Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over projectsubsidies in de kunsten
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de goedgekeurde subsidies voor beurzen en projecten in de eerste ronde 2017 van het Kunstendecreet. Op 13 januari neemt u daar een beslissing over. Er waren 295 aanvragen, voor een totaal gevraagd bedrag van meer dan 13 miljoen euro. Voor de eerste ronde verdeelt u een kleine 4 miljoen euro over 113 aanvragen. In de drie ronden is er in totaal 8 miljoen euro te besteden aan projectsubsidies.
U zegt in uw beleidsbrief het volgende: “Ook bij de projectsubsidies zal ik, vanuit een zorg voor het landschap en conform de visienota Kunsten, de versnippering tegengaan door duidelijke prioriteiten te stellen en keuzes te maken. Hierbij zullen de verschillende (hoofd)disciplines voldoende kansen krijgen, en zal de spreiding van het kunstenaanbod een aandachtspunt blijven. Keuzes zijn ook noodzakelijk om een adequate, realistische financiering van projecten te kunnen verzekeren. Voldoende financiële slagkracht is noodzakelijk met het oog op de levensvatbaarheid en kwaliteit van een project, maar ook in het belang van een versterking van de positie van de kunstenaar en als stabiele uitgangspositie om aanvullende financiering te genereren of samenwerkingsverbanden aan te gaan. Projecten moeten volwaardige werkinstrumenten kunnen zijn, zodat werken vanuit een projectlogica niet als minderwaardig wordt beschouwd.”
Voor deze ronde van de projectsubsidies wilt u naar eigen zeggen specifiek inzetten op Limburg, muziekclubs en organisaties die zich richten naar de ondersteuning van kwetsbare groepen.
In De Morgen van 14 januari 2017 lazen we dat u ervoor geopteerd hebt om een aantal organisaties met een minder goed rapport op te vissen, ten koste van sommige organisaties die wel een positief advies kregen.
We hebben dat allemaal eens bekeken. Dank trouwens voor de informatie die we daarover hebben ontvangen. We moeten wel concluderen dat er projectsubsidies zijn uitgekeerd aan projecten die volgens de adviescommissie artistiek niet voldeden, dus eigenlijk nipt onvoldoende krijgen. We merken ook dat een paar organisaties of kunstenaars die zakelijk onvoldoende hadden, en zelfs volstrekt onvoldoende, dan toch subsidies krijgen. Ik heb daar een aantal bedenkingen bij, maar ik zal eerst luisteren naar uw antwoord op de volgende vragen.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij uw beweegredenen met betrekking tot de recente toekenning van de projectsubsidies en beurzen aan kunstenaars en organisaties? Welke factoren en motieven speelden hierbij een rol? U mag natuurlijk afwijken, maar het gaat over organisaties die een niet zo goed rapport kregen maar toch worden gehonoreerd. In tegenstelling tot de verdeling van de projectsubsidies in 2016, hebt u er nu voor geopteerd om de adviescommissie niet geheel te volgen. Vanwaar deze beslissing? Is dit eenmalig of zullen we in volgende rondes een dergelijk scenario ook voor ogen krijgen? U voorziet dit jaar in zo’n 8 miljoen euro voor projectsubsidies. Reeds in de eerste ronde van drie in totaal, is bijna de helft van het budget al opgesoupeerd.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, we hebben uw perscommunicatie over de projecten gelezen. U hebt ervoor gekozen om de projecten die de quotering ‘zeer goed’ kregen en zakelijk op zijn minst ‘voldoende’, te subsidiëren. U doet dat tot en met categorie 3. Voor beurzen voor individuele kunstenaars gaat u zelf nog iets verder en is ook de categorie ‘goed’ voldoende om in de subsidiepot te vallen.
Daarnaast hebt u een aantal zaken opgevist en ook subsidie toegekend. U motiveert dat in een persbericht door te verwijzen naar de Limburgse achterstand die voor een deel goedgemaakt wordt en naar kwetsbare groepen die middelen krijgen, en dan nog naar twee specifieke dossiers over een muziekclub en een orkest.
Als ik de analyse diepgaander maak, dan komt het erop neer dat men tot categorie 3 in de lange rangschikking van het draaiboek subsidie krijgt. Dat zijn de criteria, die vallen dan samen. Ik wil toch een paar curieuze beslissingen aanhalen. De eerste gaat over ‘Le Concert Olympique’ van Jan Caeyers, de vroegere Beethoven Academie, dat in de rang 17 is opgenomen. Ze krijgen zelfs 80 procent van het gevraagde bedrag. Ik zal het met enig cynisme zeggen: het zijn goede netwerkers aldaar. Het andere dossier is dat van Tristero dat u vanuit rang 4 subsidieert. Ze krijgen 80.000 euro, zijnde 28 procent van het bedrag. U koppelt daar de voorwaarde aan van een goed artistiek product om te overwegen of ze in de toekomst verder middelen krijgen. Ik ga nu niet in op de duur, want sommigen zijn voor 1, 2 of zelfs 3 jaar gesubsidieerd.
