluchtelingen als de radicaliseringsproblematiek gaat de aandacht naar coördinatie en afstemming. We verwachten dat de initiatiefnemers die een opdracht opnemen in de vluchtelingencrisis of de aanpak van ‘disengagement’, lokale netwerken vormen met alle relevante partners, waaronder de lokale besturen en de geestelijke gezondheidszorg.
De lokale besturen en de CAW’s werken samen in de begeleiding van vluchtelingen. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en CAW’s sloten hiertoe een samenwerkingsprotocol af. Binnen dit protocol is vastgelegd dat de CAW’s de regionale operationele coördinatie opnemen van het aanbod van woon- en psychosociale begeleiding aan vluchtelingen. Dit omvat onder meer het in kaart brengen van het beschikbare aanbod van woon- en psychosociale begeleiding, het overleggen met de lokale besturen in het werkingsgebied om tot afstemming te komen tussen enerzijds aanbod en anderzijds de noden en behoeften van de lokale besturen en het communiceren van het aanbod van woon- en psychosociale begeleiding. Tevens werd bepaald wat de afspraken zijn voor de doorverwijzing van vluchtelingen door het OCMW naar het CAW. Zo verduidelijkt de maatschappelijk werker onder meer de hulpvraag van de persoon in kwestie, om na te gaan of begeleiding door het CAW een duidelijke meerwaarde heeft, en wisselen OCMW en CAW de nodige informatie uit, met respect voor het gedeeld beroepsgeheim, om de voortgang van de begeleiding te verzekeren.
De bovenstaande initiatieven tonen dus een verhoogde alertheid inzake de problematiek van trauma of de geestelijke gezondheidstoestand van mensen die uit een conflictgebied afkomstig zijn, dit ook gecombineerd met een versterkt aanbod van die gespecialiseerde aanpak naar jongeren en jongvolwassenen in Vlaanderen.
Door de bijkomende middelen wordt dus ook het cgg-behandelaanbod voor trauma en/of andere ernstige psychische stoornissen en psychiatrische problemen versterkt. We verwachten van de cgg’s dat ze behandelingen en therapieën organiseren voor de meest kwetsbare vluchtelingen, maar ook consult, vorming en ondersteuning bieden aan professionelen, zoals CAW-medewerkers, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) enzovoort. Wat die CLB’s betreft, kan ik alvast zeggen dat er ook binnen Onderwijs uitdrukkelijk extra capaciteit is gemobiliseerd om precies ook rond psychiatrische problematieken aan de slag te kunnen gaan.
We bouwen zo intersectoraal een specifieke expertise uit rond cultuursensitieve traumabegeleiding vanuit de geestelijke gezondheidszorg en dit verspreid over Vlaanderen. Solentra heeft al vele jaren praktijkervaring inzake traumabehandeling van vluchtelingen. Solentra neemt daarnaast een expertenrol op en heeft daarbij als opdracht het organiseren van intervisie, coaching, supervisie en deskundigheidsbevordering bij andere actoren uit de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg die van de Vlaamse Gemeenschap een opdracht inzake traumabegeleiding hebben. De bedoeling is om hiermee een extra impuls te geven aan de expertise binnen de cgg’s inzake traumabehandeling en cultuursensitieve zorg, waardoor er ook op langere termijn een blijvende meerwaarde kan worden gecreëerd.
Zoals we ook al in de commissie ter bestrijding van gewelddadige radicalisering hebben aangehaald, zetten we in alle sectoren in op vorming en expertiseverhoging van professionelen en passen we het beleid in een breder diversiteitsverhaal in. Hierin heeft ook de expertise die binnen de cgg’s en Solentra wordt opgebouwd rond traumabegeleiding van vluchtelingen die uit oorlogsgebied komen, een meerwaarde binnen het geheel van de begeleiding van terugkeerders. Voor de traumabegeleiding voor hulpverleners die met terugkeerders in contact komen, wordt het bestaande aanbod aan traumabegeleiding bekendgemaakt bij professionele hulpverleners. Het is belangrijk dat onderwijs-, welzijns- en gezondheidsdiensten die psychische problemen opmerken bij hun cliënten, aangepast kunnen doorverwijzen en weten waar ze terechtkunnen. Concreet is dat doorverwijzen naar de CAW’s, de cgg’s of Solentra.
De heer Somers heeft het woord.
Minister, eerst en vooral wil ik u danken voor uw uitvoerig antwoord. Het beeld dat u schetst, brengt een stuk nuance in het debat. Ook vanuit mijn lokale verantwoordelijkheid heb ik gezien dat er de voorbije maanden en jaren wel degelijk nogal wat is geïnvesteerd om mensen met oorlogstrauma’s te helpen en te begeleiden. U verwijst naar Solentra. Zij volgen een twintigtal gezinnen in Mechelen. Vanuit lokale middelen hebben we een extra halve voltijdsequivalent vrijgemaakt om die ondersteuning mogelijk te maken. Ik verwijs ook naar Emmaüs, dat op dit moment vijftien niet-begeleide minderjarigen met trauma’s opvolgt en daarna door ons Sociaal Huis zal worden gehuisvest.
