Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de opvolging van de resolutie betreffende het ethisch verantwoord en duurzaam ondernemen, meer specifiek met betrekking tot de kledingproductie in het kader van het Bangladesh-charter
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, de Bengaalse textielindustrie kwam eind vorig jaar opnieuw negatief in het nieuws. Er was een actie en een staking voor loonsopslag. Daarbij werden 3500 arbeiders ontslagen, wat bij ons 19e-eeuwse beelden oproept. De overheid heeft daarbij zelfs gebruikgemaakt van een oorlogswet om de staatsveiligheid te garanderen.
Na de Rana Plaza-ramp, die de wereld destijds door elkaar heeft geschud, met dodelijke slachtoffers in de Bengaalse textielindustrie, werd in mei 2013 het zogenaamde Bangladesh-charter opgemaakt.
Het minimumloon voor de arbeiders uit de sector werd toen ook verhoogd. Maar de arbeiders werken ook vandaag nog voor een loon waarmee men nauwelijks een leefbaar leven kan leiden.
In zijn beleidsbrief heeft minister-president Bourgeois ook dit werkjaar aandacht besteed aan maatschappelijk verantwoord ondernemen in het buitenland en respect voor de arbeids- en de milieunormen. Er is MVO Vlaanderen (maatschappelijk verantwoord ondernemen), een kenniscentrum dat een ruim aanbod aan instrumenten en informatie bevat met als doel om ook bedrijven bij hun internationalisering te helpen om MVO in de praktijk toe te passen. Flanders Investment & Trade (FIT) is een partner van MVO Vlaanderen. De Vlaamse overheid lanceerde voor de zomer een subsidieoproep maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Met deze vraag wil ik graag ingaan op twee specifieke punten van de resolutie die het Vlaams Parlement hierover ongeveer twee jaar geleden heeft aangenomen.
De resolutie wijst uitdrukkelijk op de verantwoordelijkheid van de overheid op dit gebied, en vraagt aan de Vlaamse Regering om de Bengaalse overheid aan te sporen om de arbeidswetgeving aan te passen, met betrekking tot het recht op vereniging en cao’s, alsook de implementatie van andere overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie. Dat is natuurlijk materie die heel direct verband houdt met de acties die daar eind vorig jaar plaatsvonden.
Twee punten uit de resolutie hadden specifiek betrekking op het overleg met de federale overheid. Ik lees ze even voor.
Ten eerste: het Vlaams Parlement vraagt de Vlaamse Regering er bij de federale overheid op aan te dringen een actieve rol te spelen in het wegwerken van schendingen van mensenrechten wereldwijd (onder andere in de textielsector).
Ten tweede: het Vlaams Parlement vraagt de Vlaamse Regering aan de federale overheid te vragen de Europese richtlijn rond niet-financiële rapportering tijdig om te zetten – de voorziene deadline was 16 december 2016 – en daarbij voldoende aandacht te hebben voor ketentransparantie, sociale en personele aangelegenheden en mensenrechtenschendingen in elke schakel van de productieketen, en daarbij ook voldoende aandacht te hebben voor sectoren die een hoog risico op mensenrechtenschendingen vertonen en voor de wijze van omzetting door de overige lidstaten teneinde zeker een level playing field te behouden.
De minister-president zei in deze commissie begin maart 2016 over dit tweede punt dat hij in het kader van het overleg met de federale overheid zelf een interministeriële conferentie wou bijeenroepen, gezien maatschappelijk verantwoord ondernemen deel uitmaakt van de Sustainable Development Goals (SDG’s), met name SDG 1, ‘no poverty’, SDG 8, ‘verantwoord werk en economische groei’, en SDG 12, ‘duurzaam consumeren en produceren’. Mijn conclusie was toen dat er nog werk aan de winkel was op het gebied van het overleg met de federale overheid.
Minister-president, naar aanleiding van al die elementen heb ik drie vragen voor u.
Welke punten zijn er op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen besproken op de interministeriële conferentie waar u naar verwees, en welke afspraken zijn er gemaakt met de federale overheid?
Is de Europese richtlijn volgens u door de federale overheid omgezet met voldoende aandacht voor de punten zoals in de resolutie van het Vlaams Parlement genoemd?
