Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag dateert al van een tijdje geleden. Ondertussen zijn er nog andere dingen gebeurd in verband met de brexit. Eergisteren nog was er de speech waarin werd gesproken over een harde brexit, waarbij het Verenigd Koninkrijk uit de interne markt zou stappen, wat dus echt wel nefast zou zijn voor onze Vlaamse bedrijven. Dat kwam toch als een extra harde mokerslag aan, terwijl de uitslag van het referendum in de zomer ook al als een donderslag bij heldere hemel was gekomen.
Voor Vlaanderen zou het slechtste scenario een klap betekenen van maar liefst 2,6 procent van het bruto regionaal product. Dat de importtarieven onze exporterende bedrijven pijn zullen doen, staat jammer genoeg buiten kijf. Liefst een negende van alle Vlaamse export gaat immers over de zee naar het Verenigd Koninkrijk, en dat levert Vlaanderen de zilveren medaille op in de ranking van de meest kwetsbare landen in het geval van een brexit.
Zowel Vlaanderen als de federale overheid dient zich daarom concreet voor te bereiden op de onderhandelingen, om nadelen te vermijden, maar hopelijk toch ook om voordelen te verkrijgen die er hopelijk wel degelijk zijn bij een brexit. De lijst van bedrijven en instellingen die Londen en bij uitbreiding het Verenigd Koninkrijk zullen verlaten, is lang. Aangezien Vlaanderen dus spijtig genoeg een zware economische klap te wachten staat en Brussel het centrum is van de politieke en economische instellingen, is het niet onlogisch dat men Brussel ook het gros van de voordelen van de brexit zou gunnen, ter compensatie van de economische nadelen.
De Belgische deelstaten moeten echter gezamenlijk een standpunt ontwikkelen, hetwelk door de federale overheid moet worden verdedigd. We moeten daarom ook rekenen op de diverse ministers-presidenten van ons land. Minister, ik had begrepen dat er federaal een werkgroep is opgericht. Misschien zult u daar in uw antwoord al op terugkomen. Nog maar recent bleek echter dat Waals minister-president Magnette niet echt een groot voorvechter is van vrijhandelsakkoorden. Om nadien dan ook nog eens alle EU-lidstaten op dezelfde golflengte te krijgen, zal dus ook nog een ander huzarenstukje worden.
Minister, wat zijn de gevolgen van de brexit die u ziet voor de Vlaamse economie? Dan spreek ik over bedreigingen, maar hopelijk zijn er toch ook kansen. Hoe speelt u als minister van Economie in op die bedreigingen en opportuniteiten? Welke positie neemt de Vlaamse Regering in in de Belgische onderhandelingen, en hoe verlopen de gesprekken met de collega’s van de andere regio’s? Dat is de werkgroep waar ik al naar verwees.
Als uitsmijter nog deze vraag: ziet u het als een voordeel voor ons land dat Guy Verhofstadt de onderhandelingen op Europees niveau zou moeten leiden? (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
De minister antwoordt altijd eerlijk.
Minister Muyters heeft het woord.
Altijd eerlijk, maar soms moet je diplomatisch zijn, zeker als het gaat over de buitenlandse handel, wat niet mijn bevoegdheid is.
Ook de minister-president heeft in het verleden naar aanleiding van vragen hier al gesproken over de bedreigingen en kansen. Natuurlijk hangt heel veel af van hoe het in werkelijkheid zal verlopen. We hebben inderdaad eergisteren de uitspraken van de Britse premier gehad, die veeleer in de richting van een harde brexit gaan. Zoals u zei, zegt een van de studies van onze Vlaamse studiedienst dat we dan tegen 2030 2,6 minder bruto regionaal product zouden hebben dan zonder de brexit.
Als ik kijk naar de grote lijnen, dan zijn de kansen natuurlijk het aantrekken van een deel van de bedrijven, instellingen en organisaties die eventueel het Verenigd Koninkrijk zouden verlaten. Binnen de diverse Europese vakraden zal ook een effect optreden, waar we alert voor moeten zijn. Qua bedreigingen of uitdagingen is de internationale handel natuurlijk het meest belangrijk. Het Verenigd Koninkrijk is voor ons inderdaad de vijfde handelspartner. Ik denk dat dat land goed is voor ongeveer 10 procent van onze buitenlandse handel. Dat zijn allemaal cijfers van de minister-president die ik hier vermeld.
U hebt zelf ook verwezen naar die analyse van de studiedienst van juni van vorig jaar. Er is ook een studie van Flanders Investment & Trade van december van vorig jaar, die in opdracht van de minister-president is gemaakt. Er zal natuurlijk ook veel aandacht nodig zijn voor het reguleringslandschap na de afwikkeling van de brexit: welke mate van vrijheid zal het Verenigd Koninkrijk bezitten om af te wijken van vroegere regelingen? Als het minder milieuwetgeving gaat toepassen, als het een andere energiewetgeving gaat toepassen, als het de klimaatdoelstellingen anders gaat behandelen, dan kan dat natuurlijk ook op het investeringsklimaat in het Verenigd Koninkrijk een effect hebben. De positie ten opzichte van directe concurrenten, van een investeringsregio als Vlaanderen, zou daardoor kunnen worden beïnvloed.