Er is een muziekclub, Nosta, de opvolger van Nijdrop. Ik zal het maar uitdrukkelijk zeggen: die kreeg vreemd genoeg een zeer goed artistiek advies maar een volstrekt onvoldoende zakelijk advies. Die mensen hebben mij ook zelf een bericht gestuurd waar ik zo meteen nog op terugkom. Er is een zakelijke situatie waarbij Nijdrop en Nosta zich hebben losgemaakt van elkaar en uit het jeugdhuis waaruit ze komen en ook uit de muziekwerking. Ze zitten ook op een andere locatie, maar blijkbaar heeft de administratie dat zakelijk niet geaccepteerd of alvast niet geloofwaardig bevonden.
Dan ga ik naar de Limburgse achterstand. Ik kan daar artistiek-inhoudelijk een zeker begrip voor opbrengen, maar als je het lijstje bekijkt, gaat het over 421.000 euro, van de Alden Biesen Zomeropera tot de Pieter Stockmans Foundation. Daar zitten een aantal organisaties in die een ‘nipt onvoldoende’ krijgen artistiek en een ‘volstrekt onvoldoende’ zakelijk. Hun dossier heb ik niet in detail behandeld. Ze zitten in ieder geval al heel erg diep in de ranking, dus is het toch bizar dat ze middelen krijgen.
Dan heb je de kwetsbare groepen. Dat zijn er vijf. Het gaat overigens in totaal over 136.000 euro in dat geval, wat nog altijd een heel stuk minder is dan dat ene Limburgse project uit de stad Tongeren met de negatiefste quotering die je je kunt inbeelden. Dat is voor een organisatie die net uit de subsidie valt, een zeer cynische beslissing, als ik het zo mag zeggen. Ik kan ook begrip opbrengen voor de keuze dat u voor die kwetsbare groepen opkomt want die hebben, behalve eentje of twee, artistiek een voldoende of een goede beoordeling. Maar ook daar zit je op de rand van wat kan en wat niet kan.
Minister, wat opvalt, is dat het in het totaal van het budget van ongeveer 4 miljoen euro, voor 1 miljoen euro gaat om bedragen die buiten de rankings vallen, dus buiten de criteria die u zelf hebt opgericht. Dat is eigenlijk bijna affrontelijk voor wie er niet bij is.
Daarenboven schoof iemand me een krantenartikel onder mijn neus over de Kempen. Zo stil zijn ze daar niet meer ondertussen. Men voelt zich daar ook heel erg onrechtvaardig behandeld. De titel van dat standpunt in die krant is trouwens ‘Onze Kempen liggen niet in Limburg’. Het gaat over ‘STORMOPKOMST’, het gaat over een stripfestival en dergelijke meer, waarbij er toch ook een probleem is. Maar ik wil die artistieke beoordeling daarvan niet bestrijden. Dat is al het tweede dossier waar ik het over heb. Die mensen hebben mij een mail gestuurd over de zakelijke beoordeling. Ik ga niet op het individuele dossier in, dit is ook niet de plaats daarvoor. Er worden toch een aantal manifeste fouten gemaakt bij de zakelijke beoordeling. Die leiden ertoe dat een organisatie diep in de ranking wegzakt als ze ‘volstrekt onvoldoende’ krijgt. Als je jarenlang als project of als structureel gesubsidieerde organisatie een ‘goed’ of een ‘zeer goed’ zakelijk krijgt, en je werkt al die jaren op hetzelfde stramien, je vraagt een projectsubsidie aan op hetzelfde stramien, dan is het totaal onbegrijpelijk dat diezelfde administratie zakelijk een totaal ander advies geeft.
Ik wil dat even aanbrengen en dat is geen bedoeling van mijn vraag. Maar op die manier vallen organisaties en belangrijke artistieke activiteiten in Vlaanderen weg. Ik heb tot nu toe altijd de verdediging van commissies en van de administratie ter harte genomen in deze procedure. In de toekomst gaan we nog de evaluatie bespreken van het Kunstendecreet op het moment dat er een nota over is, maar er zijn toch een aantal fundamentele fouten die echt moeten worden aangepakt, die niet door het decreet worden veroorzaakt maar in de toepassing van het decreet ontstaan, en dat is heel erg jammer.
Minister, hoe verklaart u de toch wel grote afwijking die u maakt op de adviezen? Welke afwegingscriteria liet u daarin meespelen? Hoe verklaart u dat u zo diep in de ranking bent gaan opvissen? Hoe verantwoordt u dat mensen die bijvoorbeeld op positie 4 staan, geen kans op een subsidie maken? In hoeverre is het billijk dat een provincie duidelijk bevoordeeld wordt ten opzichte van aanvragers uit andere provincies, om even de Kempen als concreet voorbeeld te geven?