Welke stappen werden er ondernomen om de Bengaalse overheid en de overheden van andere landen waar de genoemde rechten worden geschonden of overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) niet worden nageleefd, aan te sporen hierin verandering te brengen?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Niemand kiest waar men geboren wordt. Iedereen heeft recht op een leefbaar loon, waar ook ter wereld. Uit een recent rapport van het Overseas Development Institute, een Britse denktank, blijkt dat kinderen uit de sloppenwijken van Bangladesh gemiddeld 64 uren per week werken.
Vorige maand betoogden, zoals de heer Kennes zei, duizenden werknemers van verschillende fabrieken in Bangladesh voor meer loon. Ze werken momenteel aan een minimumloon van amper 63 euro per maand waarmee ze onmogelijk kunnen voorzien in hun levensbehoeften.
Over de hele wereld strijden werknemers in de kledingindustrie, maar ook in andere sectoren, tegen de gevaarlijke ‘race to the bottom’ die ontstaat onder druk van de kledingbedrijven of de bedrijven in het algemeen om steeds aan lagere prijzen en tegen krappe deadlines te produceren.
In juni 2015 hebben we kamerbreed een resolutie aangenomen die wees op het belang van ethisch en verantwoord ondernemen, onder meer voor een leefbaar loon en het tegengaan van kinderarbeid in Bangladesh.
De beleidsbrief 2016-2017 vermeldt dat Vlaanderen in zijn internationalisering streeft naar een betere naleving van de rechten van de mensen wereldwijd, waarbij veel belang zal worden gehecht aan de internationale rapporteringen in het kader van internationale mensenrechten. Bedrijven ondernemen en handelen hierbij duurzaam en maatschappelijk verantwoord in het buitenland.
Er is een overleg geweest met Creamoda, de federatie voor bedrijven die actief zijn in mode en textiel, en Febenat, de federatie van de natuursteengroothandel, met het oog op gezamenlijke acties.
Ook de consument heeft hierin een grote rol. We zijn met zes miljoen Vlamingen. We kunnen kiezen wat we kopen en zo een bepaald economisch model in stand houden.
Minister-president, welke concrete acties en resultaten zijn er voortgekomen uit het overleg met Creamoda, Comeos en Febenat?
Zijn er inmiddels nog bijkomende Vlaamse bedrijven toegetreden tot de Fair Wear Foundation? Hoe zal die visibiliteit verhoogd worden voor de consument en andere belanghebbenden?
Wat betreft de overheidsopdrachten, is er rond de naleving van de IAO-conventies een methodiek uitgewerkt om gerichte controles uit te voeren via verschillende pilootprojecten, die zal worden getest in een aantal overheidsopdrachten rond de aankoop van textiel. Wat is hier de stand van zaken?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Bedankt om dit punt dat heel veel van mijn aandacht vraagt, hier op de agenda te brengen.
Als voorzitter van de interministeriële conferentie heb ik die conferentie samengeroepen op 18 april 2016. We hebben toen de afspraak gemaakt om een nationale strategie duurzame ontwikkeling uit te werken. We hebben afgesproken dat de interdepartementale commissie duurzame ontwikkeling dit nationaal plan zou voorbereiden met een werkgroep maatschappelijk verantwoord ondernemen. We hebben een eerste goedkeuring aan dat plan kunnen geven op 26 oktober 2016, met het oog op een adviesvraag aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO). Dat advies is er nog niet, maar wordt eerstdaags of in de komende weken verwacht. Als dat advies er is, kan de interministeriële conferentie opnieuw bijeenkomen om het definitief goed te keuren. De verwachting is dat dit kan gebeuren in februari-maart 2017.
Het thema van de omzetting van de Europese richtlijn kwam ook aan bod in die werkgroep maatschappelijk verantwoord ondernemen van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling van 20 januari. Het voorontwerp van wet betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote vennootschappen en groepen stond daar op de agenda. Het gaat om een puur federale wet die de richtlijn zal omzetten. Het was de eerste bespreking van de richtlijn en van de omzetting ervan met de deelstaten. Dat wordt verder opgevolgd door de Interministeriële Conferentie Duurzame Ontwikkeling in het voorjaar van 2017.
Het federale ontwerp is door de federale ministerraad goedgekeurd op 23 december 2016. Het wordt in februari overgezonden aan de Raad van State. Verwacht wordt dat het in het voorjaar 2017 zal worden goedgekeurd door de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers.
