Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, de medische wereld schrok onlangs door een uitspraak van Nederlandse arts Ernst van Heurn. Hij pleit ervoor om bij obese kinderen vanaf 8 jaar al een maagring te plaatsen. Die zou dan op 10-jarige leeftijd worden verwijderd.
Gelukkig reageerden onze artsen onmiddellijk op deze absurde uitspraak. Inge Gies, obesitasexpert van het UZ Brussel bijvoorbeeld, noemt deze uitspraak gevaarlijk. Zo’n ingreep beperkt namelijk de inname van cruciale voedingsstoffen in een essentiële groeifase van het kind. Dat kan tot onder andere botproblemen leiden.
Toch deed ook zij een verontrustende uitspraak. Ze zei namelijk dat het gangbaar is om een operatie al op 16 jaar uit te voeren en dat de meesten gewoon wachten tot ze 18 jaar zijn.
Minister, we hebben een probleem. Eén op vier Belgische kinderen is te zwaar. 6 à 7 procent van hen is morbide obees. Ook in Vlaanderen zien we een negatieve trend. Volgens de cijfers van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) kampt 16 procent van de Vlaamse kinderen met overgewicht. En dat aantal neemt alleen maar toe.
Hoe erg is het, minister, dat ons enige antwoord op deze trend een ingrijpende operatie lijkt te zijn?
Onze collega’s van de Federale Regering keurden onlangs de suikertaks op voedingsproducten af. Ondertussen zien we dat in Nederland alle animatie- en kinderfiguren op ongezonde snacks worden geweerd. K3 zal niet meer op chips mogen staan, maar alleen op fruit of op de gekende hartjeskipfilet.
Onlangs ging u samen met minister Crevits in zee, met een engagementsverklaring over suikerrijke dranken en snacks op scholen. Ik kan alleen maar toejuichen dat dit onderwerp aandacht krijgt. Toch heb ik, minister, gezien de recente actualiteit, een aantal vragen.
Minister, welke extra maatregelen neemt u om de bevolking en specifiek ouders en kinderen te sensibiliseren over gezonde voeding?
Hebt u plannen om de engagementsverklaring verder uit te werken naar andere velden zoals kinderopvang, jeugdbewegingen, sportclubs enzovoort, in samenwerking met uw collega’s uit de regering?
Hoe denkt u kinderen in een moeilijke situatie te kunnen bereiken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, eind vorig jaar, meer bepaald op 16 en 17 december, vond de Gezondheidsconferentie Preventie plaats. Hier werden nieuwe gezondheidsdoelstellingen en strategieën om deze doelstellingen te realiseren, voorgesteld.
De voorgestelde doelstellingen kunt u nalezen in het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, dat op de website www.zorg-en-gezondheid.be staat.
Er is een overkoepelende gezondheidsdoelstelling, ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, die stelt dat we tegen 2025 gezonder leven op vlak van gezond eten, sedentair gedrag, lichaamsbeweging, tabak, alcohol en drugs. Vernieuwend is dat er settingsgerichte doelstellingen en subdoelstellingen werden geformuleerd.
Hiervoor voeren we een beleid in de levensdomeinen gezin, vrije tijd, onderwijs, werk, zorg en welzijn, in de buurt. We richten ons rechtstreeks naar de burger en hebben aandacht voor goed bestuur. Dat zijn de verschillende onderdelen van de strategie. Hierdoor wordt een individu via verschillende levensdomeinen geprikkeld om gezond te leven.
De doelstellingen naar de burger en het gezin luiden respectievelijk als volgt. Gezondheid in eigen handen: tegen 2025 beschikken burgers over laagdrempelige informatie en instrumenten om zelf gezonde keuzes te maken. Gezin bron van gezondheid: tegen 2025 beschikken ouders over laagdrempelige informatie en instrumenten om hun kinderen op te voeden tot gezonde leefstijl. Tegen 2025 voert een toenemend percentage van de voorzieningen in de kinderopvang en van de initiatieven buitenschoolse opvang een beleid dat een gezonde leefstijl bij kinderen bevordert dat aan minimale kwaliteitscriteria voldoet.
