Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, meer en meer wordt er gezocht naar wegen om goedkope of goedkopere woonvormen ingang te doen vinden. De hoge vastgoedprijzen spelen ongetwijfeld een doorslaggevende rol. De hoge kostprijs om een eigen woning te bouwen of te kopen of de hogere huurprijzen maken het voor heel wat mensen niet evident om een eigen woning te verwerven of te huren.
Op het terrein groeit de vraag naar het creëren van een kader om goedkope woonvormen zoals ‘tiny houses’, in het leven te roepen. Eind vorig jaar bespraken we in de commissie Wonen met minister Homans een verzoekschrift van 1700 inwoners. Die goedkope woonvormen zijn woongelegenheden waarvan de kosten vergelijkbaar zijn met een weekendhuis, een chalet, een caravan. Er zijn de laatste tijd al een paar projecten in het nieuws gekomen. Mensen wonen op een echt kleine oppervlakte. Onder meer de provincie Vlaams-Brabant heeft al een aantal projecten uitgewerkt om mensen die in een caravan wonen, te helpen zoeken naar een kwalitatieve woonomgeving.
Het zijn initiatieven die, zo stelden ook de indieners van het verzoekschrift, alvast mede een oplossing zouden kunnen bieden aan de lange wachtlijsten voor sociale woningen en het voorkomen van dakloosheid.
Echte standaarddefinities van wat nu als een tiny house kan worden beschouwd, zijn er momenteel absoluut niet voorhanden. Er zijn wel een aantal voor de hand liggende kenmerken die vaak terugkomen. Zo is het huis beperkt in oppervlakte, vaak maximum een paar tientallen vierkante meter. Verder is het huis vaak – maar dat hoeft niet altijd zo te zijn – gebouwd op wielen en zou het dus kunnen worden vervoerd. Er is ook speciale aandacht voor een functioneel design om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte. Ten slotte zijn eenvoud en duurzaamheid centraal.
Dit thema is behandeld in de commissie Wonen, maar uiteraard is er de link met de ruimtelijke ordening en met de inplanting in ons openbaar domein.
Minister, bent u bekend met de toenemende vraag naar de bouw van de tiny houses? In welke mate werd u al dan niet betrokken bij de initiatieven, bijvoorbeeld van de provincie Vlaams-Brabant? Hebt u vanuit de bevoegdheid Ruimtelijke Ordening initiatieven genomen om de realisatie van tiny houses mogelijk te maken? Ondersteunt u de realisatie van dergelijke goedkope, kleine woonvormen vanuit de bekommernis om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte? Maakt het inzetten op deze realisatie deel uit van uw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen? Zo niet, zult u dat misschien meenemen in de verdere concretisering van dit plan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, we kennen dit fenomeen. Het is nog niet echt een trend in Vlaanderen, maar we moeten natuurlijk wel voorbereid zijn op alles wat mogelijk zal komen.
Het idee van de tiny houses kan groeien. Vaak hebben mensen de wens om duurzaam te leven, met een kleinere voetafdruk, maar ook meer en meer nomadisch. Waar men vroeger misschien wat meer honkvast was, zien we dat er een generatie is die zegt: ‘We gaan liever wat dichter bij ons werk wonen. Wie weet waar we over een aantal jaar meer actief zullen zijn.’
Ik ben ervan op de hoogte dat de dienst Wonen van de provincie Vlaams-Brabant een wedstrijd heeft uitgeschreven voor architecten om, binnen de normen die de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s) vastleggen, kwalitatieve woningen te kunnen aanleggen tegen een maximumprijs van 90.000 euro. Mijn administratie maakt trouwens deel uit van de jury. Op die manier wordt expertise opgebouwd.
Tiny houses kunnen een vorm van intensivering zijn, een tijdelijk gebruik. Ik acht het echter niet wenselijk om overal die tiny houses te gaan inzetten, want dat zou de ruimtelijke verspreiding en versnippering juist nog groter maken. Wel kan dat een mogelijke tijdelijke invulling zijn van terreinen alvorens ze bijvoorbeeld worden herontwikkeld. Dit zou ook de woningdiversiteit kunnen verhogen. We moeten echter ook de woonkwaliteit voldoende bewaken.
Tiny houses worden in onze wetgeving beschouwd als woningen. Het feit dat het verplaatsbaar is, betekent niet noodzakelijk dat het verboden is. Binnen de ruimtelijke ordening is er geen echt specifieke regeling voor het bouwen of plaatsen van een tiny house. Met het oog op huisvesting heeft men een vergunning nodig. De aanvraag moet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften die gelden in het gewestplan, in het bijzonder plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of eventueel een specifiek verkavelingsvoorschrift. Daarnaast moet de aanvraag voldoen aan de goede ruimtelijke ordening, waarbij er wordt gekeken naar de functionele inpasbaarheid, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, maar ook naar visueel-vormelijke elementen, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid.
In onze regelgeving is het dus niet per definitie verboden. Het kan natuurlijk wel zijn dat, door specifieke voorschriften inzake afmetingen, bijvoorbeeld in verkavelingsvergunningen, je botst op het feit dat je geen vergunning kunt krijgen. In de lopende decreetswijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), de codextrein, bepalen we een regeling om de stedenbouwkundige voorschriften die dergelijke projecten vaak in de weg staan, op een meer soepele manier te kunnen aanpassen. Dat is reeds de tweede keer door de regering goedgekeurd. Het zal voor een laatste keer naar de regering gaan en komt dan richting parlement. Dat is dus zeker goed op te volgen in die context.