In verband met de Bengaalse overheid was het mijn voornemen om zoals vorig jaar met Guy Ryder van de IAO samen te zitten in Davos. Dit jaar is dat door omstandigheden helaas niet gelukt. Ik had vorig jaar een zeer interessante bespreking met hem. Bijgevolg zal ik nu een aantal bezorgdheden schriftelijk formuleren. Het gaat over de volgende onderwerpen.
Er zijn de recente gebeurtenissen in Bangladesh. Voorts is er de resolutie van het Vlaams Parlement over het ethisch verantwoord en duurzaam ondernemen, meer specifiek met betrekking tot de kledingproductie in het kader van het Bangladesh-charter. Dan zijn er ook nog de activiteiten van MVO Vlaanderen en het actieplan Maatschappelijk Verantwoord Internationaal Ondernemen van 2016-2017 van FIT. Ik zal er ook op wijzen dat de wens van Vlaanderen is om op Europees niveau een label MVO goed te keuren, waarin de basisnormen over loon, kinderarbeid en ecologie zijn opgenomen. Een aantal punten van de resolutie werden en worden al uitgevoerd. Er wordt bijvoorbeeld actief gesensibiliseerd door meer ruchtbaarheid te geven aan het Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De minister van sociale economie deed een nationale radio- en onlinecampagne ter lancering en ter bekendmaking van de nieuwe website www.mvovlaanderen.be. In december 2016 lanceerde MVO Vlaanderen ook de instrumentenwijzer. Die brengt verschillende richtlijnen, managementsystemen en normen in kaart.
Dan kom ik tot de vraag met betrekking tot Creamoda, Comeos en Febenat. De vergaderingen met sectoren waren constructief en een eerste verkenning op mogelijke samenwerking. De vergaderingen met Creamoda hadden plaats op 3 maart, 17 augustus en 9 november 2016. De vergadering met Comeos vond plaats op 12 december 2016. De conclusies luiden als volgt. Elke organisatie is bereid om mee te werken en zich in te zetten om dergelijke misbruiken aan te pakken en liefst volledig uit te schakelen. Het is eigenlijk wel indrukwekkend hoeveel initiatieven er lopen bij diverse private actoren en ondernemers tegen inbreuken op het maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Er zijn jammer genoeg ook een aantal factoren die het inperken van het misbruik beperken. Uit het overleg met de sectororganisaties komen vooral volgende moeilijkheden naar voren. De samenwerking tussen de overheid en de sector is mogelijk indien deze gestructureerd kan verlopen, met andere woorden als er normen zijn die voor iedereen gelden. Het is een zaak van competitiviteit en van concurrentie – vandaar het pleidooi om dit Europees aan te pakken. De universele productieverantwoordelijkheid is een opportuniteit waarbij vooral een voortrekkersrol ligt bij de Europese overheid. De consument wordt nog te weinig gesensibiliseerd. Zoals u zei, mevrouw Remen, hebben de consumentenorganisaties daar een rol in te spelen. Er zijn gelijklopende belangen tussen de goedmenende ondernemers en de consumentenorganisaties die de mensen moeten sensibiliseren en aanzetten tot maatschappelijk verantwoord aankoopgedrag.
Hoe staat de sector tegenover labeling? Het punt is nu juist dat er bijna zoveel policy’s zijn als ethische ondernemers, en dat maakt de zaken veel minder transparant. Er zijn talloze, vaak privégestuurde, vormen van labels. Creamoda alleen onderzocht meer dan zestig labels. Dan zijn er nog de fairtradelabels, privé-initiatieven die vaak commercieel zijn, en er is de Fair Wear Foundation. Men moet ook een onderscheid maken tussen een ‘made in’-label en een controlelabel. Bij B2B is het makkelijker om een controlelabel te introduceren. Als het om een B2C-relatie gaat, vergt dat weer een andere aanpak.
Mijn conclusie is dat er best een Europese labeling zou komen die universele basisnormen respecteert over loon, kinderarbeid en ecologie, voor zowel B2B als B2C, met een goed auditsysteem daaraan gekoppeld. Een ‘Flanders’-label heeft enkel zin in een bredere Europese context. Als gevolg van het overleg met de sectororganisaties werd afgesproken dat de Vlaamse overheid vertegenwoordigd zal zijn op 7 en 8 februari op een vergadering van de OESO met als thema ‘duurzaam ondernemen’ en daar ook het standpunt van de Vlaamse overheid zal voorleggen. Ik zal mijn medewerking verlenen op een vergadering van Comeos in april 2017. Creamoda zal verder overleg hebben met de Vlaamse overheid met het oog op een gezamenlijke aanpak.