Minister Gatz heeft het woord.
Net zoals bij de werkingssubsidies 2017-2021 wilde ik ook in deze projectenronde de versnippering tegengaan en een coherent kunstenbeleid voeren door duidelijke prioriteiten te stellen en keuzes te maken om zo het kunstenlandschap verder te verfijnen. Want wat in de zomer gebeurt, is natuurlijk zeer belangrijk zoals we allemaal weten. Dankzij de extra middelen kon de grens voor de projectmiddelen gelegd worden na categorie 3, dat betekent ‘zeer goed’ artistiek en ‘voldoende’ zakelijk en niet langer na categorie 1, ‘zeer goed’ artistiek en ‘zeer goed’ zakelijk of categorie 2 in bepaalde gevallen, ‘zeer goed’ artistiek en ‘goed’ zakelijk, zoals we dat bij vorige rondes in het voorbije jaar hebben gedaan.
In de lijn van mijn visienota, waarin ik aangaf werk te maken van een kunstenlandschap met voldoende aandacht voor de ondersteuning van individuele kunstenaars, heb ik, net zoals in 2016, in deze ronde opnieuw alle beurzen met een artistieke beoordeling ‘zeer goed’ en ook ‘goed’ willen honoreren. Dit was de eerste ronde na de toekenning van de werkingssubsidies voor vijf jaar. Dus heb ik twee zaken proberen te doen en te verzoenen. Ten eerste wilde ik nog altijd kijken hoe het kunstenlandschap er in Vlaanderen nu uitziet en waar eventueel een aantal leemtes bijgewerkt moeten worden en ten tweede, wat betekent dat dan na de werkingssubsidies? Die dingen vallen natuurlijk samen. Waar zijn er een aantal zaken die mogelijk een extra duwtje mogen krijgen?
Ieder toegekende bedrag stemt overeen met het geadviseerde bedrag in de eerste drie categorieën. Enkel de meerjarige projectsubsidies voor drie jaar werden herleid naar één jaar, tenzij de aanvraag zowel artistiek als zakelijk een beoordeling ‘zeer goed’ kreeg. Niet dat ik de individuele kunstenaar in oppositie wil stellen ten aanzien van organisaties of collectieven, absoluut niet, maar daar waar de organisaties er wat beter uitkwamen in de werkingssubsidieronde, heb ik geprobeerd om voor de individuele kunstenaars zeker voldoende aandacht te houden. Maar dit kwam met de bijkomende middelen eigenlijk in de normale beoordeling voor de eerste drie categorieën op zichzelf al een stuk in orde.
Omdat ik streef naar een complementair kunstenlandschap – ik denk dat ik hierbij in deze zaal niet alleen ben – met inzet van zowel werkings- als projectsubsidies, en ik het daarbij belangrijk vind het evenwicht tussen de (sub)disciplines, werkvormen, regio’s en functies te bewaken en waar nodig bij te sturen, heb ik met mijn beslissing een extra inspanning willen leveren voor enkele werkvormen, regio’s en functies die verzwakt uit de werkingssubsidieronde 2017-2021 kwamen. Daarom heb ik in deze ronde in het bijzonder aandacht besteed aan de ondersteuning van muziekclubs, initiatieven uit de provincie Limburg en projecten met aandacht voor kwetsbare doelgroepen.
Voor Limburg in het bijzonder zie ik dit als een eerste stap in het uitrollen van het aangekondigde Cultuurplan voor die provincie, dat ik samen met de gouverneur en de gedeputeerde voor Cultuur zal uitwerken om zo op termijn vanuit deze provincie sterkere subsidiedossiers ingediend te krijgen. Dat is de vraag van de kip en het ei: kun je geloofwaardig aan een Cultuurplan Limburg werken wanneer de zaken zo moeilijk liggen als nu, of doe je met wat zaaigeld eerst een inspanning om op die manier een aantal zaken in beweging te krijgen? Ik heb gekozen voor het laatste. Hierbij werden de projecten voor drie jaar wel herleid naar één jaar en werden de subsidiebedragen voor projecten van organisaties die geen positief oordeel kregen, ook verminderd met 20 procent.
Tot slot heb ik ook een projectsubsidie aan twee organisaties toegekend vanwege de unieke positie van één van beide organisaties in het kunstenlandschap en de uitzonderlijke opportuniteit op een internationaal forum voor de andere.
