Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, zoals u wellicht zeer goed weet, hebben wij op 1 april 2014 het decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters ingang laten vinden. Daarin staan heel wat vergunningsvoorwaarden opgesomd. Een daarvan is de voorwaarde rond de taalvereiste. In het uitvoeringsbesluit is opgenomen dat om een vergunning te kunnen krijgen, de verantwoordelijke en minstens één kinderbegeleider een actieve kennis van het Nederlands moeten hebben.
De situatie in Brussel is moeilijker gezien de mix van vele talen en herkomstlanden. Sinds de start van het decreet heb ik de vergunningen van die organisaties wat opgevolgd. Uit de cijfers blijkt dat sinds 1 april 2014 38 van de Nederlandstalige kinderopvanginitiatieven niet voldeden aan de vereiste taalregels.
Sindsdien is er een hele evolutie geweest. Ondertussen zijn acht initiatieven gestopt, zes raakten na overname of fusie niet meer vergund, bij twee werd de vergunning ingetrokken en nog eens vier initiatieven stapten over naar het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE), de Franstalige tegenhanger van Kind en Gezin. Vijf opvanglocaties voldoen ondertussen wel aan de taalvereisten. Op dit moment blijven er dus nog dertien kinderopvanginitiatieven over die niet voldoen aan de regels met betrekking tot de taal, die zijn opgelegd in het decreet en het uitvoeringsbesluit. Voor alle duidelijkheid, het gaat over initiatieven die al bestonden voor 1 april 2014. Alle initiatieven die daarna komen, moeten natuurlijk voldoen aan de gestelde voorwaarden. Anders kunnen ze geen vergunning krijgen.
Voor Brusselse kinderopvanginitiatieven die voor 1 april 2014 al actief waren, werd in een overgangsperiode voorzien, en die loopt af op 31 maart 2017. Op dit moment kan ik op basis van het antwoord op een schriftelijke vraag die ik stelde, vaststellen dat nog dertien kinderopvanginitiatieven niet aan de taalvereisten voldoen. Het gaat om een kleine honderd plaatsen, niet weinig dus.
Minister, u hebt van in het begin veel belang gehecht aan de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel, dus heb ik een aantal vragen daaromtrent. Welke initiatieven nam Kind en Gezin ondertussen om kinderopvanginitiatieven te begeleiden bij de regularisatie conform het decreet? Wordt deze begeleiding met het oog op de deadline van 31 maart 2017 geïntensifieerd? Zo ja, in welke mate? Zo neen, waarom niet? Welke stappen kunnen of zullen er nog genomen worden om de kinderopvanginitiatieven te laten voldoen aan het decreet tegen 31 maart 2017?
Een ander element dat in mijn schriftelijke vraag aan bod kwam, is het feit dat we op zoek waren naar cijfers over het aantal Nederlandstalige kinderen in gesubsidieerde opvanginitiatieven van Kind en Gezin. We wilden ook een overzicht van het aantal Nederlandstalige kinderen dat momenteel niet terecht kan in de Nederlandstalige opvang in Brussel. Blijkbaar is het op dit moment niet mogelijk om die gegevens te geven omdat ze niet systematisch geregistreerd worden. Plant u een dergelijk registratiesysteem voor Nederlandstalige kinderen? Het is toch wel belangrijk om daar een zicht op te hebben met het oog op de afstemming met het beleid dat u voert.
Mijn laatste vraag gaat over de Vlaamse Rand. Uit cijfers van collega Parys blijkt dat ook daar de taalvereiste een probleem vormt. Worden specifiek voor deze regio maatregelen genomen, en welke zijn dat dan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, sinds de inwerkingtreding van het decreet werden verschillende acties opgezet om de organisatoren van kinderopvang te begeleiden bij het conformeren aan de taalkennisvereisten. Eerst en vooral werd al eind 2013 een informatiecampagne gehouden samen met ONE om hen te informeren over zowel de bevoegdheidsregels als de taalkennisvereisten. Er werd van meet af aan duidelijk gemaakt dat als de opvang Franstalig georganiseerd was, het raadzaam was om een overstap naar ONE te overwegen. Via uitwisseling van informatie tussen ONE en Kind en Gezin werd de overstap permanent gemonitord. Er werd een samenwerking opgezet met het Huis van het Nederlands Brussel waar een apart aanspreekpunt voor kinderopvang werd aangesteld. Alle organisatoren die op datum van de inwerkingtreding niet voldeden, werden officieel aangemaand over dit tekort en er werd hun gevraagd om hun huidig kennisniveau te laten bepalen alsook aan te tonen dat zij de intentie hadden om dit te verbeteren via een bewijs van inschrijving in een taalcursus Nederlands. Elk van deze dossiers werd gedurende de afgelopen twee jaar nauwgezet opgevolgd. De evolutie van dit dossier hebt u zelf geschetst in de inleiding van uw vraag, vanuit het antwoord op de schriftelijke vraag die u in het najaar stelde.
Aangezien de uiterlijke termijn om aan de vereisten te voldoen, nadert, wordt op dit moment werk gemaakt van de inventarisatie van de stand van zaken. Dit omvat eveneens een bezoek door de Zorginspectie. Men stelt immers vast dat het ontbreken van de nodige taalkennis heel vaak gepaard gaat met andere kwaliteitstekorten. Kind en Gezin zal in het voorjaar 2017 in elk van deze dossiers een afweging maken van alle elementen van het dossier en een gemotiveerde beslissing nemen.