Een zestal bijkomende bedrijven zijn toegetreden tot de Fair Wear Foundation: Engelbert Strauss in november 2016, Bel-Confect in juni 2016, JBC nv in april 2015, Fabrimode nv-Bel&Bo in december 2014, Stanley & Stella SA in 2011 en Mayerline nv in maart 2010.
MVO Vlaanderen geeft visibiliteit aan initiatieven zoals de Fair Wear Foundation om zo veel mogelijk bedrijven te inspireren om ook duurzaam aan de slag te gaan. De Vlaamse overheid focust eerder op bedrijven en niet zozeer op de consumenten. Ik heb niettemin aan MVO Vlaanderen gevraagd om aandacht te besteden aan de betrokkenheid van de consument. U herinnert zich wellicht dat ik al in de eerste antwoorden op vragen hierover heb gepleit om wat dat betreft een brug te kunnen slaan.
Wat de overheidsoverheidsopdrachten betreft, vermeldt punt 7 van de Vlaamse resolutie dat de Vlaamse overheid met een pilootproject de naleving van deze sociale aspecten effectief gaan controleren tijdens de uitvoering van een overheidsopdracht. Het focust zich vooral op de problematiek van de gebrekkige naleving van internationale afspraken kaders zoals IAO-conventies, over het verbod op dwangarbeid, het verbod op kinderarbeid, over het minimumloon en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Dat pilootproject ging van start in oktober 2015. Het wordt gecoördineerd door het Departement Werk en Sociale Economie en uitgewerkt in samenwerking met een stuurgroep bestaande uit het Facilitair Bedrijf van de Vlaamse overheid en verschillende vertegenwoordigers van federale, deelstaat- en lokale besturen. Het project wil er niet enkel voor zorgen dat het aangekochte textiel in correcte arbeidsomstandigheden vervaardigd wordt, maar wil ook kennis opbouwen binnen de Vlaamse overheid, bij de aankopers van de verschillende besturen en bij de textielsector zelf. Het pilootproject wordt toegepast op verschillende textielaankopen van verschillende lokale overheidsdiensten. Zowel de bedrijven als de overheid moeten leren omgaan met dit concept. Het is te vroeg om algemene besluiten te trekken op basis van één afgerond, één lopend en verschillende op te starten trajecten. Meer details over het project kun je vinden op de website www.werk.be/nieuws/sociale-criteria-bij-overheidsopdrachten-textielaankopen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president ik dank u voor de antwoorden en voor de opvolging. De resolutie hebt u ook elders onder de aandacht gebracht, en dat is positief. Uw intentie om in Davos daar verder aan te werken siert u. U kondigde ook aan dat schriftelijk verder op te volgen, onder meer ook met de federale overheid die hierin op een aantal punten de verantwoordelijkheid draagt en daar die interministeriële conferentie voor gebruikt.
Dat is goed. Collega Remen stelde terecht, en u hebt dat ook beaamd, dat ook de Vlaamse consumenten en consumentenorganisaties eigenlijk een heel belangrijke rol hebben. Ik denk dat onze vragen vrij complementair waren, zodat het plaatje nog meer in een globale context kon worden gezet. Uw verwijzing naar dat Europees label is natuurlijk heel interessant. Vaak worden er met goede intenties immers allerlei labels gelanceerd, met betrekking tot fair trade, met betrekking tot schone kleren, met betrekking tot heel veel punten. Er zijn ecolabels enzovoort. Die wildgroei maakt dat er soms misschien ook wel onduidelijkheid en wantrouwen kan groeien. Wie zit daar juist achter? Is het allemaal wel eerlijk? Is er voldoende controle? Als zoiets op Europees niveau – want we zitten nu eenmaal in een Europese markt – tot stand kan komen, dan kan dat alleen maar een voordeel zijn. Eigenlijk lijkt het me alleen maar echt goed werkbaar als het op dat niveau wordt uitgewerkt, omdat het dan voldoende vertrouwen wekt, omdat er dan voldoende draagkracht voor zal zijn.