Met mijn beslissing heb ik in belangrijke mate het advies van de beoordelingscommissies gevolgd. Van de bijna 120 toegekende subsidies, zijn er een kleine 100 gevolgd zonder meer. Er zijn inderdaad een kleine 20 waar ik dat niet heb gevolgd. Ik wil die verhouding toch nog even aan u voorleggen. Maar ik wilde dus ook een bijzondere inspanning leveren voor bepaalde werkvormen, regio’s en functies die, zoals ik al zei, verzwakt uit de ronde van de zomer zijn gekomen. Waardevolle initiatieven slagen er niet altijd in hun artistieke plannen te vertalen in goed uitgewerkte projecten en dossiers, waardoor zij stranden op een artistiek of soms ook een zakelijk mindere beoordeling. Bij volgende rondes zal ik opnieuw de afweging maken tussen de resultaten van de beoordeling en het evenwicht in het kunstenveld op het vlak van disciplines, werkvormen, regio’s en functies.
Een van de vraagstellers heeft er al naar verwezen: het regionale vraagstuk blijft wel een stuk prangend in de spanning tussen artistiek niveau en het feit dat een aantal regio’s duidelijk met leemtes te kampen hebben. Er is zeker nog een die wat in de kou blijft staan en waarvoor ik wil kijken wat er in de volgende rondes mogelijk is.
In de eerste ronde 2017 werd, zoals aangegeven, 3.958.800 euro van het voor 2017 totaal beschikbare bedrag toegekend, vanwege de onder vragen 1 en 2 aangehaalde redenen. Dit betekent dat er nog 4.112.200 euro rest voor de tweede en derde ronde, wat het voor dezelfde rondes beschikbare bedrag in 2016 nog steeds overschrijdt.
Inderdaad, u hebt de rekensom goed gemaakt van de bijkomende subsidie in deze ronde. Van de 2 miljoen euro die we vorige keer telkens per ronde hebben kunnen uitdelen, hebben we 1 miljoen euro kunnen aanvullen voor de reguliere projecten, die iets gemakkelijker aan hun trekken kwamen dan voorheen. Er is inderdaad 1 miljoen euro gegaan naar het opvullen van een aantal leemtes. Ik vind dat een verdedigbare verhouding. Het feit dat er in deze ronde een ietwat onorthodoxere aanpak is geweest, met ook een remediëring van een aantal leemtes, had ik ook in de commissie aangekondigd. Ik heb dat zo evenwichtig mogelijk proberen te doen. Dat ik daar volledig in geslaagd ben, zal wel niet zijn, maar ik heb in elk geval bij dezen proberen uit te voeren wat ik heb aangekondigd.
Beste collega’s, het is ook zeer moeilijk om het debat hier ooit helemaal, 100 procent zuiver, objectief of rechtvaardig te krijgen. Wat we natuurlijk geprobeerd hebben met de beoordelingsverfijning van de 25 categorieën, in tegenstelling tot het meer binaire gegeven van ‘voldoende’ of ‘niet voldoende’ de vorige legislaturen, hebben we over het algemeen ook gehaald – je kunt natuurlijk altijd aannemen dat hier en daar een beoordelingscommissie of een administratie niet het beste advies geeft – namelijk dat men met meer nuances wordt beoordeeld dan alleen maar ‘goed’ of ‘niet goed’. Maar als we dan de beoordelingsrangschikking – zo wordt het dan bekeken – als in steen gebeiteld gaan beschouwen, ja, dan ik morgen gaan vissen of iets anders gaan doen. We moeten weten wat we willen. De objectivering van de beoordeling in de verschillende commissies is gebeurd om meer nuance en evenwicht te creëren. Het is niet het ene of het andere, er is een grotere grijze zone. Ik besef dat ik daar met de nodige behoedzaamheid en de juiste motiveringen mee moet omspringen, en omwille van de volledigheid van het kunstenlandschap is dat mijn meest pertinente motivering. Maar men kan niet het ene en het andere tegelijk willen: de verfijning en de objectivering in de 25 commissies. Desgewenst kunnen we dat nog verder uitsplitsen, maar niemand vraagt dat, het is nu al complex genoeg. Men kan dan niet meteen zeggen: ‘Dat is het dan, daar kan men niet van afwijken’.