Het strategisch plan is in zijn huidige versie het resultaat van een heel traject, maar het is uiteraard een dynamisch plan. De uitvoering van het strategisch plan zal permanent worden opgevolgd en waar nodig worden bijgestuurd. Omdat het om een belangrijk tijdsinterval gaat, wordt er ook een belangrijk tussentijds evaluatiemoment gepland in 2021, waarna de bijsturing effectief moet kunnen gebeuren. In overleg met diverse stakeholders zullen bij de verschillende preventiestrategieën nog bijkomende acties worden geformuleerd. Diverse procesindicatoren en gezondheidsindicatoren, output en outcome, zullen worden bepaald en gemeten om de voortgang te meten. Ze situeren zich op verschillende niveaus: de doelstellingen, de strategieën en acties, thematisch of thema-overschrijdend. Ook het budgettair kader is een dynamisch gegeven in functie van de beschikbare middelen en beleidsprioriteiten.
In afwachting van bijkomende acties kan ik al meegeven dat de volgende acties gepland zijn specifiek naar de burger of het gezin. In 2017 zal een vernieuwd educatief model –wat voorheen de actieve voedingsdriehoek was – met informatie op maat van de burger beschikbaar zijn over hoe hij of zij gezond kan eten, voldoende bewegen en zijn of haar sedentair gedrag kan beperken. Gezond Opvoeden, een website voor ouders met opvoedingsvragen over hoe kinderen en jongeren kunnen worden gestimuleerd om gezond te leven en risicogedrag te voorkomen, is operationeel. U hebt wellicht al vernomen dat we niet zo lang geleden een actie hebben gevoerd rond gezonde voeding en het stimuleren van ouders om alleszins voor de jonge kinderen in te zetten op gezonde voeding.
De methodiek ‘Gezonde kinderdagverblijven’ ondersteunt kinderdagverblijven in het opzetten van een gezond voedings- en bewegingsbeleid. De methodiek actieve kinderopvang ondersteunt de voor- en naschoolse kinderopvang bij het opzetten van een beleid inzake voldoende beweging, gezonde dranken en tussendoortjes en preventie van sedentair gedrag. Er zal ook een methodiek ontwikkeld worden die rechtstreeks en onrechtstreeks inzet op het verminderen van sedentair gedrag, in het bijzonder het verminderen van de schermtijd.
Tevens dient opgemerkt te worden dat het bestaande aanbod van methodieken en materialen van de partnerorganisaties Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) en Eetexpert beschikbaar blijft.
Het is nu de bedoeling om per levensdomein de acties met de stakeholders verder te concretiseren. De keuze om per setting te werken, betekent dat we het draagvlak moeten maximaliseren met iedereen die op dat levensdomein een relevante rol kan spelen.
U had een vraag over de engagementsverklaring. Op dit moment is niet voorzien in een uitbreiding van de engagementsverklaring. Wel zullen we een impuls geven aan het ‘health in all policies’-beleid. In het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ zijn verschillende principes van goed bestuur geformuleerd, waaronder ook dit ‘health in all policies’-principe. Er komen dus per setting actieplannen met betrekking tot voeding en beweging, strijd tegen sedentair gedrag, alcohol, tabak en drugs. In die zin past het initiatief dat in het onderwijs is genomen in het geheel van de acties in de setting Onderwijs. We kijken nu voor de andere settings welke soortgelijke acties de strategische doelstelling kan helpen realiseren.
Hoe dit verder zal worden geformaliseerd, dient nog uitgewerkt te worden in het natraject van de gezondheidsconferentie. Hierbij zijn de mogelijkheden, engagementen en inbreng vanuit de diverse maatschappelijke sectoren kritische succesfactoren. Het strategisch plan dat op de conferentie is voorgesteld, gaat nu naar de regering en komt dan naar het parlement waarover dan een uitgebreid debat kan worden gevoerd.
