Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
De Vlaams-Nederlandse filmsamenwerking is een van de langstlopende en meest hechte in Europa. Ze gaat terug tot begin jaren zestig van de vorige eeuw, toen er nog lang geen sprake was van de huidige twee hoofdrolspelers in dit dossier: het Vlaams Audiovisueel Instituut (VAF) en het Nederlandse Filminstituut (NFF).
De voordelen van coproductie in een klein taalgebied als het Nederlands lagen voor de hand, en dat resulteerde in een steeds intenser wordende samenwerking.
De overeenkomst binnen dewelke de huidige coproducties plaatsvinden, dateert van 2005 en is in 2008 en 2015 hernieuwd. Die overeenkomst bepaalt dat in ieder territorium vier langspeelfilms voor elk 200.000 euro en twee animatiefilms en documentaires voor 50.000 euro elk worden gesteund.
Tijdens de laatste evaluatie heeft de samenwerkingsovereenkomst goede punten gekregen. De kwaliteit van de samenwerkingen stijgt. De filmmakers komen tot structurele samenwerkingen. Ten gevolge van onder meer kennismakings- en overlegmomenten tussen producenten is er een grotere kennis van de sector over de grenzen heen.
Minister, ik leer uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 9 november 2016 dat twee pijnpunten het ogenschijnlijk succes overschaduwen, namelijk de distributie en het publieksbereik van de gecoproduceerde films.
Een Vlaams-Nederlandse coproductie wordt niet de facto over de grens verdeeld. Indien dat toch het geval is, blijkt de publieksopkomst een probleem. Dat blijkt uit de cijfers die ik heb opgevraagd. Enkele coproducties die in Vlaanderen blockbusters waren, vonden in Nederland amper een publiek. In omgekeerde richting doet hetzelfde fenomeen zich voor. In 2007 haalde ‘Oorlogswinter’ in Nederland 900.000 betalende bezoekers en in Vlaanderen 64.000 betalende bezoekers. In 2009 verkocht ‘Sonny Boy’ bij onze noorderburen 430.000 tickets en bij ons amper 853 tickets. Voor documentaires en animatiefilms zijn de verschillen klein omdat de totale cijfers sowieso lager liggen.
Ik juich de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking van harte toe. We hebben daarvoor instellingen in het leven geroepen. Die instellingen schrijven succesverhalen. Uit de teleurstellende bezoekerscijfers voor de Vlaamse film in Nederland leren we echter dat het huidig samenwerkingsakkoord de distributie en het publieksbereik niet garandeert. Er is nood aan meer onderzoek om te ontdekken waarom dat het geval is.
Minister, hoe evalueert u de huidige overeenkomst? Denkt u dat verder onderzoek nodig is om te weten waarom de coproducties over de grenzen heen een zo beperkt publieksbereik kennen? Denkt u dat de overeenkomst tussen het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) en het Nederlands Filmfonds (NFF) moet worden herzien in functie van distributie, promotie en publieksbereik? Denk u dat hier een taak is weggelegd voor de bestaande instellingen die de Vlaams-Nederlandse culturele uitwisseling promoten en, zo ja, om welke taak gaat het dan?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, het daarnet aangehaald akkoord heeft de kwaliteit van de samenwerking tussen de Vlaamse en Nederlandse producenten in elk geval sterk verbeterd, heeft de structurele samenwerkingen tussen partnerproducenten uit beide territoria verhoogd en heeft een grotere kennis van elkaars sector teweeggebracht. Het heeft tevens de toenadering tussen beide fondsen en de uitwisseling van best practices bevorderd. Verder heeft de overeenkomst een beter evenwicht gebracht in de financiële inspanningen die door de fondsen voor filmprojecten uit het andere territorium worden geleverd. Dat is ook niet onbelangrijk.
Een ander belangrijk aspect is dat een coproductie tussen België en Nederland toegang geeft tot het Eurimages-fonds van de Raad van Europa, waar beide landen fors toe bijdragen. Bij dit fonds kan voor een productie financiering tot maximaal 500.000 euro en maximaal 17 procent van het totaalbudget worden verkregen. De voorwaarde is dat twee lidstaten erbij betrokken zijn. Met het samenwerkingsakkoord versterken Vlaanderen en Nederland elkaar met het oog op de toegang tot financiering door het Eurimages-fonds.