De beoordeling door de commissie gebeurt artistiek. De beoordeling door de administratie gebeurt zakelijk. De minister beslist over het kunstenlandschap.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, dat u extra aandacht hebt gegeven aan muziekclubs, daar kan ik u in volgen. ’t Ey was zeer goed, Nosta zakelijk minder, maar artistiek was het nog steeds voldoende. In uw aandacht voor kwetsbare doelgroepen kan ik u volgen. Wat betreft Limburg, volg ik u ten dele. Ik ben ook een voorstander van het Cultuurplan Limburg, maar het is zoals collega Caron zegt: je moet een soort van draagvlak hebben over het algemeen. Want dat betekent dat organisaties die beoordeeld worden als artistiek onvoldoende, centen krijgen. Als een bepaalde organisatie, waarvoor 250.000 euro werd gevraagd, 200.000 euro krijgt maar waarvoor het artistiek advies ‘nipt onvoldoende’ is en het zakelijke ‘volstrekt onvoldoende’, dan heb ik daar toch wat vragen bij. Ik volg u daar niet in. Ik heb altijd gezegd dat ik kan begrijpen dat je afwijkt van adviezen. Ik kan begrijpen dat je bepaalde regio's gaat promoten. Maar ik vind wel dat een project op zijn minst voldoende artistieke kwaliteiten naar voren moet brengen. Ik ben geen expert, maar als ik afga op de adviescommissies, is dat niet het geval. Ik ga misschien een wat boude uitspraak doen: wat moeten die organisaties dan doen, hun zetel verhuizen naar Limburg? Dat is de vraag die ik daarbij stel.
Wat betreft het zaaigeld, zegt u dat u het Cultuurplan wilt uitrollen. Maar eigenlijk krijgen sommigen nu de boodschap dat ze artistiek onvoldoende zijn maar ze krijgen toch het geld, of dat ze zakelijk niet in orde zijn maar ze krijgen toch het geld. De vraag is of je zaaigeld niet stopt in plantjes waarvan de wortels niet goed zitten. Ik stel me er vragen bij of dat nu de goede uitrol is van een Cultuurplan Limburg. Ik vind dat je moet kijken of het zaaigeld goed wordt besteed. Daarin volg ik u eigenlijk niet. Ik vind dat hier toch een vorm van precedent is geschapen. Ook al ga ik ermee akkoord en wil ik u zeker en vast wat betreft het Cultuurplan Limburg steunen, toch vind ik het ernstig afwijken van de adviezen eigenlijk een brug te ver.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, u mag afwijken, u mag op basis van disciplines, functies en regio's accenten leggen die afwijken van een individuele dossieraanvrager en de beoordeling. Ik heb daar geen enkel probleem mee als u dat goed motiveert. Toch zijn er volgens mij een aantal grenzen te trekken. De belangrijkste grens is dat een artistiek onvoldoende volgens mij een uitsluitend criterium is. Als je niet over de artistieke lat geraakt, dan kan je naar mijn bescheiden mening met de beste opvisoperatie ter wereld geen centen krijgen. Het wordt omgekeerd wel gebruikt. Als er zakelijk een onvoldoende is, wordt dit als uitsluitingscriterium gebruikt, maar blijkbaar niet als het om het artistieke gaat. Dat kan echt niet. Als u corrigeert voor functies, disciplines en regio’s, dan moet u dat criterium ook artistiek mee in ogenschouw nemen. Wie niet over de artistieke lat geraakt, kan voor zo’n operatie niet in aanmerking komen. Neem het Limburgse verhaal als voorbeeld. Ik heb er geen probleem dat u daar zaaigoed verspreidt – zaaigeld in dit geval – en dat u wat lager in de ranking gaat. De vraag is echter hoe diep u in de ranking gaat.
Er moet consistentie zijn in de advisering. Dat is echt een probleem. Ik zal u een voorbeeld geven zonder het concrete dossier te noemen. In de vorige ronde was er een dossier aangevraagd dat artistiek een ‘zeer goede’ beoordeling kreeg en zakelijk een ‘goed’, maar het was gesplitst over het jaar en werd door u of de diensten doorgeschoven naar deze ronde. Hetzelfde dossier was zakelijk nog een beetje bijgewerkt, maar kreeg plots artistiek het advies ‘goed’ in plaats van ‘zeer goed’ en zakelijk ‘zeer goed’ in plaats van ‘goed’. Het zakt dus op de ranking en krijgt nu geen subsidie. Als het de eerste keer was doorgegaan, had het wel subsidie gekregen, maar nu krijgt hetzelfde dossier die niet, met bovendien een andere beoordeling erbij. Dat is geen grap meer, dit is gewoon niet ernstig. In het systeem moeten er een aantal correcties gebeuren die dat soort accidenten onmogelijk maken.
In het Kunstendecreet is afgesproken dat er een elektronisch dossier is van elke aanvrager dat telkenmale wordt meegenomen bij elke beoordelingsronde van nieuwe dossiers. Op die manier hebben commissies en de administratie minstens een beetje geheugen over wat ze inzake dossiers van deze organisatie hebben beslist. Ik kan nog voorbeelden geven van inconsistente adviezen. Ik heb het voorbeeld van STORMOPKOMST luidop genoemd, maar er zijn er nog. Hoe zit het met de dossiervorming? Bestaan die dossiers? Worden ze meegegeven?
Ik koppel er nog een bedenking aan. Veel heeft te maken met de te wisselende samenstelling van de commissies. Er is geen geheugen meer en dus geen samenhang, geen consistentie in de advisering. Ik wil de individuele personen die in de commissies zitten, niet met de vinger wijzen, want het is een systeemfout die ten gronde moet worden aangepakt.