U vroeg hoe we denken kinderen in een moeilijke situatie te bereiken. We kiezen voor het principe van proportioneel universalisme waarbij we pleiten voor een algemeen beschikbaar aanbod voor iedereen, maar met bijzondere aandacht voor de ondersteuningsnoden van zwakkere groepen binnen deze universele dienstverlening. Afstemming met diverse organisaties die zich richten op deze groepen, is hierbij essentieel.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik hoop dat u mijn nadruk en zorgen in verband met dit onderwerp kunt begrijpen. Uit de gezondheidsconferentie blijkt dat de consumptie van frisdranken een alomtegenwoordig probleem is. De consumptie is dan wel lichtjes afgenomen, maar in vergelijking met de rest van de wereld blijken vooral onze jongeren 10 tot 15 procent hoger te scoren dan het HBSC-gemiddelde (Health Behaviour in School-aged Children).
Uit de gezondheidsconferentie heb ik ook geleerd dat het middenveld dat onze doelstellingen moet proberen uit te voeren, vooral vraagt naar meer tools, naast de websites. We moeten daar belang aan hechten. In het artikel in Knack meldt de dokter dat de suikerrijke dranken een probleem blijven. Ze merkt op dat jongeren op latere leeftijd toch nog altijd voor een maagverkleining kiezen en blijven grijpen naar ongezonde voeding en frisdranken, ook al hebben ze er voor hun operatie al een heel lang traject met traditionele diëtisten op zitten.
Uit de cijfers van de gezondheidsconferentie blijkt ook dat kinderen nog steeds op jonge leeftijd suikerrijke dranken leren drinken. Dat is natuurlijk nefast voor de ontwikkeling van goede voedingspatronen. Het drinken van water en het matig omgaan met frisdrank is een gewoonte die we echt moeten aanleren. Ik was dan ook zeer blij dat u samen met minister Crevits dat engagement bent aangegaan. U wilt een extra stimulans geven aan ‘health in all policies’. Ik ben blij dat te horen, want het is echt nodig. Als je de beleidsbrieven bekijkt, dan is daar nog wel wat werk aan de winkel. Een extra stimulans geven, is zeker een goede stap in de richting.
We moeten stoppen met vrijblijvend te denken. We moeten meer ondersteuning geven, want scholen kiezen met de engagementsverklaring toch nog steeds zelf wat ze zullen toepassen. Ze hebben slechts online-informatiebronnen om hen te ondersteunen. Bovendien is de redenering om bepaalde dranken in verschillende categorieën te plaatsen, wat niet altijd duidelijk is. In sommige scholen worden ongezoete sojadranken wel getolereerd als een alternatief voor melk, maar een ongezoete melkvervanger op basis van noten en granen niet. Er is dus nog werk en er moet nog meer duidelijkheid komen.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, de verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de ouders. Ik vind het al een grote stap vooruit dat frisdrankautomaten verboden zullen worden in de scholen. Er zijn natuurlijk ook nog de stations en openbare plaatsen waar er steeds frisdrank verkregen kan worden. Als ik met de trein naar Brussel kom, dan zie ik jongeren om 7 uur ‘s morgens al met een colablikje in de hand en een zak chips of een Suzywafel. Nogmaals, de verantwoordelijkheid ligt ook bij de ouders.
Het plaatsen van een maagring is al een beetje verleden tijd. Het wordt niet meer zoveel toegepast. In augustus heb ik een viertal dagen meegedraaid in het Jan Yperman Ziekenhuis in Ieper.
Omdat ik de problematiek van gezonde voeding en beweging opvolg, ook bij jongeren en obese kinderen, heb ik een zestal maagoperaties mogen bijwonen. Ik heb samengezeten met de endocrinoloog, de patiënt zelf, de psychiater, de psycholoog en de diëtiste. Die dokter zei ook dat ze die operaties niet deden als het niet echt moest. In dat ziekenhuis zijn ze nog heel streng voor die operaties. Maar wat gebeurt er? De patiënten shoppen naar andere ziekenhuizen, waar het wel gemakkelijker wordt toegelaten.
