Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Sinds 1 januari gaat het Departement internationaal Vlaanderen door het leven als het departement Buitenlandse Zaken. Ik vernam dat die naamswijziging ook gepaard gaat met een organisatorische wijziging. De afdeling Mondiale Uitdagingen, die nu het beleid rond de multilaterale samenwerking en ontwikkelingssamenwerking gestalte geeft, gaat nu ook de Dienst Controle Strategische Goederen huisvesten.
De werkprocessen tussen de twee diensten verschillen fundamenteel. De Dienst Controle Strategische Goederen verleent, zoals iedereen weet, vergunningen voor wapenhandel, de dienst bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking verleent subsidies en de dienst voor multilaterale samenwerking focust op de inhoudelijke beleidsbeïnvloeding van multilaterale instellingen- en fora. Daarnaast zijn de kantoren van de Dienst Controle Strategische Goederen, om evidente redenen, om veiligheidsredenen afgesloten van het departement. Enkel wie over de juiste veiligheidsmachtiging beschikt, heeft toegang tot de ruimte. Mij lijkt dat hier toch zeer weinig inhoudelijke en operationele raakvlakken zijn tussen de verschillende diensten om de organisatorische wijziging te verklaren.
Het verlenen van humanitaire hulp moet bovendien volledig onafhankelijk gebeuren van het verlenen van een exportvergunning voor strategische goederen. Het gelijktijdig behartigen van wapenvergunningen, ontwikkelingssamenwerking en multilateraal beleid in één afdeling lijkt me erg ongebruikelijk.
Ondertussen heb ik ook vernomen dat het afdelingshoofd van de afdeling Mondiale Uitdagingen haar mandaat ter beschikking heeft gesteld. Het departement moet op zoek naar een nieuwe leidinggevende, die de zeer technische expertise rond wapenhandel moet bezitten, maar ook op de hoogte moet zijn van de specifieke beleidscontext in ontwikkelingssamenwerking en multilaterale instellingen.
Minister-president, kunt u bevestigen dat de Dienst Controle Strategische Goederen sinds 1 januari deel uitmaakt van de afdeling Mondiale Uitdagingen?
Welke inhoudelijke meerwaarde ziet u door het samenbrengen van de Dienst Controle Strategische Goederen en de diensten bevoegd voor multilateraal beleid en ontwikkelingssamenwerking? Op basis van welke elementen acht u het wenselijk dat deze diensten deel uitmaken van een en dezelfde afdeling?
Welke operationele raakvlakken ziet u tussen de drie verschillende diensten?
Zal de afdeling Mondiale Uitdagingen dezelfde ruimte delen? Zo ja, dienen alle diensten binnen de afdeling een veiligheidsmachtiging aan te vragen? Zo neen, hoe ziet u deze diensten dan onderling samenwerken?
Kunt u uitsluiten dat Vlaanderen niet tegelijk wapenexport vergunt aan een gebied waar Vlaanderen later ook in humanitaire hulp voorziet? Welke garanties hebt u daarvoor?
Welke mogelijke impact van samenvoegen van de verschillende diensten is er op het imago van Vlaanderen als een goede donor?
Bent u op de hoogte van goede praktijken in andere landen waar ministeries van buitenlandse zaken de verschillende bevoegdheden hebben? Welke lessen kunt u daaruit halen?
Welke garanties hebt u dat de inkanteling van de Dienst Controle Strategische Goederen in de afdeling Mondiale Uitdagingen geen enkele impact zal hebben op de onderhandelingspositie van de Vlaamse afgevaardigden in de verschillende internationale fora als het over bijvoorbeeld mensenrechten gaat?
Hoe zal de continuïteit van een hoge kwaliteitsverlening ten aanzien van de bedrijven en ontwikkelingspartners verzekerd worden nu er op zoek moet worden gegaan naar een nieuwe leidinggevende van de afdeling?
In welke maatregelen voorziet u om de mogelijke negatieve impact van deze beslissing in te perken? In welke instrumenten voorziet u om de inkanteling tussentijds te evalueren? Hoe zult u het parlement daarover proactief inlichten?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het antwoord op uw eerste vraag is affirmatief.
De interne organisatie van het departement met inbegrip van de vaststelling van het organogram behoort tot de prerogatieven van de leidende ambtenaar. De uitvoering van het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking en het Wapenhandeldecreet behoren tot de verticale bevoegdheden van het departement. De leidend ambtenaar heeft ervoor geopteerd om de verticale bevoegdheden van het departement te concentreren bij de afdeling Mondiale Uitdagingen. De coördinatie en de coherentiebewaking van het Vlaams internationaal beleid wordt aan een andere afdeling toevertrouwd.