Uw tweede vraag lijkt me de belangrijkste. De andere vragen zijn immers vooral vragen aan de minister-president, met betrekking tot de buitenlandse handel. Welke rol speel ik met mijn administratie? Wat de administratieve voorbereiding betreft, kan ik u zeggen dat mijn Departement Economie, Wetenschappen en Innovatie (EWI) actief aan de samenwerkingsverbanden binnen de Vlaamse overheid meewerkt. Die onderhandelingen en samenwerkingsverbanden blijven uiteraard onder aansturing van Buitenlandse Zaken. Waar werken wij zoal aan mee? We werken mee aan de Vlaamse Werkgroep EU-Handel. Binnen het Strategisch Overleg Internationale Aangelegenheden (SOIA) is er een brexitdossierteam opgericht, waaraan wij vanuit de beleidsdomeinen input geven. Het is opnieuw Buitenlandse Zaken dat dan de zaken coördineert. Het departement volgt eveneens het breed overleg over de impact van de brexit op, zoals het overleg dat de Vlaamse Regering in december in Brussel organiseerde en het overleg van Vlaamse belanghebbenden met hun Britse evenknie dat deze maand in Londen wordt georganiseerd door de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering.
Op al die plaatsen volgen wij niet zomaar, maar nemen wij actief deel. Om dat allemaal goed te kunnen voorbereiden, maar ook om proactief te zijn, heeft het departement een brexitteam opgericht met alle betrokken departementsafdelingen binnen EWI en binnen onze agentschappen, zodat we met kennis van zaken kunnen werken en van gedachten kunnen wisselen, onder de EWI-departementshoofden. We hebben dat team verder aangevuld met een vertegenwoordiger van FIT. Op die manier zetten we alles wat met economie, wetenschap, innovatie en buitenlandse handel te maken heeft, bij elkaar om de voorbereidingen te doen.
Tot slot wil ik vermelden dat het departement EWI de internationale evolutie op de voet volgt en alle nuttige, beschikbare formele en informele informatie analyseert die betrekking heeft op onze eigen bevoegdheden als EWI.
Binnen België worden, zoals voor andere Europese dossiers, de standpunten bepaald binnen de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De standpunten die de Vlaamse minister-president of zijn vertegenwoordigers daar innemen, richten zich voornamelijk op het belang van een vlotte transitie voor alle betrokkenen binnen en buiten de EU, en de specifieke eigenschappen en kwetsbaarheid van het Vlaamse Gewest. De premier heeft aangekondigd ook een overleggroep, waarover u al sprak, op te richten onder de vleugels van het Overlegcomité. Over verdere informatie in dat verband beschik ik niet. Ik denk dat u zich daarvoor het best richt tot de minister-president.
Mijnheer Bothuyne, nu volgt het diplomatische antwoord waarover ik het had. Ik wil mij niet uitspreken over welke mensen door een ander beleidsniveau, het Europees Parlement in dit geval, worden aangeduid om dossiers te behartigen. We moeten niet zozeer kijken naar welke mensen dit doen, maar wel welke punten ze verdedigen. Dat is belangrijker.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De leiding hiervoor zit inderdaad bij de minister-president. Maar ik ben blij te horen dat u als Vlaams minister van Economie de departementen mee hebt helpen organiseren. Dat heeft ertoe geleid dat u ook goed vertegenwoordigd bent in alle overlegstructuren, werkgroepen en al dan niet tijdelijke werkgroepen die daarvoor worden georganiseerd. Vanuit Vlaanderen zitten we er dus met ons voetje tussen. Op die manier kunnen we vanuit Vlaanderen daarin onze standpunten en onze handel verdedigen.
Ik vond het ook belangrijk dat u zei dat er proactief wordt gewerkt. Dat is essentieel. Er zal werk moeten worden gemaakt om de voordelen die er mogelijk zijn, de leegstroming van de verschillende sectoren die zal gebeuren, hopelijk wat naar ons land en Vlaanderen te halen.
Niet alleen proactief werken is essentieel, ook het continue monitoren. Ik ga ervan uit dat dat ook zal gebeuren in die werkgroepen, dat er zal worden gemonitord welke impact er is op onze import en export en dat er een evaluatie zal gebeuren, om te bekijken of er al dan niet steunmaatregelen mogelijk moeten zijn voor bepaalde sectoren.