Zij hebben ook het programma ‘Samen Slim’ voor de doelgroep van obese kinderen van 4 tot 16 jaar. De morbide obese kinderen worden doorgestuurd naar een residentiële instelling, bijvoorbeeld het Zeepreventorium in De Haan. Daar worden ook zwaar obese kinderen van 4 tot 16 jaar ambulant behandeld: met de psycholoog, met de pediater. De pediater die in dat ziekenhuis is aangesteld, doet niet anders dan obese kinderen behandelen. Er zijn ook een psycholoog en een kinesitherapeute.
Ik vind dat er al veel wordt gedaan. Ik heb twee kleinzonen. Mijn oudste kleinzoon zit in de kleuterklas in Oost-Vlaanderen, in Balegem. Daar doen ze ‘boogiewoogie’. Ik heb vorige week met mijn jongste kleinzoon, hij is twee jaar, naar een kinderprogramma op tv gekeken. Tussentijds waren er van die turnoefeningen. Hij deed mee voor de tv, en ik deed ook mee. Ik vind dus dat er al veel wordt gedaan. De grootste verantwoordelijkheid, ik zeg het nog eens, ligt toch bij de ouders.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dat is een leuk idee. We moeten dat ook eens doen in de commissie. (Gelach)
Ik heb hierover een schriftelijke vraag gesteld aan minister Crevits. Zij stelde dat 31 procent van de secundaire scholen nooit frisdranken aanbiedt, en dat 47 procent nooit tussendoortjes zoals wafels, taart en cake aanbiedt. Dat betekent toch dat er al een zeker bewustzijn is bij de scholen. Maar de weg is nog lang. We moeten dat bewustzijn verder stimuleren.
Minister Crevits schreef in haar antwoord ook dat voor bepaalde producten waarin relatief veel suiker zit, een gedoogbeleid wordt gevoerd. Die zullen niet moeten verdwijnen uit het bestaande aanbod, maar het gebruik ervan wordt, in tegenstelling tot die voorkeurscategorie, niet aangemoedigd. Momenteel zijn er geen cijfers voorhanden van hoeveel procent van de scholen bereid is om dergelijke producten niet meer aan te bieden en dus te bannen. Het is belangrijk om dat goed te blijven opvolgen. We moeten daar zeker rekening mee houden bij de volgende indicatorenbevraging in 2018. Enkel zo kunnen we echt peilen naar de intenties van het gezondheidsbeleid van scholen. Het is voor ieder kind van belang dat het van jongs af aan geen overheersende voorkeur heeft voor suikerrijke dranken en snacks.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, ik zal breken met de traditie van deze commissie en mijn betoog zeer kort houden.
Minister, u had het in uw antwoord over de actieve voedingsdriehoek en de opvolger ervan, het vernieuwde educatief model. U hebt daarover een aantal maanden geleden al verscheidene vragen gesteld, en ook over de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad. Mag ik ervan uitgaan dat er met de drie adviezen van de Hoge Gezondheidsraad, onder meer inzake transvetzuren, koolhydraten, energie-inname, enzovoort, rekening zal worden gehouden bij de herziening van het vernieuwde educatief model?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De engagementsverklaring voor het onderwijs werd ook besproken in de commissie Onderwijs. Ik heb begrepen dat die engagementsverklaring bestaat tussen de verschillende onderwijskoepels en de voedingssector. Dat is juist het sterke daarvan: het versterkt de scholen en de onderwijssector in hun vraag ten aanzien van de voedingssector. Wanneer individuele scholen een automaat wensen te plaatsen, hebben zij heel weinig impact op wat er in die automaat wordt aangeboden. Het is goed dat die sector zich engageert om daarin veel meer gezonde producten te plaatsen: niet-suikerhoudende dranken, fruit en dergelijke. We zien die automaten natuurlijk niet alleen in onze scholen, maar op veel andere plaatsen. Bijvoorbeeld ook in sportclubs. Ik kan mij voorstellen dat de andere plaatsen waar de automaten zich bevinden met dezelfde problematiek te maken hebben als het onderwijs: wat zit er in die automaat?