Organisatoren die op heden nog geen informatie bezorgd hebben aan Kind en Gezin over hun vordering op vlak van taalkennis of concrete engagementen om hun taalkennis te verbeteren, worden aangemaand om dit zo snel mogelijk te doen.
Het is de bedoeling om op termijn gegevens op te vragen over de aanwezigheid van het aantal Nederlandstalige kinderen in de door Kind en Gezin vergunde kinderopvanglocaties. Omwille van een spreiding van de administratieve lasten is ervoor gekozen om in eerste instantie werk te maken van de registratie van de andere voorrangsgroepen. In de loop van 2017 zal Kind en Gezin met het lokaal loket kinderopvang Brussel onderzoeken op welke manier deze informatie kan worden geregistreerd en gerapporteerd.
Ook in de Vlaamse Rand werden een aantal organisatoren van bij de inwerkingtreding van het decreet erop gewezen dat ze niet voldoen aan de taalkennisvereisten. Anders dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben organisatoren met kinderopvanglocaties in de Vlaamse Rand niet de mogelijkheid om een overstap naar ONE te overwegen. Voor deze opvanglocaties onderzoekt Kind en Gezin hoe in partnerschap met VDAB, de pedagogische en taalondersteuningsorganisaties en de lokale besturen extra ondersteuning op het vlak van verwerving van kennis van de Nederlandse taal kan worden ingezet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, mijn algemene conclusie is dat u wel degelijk in de nodige begeleiding hebt voorzien voor de initiatieven die op dit moment nog niet voldoen aan de taalvereisten. U zegt dat de Zorginspectie erop zit en dat u zult zorgen voor een gemotiveerde beslissing in het voorjaar van 2017. U hebt de nodige stappen gezet om de initiatieven ertoe te bewegen om zich om te scholen en de nodige taalkennis te verwerven of in te huren. Ik ben tevreden.
Ik denk dat het ook uw intentie is om zo veel mogelijk Nederlandstalige kinderopvang in Brussel te realiseren. Ik hoop alvast dat we de dertien resterende opvanginitiatieven ertoe kunnen brengen om in orde te zijn tegen 31 maart 2017. Ik doe een oproep naar u om nog een laatste poging te ondernemen.
Er is momenteel nog geen registratie van de Nederlandstaligen. Ik begrijp dat u eerst de andere voorrangsgroepen wilt registeren, maar het is belangrijk om zeker in het voorjaar van 2017 de taalkennis van de kinderen te kennen, zodat u daarmee rekening kunt houden bij het nemen van beleidsbeslissingen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit sleept al heel lang aan en de voorzieningen hebben een redelijke termijn gehad om de aanpassingen te doen. We moeten in dit dossier wel naar de grond van de zaak kijken. Het gaat om crèches die vaak niet gesubsidieerd zijn. Ik vind het dan ook te verantwoorden dat met hen een lang traject wordt gelopen. Van crèches bij Kind en Gezin mag je een minimale Nederlandskundigheid verwachten, maar we moeten voorkomen dat we crèches zouden verliezen, zeker omdat ze schaars zijn.
Sommigen maken niet zomaar de overstap naar ONE omdat daar andere erkenningscriteria gelden. Ik doe een oproep om over de gemeenschapsgrenzen heen gezamenlijke criteria te hebben over wat een crèche is met hoeveel vierkante meter ramen, vloeren en buitenruimte. Er moeten uniforme afspraken zijn voor alle crèches in Brussel. Een deel van de oorzaak van dit probleem is dat sommigen voor Kind en Gezin kiezen omdat dit meer past bij hun infrastructuur en anderen voor ONE. Als er een gesprek kan zijn met de Franse Gemeenschap om een gemeenschappelijke sokkel voor de erkenningsvoorwaarden te hebben op Brussels niveau zonder fundamenteel af te wijken van de Vlaamse criteria, dan zullen we veel miserie in de praktijk vermijden.
We moeten ook nagaan of we geen tweetalige crèches kunnen ontwikkelen omdat daar in Brussel vraag naar is bij veel ouders.
Er worden momenteel bepaalde zaken geregistreerd, en een aanvraag kan gebeuren via één loket. Er zijn een aantal gegevens, maar ik begrijp van u dat dit het aanbod en de vraag onvoldoende bijhoudt. Klopt dit?
Er is een studie gebeurd op vraag van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, en daar komt men op een tekort van meer dan 4700 plaatsen aan Nederlandstalige kant. Dat is een pak hoger dan de 1500 waar u mee werkt. De studie is uitgevoerd door professor Vandenbroeck, toch een betrouwbare bron. Er is meer nood dan enkel aan registreren. Er moet een enorme inhaaloperatie komen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er wordt op het niveau van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan een ordonnantie gewerkt om het net te sluiten. Dit veronderstelt dat er bepaalde zaken moeten worden bekeken die gemeenschappelijk zijn. Het hangt een beetje af van de techniek die men hanteert.
We kunnen discussiëren over de cijfers, maar wij baseren ons op bepaalde normen om die berekeningen te maken. Ik zie niet in hoe we op korte termijn op een ander schema zullen komen dan op datgene dat al altijd is gebruikt, ook om het prioriteren en het uitbreidingsbeleid in Brussel te legitimeren.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Als men tot basiscriteria in Brussel wil komen, dan mag er voor mij niet worden afgedongen op de criteria die wij hebben gesteld in het decreet Kinderopvang inzake de vergunningsvoorwaarden, de kwaliteit en de taal. Het zou zeer erg zijn om dat denkspoor te verlaten. Het is belangrijk dat ook in de kinderopvang de nodige aandacht aan taal wordt besteed.
De vraag om uitleg is afgehandeld.