De afdeling Mondiale Uitdagingen heeft een robuust systeem van monitoring en risicobeheersing uitgebouwd. Die praktische ervaring kan ook de uitvoering van het Wapenhandeldecreet en in het bijzonder de toezichtfunctie van het departement ten goede komen.
Personeelsleden van het departement moeten enkel over een veiligheidsmachtiging beschikken als ze beroepshalve omgaan met documenten die onder de nationale veiligheidswetgeving vallen. Dit geldt niet voor dossiers multilaterale samenwerking of ontwikkelingssamenwerking.
Het departement werkt al jaar en dag volgens het principe van het Nieuwe Werken. Een fysieke groepering is niet aan de orde, zeker niet gelet op de nakende verhuisoperatie naar het Vlaams Administratief Centrum (VAC) Brussel.
De controle op de handel in wapens en dualusegoederen enerzijds en de behandeling van aanvragen tot toekenning van noodhulp zijn dossiers die het departement al jaren behandelt conform de vigerende regelgeving, in casus het Wapenhandeldecreet en het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking. Een wijziging in het organogram, dat louter een instrument is voor interne ordening van de activiteiten, kan daar geen impact op hebben. Het gaat over twee verschillende dossiers, die door verschillende teams worden voorbereid, maar onder het gezag van eenzelfde afdelingshoofd staan.
Een afdelingshoofd dat ook de multilaterale samenwerking en ontwikkelingssamenwerking in portefeuille heeft, is goed geplaatst om ook wapenhandeldossiers met de grootste zorg te beoordelen. De beleidsgaranties zijn ingebouwd in de voornoemde decreten. Het departement staat in voor de uitvoering, maar beide taken zijn de opdracht van twee verschillende teams binnen de afdeling. Dit zorgt voor een gewaarborgde operationele scheiding.
Ik wijs er ook op dat een aantal van de belangrijkste internationale wapencontrolemechanismen intergouvernementeel georganiseerd zijn, wat synergiën mogelijk maakt tussen het team multilaterale organisaties en de dienst CSG.
Het departement verzorgt de dienstverlening in kwestie al jaren, zonder dat dit een impact heeft op het imago. Een wijziging in de interne organisatie verandert daar niets aan.
De genoemde activiteiten, ontwikkelingssamenwerking, controle wapenhandel en multilaterale samenwerking, behoren wereldwijd tot de kernopdrachten van talrijke ministeries van buitenlandse zaken. De interne organisatie van de ministeries is zelden onderling vergelijkbaar, want gebaseerd op lokale noodwendigheden en inzichten. Er bestaat geen vaste formule. Er zijn zeker en vast nog ministeries van buitenlandse zaken waar ook multilaterale samenwerking en wapenhandel onder hetzelfde departement zijn ondergebracht. Dit is alvast het geval in België, in de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken (FOD BUZA) waar het directoraat multilateraal ook instaat voor de standpuntbepaling van multilaterale organisaties inzake nucleair transport en strategische goederen.
Mensenrechten zijn een transversaal thema, dat steeds meegenomen wordt in de behandeling van dossiers in uitvoering van zowel het Wapenhandeldecreet als het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking.
De coördinatie van de mensenrechtenrapporteringen is een opdracht van de afdeling coördinatie. De diplomatieke vertegenwoordiging van Vlaanderen op internationale vergaderingen over deze materie wordt verzorgd door personeelsleden van de afdeling diplomatiek netwerk. De secretaris-generaal van het departement verzekert de continuïteit in de dienstverlening.
Zoals eerder vermeld, is de interne organisatie van het departement een verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar. Er vindt een jaarlijkse evaluatie van de topambtenaar plaats. Hierbij komt de werking en de dienstverlening van het departement systematisch aan bod.