Wat de afmetingen betreft, zal er in het bijzonder moeten worden gekeken naar de woonkwaliteitsnorm van de Vlaamse Wooncode. Daarvoor is uiteraard het agentschap Wonen bevoegd. Het kleinschalig wonen is trouwens recent aan bod gekomen op alle lokale atria van de provincie Vlaams-Brabant. Dat was in relatie tot het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Het is een heel andere cultuur, waar wellicht nog niet iedereen in Vlaanderen klaar voor zal zijn.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Zoals u in het begin van uw antwoord zei, vind ik dat we vooral moeten openstaan voor alle mogelijke woonvormen die zich ontwikkelen. We stappen alsmaar meer af van onze bekende standaardverkavelingswoonvormen. Ik hoef het u natuurlijk niet te vertellen, het is hier vast meer aan bod gekomen. Die tiny houses, de echt kleine woonvormen, zijn een opkomend fenomeen – misschien kun je niet echt spreken van een trend. Dat wil zeker niet zeggen dat we ons daartegen moeten afzetten.
Minister, ik ben blij te horen dat u daarvoor openstaat. U zegt dat het kan, binnen de voorwaarden, de stedenbouwkundige vergunningen en dergelijke, indien aan alle normeringen van woonkwaliteit is voldaan. Wanneer men gaat praten over vaste domiciliëringen, dan is woonkwaliteit de essentie. U zegt dat het, waar het kan, mogelijk is. Het is niet verboden door onze regelgeving. Men moet er soepel tegenover kunnen staan. Dat moet de essentie zijn. Indien we naar nieuwe woonvormen, naar het wonen van de toekomst, gaan, moeten we openstaan voor alle mogelijke nieuwe initiatieven die zich daaromtrent manifesteren.
Ik ben blij te vernemen dat er geen grote belemmeringen zijn op het vlak van ruimtelijke ordening en dat het, waar het kan, zal worden toegelaten.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, u weet dat ik er voorstander van ben kleiner wonen toe te laten. Destijds was ik de initiatiefnemer rond de resolutie gemeenschappelijk wonen en het opdelen van bestaande woningen.
U hebt daarnet gezegd dat, als de gemeente ervoor openstaat om kleiner wonen toe te laten, de codextrein wijzigingen die er zit aan te komen daartoe een oplossing biedt. De realiteit is echter wel dat heel wat gemeenten er niet voor openstaan om klein wonen toe te laten. In een antwoord op een van mijn vorige vragen hebt u gezegd dat u een leidraad hebt uitgeschreven rond gemeenschappelijk wonen, om de gemeentebesturen te sensibiliseren en hen daarin te gaan leiden.
In de praktijk zie ik dat er nog altijd gemeenten zijn – nog vrij recent – die stedenbouwkundige verordeningen goedkeuren waarin het aantal vierkante meters extreem groot is. Als we kijken naar onze maatschappij en we horen dat een op de vijf alleenstaand is, is het toch wel heel belangrijk dat de gemeenten hierin de nodige stappen ondernemen. Ik weet dat u die leidraad hebt uitgeschreven met alle goede bedoelingen. Ik heb alleen een specifieke bezorgdheid in verband met het verlagen van het aantal vierkante meters. De Vlaamse Wooncode is daarin zeker perfect. Het zijn echter de gemeenten die strengere minimum bewoonbare oppervlakten opleggen. Dat is een grote bezorgdheid die ik heb. Ik weet dat er gemeentelijke autonomie is, maar ik denk dat we wat dat betreft vanuit de Vlaamse overheid nog stappen kunnen ondernemen om de gemeenten wakker te maken om hiervoor op te staan.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, we zijn het er allemaal over eens dat we aan inbreiding moeten doen en zuinig ruimtegebruik voorop moeten stellen. Ik hoor eensgezindheid als het erover gaat dat we die woonkwaliteit moeten nastreven, de inpasbaarheid, de goede ruimtelijke ordening waar u de minister op wijst.
Wat mevrouw De Vroe op het einde zegt, dat merk ik ook wel. Sommige gemeentebesturen hebben die klik inderdaad nog niet gemaakt. Nochtans zouden ze dat, in het kader van de klimaatproblematiek, toch stilaan moeten doen. Het moet natuurlijk niet altijd en overal kunnen, maar ik denk wel dat het op sommige plaatsen kan.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Ik kan mij zeker aansluiten bij wat de collega’s zeggen: niet elke gemeente of lokaal bestuur staat daarvoor open.
U hebt heel goede contacten met de gedeputeerde van Wonen van Vlaams Brabant. Zij doen daar heel mooie initiatieven rond, zoals bijvoorbeeld daar waarmee uw administratie mee in de jury zat, zoals u daarnet vermeldde. Misschien dat u het mee kunt opnemen dat de good practices, de goede voorbeelden, onder andere uit de provincie Vlaams-Brabant, mee kunnen worden gebruikt om de lokale besturen toch wat te stimuleren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.