Minister, u hebt net gezegd dat het niet de bedoeling is om de engagementsverklaring uit te breiden, maar ten aanzien van automaten op andere plaatsen zou toch wel hetzelfde traject kunnen worden gevolgd.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is nu de bedoeling dat er met betrekking tot de keuze – inzetten op levensdomeinen, waarna er nog een dimensie is van rechtstreekse communicatie met de burger en ook nog het aspect van de ‘governance’ – met alle stakeholders die relevant zijn in elk levensdomein wordt bekeken hoe elke doelstelling, die algemeen en per setting wordt geformuleerd, kan worden verfijnd en aangevuld met ‘outcome’ en procesindicatoren. Er is ook een levensdomein recreatie en sport enzovoort. Daarin situeert zich ook het verenigingsleven. Uiteraard denk ik dat wat er in het onderwijs is gebeurd – FEVIA, de inrichtende machten, de koepels en de genomen engagementen – niet zonder effect zal blijven op wat rond diezelfde thematiek in andere settings aan de orde is.
Ik ga ervan uit, als we gaan kijken naar goede praktijken en we kijken naar andere levensdomeinen, dat we dezelfde soort redenering kunnen voeren als er ook sprake is van drankautomaten. Dat is de bedoeling van het mechanisme. Het is belangrijk om te onderstrepen dat FEVIA hier ook partij bij is. Het is immers heel belangrijk, zoals mevrouw Schryvers heeft gezegd, dat voor aangeboden dranken in drankautomaten men wat betreft porties, grootte en type dranken en producten moet stimuleren dat er ook vernieuwing en opschuiven in de richting van gezonde voeding mogelijk is.
Mevrouw Franssen, het educatief model dat men ontwikkelt voor voeding, bewegen en sedentair gedrag, gaan we afstemmen op de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad. Ik zou niet weten hoe dat anders zou moeten verlopen. We wachten nog een beetje op een aantal zaken omdat die gevalideerd moeten zijn. Het is wel de bedoeling om dit nu echt te gaan doen. Er is al een tijd een maatschappelijk debat aan de gang over wat de juistheid van de voedingsdriehoek is, nog is, of niet meer is. Aan de hand van de nieuwe inzichten zal een nieuw concept van model moeten worden gemaakt. Dat moeten we zorgvuldig doen want die voedingsdriehoek heeft een enorme geschiedenis en is enorm veel gebruikt. Die wijzigen, zal op een zorgvuldige manier moeten gebeuren, uiteraard gebaseerd op de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad.
De heer Moyaers heeft het woord.
Ik heb heel wat reacties gehoord. Dat is toch een teken dat het een belangrijk thema is. Die bewustwording en gedragsverandering zullen cruciaal zijn. Er is uiteindelijk nog wat werk. De frisdrankautomaten zijn vandaag nog niet verboden op scholen. Een betere informatiestroom in zijn geheel is nodig. Daarom verwees ik daarstraks naar Nederland waar men op dit moment een strenger beleid heeft met overheidsrichtlijnen. Zo heerst er bijvoorbeeld een totaal verbod op frisdranken op school, maar kunnen scholen ook het label ‘gezonde school’ binnenhalen. Er bestaan ook akkoorden over het afbeelden van kinderfiguren op voeding en dergelijke meer.
Voor het aanleren van goede gewoonten moeten we ervoor zorgen dat in de eerste levensjaren de basis wordt gelegd voor een goede en gezonde levensstijl, en ook in de jaren wanneer het moeilijker wordt, de tienerjaren, moeten we zeker een kader kunnen bieden ter ondersteuning en begeleiding. Daar moeten we blijvend werk van maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.