Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Ik probeer op het terrein de temperatuur op te meten met betrekking tot wat ik de verbreding van de besturen zou durven te noemen. Je voelt daar duidelijk de bereidheid tot actie, om iets te ondernemen, om iets te doen aan bestuurskracht.
Velen willen absoluut die zwaktes en sterktes onder ogen nemen. Zij willen daar effectief iets aan doen. Je voelt aan dat van alle remedies het geloof in sterkere samenwerking daar het grootst is. Het is altijd het geloof dat tot daden leidt. Je voelt de nood aan het creëren van werkplatformen. Aangezien we de fusie toch proberen met wat centen te verwortelen, blijft de vraag bestaan naar een sterkere begeleiding.
Minister, moeten we niet in kaart brengen waar dergelijke vormen van versterkte samenwerking bestaan? Ik lees, hoor en voel dat ze hier en daar op het terrein sterker worden. In hoeverre hebt u overwogen om de initiatieven vanuit de diensten nog te versterken? Worden er vanuit uw diensten voor de toekomst meer middelen en instrumenten ingezet om dat verbreed samenwerken mogelijk te maken, en te bekijken tot welke andere formules dat mogelijk kan leiden?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, u hebt daarover al verschillende vragen gesteld. U weet dat mijn beleid inzake Binnenlands Bestuur uitgaat van twee sterke polen. Enerzijds is er de Vlaamse overheid die het kader stelt, maar dan los van de keizerkostermentaliteit – dat is een uitdrukking die ik in deze commissie al heel veel heb gebruikt, en ik blijf ze herhalen. Anderzijds zijn er de sterke, bestuurskrachtige lokale besturen. De beleidsmatige visie hierachter heb ik in deze commissie en in de plenaire vergadering al meerdere malen toegelicht. De focus van het beleid is gericht op het verhogen van de eigen gemeentelijke bestuurskracht. Samenwerking tussen gemeenten is nuttig en absoluut ook nodig. Maar het kan geen alternatief zijn voor een gebrek aan bestuurskracht van de gemeente, om zelf haar basisbevoegdheden niet te moeten uitoefenen. Ik wil dat toch nog eens benadrukken, want dat is belangrijk.
Ik zeg dit omdat we onder andere daarom in het regeerakkoord een duidelijke keuze hebben gemaakt om in te zetten op het actief ondersteunen en stimuleren van vrijwillige fusies. Ook daarover hebben we het al uitvoerig gehad. In het regeerakkoord staat: ‘vrijwillige fusies’, los van allerlei partijpolitieke programma’s daarrond.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat gemeenten of lokale besturen of steden, indien ze dat nuttig en nodig achten, zeker ook kunnen opteren voor samenwerking. Zo bevat de organieke regelgeving vandaag al verscheidene instrumenten en ook de mogelijkheden daartoe. Het decreet Intergemeentelijke Samenwerking (IGS), dat recent werd aangepast en goedgekeurd in de plenaire vergadering, versoepelt deze samenwerking. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de versoepeling van de meervoudige doelstelling wat het concrete IGS-decreet betreft. Ook het Gemeentedecreet werd recent nog aangepast om samenwerking te kunnen vereenvoudigen. Zo kunnen gemeenten gebruik maken van elkaars personeel, en dergelijke meer.
Ik vind dit een terechte vraag, die echter al meerdere keren werd gesteld. Ik begrijp dat het leeft. Maar het regeerakkoord is hierover zeer duidelijk. Het is aan de gemeenten om in functie van hun lokale noden deze samenwerkingsmogelijkheden vorm te geven. Zij hebben de autonomie om daar zelf voor te kiezen en te bepalen welke samenwerkingsvormen de beste zijn. Wij geven decretaal al heel veel ruimte aan lokale besturen – een stad of een gemeente – om dat naar eigen keuze te kunnen invullen.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik heb de vraag gesteld omdat ik echt het gevoel heb dat er de voorbije weken en maanden evolutie is op het terrein. Als dat niet het geval was, zou ik deze vraag hier niet opnieuw hebben gesteld want we hebben er inderdaad al verschillende keren over gediscussieerd.
