Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Daems heeft het woord.
Voorzitter, als de winterse uitspraak ‘glad ijs’ geldt, dan zeker hier. Wie een probleem niet durft aan te kaarten omdat het glad ijs zou zijn, zou zijn verantwoordelijkheid in dit parlement niet nemen.
Mijn vraag om uitleg gaat over de ontwikkeling van mensen in hun jobomgeving. Het fenomeen burn-out is daarbij zeer gekend. Men gaat te lang door op zijn ‘effort zone’, grenzen worden verlegd, men geraakt overladen en opgebrand. Het fenomeen ‘bore-out’ is het omgekeerde. Men blijft te lang hangen in een bepaalde zone, niet eens een comfortzone; de uitdaging en de prikkels om grenzen te verleggen zijn weg; de zelfontwikkeling valt stil; de jobvoldoening daalt; je krijgt, toch in een aantal gevallen, fysiek gesproken dezelfde symptomen als bij burn-out, raar maar waar.
Het gaat mij hier duidelijk over het welzijn van de werknemer bij de administratie. Maar het probleem is breder. Het doet zich niet alleen voor bij de overheid maar ook in de private sector, vaak wanneer de organisatie een zekere omvang krijgt. De studies hierover zijn relatief recent. Het fenomeen bestaat al langer, maar verkeerde lange tijd in een taboesfeer. Hetzelfde geldt voor burn-out. Vijftien jaar geleden was iemand met een burn-out een luierik. Zo kwam het toch over. Quod non. Men is ondertussen tot de vaststelling gekomen dat het een echt probleem is. Nu gaan studies daarin zeer ver. Ze stellen vast dat het fenomeen bore-out minstens even belangrijk is voor het welzijn van de mensen, nog los van het rendement van de organisatie. Dat is in mijn vraag van ondergeschikt belang.
Het is een zeer belangrijk fenomeen. Metingen laten uitschijnen dat 15 tot 20 procent van de mensen daarmee te maken hebben, zowel in de private als in de publieke sector.
Minister, is er al onderzoek gebeurd, al dan niet door de overheid gefinancierd of medegesponsord, naar dit fenomeen? We weten dat burn-out hoog aan de agenda staat. Eindelijk, zou ik zeggen. Dat is nog maar een paar jaar zo. Is er een evolutie waarbij dit andere fenomeen wordt bekeken, dat minstens even belangrijk is voor het welzijn van de werknemers en van onze actieve bevolking? Minister, bent u, indien dit onvoldoende het geval is – en ik denk het, want anders zou ik het in mijn opzoekingen hebben aangetroffen – desgevallend bereid om naast het fenomeen burn-out, waarvan ik vermoed dat er wel wat over te doen is binnen uw beleid, ook te proberen om het fenomeen bore-out in kaart te brengen, en desgevallend naar de commissie terug te komen om ons daarover te informeren?
Minister, ik stel u deze vraag omdat ik meen dat dit fenomeen tijdsgebonden is. In de werkorganisatie zien we de doorgedreven automatisering, de IT-systemen die meer en meer van toepassing zijn, en het herorganiseren en efficiënter maken. Daardoor kan deze zaak zich mogelijk nog verscherpen in de nabije en in de verre toekomst. Robotisering is daarvan maar een onderdeel. U kent het fenomeen van de ‘golden cage’: men zit opgesloten in een gouden kooi en men kan of wil daar niet meer uit. Maar toch kampt men met dit fenomeen.
Nogmaals: ik stel deze vraag, het welzijn van onze mensen op de werkvloer indachtig, weze het in een private dan wel publieke omgeving. Minister, ik vind dat u de nodige aandacht zou moeten geven aan dit fenomeen.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Daems, het vriest buiten, ik denk dus dat het sowieso glad is. Alles kan dus gezegd worden, of het nu al dan niet vriest.
Ik ontken het fenomeen absoluut niet. Maar u hebt bij het stellen van uw vraag zelf enige voorzichtigheid aan de dag gelegd. We moeten oppassen. Ik kan enkel antwoorden vanuit mijn bevoegdheid Bestuurszaken. Ik kan geen uitspraken doen over de private sector. We zitten volop in een periode, die al in de vorige legislatuur is begonnen, dat we met minder medewerkers hetzelfde of zelfs nog meer werk moeten doen. Ik heb het over alle ambtenaren.
Uw definitie van ‘bore-out’ is perfect. Het is een situatie waarbij de werknemer, in dit geval de ambtenaar, door een gebrek aan uitdagingen of betekenisvolle taken verveeld geraakt, interesse verliest en nog maar weinig productiviteit aan de dag kan leggen. Daarop komt het, kort samengevat neer. Er is momenteel binnen de Vlaamse overheid nog geen specifiek onderzoek gevoerd naar het fenomeen. Ik heb op dit moment nog geen concrete indicatie dat dit nodig zou zijn, en dat er ambtenaren zouden zijn die een gebrek aan betekenisvolle taken hebben.
U hebt zelf de link met burn-out gelegd. Ik zal daar handig gebruik van maken. U weet dat er een actieplan ‘Burn-out binnen de Vlaamse administratie’ bestaat. Het zou nuttig kunnen zijn om de resultaten hiervan in deze commissie te bespreken. Ik zal u laten weten wanneer de eerste screening of bijsturing ervan zal gebeuren. Het burn-outplan bestaat uit tien concrete bouwstenen. Enkele daarvan kunnen gerelateerd worden met bore-out.