Mogelijke problemen waar ik melding van zou krijgen, worden tijdens dagelijkse contacten tussen het kabinet en het departement uitgeklaard of doorgesproken op het maandelijks overleg tussen de administratie en het kabinet.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw volledig antwoord. U zegt dat het de bevoegdheid is van de secretaris-generaal om zijn departement te organiseren en dat u daar vertrouwen in hebt. Als een interne organisatie mogelijks een negatieve effect heeft op de werking, die mogelijks negatieve effecten heeft op beslissingen waar u als minister verantwoording over moet afleggen aan het parlement, dan lijkt mij dat toch een zaak van de commissie om die interne organisatie hier te bespreken. In uw antwoord heb ik niet gehoord waarom werd gekozen om de Dienst Controle Strategische Goederen in de afdeling Mondiale Uitdagingen te brengen. Ik heb daarvoor geen enkele inhoudelijke of operationele meerwaarde gehoord. Ik heb echt geen argument gehoord waarom dit dan zo nuttig zou kunnen zijn.
Waar het op neerkomt, is volgens mij dat één afdelingshoofd wordt gedeeld. U zegt dat die persoon zowel de belangen inzake wapenhandel als multilaterale instellingen, als ontwikkelingssamenwerking moet behartigen. Iemand op dat niveau moet dat kunnen, maar u weet zelf ook dat wapenhandel een technische expertise vergt en dat het beleid rond multilaterale instellingen en ontwikkelingssamenwerking toch iets heel anders is. Het lijkt mij sterk dat één iemand dat allemaal onder de knie zou kunnen krijgen. Ik blijf dit opvolgen om te kijken of er negatieve effecten komen van die interne reorganisatie en wat de gevolgen zijn voor de beslissingen van de Vlaams Regering.
De heer Kennes heeft het woord.
Mevrouw Soens, u onderschat misschien een aantal mensen. Als parlementsleden moeten we ook op verwante en soms zeer uiteenlopende domeinen details kennen. Ik heb daar wel vertrouwen in.
We moeten de verantwoordelijkheden van de leidende ambtenaren respecteren om hun diensten te organiseren, maar als ik kijk hoe het nu gebeurt, lijkt me dat wel een coherente structuur. Er is de stafdienst en daarnaast zijn de drie afdelingen: coördinatie, diplomatiek netwerk en dan is er degene die zich bezighoudt met de mondiale uitdagingen, waaronder de wapenexport, ontwikkelingssamenwerking en multilaterale organisaties.
We kunnen natuurlijk voor alles aparte afdelingen maken, maar als we kijken naar de taken, naar wie waarmee bezig is en om welk type opdracht het gaat, dan lijkt de opbouw me behoorlijk coherent te zijn.
Ik wil ook nog verwijzen naar de bespreking van de recente studie van het Vlaams Vredesinstituut, waarin werd gepleit om de ruime band tussen ons buitenlands beleid en het wapenexportbeleid niet los te laten, om er niet twee totaal naast elkaar bestaande realiteiten van te maken. In de commissie wordt trouwens vaak ook gepleit voor mensen die het overzicht bewaren. Kritische vragen over de wapenexport hebben ook te maken met mensenrechten, handel, globale doelstellingen, eventuele tegenstellingen met ontwikkelingssamenwerking enzovoort. We leggen vaak ook zelf die link. Het hebben van die inzichten en sommige zaken goed kunnen kaderen, lijkt mij een coherente keuze, altijd met de nodige reserve omdat ik de prerogatieven van de leidend ambtenaar ook erken.
Ik sluit af met een bedenking. We hebben nu een Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is een belangrijke transformatie. Binnenkort volgt ook de verhuis naar het VAC Brussel. Misschien is het voor onze commissie interessant dan eens op bezoek te gaan. Meestal doen we dergelijke zaken in het begin van de legislatuur, maar ik denk dat er nu wel voldoende veranderingen zijn om bij het nieuwe Vlaamse Ministerie van Buitenlandse Zaken op bezoek te gaan.
Dat lijkt me een heel interessante suggestie, collega Kennes.
Ik wil me persoonlijk ook aansluiten bij wat collega Kennes en collega Soens hebben gezegd. Het is een beetje dubbel, minister. “Als wapenexport en humanitaire hulp dicht bij elkaar zitten”, zegt u, “zullen ze elkaar dan niet beïnvloeden?” Maar in uw antwoord op vraag 5 zegt u: “Weet de linkerhand wel wat de rechterhand doet?” Net dát ze elkaar wel eens ontmoeten, zal de coherentie in het beleid versterken. Maar ik denk ook, net zoals collega Kennes, dat we daar een beetje vertrouwen in moeten hebben.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb hier niet zoveel aan toe te voegen. Ik heb de argumenten ontwikkeld, en bij beter bestuurlijk beleid horen autonomie en responsabilisering van de leidend ambtenaren. Daar ben ik ook mee begonnen. Dit is een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar. Hij is geen verantwoording verschuldigd aan het parlement. Het parlement kan mij ondervragen over het gevoerde beleid. Van de leidend ambtenaar vraag ik dat de kwaliteit wordt gegarandeerd, dat er degelijk werk wordt geleverd. De secretaris-generaal moet alle domeinen beheersen, maar een afdelingshoofd maar een beperkt aantal domeinen. Een afdelingshoofd dat solliciteert, is iemand – vrouw of man – die die taken aankan.