Ik kan leven met correcties als die gemotiveerd zijn, maar ik kan niet leven met de gedachte dat wie artistiek een onvoldoende krijgt, opgevist wordt.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord op de interessante en zeer noodzakelijke vragen. Ik sluit me er heel graag bij aan. Als er systeemfouten zijn, dan moeten we dat nagaan, dan moet dat worden geëvalueerd en dan hoop ik dat we daar aandacht aan zullen schenken. Laat ons zeggen dat dat de kinderziektes zijn die onrechtvaardig zijn, maar die moeten worden uitgezweet. Een systeem kan nooit onmiddellijk perfect zijn. Wanneer er een aantal elementen niet oké zijn, dan moeten die onder ogen worden gezien en worden aangepakt. Ik verwacht bij de evaluatie van het Kunstendecreet dat deze inconsistenties in kaart worden gebracht.
Minister, u bent niet aan uw proefstuk toe. We herinneren ons nog die hete zomer, in augustus, toen de beslissingen over de projectsubsidies alle richtingen uitgingen. U had het toen iets moeilijker om die te verdedigen. Vandaag zien we eigenlijk dezelfde trend. U gebruikt het argument dat u de behoeder bent van het kunstenlandschap. Ik zou zelfs durven te zeggen dat dit terecht is. U bent dat, maar we moeten er wel voor opletten dat we het systeem niet uithollen. We moeten geloofwaardigheid behouden. Wie artistiek een onvoldoende krijgt, kan niet worden opgevist om welke reden dan ook. Waarom zou men dan in hemelsnaam nog proberen om een subsidiedossier goed in elkaar te boksen? Probeer dan vooral te lobbyen. Dat is bijna de boodschap die hier wordt gegeven. Dat is niet oké omdat we de geloofwaardigheid van het hele systeem daarmee ondermijnen.
Ook al klopt het dat u de behoeder bent van het kunstenlandschap, de feiten tonen iets anders. Ik haal het voorbeeld aan van TRISTERO. Zij worden opgevist en krijgen een bepaald bedrag, maar dat is veel te weinig, want ze zullen spartelen om te overleven. Als je gaat kijken naar de Nederlandstalige theatergezelschappen in Vlaanderen, dan zijn zij bijna het enige. Als u zegt dat u de behoeder bent van het kunstenlandschap, dan zou ik verwachten dat u er, om die reden, voor zorgt dat ze verder kunnen. Dat gebeurt niet. Zelfs uw argument van behoeder van het kunstenlandschap vind ik in de feiten niet echt terug.
Ik kan begrijpen wat u zegt over Limburg en dat er een inhaaloperatie nodig is, maar hanteer alstublieft criteria waarvan we achteraf nog kunnen zeggen dat ze geloofwaardig zijn. Dat is vandaag jammer genoeg niet het geval.
Minister, we hebben in deze ook de grote bezorgdheid op het vlak van consistentie in de advisering. Een aantal leden hebben het daarover al gehad. Op dat punt moeten we echt terugkomen wanneer we de evaluatie van het Kunstendecreet doen. Ik zeg dit met heel veel schroom, zonder enige steen naar iemand te werpen. We moeten wel naar het systeem op zich kijken om het te verbeteren.
Ik ben heel blij dat ik in uw antwoord heb gehoord dat de kwestie van de regio’s prangend blijft. Dat is een uitdaging. We moeten kijken hoe we daar op een goede manier mee kunnen omgaan. Dat is een open vraag in uw hoofde en heel duidelijk ook in onze hoofden, want ik hoor het bij alle leden. We hebben u al meermaals gevraagd op verschillende fora om daar aandacht voor te hebben en er rekening mee te houden. We moeten het echter niet te fel op flessen trekken. Ik hoor hier voorstellen in het kader van wat ik zou noemen burgerlijke ongehoorzaamheid – af en toe mag dat –, maar we mogen het niet op flessen trekken. Minister, toen u koos voor regionale correcties hebt u bijvoorbeeld aanvragen voor drie jaar teruggebracht naar één jaar om duidelijk te maken dat het om zaaigoed gaat en dat u op een relatief snelle manier wilt zien of er resultaten zijn om dan eventueel bij te sturen. Ik ben vooral blij dat u hebt gezegd dat de regionale spreiding prangend blijft en dat er in de komende tijd op dat vlak zal moeten worden bijgestuurd.
Het glas kan halfvol of halfleeg zijn, en het lijkt hier alsof het halfleeg is. Ik wil ook wel de positieve dingen zien. De extra middelen zorgen ervoor dat heel wat organisaties extra middelen hebben gekregen, meer dan de voorbije jaren.
