Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, op 23 november 2016 keurde het Vlaams Parlement kamerbreed de baanbrekende resolutie betreffende een sterk Vlaams klimaatbeleid goed. Er waren heel wat aanbevelingen die betrekking hebben op diverse sectoren, maar er waren zelfs enkele sociale en werkcomponenten. Niet dat Werk een sector is met een grote uitstoot van broeikasgassen, maar ondersteunend heeft het wel een belangrijke impact op het klimaatbeleid.
Dat bleek ook op 1 december op de klimaat- en energietop. U was daar uiteraard aanwezig. Sommigen beweerden u daar niet gezien te hebben, maar ik heb u gezien. U was daar vooral vanuit uw bevoegdheden Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid en iets minder als minister van Werk. Het is uiteraard niet onlogisch dat innovatie en economie de topprioriteit zijn als het gaat over klimaatbeleid. We zijn ervan overtuigd dat ook uw bevoegdheden inzake de arbeidsmarkt en werk een belangrijke impact kunnen hebben op het klimaat.
Zoals in de inleiding van de resolutie staat neergeschreven, zijn we ervan overtuigd dat een doorgedreven, verstandig en ambitieus klimaatbeleid heel wat opportuniteiten biedt voor de Vlaamse economie en de tewerkstelling in Vlaanderen. Een studie van Oxford Economics, Climact en het Federaal Planbureau spreekt zelfs van 80.000 bijkomende banen, mits het vervullen van een aantal randvoorwaarden. Daarom hebben we ook de aanbeveling geformuleerd om aandacht te hebben voor de positieve effecten van het klimaatbeleid op de creatie van jobs.
De transitie naar een samenleving die geen gebruik meer maakt van fossiele brandstoffen zoals we die beogen, vraagt een omscholing van de grote groep van mensen die aan de slag is in de sector van de fossiele brandstoffen. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan de vele werknemers van de chemische bedrijven in de haven van Antwerpen, maar ook de garagehouders die vroeger alleen maar geleerd hebben over de verbrandingsmotor maar op korte termijn geconfronteerd worden met wagens die aangedreven worden door een volledig ander type motor, elektrisch, waterstof enzovoort. In de resolutie vragen we ook om in overleg te gaan met de Federale Regering over een kader waarin de bedrijfswagen omgezet kan worden naar een mobiliteitsbudget. Hier zou u als minister van Werk zeker ook een belangrijke en faciliterende rol in kunnen spelen.
Deze verschillende voorbeelden geven aan dat het klimaatbeleid en het beleidsdomein Werk zeker niet los van elkaar mogen worden gezien. Vanuit het beleidsdomein Werk moet zeker de nodige aandacht gaan naar klimaatbeleid, zeker ook omdat een doordacht klimaatbeleid heel wat opportuniteiten biedt voor de werkgelegenheid in Vlaanderen. We zien een aantal terreinen waarop u actie zou kunnen ondernemen. Ik denk aan het in kaart brengen van de impact van het klimaatbeleid en de doelstellingen daaromtrent op de tewerkstelling in Vlaanderen. Welke kansen maar ook welke bedreigingen dienen zich aan?
Welke jobs komen er mogelijk bij? Welke andere jobs zouden er verdwijnen? Er bestaat daar vandaag op sectorniveau geen wetenschappelijk gevalideerde informatie over. Deze informatie is ook belangrijk om de link te kunnen leggen met het beleid inzake vorming en opleiding en het beleid met betrekking tot sociale bescherming. Ook het mobiliteitsbudget en hoe we daarmee omgaan, is een mooi voorbeeld van een beleidsdomein- en beleidsniveau-overschrijdende uitdaging.
Het klimaatakkoord van Parijs verwijst naar een rechtvaardige transitie, waardig werk en kwaliteitsjobs voor de werknemers. Landen zouden dat in de praktijk kunnen omzetten op basis van de aanbevelingen die door de Internationale Arbeidsorganisatie werden vastgesteld. Die aanbevelingen zijn goedgekeurd door de regeringen, werkgevers en werknemers.