Als de aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, voor respect voor mensen die in landen zoals Bangladesh in die textielsector werken, ook verder kan worden gepromoot via de OESO, dan moeten we die kansen inderdaad ook grijpen. U hebt eigenlijk een mooi overzicht gegeven van hoe er op vele fronten wordt gewerkt. Ik denk dat het parlement daarin uw bondgenoot is, dat we elkaars bondgenoten zijn. Allemaal samen, zowel meerderheid als oppositie, zullen we dat zeker opvolgen, ook in de volgende jaren.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister-president, u neemt die problematiek echt ter harte. U levert al heel wat inspanningen, met vooruitgang in de uitvoering van de resolutie. De resultaten zijn niet altijd zichtbaar voor het grote publiek, maar het maatschappelijk bewustzijn groeit, zij het traag. U weet het ook: de wereld staat op dit moment voor een kantelmoment. U komt terug van Davos. U zult het daar ook wel hebben vernomen: de geopolitieke verhoudingen en het handelsbeleid in Europa staan hoog op de agenda, niet alleen in Europa, maar in de hele wereld. De concurrentie tussen de landen op die exportmarkt woedt in alle hevigheid. Laten we nu dan van dit moment een opportuniteit maken om een kwalitatieve globalisering na te streven in onze open Vlaamse economie.
Ik wil het debat wat verruimen. Gisteren berichtten de media dat een privébedrijf als Carrefour heeft beslist om geen pangasius meer te verkopen in zijn winkels, omdat 90 procent van die vissen wordt gekweekt in uiterst vervuilde rivieren, wat kankerverwekkende stoffen toevoegt. U weet dat ik ook een ondernemer ben. Ik durf echter te zeggen dat ik bovenal een ethisch ondernemer ben. Ben ik daarbij naïef? Ik denk het niet, net zoals die andere bedrijven niet lichtgelovig zijn. Steeds meer bedrijven zijn zich bewust van duurzaam en ethisch ondernemen. Het wordt het nieuwe normaal. In feite zijn ondernemers tegenwoordig activisten die een betere wereld willen uitbouwen. Ze zijn ook voorstanders van duidelijke wetgeving hieromtrent. Dat wil ik ook benadrukken.
Dat private ondernemers initiatieven nemen en zich op die manier afzetten tegen kinderarbeid, schendingen van mensenrechten, milieuvervuiling enzovoort, is echt lovenswaardig. Daar wil ik dus ook echt de nadruk op leggen. Ze onderscheiden zich van andere ondernemers, maar dat levert die trendsetters ook niet altijd meer omzet op, en eigenlijk veeleer een concurrentieel nadeel. De vrije markt heeft welvaart gebracht, maar we botsen ook af en toe op die limieten. Onze Vlaamse ondernemers zijn immers onderhevig aan strenge controles inzake arbeidsrecht, milieuwetten, het welzijn van onze werknemers, hygiëne. Ik zeg niet dat dat onterecht is, maar waarom worden dan ingevoerde producten, en dat is niet alleen voeding, niet alleen textiel, dan ook niet aan die aan die standaardnormen onderworpen vooraleer ze op onze markt worden losgelaten? Daarom vind ik het echt een noodzaak dat onze overheid ter zake tussenbeide komt en voor een gelijk speelveld zorgt. Het is de taak van onze beleidsmakers, van de politiek om hiervoor het juiste kader uit te bouwen.
Minister-president, daarom was ik heel tevreden toen u dat gemeenschappelijk gedragen Europees label voorstelde. Ik wou u dat immers eigenlijk voorstellen. Ik wou geen technische, ingewikkelde procedures, maar een geheel van transparante normen waaraan elk product dat op onze markt komt, minimaal moet voldoen. Daar zou dat label goed aan kunnen beantwoorden, een maatschappelijk kwaliteitslabel waar u ook een voorstander van bent. Ik kijk daar echt naar uit, maar dat moet dan ook heel open en herkenbaar zijn voor de consument.
Het zou de eerste stap zijn in een duurzame internationale handel waarbij Vlaanderen het verschil kan maken. We zijn een kleine regio, maar we moeten ons differentiëren. Ik wou u vragen hoe u dit verhaal denkt om te kunnen zetten in daadkracht, maar u hebt het daarnet zelf gezegd, en ik ben dan ook heel tevreden met uw antwoord.
