Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik houd mijn inleiding kort. Ik denk dat iedereen op de hoogte is van het probleem met de vervaltermijn voor een voorlopig rijbewijs. We hebben daarover al een aantal keren vragen gesteld in de plenaire vergadering en er een discussie over gevoerd.
– Dirk de Kort treedt als voorzitter op.
U bent erin geslaagd – en daarover hebben we de laatste keer een debat gevoerd – om uw collega-minister van Mobiliteit in de Federale Regering, minister Bellot, aan te zetten om een regeling uit te werken die identiek is aan de regeling die Vlaanderen graag had ingevoerd.
Minister, mijn vraag is eigenlijk eenvoudig. We hebben ondertussen begrepen dat het dossier werd ontward. Het is echter niet duidelijk tegen wanneer. Wat is de datum en wat is de stand van zaken van de discussie die u met minister Bellot hebt gehad? Wanneer mogen wij verwachten dat Vlamingen die met die wachttijd worden geconfronteerd, effectief kunnen schakelen? Dat is het belangrijkste gedeelte van mijn vraag. Ik zie dat ik deze vraag om uitleg al in december had ingediend.
Minister Weyts heeft het woord.
In de plenaire vergadering heb ik daarover al een en ander kunnen beantwoorden. Wat is in eerste instantie het probleem? De formulering en de onduidelijkheid met betrekking tot de bijzondere wet op basis van de aanpassingen die werden doorgevoerd in het kader van de zesde staatshervorming. De wettekst wijst de bevoegdheid van de rijopleiding toe aan de gewesten, maar de memorie van toelichting geeft aan dat het voorlopig rijbewijs federale materie blijft.
Het is natuurlijk moeilijk om het voorlopig rijbewijs los te trekken van de rijopleiding. Het voorlopig rijbewijs maakt integraal deel uit van de rijopleiding en die logica werd ook in het koninklijk besluit van 1998 gehanteerd. Na een eerste lezing hebben we het besluit voor advies aan de Raad van State voorgelegd en die plaatste daar vraagtekens bij. Bij de definitieve goedkeuring ervan hebben we omstandig geargumenteerd dat het voorlopig rijbewijs dan toch ten minste een gedeelde bevoegdheid is. Het model van het voorlopig rijbewijs blijft onzes inziens sowieso federale materie. Dat heb ik ook altijd gezegd. De uitreikingsvoorwaarden, gekoppeld aan de rijopleiding, zijn echter met de zesde staatshervorming aan de gewesten overgedragen. Als een gewest in de toekomst een minimum van vier uur rijlessen wil opleggen voorafgaand aan het voorlopig rijbewijs, dan blijft dat nog steeds mogelijk.
Na de definitieve goedkeuring van het besluit werd ik geconfronteerd met een brief van collega Bellot – pas op dat ogenblik, ook al hadden we voordien tijdens het hele traject veelvuldig contact gehad, zelfs nog met de voorganger van de heer Bellot, en hebben we daarbij onze argumenten op tafel gelegd. In antwoord daarop kregen we altijd de reactie ‘wij zien het anders’, maar ook niet meer dan dat. Er werd niet gezegd: wij zullen niet meewerken. In zijn argumentatie zei minister Bellot het volgende. Ten eerste is de federale overheid bevoegd voor het voorlopig rijbewijs. Ten tweede moet u om het besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot het voorlopig rijbewijs concreet uit te voeren, natuurlijk toegang krijgen tot de federale databank Mercurius en die toegang zal u op basis van dit besluit worden ontzegd. Dat wil zeggen dat het in de praktijk niet zou werken. Dat geeft de chaotische situatie dat burgers zich kunnen beroepen op een besluit van de Vlaamse Regering, maar op het gemeentehuis te horen krijgen dat men op basis van de regelgeving van de Vlaamse Regering geen toegang krijgt tot de federale databank en dat het dus niet werkt.
