Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Op 15 oktober 2015 keurde het Vlaams Parlement mijn resolutie betreffende het faciliteren van nieuwe woonvormen goed. Die resolutie bevat grosso modo twee belangrijke thema’s: gemeenschappelijk wonen en het opdelen van bestaande woningen.
Wat het eerste thema betreft zit de hoofdbevoegdheid bij de minister van Wonen, mevrouw Homans. Zij heeft inmiddels een eerste uitvoering gegeven aan dat deel van de resolutie door een ontwerp van decreet voor te bereiden houdende instelling van een proefomgeving voor experimentele woonvormen en tot machtiging van een coördinatie van de regelgeving betreffende de woninghuurwetgeving. Zodra het is goedgekeurd, zal dit ontwerp van decreet de basis bieden voor experimentele woonprojecten die binnen een proefomgeving de kans krijgen om op te starten zonder de belemmering van een veelheid aan regelgeving. Minister Homans heeft er bij de bespreking van de beleidsbrief Wonen 2016-2017 wel op gewezen dat er een nauwe band is met het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening en dat er daarom overleg tussen beide betrokken ministers noodzakelijk is.
Wat het specifieke aspect voor het opdelen van bestaande woningen betreft, verwijst minister Homans expliciet naar de minister van Omgeving. In het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) valt te lezen: “Het Vlaams ruimtelijk beleid schept de juiste condities om functies zoals wonen, bedrijvigheid, voorzieningen of infrastructuur steeds meer op te vangen binnen het bestaand ruimtebeslag.”
Het efficiënt gebruiken van het bestaande woonpatrimonium zal hierbij ‘de’ uitdaging van de volgende jaren worden. In Vlaanderen staan er heel wat grote villa’s, die vandaag verouderd en/of onderbenut zijn, maar die ook heel wat open ruimte innemen. Het versoepelen van de regelgeving om deze te kunnen opdelen in verschillende woonentiteiten wordt dan ook acuter. Daarenboven lijkt het ons ook van belang dat de minister de lokale besturen sensibiliseert om het opdelen van bestaande woningen een eerlijke kans te geven. Vandaag wordt dat nog te vaak verhinderd door verouderde verkavelingsvoorschriften, die bijvoorbeeld expliciet eisen dat er enkel eengezinswoningen worden gebouwd. De lokale autonomie moet te allen tijde worden gerespecteerd, maar ook de lokale besturen worstelen vaak met een tekort aan woonentiteiten en kunnen vanuit de Vlaamse overheid aangemoedigd worden om creatieve oplossingen aan te wenden.
Welke houding neemt u aan tegenover het opdelen van bestaande woningen in verschillende woonentiteiten? Wanneer zult u een initiatief nemen ter uitvoering van de parlementaire resolutie die het opdelen van woningen mogelijk wil maken? Hoe zult u de lokale besturen stimuleren om hun beleid af te stellen op het creëren van bijkomende woonentiteiten via het opdelen van bestaande woningen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, het opdelen van woningen is een vorm van rendementsverhoging die sterk verankerd zit in het Witboek BRV.
De cijfers uit het vergunningsregister van het departement Ruimte Vlaanderen leren mij dat er vandaag reeds veel woningen worden gecreëerd via rendementsverhoging. Jaarlijks komen er in Vlaanderen gemiddeld drieduizend woongelegenheden bij door verbouwingen met opsplitsing.
In 2015 werden netto 4.650 woongelegenheden extra gecreëerd door nieuwbouw na sloop van bestaande woningen. Vandaag komt daarmee minstens 38 procent van de benodigde woongelegenheden tot stand in het bestaande ruimtebeslag. Het opsplitsen van een grote onderbenutte villa in meerdere woongelegenheden, en zelfs het nieuw bouwen van woongelegenheden na het afbreken van een verouderde villa, zijn hiervan voorbeelden. De marktvraag naar kleinere woongelegenheden wordt hiermee gedeeltelijk gerealiseerd. Ik kom straks terug op een aantal maatregelen.
In de goedgekeurde resolutie over nieuwe woonvormen wordt uitdrukkelijk gewezen op de zorg voor woonkwaliteit bij het opdelen van woningen. In de toelichting wordt ook gewezen op het vermijden van het opdelen van zonevreemde woningen om de druk op de open ruimte weg te nemen. Ik ondersteun deze zorgen.
Wat betreft het versoepelen van of komaf maken met verouderde of te gedetailleerde stedenbouwkundige voorschriften hebben we al een decretaal initiatief genomen. Dat werd in gang gezet vóór de zomer van 2016. Dat moet drie keer naar de regering. De laatste keer kwam dat op 25 november 2016 naar de regering. Het zal nu hopelijk voor een laatste keer worden goedgekeurd. Dan komt het richting parlement. Dat is de codex waarin dat voorzien is. U wordt op uw vraag bediend.
Het voorontwerp van wijzigingsdecreet bevat twee concrete regelingen die daaraan moeten tegemoetkomen. Ten eerste vereenvoudigen we de procedure voor de wijziging van verkavelingen. Ten tweede voeren we een vereenvoudigde planwijzigingsprocedure in voor het opheffen of wijzigingen van inrichtingsvoorschriften. De link met wat hier ter tafel ligt, is toch heel duidelijk.