Ook in Vlaanderen kunnen we inspirerende voorbeelden vinden inzake de link tussen de klimaatproblematiek en tewerkstelling. De Stichting Innovatie & Arbeid in de schoot van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) stelde begin juli van vorig jaar nog het rapport ‘Samen werken aan materialen en energie. Aanpak en werknemersbetrokkenheid in acht ondernemingen’ voor. Er zijn ook andere projecten, zoals Go4Circle, een bedrijfsfederatie voor bedrijven uit de circulaire economie. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Collega Schiltz is een fan. Die federatie bouwt samen met vakbonden aan een kennisplatform over en voor circulaire economie.
Minister, hoe ziet u de link tussen het beleidsdomein Werk en het klimaatbeleid van de Vlaamse Regering, en wat zal uw inbreng daaromtrent zijn? Welke initiatieven neemt u en zult u nemen met betrekking tot het klimaatbeleid? Welke opportuniteiten voor het beleidsdomein Werk wilt u grijpen via een doordacht klimaatbeleid?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil eerst toch even terugkomen op de klimaatconferentie. Ik was toch wel een beetje gechoqueerd door de uitspraak dat ik er niet was als minister van Werk. Ik wil toch nog even zeggen dat die klimaatconferentie in eerste instantie toch gericht was op het bereiken van de klimaatdoelstellingen en dat elke minister een heel beperkte hoeveelheid tijd had om een aantal dingen naar voren te brengen. Dan moet je keuzes maken. Dan kan je niet alles naar voren brengen. Ik heb enerzijds de keuze gemaakt om samen met de minister-president een brief te schrijven aan bedrijven om sterke engagementen te krijgen. Dat is toch eigenlijk gelukt, alleen al gezien de diverse uitspraken en engagementen van bedrijven en sectoren die continu op het scherm verschenen. Anderzijds is in het debat dan vooral gefocust op innovatie. Afleiden dat de minister van Werk niet geïnteresseerd zou zijn en dus afwezig was op de klimaatconferentie, vind ik eerlijk gezegd dus van de pot gerukt.
U bracht het ook al naar voren: de wereld, en daarmee ook de arbeidsmarkt, is natuurlijk continu in verandering. Als je vergelijkt met twintig jaar geleden, zijn onze werkvloeren technologischer, interactiever en groener geworden. Ik herinner me nog dat ik als baas van Voka een congres maakte over duurzaamheid. Op dat moment, en dat is ongeveer twintig jaar geleden, werd dat als raar beschouwd. Ik denk dat het toen misschien ‘nice to have’ was. Vandaag is het ‘need to have’. Ik denk dat we ons niet kunnen inbeelden welke veranderingen er ook in de volgende twintig jaar nog zoal zullen komen. Die evoluties hebben natuurlijk ook een grote invloed op de inhoud van jobs, zoals u ook al naar voren hebt gebracht. Mensen moeten nieuwe zaken en andere technologieën leren, mensen moeten gaan samenwerken, het werk moet anders worden georganiseerd, en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.
Vanuit mijn bevoegdheden inzake de opleiding en begeleiding van werkzoekenden en werkenden tracht ik onze arbeidsmarkt zo goed mogelijk voor te bereiden op die toekomst. Voor de heel concrete evoluties doen we dat maximaal in partnerschap met sectoren en clusters. Of het nu gaat over de Europese richtlijnen in verband met duurzaam bouwen, de opkomst van hybride auto’s of de kilometerheffing, telkens gaan we samen na welke invloed dat heeft op de nood aan opleiding van werkzoekenden en werkenden, en passen we het opleidingsaanbod aan. Dat kan onder meer via de sectorale werking van VDAB. Er is een ander instrument dat ook kan worden aangevraagd door bedrijven die in transitie zijn, maar dat weet u. Als een bedrijf in transitie is, is die opleidingssteun, de superstrategische steun vanuit de Vlaamse overheid, ook altijd een mogelijkheid. Die transities, dat is: meer circulair, meer duurzaam dan in het verleden.