Het verhaal van de betere toelages aan individuele kunstenaars is er nog zo een. In de keuzes die u hebt gemaakt, hebt u me niet heel erg verrast. U hebt op voorhand heel hard aangegeven welke keuzes u zou maken. We hebben bovendien ook aan u gevraagd om keuzes te maken. Laat ons al zoekend verdergaan hoe we kunnen komen tot het best georganiseerde kunstenlandschap in al zijn diversiteit, wat betreft werkvormen, wat betreft disciplines en regio’s. Is de oefening af? Neen, heel duidelijk niet. Zijn er hier en daar nog gaten? Heel duidelijk wel. Ik hoop dat we samen met u kunnen blijven zoeken naar de beste tekening. Er zijn daarin al een aantal belangrijke stappen gezet, maar we zijn er nog niet helemaal.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik kan me volmondig aansluiten bij het laatste betoog. Ik neem zeker akte van de kritiek die er is en die er altijd zal zijn. Ik wil het niet te fel banaliseren. Mocht ik volledig de adviezen van de commissies zonder meer hebben gevolgd, dan zou men waarschijnlijk hebben gezegd dat het verdienstelijk was, maar dat er geen geld genoeg is. Ik heb nu geprobeerd om met open vizier bij de aankondiging voor de kunstenronde en in grote mate mijn eigen principes nalevend, de remediëring van de ronde van de werkingssubsidies bij deze kunstenronde toe te passen. Ik kan nog in de spiegel kijken, geloof me vrij.
Ik erken wel dat er een spanningsveld ontstaat met betrekking tot de grens die ik heb gekozen tot waar het kunstenlandschap mee kan worden gevormd. Ik heb met name gezegd dat wat volstrekt onvoldoende is, niet eens wordt bekeken. Bij een ‘nipt onvoldoende’ heb ik inderdaad de zaken nog eens bekeken en niet de grens getrokken tussen ‘voldoende’ en ‘nipt onvoldoende’. Dat heeft natuurlijk ook te maken met wat de heer Caron heeft aangehaald inzake consistentie in de beoordelingen over de verschillende rondes heen. Ik stel het neutraal, want ik erken absoluut de kwaliteit en het doorwrocht zijn van de adviezen, in elk geval van de meeste adviezen. Ik probeer steeds in een correct spanningsveld met de commissies en de administratie te werken en niet in een soort oppositie dat ze geen goed werk hebben geleverd. De heer Caron heeft dat ook niet gezegd, maar ik wil maar aangeven dat een aantal organisaties van een minder goede beoordeling in de zomer nu naar een goede projectbeoordeling zijn gegaan, terwijl de aard van het ingediende artistieke werk niet noodzakelijk veranderde. Dat is positief voor hen. Maar er waren er ook een aantal andere die bij ‘goed’ zaten en naar ‘voldoende’ zijn gegaan of van ‘voldoende’ naar ‘nipt onvoldoende’. Dat is net een van de redenen waarom ik die grens wat lager heb gelegd. Het toont wel aan – die bezorgdheid deel ik met meerderheid en oppositie – dat we bij de evaluatie en bijsturing van het Kunstendecreet nog kunnen zoeken naar goede antwoorden op dat vlak. Ik heb er enkele in mijn mouw zitten, maar ik zal die nu niet geven omdat ze los van deze projectsubsidieronde moeten worden beoordeeld. Daar zit zeker nog verbetering op het systeem.
Wat met de regionale evenwichten? Er schijnen iets minder problemen te zijn vanuit de commissie en misschien ook vanuit de sector met het vullen van leemtes op het vlak van functies, disciplines en subdisciplines dan met regionale. We moeten dit debat verder kunnen voeren. In de zomer was mijn publieke verschijning in Limburg misschien een tijdje minder lang aangewezen. Hoewel, dat valt in de praktijk wel allemaal goed mee. Nu word ik op het schild gehesen als een nieuwe Ambiorix. De verhouding is natuurlijk niet correct, niet in het ene en niet in het andere geval. In Limburg moet men ook beseffen dat deze toekenning voor 1 jaar is gebeurd. Volgend jaar zal opnieuw worden bekeken wat er moet en wat er kan gebeuren. Hopelijk zullen een aantal dossiers in kwaliteit versterken, want dat is wel degelijk de bedoeling. Ik maak me het leven niet al te gemakkelijk. Ik had ook kunnen zeggen dat ik er vanaf ben voor 2 of 3 jaar, maar neen, we zullen de zaken volgend jaar opnieuw bekijken. Dat geeft aan dat het een voorwaardelijke steun is.