U zegt dat het Verenigd Koninkrijk goed is voor 10 procent van onze buitenlandse handel. VKW Limburg heeft daarover, samen met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) Limburg, een studie gevoerd. Van de Limburgse bedrijven die internationaal handeldrijven, is 33 procent actief in het Verenigd Koninkrijk. 47 procent daarvan verwacht een impact op het eigen bedrijf. Wordt er ook op provinciaal niveau meer individueel gemonitord of wordt dat globaal bekeken?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil het even specifiek hebben over de voedingsindustrie. Ik zit daar namelijk zelf in. Het baart mij wat zorgen. Het Verenigd Koninkrijk is inderdaad de vierde exportmarkt voor de Belgische voedingsindustrie. We spreken echter beter van de Vlaamse voedingsindustrie, want het gaat over twee derde. 90.000 mensen worden daarin tewerkgesteld. Het zijn dus vooral de Vlaamse voedingsbedrijven die worden getroffen door die harde brexit, zowel diep als breed. Uitvoer van voeding draagt bij tot 3,8 miljard euro positief ten opzichte van onze goederenbalans.
Vertegenwoordigers van de voedingsindustrie werden vorige maand door onze Vlaamse minister-president Geert Bourgeois uitgenodigd op een rondetafelgesprek over de brexit. Ook werden bedrijven al gehoord door de high level group onder leiding van graaf Buysse. Naar verluidt – ik vermoed dat u op de hoogte ben – zou er maandag aanstaande een delegatie van de bedrijfswereld, van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) en van UNIZO naar Londen gaan voor een onderhoud met de Britse stakeholders, ‘The General Representation of the Government of Flanders’. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Dat hebt u gezegd in uw antwoord. Ik was inderdaad iets te laat in de commissie, waarvoor mijn excuses.
De Federatie Voedingsindustrie (FEVIA) heeft een bevraging uitgevoerd bij de ondernemers in de voeding. Een van de pijnpunten blijkt de afwachtende houding van de banken te zijn bij toekenning van investeringskredieten. Er duiken momenteel heel veel onzekerheden op. Minister, welke maatregelen zouden in dit verband kunnen worden genomen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik wil kort iets zeggen in verband met de harde brexit. Het is logisch dat u vanuit economisch perspectief gevat bent. Maar economie is niets zonder financiën. Waarover ik mij in het bijzonder zorgen maak, is de financiële impact van het geheel. Uiteraard zit u in het bankenoverleg. Dat punt zal daar vast worden aangehaald. Dagelijks wordt een grote hoeveelheid transacties, miljarden euro’s, verhuisd.
Wanneer Europa geen financieel centrum meer heeft, wat met Londen toch nog altijd het geval is, moeten we ons geen illusies maken dat er in Europa een ander financieel centrum zou kunnen ontstaan. Dan dreigt ook een relocatie van die geldstromen, wat een impact zal hebben op onze economie en onze kmo’s. Wanneer Vlaanderen zijn steentje moet bijdragen in het debat over de brexit, moet ook zeker met die elementen rekening worden gehouden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, als minister van onder meer wetenschapsbeleid bent u ook gevat door de harde brexit. Op het eerste zicht zouden we kunnen zeggen dat wanneer de Britten niet meer kunnen meedoen voor Europese middelen inzake wetenschap en innovatie, er meer is voor de continentaal Europese landen. Maar die redenering gaat natuurlijk niet op, in die zin dat heel wat belangrijke onderzoeksteams worden getrokken door Britse academici. Het zou jammer zijn indien ook de Britse academici niet meer zouden kunnen meedoen of functioneren binnen wetenschapsteams over thema’s die worden uitgeschreven vanuit de EU. U moet in Europese middens dan ook de bezorgdheid overbrengen dat het toch niet kan zijn dat de Britten niet meer in de running zouden kunnen zijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik ben het helemaal met u eens. Ik kan zelfs nog een ander voorbeeld toevoegen. Stel dat de regels helemaal veranderen en het vrij verkeer van werknemers in een brede context er niet meer is, dan zouden zelfs de Vlaamse voetballers die spelen in Engelse teams daar het effect van ondervinden. Ik zal deze en andere zaken zeker ter sprake brengen.
Wij bekijken de zaken vandaag op Vlaams en op sectoraal niveau. Het provinciale niveau is minder verschillend: afhankelijk van welke sectoren in welke provincies actief zijn, zal men een provinciaal effect hebben en niet andersom. Het is vooral minister-president Bourgeois als minister van Buitenlandse Handel die deze mensen uitnodigt en die gesprekken leidt. Mijn departement EWI en de agentschappen worden daar ook bij betrokken. Dat is de rol die wij moeten spelen. Volgende week vindt tussen de verschillende partners in Engeland daarover een gesprek plaats.
De gevolgen van de brexit voor het financieel centrum dat Londen vandaag is, zullen worden bekeken tijdens het bankenoverleg dat wij zesmaandelijks organiseren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.