Ik neem aan dat u interesse hebt om te weten waar de ‘fusionisten’ zitten. Mij zou ook interesseren waar de ‘interlokalisten’ zitten. Het zou goed zijn om dit in beeld te proberen brengen. Het zou me interesseren mocht u deze vraag stellen aan de besturen. Ik denk dat u daar een vrij positief verhaal van zou kunnen maken. Je weet nooit waar zo’n verhaal eindigt, maar ik ben ervan overtuigd dat er op dat vlak meer goesting aanwezig is dan we hier misschien beseffen. Dan kunnen we nog kijken hoe we dit benutten en gebruiken, maar vooral ook ondersteunen.
De heer Meremans heeft het woord.
Het is inderdaad niet de eerste keer dat we deze vraag stellen. Ik wil toch enkele bemerkingen maken. U spreekt over ‘interlokalisten’. De vraag is waarom iemand ‘interlokalist’ wordt. Word je dat omdat de eigen gemeente een aantal zaken niet meer aankan, omdat je niet meer bestuurskrachtig genoeg bent? Natuurlijk is er goesting om met een aantal gemeenten samen te werken omdat niemand dan zijn post moet inleveren. Dat speelt natuurlijk ook een rol. Er wordt dan gewerkt rond een aantal thema’s. Als gemeenten zo intens gaan samenwerken, dan riskeer je het effect van de vorige vraag van de heer Daems te installeren in de gemeenteraad. Ik stel me dan immers de vraag wat de gemeenteraadsleden daar nog zitten te doen. Misschien krijgen ze allemaal een bore-out.
Ik geloof wel in samenwerkingsverbanden tussen gemeenten die bestuurskrachtig genoeg zijn. Het mag niet zo zijn dat ze vlugvlug samenwerken omdat het woord ‘fusie’ fout is en omdat samenwerken gemakkelijker gaat. De vraag is of je de waarheid daarmee geen geweld aandoet.
We moeten het regeerakkoord volgen, maar het zou veel beter zijn dat de gemeenten de oefening maken over met welke gemeenten ze het vaakst samenwerken en daar conclusies uit trekken. Ik hoed me een beetje voor wat ik heb gelezen in de krant met betrekking tot het geval in de regio Turnhout – zonder me daarover uit te spreken, want ik vind het positief dat mensen willen samenwerken –, waar wordt samengewerkt voor bepaalde zaken en voor andere niet. Daarmee krijg je de verrommeling niet weg. Misschien moet worden overwogen om dit in de toekomst af te bakenen en te zeggen wie de partners zijn waarmee moet worden samengewerkt. De eerste voorwaarde is dat de gemeente zelf bestuurskrachtig genoeg is om een aantal zaken op te lossen, om daarna te kijken met wie kan worden samengewerkt. Er zijn trouwens al een heleboel samenwerkingsverbanden in Vlaanderen, eigenlijk veel te veel.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, u bent geïnteresseerd in het aantal en de evolutie. U vraagt of dit wordt gemonitord. Ik zou kunnen beginnen over de regioscreening, maar dat is eigenlijk iets anders. Dat is een database die het agentschap goed monitort en dagelijks bijhoudt.
Er zijn lokale besturen die zelf contact opnemen met het kabinet of het agentschap om te praten over versterkende samenwerking tussen verschillende lokale besturen. Dat is vandaag nog gebeurd, maar sta me toe niet dieper in detail te treden en niet te vernoemen over welke lokale besturen het gaat. Anderen komen praten over een fusie. Er zijn nu twee concrete fusies, maar we hebben ook nog andere geluiden in de media gehoord. We hebben ook weet van andere spontane fusies die wellicht nog tijdens deze legislatuur zullen gebeuren. Als lokale besturen vragen hebben, vinden ze hun weg naar ofwel het kabinet ofwel het agentschap en ze krijgen steeds antwoord op de vragen die hen bezighouden.
De heer Doomst heeft het woord.
De fundamentele vraag blijft natuurlijk het versterken van de bestuurskracht. Ik geloof dat deze op dit ogenblik heel sterk is in de lokale besturen want de ‘d’ van democratie is een beetje kleiner aan het worden. Ze is gelukkig nog groot genoeg in de lokale besturen die heel dicht bij de mensen beleid voeren. Ik geloof dat ze daar het grootste deel van hun bestuurskracht dagelijks bewijzen. Het is alleen die 10 of 20 procent extra die vooral door een versterkte samenwerking moet kunnen worden behaald. Ik voel dat daar de voorbije maanden grote bereidheid toe is. Ik blijf er daarom op aandringen om op het vlak van een dergelijke formule die de voordelen van beide systemen in zich houdt, de lijn aan te houden en vooral daarop in te zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.