Bouwsteen vier, over leiderschap, legt de nadruk op de coach die de medewerkers moet begeleiden en ondersteunen. Voor het leiderschap is het helder verkondigen van een visie belangrijk, het inspireren van de medewerkers, en het vooruitkijken en anticiperen op ontwikkelingen in de maatschappij.
Bouwsteen acht gaat over stimuleren van mobiliteit – ik neem aan dat het in dezen om opwaartse mobiliteit gaat. We willen de mobiliteit binnen het Vlaamse ambtenarenkorps bevorderen. We willen dat de Vlaamse ambtenaren aan het roer staan van hun eigen loopbaan.
Bouwsteen negen betreft de organisatieontwikkeling. Daar willen we de elementen ondersteunen die het algemeen welzijn bevorderen. We zetten daar in op een talentbenadering: personeelsleden kunnen meer inzicht verwerven in hun eigen talenten, terwijl de organisatie en leidinggevenden samen met het personeelslid op zoek gaan naar een match tussen enerzijds de noden van de organisatie, de Vlaamse overheid dus, en anderzijds de talenten van de medewerker.
Mijnheer Daems, u kaart dit probleem terecht aan. We zijn met ons burn-outactieplan goed op weg. Dit kan absoluut in deze commissie voer voor discussie zijn. Dat kan op het gepaste moment, namelijk wanneer wij de concrete resultaten kunnen meegeven, want anders lijkt het mij een nutteloos debat. Tegelijkertijd besteden we met het burn-outactieplan door middel van de genoemde bouwstenen aandacht aan het fenomeen bore-out, dat inderdaad bestaat, mijnheer Daems.
De heer Daems heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat u bereid bent om met de bouwstenen vier, acht en negen van het burn-outplan, dat u aan het bewerken of verwerken bent en waarmee u naar deze commissie komt, een aanzet te geven tot het onder de aandacht brengen van het bore-outprobleem bij diegenen die met het actieplan bezig zijn.
Mijn invalshoek is het welzijn en niet zomaar de productiviteit van de medewerker, en dat niet alleen publiek maar privaat. Men bekijkt blijkbaar vrij goed de agenda’s van het Vlaams Parlement want omdat ik deze vraag stel, krijg ik veel reactie van bedrijven, consultancybedrijven en andere, die blijkbaar bore-outcoaches hebben. Er zijn zelfs bedrijven die aanbiedingen hebben voor mensen om door middel van loopbaancheques in een anti-bore-outtraject terecht te kunnen komen.
Minister, dank u voor het feit dat u bevestigt dat het zeker iets is wat bestaat. De hoegrootheid van het fenomeen kunnen we niet inschatten, want die studies hebt u niet. Maar ik dank u alvast voor het feit dat u op basis van de bouwstenen vier, acht en negen – leiderschap, mobiliteit en talentontwikkeling – hieraan binnen de Vlaamse overheid aandacht zult schenken. U weet: ‘gouverner, c’est prévoir’, het is altijd beter te voorkomen dan te genezen. Excuseer voor het gebruik van het Frans in deze commissie. Het weze mij niet ten kwade geduid. Het is een geijkte uitspraak, en u weet dat ik privaat nogal bicommunautair ben. Soms overvalt mij dat.
Voorkomen is beter dan genezen. Daarom dank ik u dat u vanaf vandaag de nodige aandacht aan dit mogelijk en wat mij betreft zeker bestaand probleem zult geven.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik geef u en de topambtenaren twee suggesties.
Er zijn altijd evaluaties van het personeel. Misschien kan daarbij dit fenomeen extra bekeken worden. Ik neem aan dat een leidinggevend ambtenaar bij een goede evaluatie ook wel de signalen zal ontvangen of daar al dan niet een bore-out in zit.
We zouden ook een beeld van de hele organisatie moeten krijgen. Dat element moet worden opgenomen in een volgende personeelspeiling, als die er komt. De personeelspeiling van vorig jaar zou in de eerste helft van dit jaar bekendgemaakt worden. Het lijkt me nuttig om zowel de burn- als de bore-out organisatiebreed in kaart te brengen.
De heer Daems heeft het woord.
Ik geef de commissie nog deze suggestie: het zou niet gek zijn om eens iemand uit te nodigen die zich daar in het bedrijfsleven mee bezighoudt, om te vragen wat dat nu eigenlijk is. Als je zoiets nieuws aankaart, vallen de meeste mensen een beetje uit de lucht. Zij vragen dan wat dat is. Het woord wordt vaak begrepen, en ook verkeerd gebruikt. Voorzitter, laat eens zo’n bore-outcoach aan het woord, liever vroeg dan laat. Geloof mij. Ik heb de vraag gesteld omdat meerdere studiegenoten van destijds, die nu actief zijn in het grootbedrijfsleven, mij hierop attent hebben gemaakt. U kent wel die klassieke reünies van de oude gabbers van de Solvay Business School. Dit fenomeen is blijkbaar geweldig aan het uitdijen. Daarom heb ik het aangekaart. Ik hoop dat u er aandacht aan besteedt, want we kunnen echt beter voorkomen dan genezen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.