Er zijn ook andere leemtes, de Kempen is genoemd. Ik denk dat er een aantal pertinente argumenten voor zijn. Er is een bekend kunstenfestival in de Westhoek dat ik niet bij naam zal noemen omdat dat delicaat is, dat deze keer geen subsidie heeft aangevraagd omdat er voor een andere oplossingsformule is gekozen. Er is een protocol gesloten tussen stad, provincie en in de toekomst de Vlaamse overheid in het kader van het Regiodecreet. Zo belanden we in de discussie van de evenwichten.
Mijnheer Caron, u hebt tijdens de voorafgaande bespreking over de pijlers van het Regiodecreet gezegd dat we met betrekking tot de rol die de provincies spelen in West-Vlaanderen en Limburg moeten durven te bekijken of alle criteria wel hetzelfde moeten zijn in de Vlaamse Ruit en daarbuiten. Het is van twee dingen een. Het Regiodecreet komt niet volledig overeen met het Kunstendecreet. Het Kunstendecreet gaat inderdaad over een bepaalde artistieke kwaliteit en niet alleen maar over regionale spreiding, maar de debatten komen elkaar wel tegen. Die wil ik zeker graag nog met u verder voeren.
Ik zal toch een element aangeven zonder in de polemiek te vervallen. In het geval van TRISTERO heb ik het advies wel degelijk volledig gevolgd, en niet omdat het mij goed uitkwam omdat de commissie een lager bedrag adviseerde dan het gevraagde. Dat doet geen afbreuk aan wat er in de toekomst kan volgen. Ik wil enkel aangeven dat in eer en geweten en na enig overleg, het advies van de commissie net wel is gevolgd.
Ik blijf erbij dat de hoeder van het kunstenlandschap niet onfeilbaar is. Wanneer hij of zij – het gaat niet over mijn positie alleen, maar ook over wie na mij komt – in alle transparantie een aantal checks and balances ten opzichte van de toepassing van het decreet door commissies en administratie wil aanbrengen, dan moet dat in een democratische samenleving het volste recht zijn van de persoon die op deze stoel zit. Dat heb ik geprobeerd.
De heer Meremans heeft het woord
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Hierin verschillen we van mening, maar goed. Er gingen geruchten dat er een standbeeld van u zou worden opgericht in Limburg, maar vooralsnog niet. Misschien verschijnt u volgend jaar wel in een of andere tirade, wie weet. Dat kan ook nog gebeuren. Dit wordt vervolgd. Ik zou u toch willen vragen om met deze bemerkingen zeker en vast rekening te houden, want hierin volg ik u niet.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil de discussie niet helemaal uitputten en afblokken omdat ik vind dat er nog een aantal stappen te zetten zijn bij de evaluatie. Die ruimte wil ik graag open houden.
Ik zou graag hebben dat het systeem ertoe leidt dat niet meer een kwart van de middelen die u toekent, en zijnde de helft van de toename van de projectmiddelen, moet worden besteed aan correcties op de adviezen. Als we zo doorgaan, zult u de hele stijging van de projectmiddelen aan correcties besteden. Ik kan me niet inbeelden dat u dit helemaal fijn vindt. Laat ons dit zeker opnieuw bekijken bij de evaluatie. U hebt een aantal openingen gemaakt op dat vlak maar ook op het vlak van de regio’s. Ik kijk ernaar uit, vooral inzake consistente beoordeling, samenhang en dossieropvolging.
Ik ben zeer bekommerd om het Cultuurplan Limburg. Ik zou graag hebben dat Limburg een stevig en ambitieus Cultuurplan maakt. Ik hoor echter signalen dat dit niet bepaald in een goed ritme zit. Het is mijn mening dat ze dat moeten doen. Er moet toch een draagvlak moeten zijn voor een toekomstige evolutie.
Minister, er zijn twee provincies, West-Vlaanderen en Limburg, die in het verleden veel hebben gedaan voor cultuur. Zij zijn perifeer en hebben altijd de indruk – of de mening, zoals u wilt – dat ze op cultureel vlak niet altijd even goed werden bejegend als wie in de Vlaamse ruit woont of werkt.
In die zin, zo heb ik ook in mijn eerste betoog gezegd, begrijp ik dat er een inspanning moet gebeuren voor Limburg. We moeten opletten dat de middelen die vanuit de provincies zijn overgeheveld naar het Vlaamse niveau, niet, bij wijze van spreken, ‘sjoemelings’ weer in de Vlaamse ruit verdwijnen. Dat was toch niet de bedoeling. Ik zeg ook niet dat het op een weegschaaltje moet worden gelegd. Het is prima dat ze in Watou een andere piste kiezen. Maar, minister, geef toch toe dat het al te gek is dat een dossier weer wordt opgepikt door de provincie nadat de provinciale middelen werden overgeheveld. Dat zijn dingen die niet oké zijn. Ik wil daar verder niet op ingaan.
Ik kijk uit naar de evaluatie van het Kunstendecreet die moet helpen om een aantal fouten te verbeteren en tot betere uitkomsten te komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.