Tot zover het goede nieuws, dat ik toch ook even wilde benadrukken. Een moeilijk punt blijft de distributie in het andere land. Indien we dit als een voorwaarde voor ondersteuning zouden opleggen, zou de instroom van projecten binnen het akkoord in de praktijk sterk kunnen afnemen. Weinig distributeurs, waar de fondsen overigens geen rechtstreekse vat op hebben, nemen het risico zich op het moment van de financiering te engageren een film uit het ander territorium in eigen land te verdelen. Ze doen dit enkel indien er een sterk verkoopsargument is, zoals een bekende regisseur, de verfilming van een bekend boek, bekende acteurs enzovoorts.
Ondanks het feit dat Vlaanderen en Nederland tot hetzelfde taalgebied behoren, worden films uit het ander gebied door het publiek maar weinig gesmaakt. De bezoekersaantallen zijn zonder meer teleurstellend. De Vlaamse producenten hiervoor bestraffen door hen coproductiemogelijkheden met het ander territorium te ontzeggen, zou contraproductief kunnen zijn.
Om die reden leggen we in de selectieprocedure veeleer de focus op de kwaliteit van het project op zich en op de samenwerking tussen beide producenten hun teams dan op een distributiegarantie in het andere land.
Het is belangrijk te weten dat dit geen Vlaams-Nederlands probleem is. In dat geval zouden we ons immers existentiële zorgen kunnen maken. Eenzelfde probleem betreffende de vertoning van films uit hetzelfde taalgebied bestaat tussen Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland of tussen Franstalig Canada en Frankrijk. Ook daar blijken films van het ene land moeilijk successen te boeken in het andere land waar dezelfde taal wordt gesproken. Het probleem is overigens nog ruimer. Ondanks de incentives van het Creative Europe-programma vinden Europese films al bij al moeilijk hun weg naar andere Europese landen.
Naar aanleiding van de reeks ‘Als de dijken breken’ heeft het VAF daarentegen vastgesteld dat het televisiepubliek gemakkelijker bereikbaar is. Dit is waarschijnlijk het geval omdat het publiek zich niet naar de bioscoop dient te verplaatsen. Dat is in elk geval de hypothese waarover we nu beschikken.
Voor het VAF is het een prioriteit manieren te vinden om minder toegankelijke Vlaamse films tot bij het Vlaams bioscooppubliek te krijgen. Ik deel die doelstelling. De bestaande ‘premie voor distributie buiten de eigen markt’ kan eventueel worden herbekeken om specifiek voor Nederland te worden gebruikt. Het VAF vreest echter dat relatief weinig zal opleveren.
Mevrouw Van Werde, zoals u weet, werk ik momenteel, samen met de bevoegde Nederlandse minister, aan een alomvattende oefening. Hierbij wordt de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking onder de loep genomen. Het geconstateerd probleem komt ook uit deze oefening naar voren. Het bestaat ook in andere disciplines, bijvoorbeeld de podiumkunsten. Hoe dan ook zal in de reflectieoefening de werking van de bestaande Vlaams-Nederlandse culturele instellingen worden geëvalueerd en herbekeken. We zullen hierbij zeker rekening houden met de hier vermelde problematiek. We zullen nagaan of er voor die instellingen een taak is weggelegd.
Dit is mijn antwoord op uw vraag om uitleg, maar jammer genoeg heb ik op dit ogenblik geen onmiddellijke remedies. We zien dat hetzelfde probleem ook in andere taalgebieden bestaat. Het is een probleem tussen staten of tussen lidstaten van de Europese Unie.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik heb begrepen dat er weinig aan te verhelpen valt. Ik wacht het resultaat van de oefening inzake de Vlaams-Nederlandse samenwerking af, en hoop dat het er beter op wordt. Heeft het eigenlijk nog zin om wederzijds te blijven coproduceren?
Ja, vanwege wat ik in het eerste deel van mijn antwoord heb gezegd. Men is erg tevreden over die samenwerking. Ik gaf u de redenen. Eigenlijk loopt het wel goed. Dat zorgt er ook voor dat men gemakkelijker bij Europese filmfondsen terechtkan. Dat heeft financiële voordelen. En men werkt samen op één set aan een productie, dus daar mogen we toch ook enige hoop uit putten. Het helpt ook de distributie langs weerzijden van de landsgrens.
Ik dank u voor het antwoord.
Een gelijkaardig probleem doet zich voor in de literatuur. Daar zijn heel wat succesvolle boeken die over de landsgrens niet worden verkocht en gelezen. Dat wou ik namens mijn fractie zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.