Ik zie op het terrein dus toch wel een sterker wordend netwerk van initiatieven die mensen met trauma’s uit oorlogsgebied begeleiden en opvolgen. Dat vind ik een goede zaak. Want de procureur heeft gelijk: het is een potentieel veiligheidsrisico. Het is niet alleen een probleem van geestelijke gezondheidszorg, maar het zou ook een maatschappelijk veiligheidsrisico in zich kunnen dragen.
Minister, dat netwerk bestaat dus. Aan de andere kant heeft een procureur die wij ernstig nemen, een zeer overtuigend pleidooi gehouden, waarin hij zegt dat er nog mazen in het net zijn. Zou het geen goede suggestie zijn dat u of uw dienst eens met hem samen zit om te bekijken waar er mogelijk nog mazen zijn in het netwerk van opvang, van begeleiding van mensen met oorlogstrauma’s in onze samenleving? Zo kunnen hij vanuit zijn veiligheidsoptiek en u vanuit uw welzijnsoptiek elkaar daarin vinden en het netwerk verder uitbouwen.
Ik heb er vertrouwen in dat er heel veel inspanningen gebeuren, maar als we signalen krijgen vanuit de veiligheidssector, moeten we die ernstig nemen en kijken waar er nog kan worden bijgespijkerd. Alleszins bedankt voor het antwoord. Bedankt voor de inspanningen, ik herken die ook lokaal. We moeten de signalen ter hand nemen. Zit misschien eens samen met de federaal procureur.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, de collega haalt een terechte bezorgdheid aan. We hebben ons in het verleden in deze commissie heel erg geconcentreerd op die terugkerende strijders, maar er wordt ook aan de alarmbel getrokken over terugkeerders die geen misdaad hebben begaan; het gaat om moeders met kinderen die vreselijk dingen hebben meegemaakt en gezien. In september heeft Paul Van Tigchelt van het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD) al gemeld dat hij zicht had op een tiental moeders met kinderen die waarschijnlijk zouden terugkeren. Daar moeten we bijzondere aandacht voor hebben.
De suggestie die hier wordt gedaan, is zeker niet slecht. Ik merk ook dat er al een redelijk aanbod is, maar toch blijft op het terrein de bezorgdheid dat die hulp misschien niet altijd bij de juiste mensen terechtkomt.
Ik wil daar nog een suggestie aan toevoegen, wij hebben ondertussen meer dan een jaar geleden een hoorzitting gehad met traumapsycholoog Erik de Soir. Die kwam vertellen dat hij heel uitgebreide expertise heeft in het begeleiden van militairen die terugkomen uit oorlogsgebied. Dat was een heel interessante uiteenzetting. Hij beweerde dat hij die expertise zou kunnen toepassen voor de terugkeerders vanuit Syrië. Kan er eens gekeken worden naar dat soort hulpverlening?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De suggestie om effectief vanuit veiligheidsopzicht te kijken naar de mazen in het net is nuttig.
U hebt een overzicht gegeven van wat u doet en hoe u probeert een ondersteunend netwerk te beiden aan Onderwijs, Welzijn en psychische gezondheidszorg. Vanuit het welzijnsterrein horen we echo’s dat mensen die weg vinden en ondersteuning krijgen, maar anderen niet. We horen ook echo’s, zeker van jongeren die recent uit Syrië zijn toegekomen, dat de aard en de grootte van het trauma niet te vergelijken zijn met de crisissen van anderen. Ze hebben heel specifieke, gerichte expertise nodig.
Bereikt de ondersteuning het hele netwerk? In welke mate is de expertise gericht op de huidige uitdagingen?
Een andere vraag heb ik u al eerder gesteld, maar u hebt er nooit echt op geantwoord. Ik blijf ze herhalen. Minderjarigen, maar ook volwassenen, moeten zo snel mogelijk stabiliteit krijgen. Kinderen die gevlucht zijn, een lang traject hebben afgelegd, hebben onmiddellijk een veilig onderkomen, een veilige haven nodig. Ze hebben niet nog eens drie tussenstappen nodig. Hebt u al onderzocht of u minderjarigen wilt laten doorschuiven naar pleegzorg zoals in andere landen wel eens gebeurt, om een tussenstap uit te schakelen zodat ze sneller stabiliteit krijgen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, We hebben zeker aan het agentschap gevraagd om dat met de pleegzorg op te nemen. We moeten eens nagaan of dat gesprek tot resultaten heeft geleid. Dat is niet zo simpel omdat er een andere overheid verantwoordelijk is voor die eerste opvang.
In het algemeen, collega’s, deel ik uw bezorgdheid dat het vaak gaat om zeer, zeer ingrijpende gebeurtenissen. Ik ben op bezoek geweest bij Solentra, dat gespecialiseerd is in deze zaken. De verhalen die ik daar gehoord heb, zijn onbeschrijflijk. Dat is verschrikkelijk.