Ik heb dat aangekaart op het Overlegcomité en daarbij meteen een concreet voorstel gedaan, dat ik ook met minister Bellot heb opgenomen en de week nadien ook met het Waalse en het Brusselse Gewest. Dat heeft op 21 december geleid tot volgende afspraken.
Ten eerste, aangezien de Raad van State vanaf 1 januari van dit jaar verplicht is alle adviezen te publiceren, ook de adviezen over ontwerpbesluiten, zullen we bij een negatief advies over het bepaald bevoegdheidsaspect van het ontwerp van besluit altijd een werkgroep samenroepen met vertegenwoordigers van de betrokken kabinetten om te overleggen over de omzetting van het advies van de Raad van State in het betrokken ontwerp van regelgeving.
Ten tweede worden de zeven lopende vernietigingsprocedures die de federale overheid tegen Vlaamse besluiten met betrekking tot de zesde staatshervorming heeft ingesteld, vooral in het kader van mobiliteit en verkeersveiligheid, ook met het oog op afstand van geding in een werkgroep herbekeken. Er zijn zeven beroepsprocedures ingesteld tegen beslissingen die de Vlaamse Regering of ikzelf hebben genomen en die worden in een werkgroep herbekeken.
Ten derde neemt de federale minister van Mobiliteit een initiatief om een koninklijk besluit op te stellen met betrekking tot het voorlopig rijbewijs om de huidige wachttermijn van drie jaar af te schaffen, op basis van een besluit van de Vlaamse Regering. We hebben dat intussen ook bezorgd en ik heb het zelfs laten vertalen. Er was ook een ministerieel besluit aan gekoppeld, dat specifieker is, en ook dat heb ik laten vertalen en naar de federale overheid doorgestuurd.
Ten vierde vervangt de federale overheid het huidige kaartmodel voor het voorlopig rijbewijs door het model op basis van het door de drie gewesten samen opgesteld model. We hadden ook concreet de vraag, waarvoor ik steun heb gezocht bij het Waalse en het Brusselse Gewest, om dat model van voorlopig rijbewijs aan te passen.
Concreet zal de wachttermijn van drie jaar niet alleen in Vlaanderen, maar in heel België worden afgeschaft. We nemen dus het voortouw, niet alleen in Vlaanderen, maar ook in de rest van België. Daarnaast zal het voorlopig rijbewijs op vraag van de drie gewesten worden aangepast. In december hebben we ook een voorstel uitgewerkt om van het voorlopig rijbewijs een blanco model te maken waarvan elk gewest de uitreikingsvoorwaarden, gekoppeld aan de rijopleiding, zal kunnen bepalen. Er zal dus ruimte zijn voor gewestelijke variatie.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoord. Dat is een duidelijke stand van zaken. Ik denk dat er met het nieuwe model inderdaad meer ruimte wordt gegeven aan de eigen beleidsinvulling van de gewesten.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen. U spreekt over twee werkgroepen, een die moet nagaan hoe we eruit geraken wanneer de Raad van State een negatief advies over de bevoegdheidsverdeling heeft gegeven, en een die zich moet buigen over de zeven lopende beroepsprocedures waarover u sprak.
Dan is mijn logische vraag: wie zit er in die werkgroepen en wat is een realistische timing voor die werkgroep om te komen tot een afstand van geding wat de zeven hangende discussies betreft?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, het kabinet van de minister heeft een goed archief. Dat is duidelijk gebleken. Het antwoord van verleden keer is snel terug opgeduikeld. Zoals de collega het aanhaalde, we hebben het daar al eerder over kunnen hebben, in de plenaire vergadering.
Minister, ik heb verleden keer gezegd dat het wat van de pot gerukt is om met elkaar te discussiëren als we het eigenlijk eens zijn over de finaliteit. Ik wil u bij dezen dus feliciteren met het feit dat we er nu wel uit zijn geraakt en dat het opgelost geraakt.