Waar mijn beleid ook raakt aan het klimaatbeleid, hebben we de klimaatdoelstellingen uiteraard maximaal geïntegreerd in het reguliere beleid. Binnen het programma van het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor 2014-2020 werd bijvoorbeeld in 4,2 miljoen euro voorzien voor acties die bijdragen tot de overgang naar een koolstofarme economie. Er zijn zeventien projecten die van die overgang naar groenere jobs een onderdeel hebben gemaakt van hun projectaanvraag.
Het bekende tekort aan technisch geschoold personeel zal een van de belangrijkste struikelblokken zijn voor die verwachte toename van tewerkstelling. We zetten daarom, samen met collega Crevits, zoals u weet, zeer sterk in op die overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt door onder meer het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics), maar ook door het laten kennismaken van jongeren met knelpuntberoepen. Het duaal leren en werken mag ook daarbij een belangrijke rol spelen. Daarnaast doet VDAB steeds aan competentiegericht matchen en zet VDAB in op de competentieversterking van werkzoekenden door knelpuntopleidingen en werkplekleren.
Verder kan ik het volgende voorbeeld aanhalen. Er is een groeiende behoefte aan werknemers met specifiek groene competenties, competenties die daarenboven continu moeten worden bijgeschaafd. VDAB speelt daarop in door aandacht te hebben voor groene competenties in zijn beroepsopleidingen. Een voorbeeld daarvan is het Centrum Duurzaam Bouwen in Hamme. Als ik me niet vergis, heeft het daarvoor in 2012 zelfs de Gouden Baksteen gekregen.
Diverse studies wijzen erop dat er in de groene economie heel wat jobpotentieel zit. U hebt dat ook naar voren gebracht. Door te werken aan een wendbaar opleidingsaanbod, vooral in de STEM-opleidingen, probeer ik naast de middelen ook in de juiste competenties te voorzien, zodat die sectoren daadwerkelijk kunnen bloeien.
We leggen daar dus een extra accent op bij het beleid dat we vandaag voeren. We proberen samen met de sectoren mee de competenties van de toekomst in te schatten. We proberen zo dus maximaal in te spelen op die transformatie die in de toekomst sowieso zal gebeuren qua opleiding, vorming en de aard van het werk.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk dat er al elementen van klimaatbeleid, van vergroening in het reguliere beleid zijn opgenomen: ESF, transformatiesteun, de sectorale werking, STEM enzovoort. Het is ook goed dat u dat linkt met sectoren. Nu, misschien moeten we nog een stap verder gaan en in het arbeidsmarktonderzoek ook formeel wat aandacht besteden aan die transformatie waar we voor staan, zodat we goede inschattingen kunnen maken van de behoefte aan competenties en talenten, van hoe we het beleid in de toekomst kunnen richten. Ik hoop dat u daar werk van kunt maken, bijvoorbeeld samen met het steunpunt en de sectoren, want ik denk dat we inzake klimaat, maar eigenlijk wat heel onze economie betreft, voor een grote transformatie staan. Uiteraard is talent, aangepast talent daarbij essentieel. Als we ter zake voorloper kunnen zijn, kunnen we nog veel beter de opportuniteiten gaan benutten die het klimaatbeleid ons biedt, en kunnen we ervoor zorgen dat dit niet alleen een ecologisch, maar ook echt een economisch succes wordt. Ik hoop dus dat u van dat arbeidsmarktonderzoek ook werk maakt.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, we weten dat u een believer bent wat deze sector betreft. Uw enthousiasme en engagementen met betrekking tot circulaire economie getuigen daarvan.
Ik sluit me aan bij het laatste stukje van het betoog van de heer Bothuyne. Hij heeft vragen gesteld over Werk. Dat is natuurlijk maar een klein onderdeel. In de klimaatresolutie staan er een hele reeks sectoren, een hele batterij elementen waarnaar het hele economische instrumentarium kan worden gericht. We kunnen bijvoorbeeld bekijken of we financieringsmechanismen bij ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), bij het Hermesfonds niet voor een stukje kunnen dirigeren in de richting van de doelstellingen die in de resolutie naar voren zijn gebracht, naar de low carbon economy. Verder zijn er ook onderzoeks- en innovatietrajecten met betrekking tot de koolstofarme economie, en zeker de biogebaseerde economie.