Ik wil de collega’s bedanken voor de vragen en de opvolging. Collega Remen, ik onthoud vooral uw laatste vraag. Onze eigen bedrijven moeten aan strenge verplichtingen en normen voldoen om bepaalde producten op de markt te brengen. Als we de toegang tot de markt openlaten voor bedrijven die daar niet aan onderworpen zijn, dan is er geen gelijk speelveld en is dat eigenlijk in het nadeel van onze bedrijven, strikt economisch gezien. Gelukkig denken we echter niet altijd strikt economisch, maar ook maatschappelijk en humanitair. Ik ben dan ook heel blij dat wij in het Westen, dat Europa andere normen heeft op dat vlak. Inderdaad, om dat gelijke speelveld te creëren, mogen we niet onze eigen waarden en normen verlagen. We moeten proberen te verbeteren wat te verbeteren is, maar we moeten vooral ook bekijken wat we invoeren. Dat was toch de vraag van collega Remen, die echt pertinent is. Het labelen, het duidelijk sensibiliseren van de consumenten daarover, samen met de producenten, is heel belangrijk, maar de vraag is welke voortrekkersrol Vlaanderen kan spelen om ook Europees te bekijken wat we invoeren en welke normen we ook daarvan verwachten.
Ik verwijt u dikwijls dat we niet snel genoeg vooruitgaan, dat het te vrijblijvend is, maar u zegt ook terecht dat Vlaanderen klein is, dat het Europees moet worden aangepakt. Kan Vlaanderen ook wat meer initiatieven nemen om dat minstens op Europees vlak toch te kunnen trekken?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Zoals ik daarstraks zei, ik zal daar alle inspanningen voor leveren. Dat komt nu aan bod bij de OESO. Wat Vlaanderen betreft, moet dat natuurlijk intrafederaal gebeuren. We moeten toch ook proberen dat op de Europese agenda te brengen.
Tegelijkertijd ben ik ook blij dat er ook steeds meer ondernemers zijn die zelf op die manier willen ondernemen en daar zelf werk van maken. Mevrouw Remen, u bent daar een voorbeeld van. Zij willen daarop toekijken, met alle moeilijkheden van dien, natuurlijk. Daarom ook pleit ik ervoor dat dit Europees zou zijn. Dan zal het nog moeilijk zijn om de hele keten te bewaken.
We hebben dat ook gehad bij de discussie over de arduinstenen. Ik heb ondertussen met die sector gesproken. Die telt heel veel verantwoordelijke ondernemers, die hun uiterste best doen. Ze wijzen er natuurlijk op dat er niet bij elke werf een camera staat opgesteld, maar ze kijken er wel op toe dat werven worden verplaatst of dat aankopen worden gedaan bij partners waarvan men kan aannemen dat ze correct en te goeder trouw zijn.
Dat is een werk van lange adem. Controle zal altijd een heikel punt blijven, maar naarmate dat de sensibilisering toeneemt, dat bedrijven ook beseffen dat ze winnaars zijn als ze die kaart trekken, zullen er ook zaken in beweging komen. De meeste doen het natuurlijk niet om winnaar te zijn, maar omdat ze ook geloven in die waarden, maar tegelijk zijn dat op termijn ook de winnaars.
Ik blijf er echter bij dat het ook absoluut noodzakelijk is om daar de consumenten in mee te krijgen. De rol van de consumentenbeweging ter zake lijkt me zeer belangrijk.
Mevrouw Remen heeft het woord.
De consument is zeker belangrijk, maar op dit moment wordt die ook overstelpt door een marketingvloed: het wordt altijd maar goedkoper. Ik wil maar zeggen, het is geen gemakkelijke oefening, maar ik wil er graag aan meewerken om ook die consument goed te kunnen voorlichten. Dan denk ik ook dat dat ene gemeenschappelijke maatschappelijk label wel heel belangrijk is om die consument goed in te lichten over de stand van zaken.
– Karim Van Overmeire treedt als voorzitter op.
We kunnen toch niet accepteren dat we goederen op onze markt hebben waaraan kinderen hebben gewerkt, waarvoor mensenrechten zijn geschonden. Ter zake moet Vlaanderen echt een voortrekkersrol spelen in Europa. Ik reken echt op u en ik wil daar heel graag binnen de partij ook aan meewerken. Misschien kan dat wel kamerbreed.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.