Verder hoor ik van de secretaris-generaal dat u welkom bent, zodra de verhuizing achter de rug is. Ik stel voor dat hij zelf kort nog wat toelichting geeft. Hij moet geen verantwoording afleggen, maar hij is hier nu toch, en kan nog wat toelichting geven.
De belangrijkste motivatie om het departement te reorganiseren, ligt eigenlijk in het Vlaams regeerakkoord en in de beslissing van de Vlaamse Regering om een groeitraject uit te stippelen van Departement internationaal Vlaanderen naar Departement Buitenlandse Zaken. We hebben drie belangrijke kernopdrachten. Ik licht ze even toe in willekeurige volgorde.
Kernopdracht één is de diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland. Daar zitten de personeelsleden gegroepeerd in de afdeling Diplomatiek Netwerk. Daar verandert niets aan.
Ten tweede hebben we van de regering een heel uitdrukkelijke opdracht gekregen in termen van het coördineren en het bewaken van de coherentie van het internationaal optreden van de Vlaamse overheid, uiteraard met alle respect voor de delegaties die binnen de Vlaamse Regering zijn gegeven aan de verschillende leden van die Vlaamse Regering, en die doorvertaald worden naar de internationale werking van onze collega’s in de andere departementen en agentschappen. Die coördinatie en coherentiebewaking is voor een stuk een nieuw gegeven, aangevuld ook met horizontale dienstverlening, onder andere op het vlak van beleidscommunicatie en protocol. Die zitten gegroepeerd in de afdeling Coördinatie.
De overige activiteiten zijn eigenlijk traditioneel verticale bevoegdheden. Dat gaat in essentie om de uitvoering van het Logiesdecreet, nog tot 1 april, wanneer de collega’s overgaan naar Toerisme Vlaanderen. Dat gaat ook over de uitvoering van het Wapenhandeldecreet, de uitvoering van het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking en de uitvoering van een aantal belangrijke kaderovereenkomsten met multilaterale organisaties.
In termen van mogelijke operationele raakvlakken kan ik alleen maar herhalen wat de minister-president gezegd heeft. Er zijn evidente raakvlakken met een aantal wapencontrolemechanismen die per definitie intergouvernementeel of multilateraal zijn ingebed en worden opgevolgd. Dus daar zie ik mogelijke kruisbestuivingen tussen het team Multilaterale en de dienst Controle Strategische Goederen.
Een tweede voorbeeld is het zeer robuust uitgebouwde monitoringsysteem voor risicomanagement in het kader van de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking, waar we waarschijnlijk ook ons voordeel mee kunnen doen richting de toezichtfuncties van het Wapenhandeldecreet.
Het is dus wel degelijk een bewuste keuze om enerzijds de horizontale bevoegdheden te groeperen in de afdeling Coördinatie en anderzijds alles wat verticaal is binnen de afdeling Mondiale Uitdagingen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Dank voor de bijkomende antwoorden. Dat de dienst Controle Strategische Goederen vergunningen aflevert voor wapenhandel is echt iets helemaal anders dan een dienst Ontwikkelingssamenwerking die subsidies geeft voor projecten in ontwikkelingslanden. Ik denk, voorzitter, dat u mijn vijfde vraag niet goed hebt begrepen. Ik wil vermijden dat de dienst Controle Strategische Goederen een wapenvergunning voor een bepaald land aflevert en dat de dienst Ontwikkelingssamenwerking een paar maanden later naar datzelfde land humanitaire noodhulp moet sturen.
Dat Ontwikkelingssamenwerking advies geeft aan de dienst Controle Strategische Goederen, zoals het Vredesinstituut vraagt in zijn rapport, absoluut. Moet dat daarom in eenzelfde departement zijn? Ik zie de inhoudelijke meerwaarde daarvan niet in, en ik zie ook de operationele meerwaarde ervan niet in.
De vraag om uitleg is afgehandeld.