Uit de hoorzittingen die we hebben genoten naar aanleiding van de klimaatcommissie bleek dat er best ook wel een heel aantal opportuniteiten liggen in de petrochemische industrie. Alleen is dat een enorme industrie, die al heel lang enigszins volgens dezelfde modellen draait. Ik heb begrepen dat er daar openheid is, dat ze zelf al voor een stukje die richting aan het uitgaan zijn. Dan is het wel interessant om dat te versterken, om daar vertrouwen op te vestigen, om hen daartoe aan te moedigen.
Ecodesign is ook iets waarmee enorm veel winst kan worden geboekt. Dat is een stukje vorming van competenties. Dat is natuurlijk ook enigszins een kwestie van onderwijs, maar dat kan uiteraard ook worden getrokken vanuit Economie. Ten slotte zijn er nog de digitale economie en de ICT, ook belangrijke elementen in het verduurzamen van onze economie. In dat geheel denk ik dat we ons uiteraard niet tot Werk mogen beperken. Ik begrijp wel dat collega Bothuyne een gesegmenteerde vraag heeft willen stellen, maar ik wil hier zeker en vast kort even het pleidooi herhalen om de hele economie daarin te stuwen.
Iets dat zeker en vast heel vaak wordt ontkend in innovatie, zij het niet door u, zijn de innovatieve businessmodellen. Onder andere circulaire economie is bij uitstek zo’n sector, waarbij net het innoveren van de businessmodellen onmiddellijk heel veel potentieel ontgrendelt en niet altijd gepaard hoeft te gaan met enorme subsidies. Daar ligt dus ook een enorme opportuniteit. Daarover wil ik graag kort naar uw inzichten peilen.
Minister Muyters heeft het woord.
U trekt het nu natuurlijk helemaal open. Een of andere organisatie had gezegd dat ik afwezig was vanuit mijn functie als minister van Werk en alleen als minister van Economie en Innovatie aanwezig was. Daarom is de vraag gesteld, specifiek naar Werk. Ik ben daar blij om, omdat ik zo heb kunnen laten zien dat ik er uiteraard wél mee bezig ben.
Alle andere aspecten die u naar voren brengt, zijn zaken waar ik 100 procent achter sta. Ik ben het er helemaal mee eens dat je met een innovatief businessmodel soms meer kunt doen dan met andere zaken. U spreekt over de chemie. Ik denk dat u weet dat chemie een van de speerpuntclusters is en dat die aspecten niet alleen zeker mee worden gesteund, maar dat we die ook mee aanbrengen.
Natuurlijk is het zo dat ik niet zal zeggen wat zij moeten onderzoeken. We leggen daar wel zeker mee het accent op. In mijn economisch en innovatiebeleid vandaag heb ik de superstrategische steun aangehaald. Het gaat ook over de transformatie. Als het mag van de Europese overheid, kun je voor die investeringen die je in dat verband doet, zelfs steun krijgen binnen de marges die Europa daaromtrent toelaat. De opleidingen die daarmee gepaard gaan – vaak gaat het om enorme bedragen – kunnen daar in elk geval worden ondersteund.
Mijnheer Bothuyne, wat het arbeidsmarktonderzoek betreft, wil ik mij vooral richten op de Visie 2050. Daarin zijn er twee belangrijke onderdelen waarin dat arbeidsmarktonderzoek zeker zal worden meegenomen: industrie 4.0 en de circulaire economie. Die onderdelen van Visie 2050 moeten en kunnen niet anders dan dat arbeidsmarktgerelateerd onderzoek meenemen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw inbreng en inzet. Ik hoop dat het een permanente bezorgdheid zal zijn en blijven van u en alle betrokkenen in de administratie, de sectoren en dergelijke.
Het is belangrijk om daarover een goede dialoog te voeren, met sectoren, werkgevers en uiteraard ook de vakbonden. Het lijkt mij ook goed dat dat zich moet vertalen in een dialoog met de bedrijfsvloer. Door van in het begin werknemers te betrekken in de transformatie, kan men een draagvlak creëren.
Er ligt dus heel wat werk op de plank. We zullen dat uiteraard blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.