Mijnheer Somers, u verwijst naar potentiële veiligheidsrisico’s, de procureur heeft daar ook naar verwezen. Het gaat zelfs nog iets verder. Als we die kinderen niet de juiste behandeling kunnen geven, creëren we losgeslagen mensen. We hebben er alle belang bij om daarop in te zetten.
Ik heb – dat kunt u wel verwachten – toen ik hoorde dat de procureur dat in de commissie vertelde, hem gebeld om te vragen wat er werd verwacht of wat zoiets moest betekenen. Ik wil dat graag nog eens opnieuw doen omdat het nu misschien wat meer analytisch kan gebeuren, en we wat meer punctueel kunnen kijken naar het wat en hoe. Hij gaf mij toen de indruk dat het meer een algemene bekommernis was: is er in de gemeenschap überhaupt voldoende structuur en systeem om daar mee om te gaan? Ik wil graag de suggestie nog eens opnemen, wat minder naar aanleiding van een statement, maar in alle rust. In mijn ervaring heeft Solentra verreweg de beste expertise om ons op dat vlak advies te kunnen geven. Ze zijn enorm geëngageerd.
Nog een punt is dat we geleerd hebben dat de psychiatrische begeleiding en zorg cultuursensitiviteit vergt. Men moet die cultuur kennen en begrijpen om de juiste geestelijke gezondheidszorg te kunnen bieden.
De link tussen geestelijke gezondheidszorg en culturele achtergronden is zeer, zeer essentieel. Als er iets is waarvan ik hoop dat het ook na de piekinvesteringen en als gevolg van de vluchtelingencrisis blijft hangen en dat een meerwaarde zal zijn voor de hele geestelijke gezondheidszorg, dan is het net het vergroten van de competenties om te begrijpen dat wat wij in het westerse beschavingsmodel een bepaalde psychiatrische zorg noemen en diagnosticeren, in andere culturen op een andere manier wordt ervaren en zelfs leidt tot somatische klachten.
Ik ga akkoord om hem opnieuw te contacteren en een gesprek te organiseren. Ik blijf erbij dat Solentra een goede adviserende rol heeft, ook tegenover ons, omdat zij de meeste expertise hebben. Voor alle duidelijkheid: collega Crevits heeft er nog niet zo lang geleden voor gepleit om ook in de CLB’s competenties te kunnen inhuren, net om ook op schools niveau te kunnen reageren.
De heer Somers heeft het woord.
Ik heb twee slotbeschouwingen. De inspanningen die vandaag gebeuren, zijn reëel en wezenlijk. Ik vind het ook de taak van iedereen om te proberen mee te werken aan die inspanningen. Ook lokale besturen hebben een verantwoordelijkheid om mee de informatie die beschikbaar wordt gesteld en om het netwerk mee te schragen, te versterken en te intensifiëren. Ik vind dus dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet willen nemen.
Waarom vind ik het zo belangrijk dat die ontmoeting opnieuw plaatsvindt? Het verhaal van gewelddadige radicalisering is, als ik het op z’n Vlaams mag zeggen, een ‘miserieverhaal’. Het is een verhaal dat ons bedreigt, het is een verhaal dat ons ontreddert, het is een verhaal dat problemen en angst in de samenleving veroorzaakt. Er zijn een aantal dingen die we doorheen de crisis die we hebben meegemaakt, met vallen en opstaan beter beginnen te doen. Ik denk nu net dat we met de traumabegeleiding van mensen die uit oorlogsgebieden komen, een aantal dingen aan het doen zijn die er wel toe doen, die misschien geen sluitend antwoord bieden, die altijd beter kunnen. Maar als een federaal procureur in ons parlement komt vragen of er iets wordt gedaan voor mensen die uit oorlogsgebieden komen met een trauma en je ziet dat er op het terrein – in mijn directe omgeving al 34 gezinnen – gezinnen intensief worden begeleid op een goede en gestructureerde manier door hoogopgeleide instellingen, dan zijn we toch wel iets aan het doen. Zo’n signaal mag ook wel eens komen: vanuit de Vlaamse bevoegdheden kan de overheid, kunnen wij, het probleem niet oplossen, want het is een ernstig probleem waarvoor we waakzaam moeten zijn en dat door de federaal procureur ernstig moet worden genomen. Maar mocht er een communicatie kunnen ontstaan dat de minister van Welzijn samen met de federale procureur het terrein onderzoekt en dat het duidelijk wordt dat er in Vlaanderen wel degelijk wordt gewerkt aan die traumabegeleiding, dan is het een signaal dat de problemen ernstig worden genomen en ook een oplossingsgericht signaal. We mogen niet enkel parkeren bij de problemen, maar moeten ook een perspectief van oplossing geven. Daarom is het belangrijk dat we dat toch doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.