Het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen geeft aan dat sensibilisering een belangrijke component is om tot verdere rendementsverhoging te komen. Het departement wil ook een webtool opmaken. Die heeft tot doel initiatiefnemers en stedenbouwkundige ambtenaren participatief tot een hoger ruimtelijk rendement te laten komen. Ook zet Ruimte Vlaanderen via het Atrium Lerend Netwerk in op kennisoverdracht, stimuleren en afstemmen met de lokale besturen. Met de decreetswijziging voor verouderde voorschriften geven we gemeenten meer armslag om dat in de praktijk toe te passen. In 2017 zal ruimtelijk rendement een constant onderwerp uitmaken op het Atrium Lerend Netwerk. We zullen daar nog veel meer op inzetten.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel. Uiteraard zijn wij tevreden als er op die manier extra woongelegenheden kunnen worden gecreëerd, en als dat ook toeneemt. Dat is uiteraard niet meer dan logisch. Het was uiteraard ook de reden om de resolutie destijds uit te schrijven.
Lokale besturen spelen ook in dezen een belangrijke rol. Het is, zoals ik daarnet al zei, ook belangrijk om hen wat dit betreft nog steeds te sensibiliseren.
Zowel de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) als het Steunpunt Wonen dringt erop aan om een definitie te schrijven voor het gemeenschappelijk wonen. Dat ontbreekt nu. Er moet, eigenlijk asap, echt wel ambitieuzer een tandje worden bijgestoken. We moeten werk maken van alle randvoorwaarden en van de sociale zekerheid. We moeten ervoor zorgen dat mensen meer kiezen voor dat maatschappelijke rendement. Minister, zijn er al stappen gezet in de richting van die definitie van gemeenschappelijk wonen? Dat is toch heel belangrijk. Heel veel mensen zijn daarop aan het wachten.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Er zijn inderdaad op het vlak van het stimuleren of realiseren in de praktijk van nieuwe woonvormen nog heel veel uitdagingen, zowel op het vlak van sociale zekerheid, waar vragen rijzen over uitkeringen voor mensen die een cohousingproject starten, als op de vlakken van ruimtelijke ordening en wonen.
Minister, ik ben tevreden. U hebt het al een paar keer aangekondigd, en dus wisten we al dat er heel wat aanpassingen in de pipeline zitten om de opdeling van die grote villa’s in de praktijk mogelijk te maken waar dat wenselijk is, zoals de aanpassing van de verkavelingsvergunning. De codextrein die u in gang hebt gezet, zal in de praktijk op het terrein voor de nodige stimulansen zorgen. Daarbij moet in eerste instantie de kwaliteit gewaarborgd worden. We zitten op het vlak van ruimtelijke ordening goed op schema voor wat betreft het ondersteunen van de nieuwe woonvormen.
Mevrouw De Vroe wijst er in haar bijkomende vraag op dat het echt wel noodzakelijk is dat er een definitie is over wat nu gemeenschappelijk wonen is en over de verschillende vormen. We stellen die vraag ook vaak aan minister Homans. In eerste instantie moet die definitie in de Vlaamse Wooncode opgenomen worden. Zoals in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar dat al het geval is. Dat is de eerste stap die moet worden gezet. Het gaat nog altijd over Huisvesting. Zodra men daar de definitie heeft overgenomen of zelf heeft gecreëerd, kunnen we bekijken hoe we deze definitie kunnen overnemen of verfijnen wat betreft ruimtelijke ordening in de Codex Ruimtelijke Ordening.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil nog even de nadruk leggen, niet alleen op het belang van het verhogen van het aantal woningen en van kleinere woningen, maar ook, en daaraan gekoppeld, op het feit dat de woonkwaliteit niet uit het oog mag worden verloren – zoals ook mevrouw Christiaens heeft gezegd. In dat opzicht vinden wij het vergunningsplichtig blijven van de verbouwing van een woning tot kleinere wooneenheden absoluut noodzakelijk.
We zien de codextrein die bolt graag voortbollen. U zegt dat dit nog voor een laatste keer moet terugkomen naar de regering. Wij vertrouwen erop dat dat daar keurig wordt afgerond.
Wat betreft de laatste opmerking, over het tot een definitie komen vanuit de bevoegdheid Wonen, kan ik zeggen dat daar volop aan wordt gewerkt. Dat is in de commissie Wonen al vaak besproken. Ik heb begrepen dat dat daar de volgende weken en maanden zeker zal kunnen worden gefinaliseerd. Het is een terechte opmerking. Zo weet iedereen waar hij zich aan moet houden, wat de afspraken zijn, en wat onder de definitie valt zoals die dan moet worden ingevoerd of aangepast.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, het is belangrijk dat in het Instrumentendecreet dat eraan staat te komen de instrumenten worden aangepast in de zin van de nieuwe woonvormen en het gemeenschappelijk wonen. Ik kijk dus uit naar de initiatieven die u wat dat betreft nog zult nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.