Ik heb nog een bijkomende vraag, die weliswaar buiten deze kwestie valt. Dat u contact hebt of hebt overlegd met minister Bellot, doet bij mij natuurlijk de vraag op de lippen branden of er overleg is geweest omtrent een mogelijke prefinanciering in het kader van de spoorinvesteringen.
De heer De Clercq heeft het woord.
Aansluitend op de plenaire vergadering van vorig jaar, die al heel lang geleden lijkt, wil ik zeggen dat ik het absoluut apprecieer dat men samenwerkt, dat men samenzit en dat men inderdaad ook naar dat nieuwe model evolueert. Ik hoor spreken over een werkgroep ter beoordeling van een en ander. Ik denk dat de heer Parys de juiste vraag heeft gesteld: wie zit daar precies in?
Minister, wat ik verder heel belangrijk vind, dat zijn de hangende beroepsprocedures. Ik heb het toen ook gezegd: eerlijk gezegd, de mensen begrijpen dat dus immers niet. Dat zijn regeringen die dezelfde zijn, plus de partij van een premier die we allemaal delen in dit land, en die bestoken elkaar met procedures. Dat is werkelijk zeer gevaarlijk, zeer nefast voor het geloof in de democratie. Ik ben dus blij dat wordt bekeken hoe men dat kan vermijden en oplossen, dat dat wordt afgestemd. Ik denk dat men dus de goede weg inslaat. Dat is veel beter dan grote verklaringen, grote woorden zonder resultaat. Men kiest hier inderdaad voor de weg van de samenwerking, met het oog op resultaat, in het belang van mensen. Minister, het belangrijkste is inderdaad dat eindelijk die wachttermijn van drie maanden in het kader van het voorlopig rijbewijs wordt afgeschaft. Daar waren we het allemaal over eens. Ik feliciteer u daarvoor.
Minister Weyts heeft het woord.
Wie zit in die werkgroepen? Wel, we hebben dat wel doelbewust beperkt tot de kabinetsvertegenwoordigers, want in het verleden zijn er nogal heftige discussies geweest met de FOD Mobiliteit, waar er niet altijd al te veel intellectuele flexibiliteit aanwezig was. (Gelach)
Voor alle duidelijkheid, ik begrijp dat ook. U kent de visie die ik heb en had ten aanzien van bepaalde aspecten van de zesde staatshervorming. Men heeft daarbij, absoluut met goede wil, gewoon op basis van de onduidelijkheid van de wetteksten de positie ingenomen die natuurlijk het meest aansluit bij de overheid die de betrokken ambtenaren dienen. Ik vind het ook evident dat ze bij twijfel over een bevoegdheid, al is het vanuit een voorzichtigheidsprincipe, zich die bevoegdheid in de eerste plaats toe-eigenen voor hun overheid. Het lijkt me evident dat men zo redeneert en betrekkelijk rigide is ter zake, omdat je al in de politieke appreciatie belandt als je afwijkt van die lijn. Daarom zijn die werkgroepen dus veeleer samengesteld uit vertegenwoordigers van de kabinetten. Die zijn ondertussen ook al een eerste keer samengekomen. We hebben de beslissing genomen en de deal gemaakt op 21 december. Vrij snel na de plenaire vergadering, een week of twee daarna al, zelfs nog in de kerstvakantie, hebben we een eerste werkgroepvergadering daaromtrent gehad. We hebben dat wel getrokken. Dat zal echter geen eenvoudige discussie zijn. Ik maak me weinig begoochelingen over die afstand van geding. Dat ligt erg gevoelig.
Ik heb u al gezegd dat collega Bellot wel openstaat voor ideeën qua prefinanciering, maar eerst wil afkloppen wat het investeringsplan zelf betreft, en de prioritaire investeringen die Vlaanderen op dat vlak vraagt. Dat moet eerst worden afgeklopt vóór de piste van de prefinanciering. Dat is alleszins altijd het standpunt geweest dat hij ter zake heeft vertolkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.