Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Deze vraag was gekoppeld aan een vraag van mevrouw Güler Turan, maar zij is niet aanwezig.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Het jaar 2170 wordt het jaar dat 50 procent van de Europese bedrijven door een vrouw geleid zal worden. U leest het goed: nog 153 jaar zal het duren voor de helft van de CEO’s vrouwen zullen zijn in Europa.
Doen wij het in Vlaanderen dan beter? Zijn wij een voorbeeld voor de Europese Unie? Het antwoord is neen. Ik kaartte het eerder al aan, in januari dit jaar. Het aandeel vrouwen in de bestuursraden was op zes jaar tijd verdubbeld. Een gevolg van de invoering van de vrouwenquota in bepaalde ondernemingen en overheidsbedrijven, zo werd toen in de pers gesteld. U stelt steeds dat u tegen quota bent omdat, als er quota zijn, vrouwen de excuustruus zijn. Persoonlijk denk ik dat er voldoende kwalitatieve vrouwen zijn, dat ze nooit een excuus zijn. Om het glazen plafond te doorbreken, moeten we bij de mannen soms openingen creëren om vrouwen toe te laten in hun gevechtsveld.
Ik werd niet enthousiast van dat nieuws uit de krant, omdat opnieuw pijnlijk duidelijk werd toen ik de cijfers erbij nam dat de minimumdoelstellingen die we hadden vooropgesteld niet werden behaald.
Uit het onderzoek van het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen bleek dat het percentage vrouwen in de bestuursraden van de Vlaamse bedrijven geëvolueerd is van 8,2 procent in 2008 naar 12,7 procent in 2012 tot circa rond de 16,6 procent. Als we zien hoeveel kwalitatieve vrouwen er zijn, dan is het toch een beetje jammer dat er maar 16,6 procent vertegenwoordigd zijn. We kunnen ook uw redenering een beetje omdraaien.
De minimumdoelstelling stelde echter een aandeel van één derde vrouwen voorop. Werk aan de winkel, dacht ik toen. Wat nog straffer leek, was dat onze overheidsbedrijven opvallen, daar vrouwen in de raad van bestuur amper aanwezig, of soms geheel afwezig, zijn. Ik hoef er niet op te wijzen dat we als Vlaamse overheid een voorbeeldfunctie hebben. Ook u, minister, als minister van Gelijke Kansen en als viceminister-president, en als vrouw in deze regering.
Overigens doen onze federale collega’s het niet beter. Als ik naar de cijfers van de federale overheidsbedrijven kijk, zie ik dat de bedrijven die het best scoren omtrent vrouwen in hun bestuursraden dan weer geen enkele vrouw in hun directiecomités hebben zitten. Ook daar zou Vlaanderen beter kunnen doen dan België. Minister, dat is ook een taak voor u, zeker vanuit uw achtergrond en de partij waaruit u komt.
Wat gaan we hieraan doen? De Genderkamer, het meldpunt van de Vlaamse Ombudsdienst, bestaat nu een jaar en bracht verslag uit over haar activiteiten en ambities. Ik lees in de evaluatie dat de Genderkamer niet alleen het aanspreekpunt en de bemiddelaar wil zijn voor gendergerelateerde meldingen en klachten, maar ook actief het Vlaamse beleid wil adviseren.
In het regeerakkoord van 2014 is de Genderkamer afwezig. Dat is logisch, ze bestond nog niet, maar het thema genderongelijkheid kon wel opvallender aanwezig zijn. Als vrouw neem ik die kritiek ter harte.
Gaan we met het beleid de kritiek van de Genderkamer honoreren en met initiatieven komen om vanuit de Vlaamse overheid onze voorbeeldfunctie op te nemen? Is er reeds contact geweest met de Genderkamer rond de bespreking van hun evaluatie? Hoe staat u ten opzichte van een actief advies aan de Vlaamse Regering vanuit de Genderkamer? Hoe moeten we dat concreet zien?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor de interessante vraag. U bent zelf voorzitter van de commissie waar onder andere bestuurszaken in thuishoren. U weet dat de debatten over vrouwen in raden van bestuur, bij de Vlaamse overheid en dergelijke, in die commissie al meermaals uitgebreid zijn gevoerd. Dat neemt natuurlijk niet weg dat deze vraag wel past in de commissie Gelijke Kansen.
Aangezien mevrouw Turan, die ook een vraag in dit verband had, afwezig is, ga ik alleen antwoorden op de vragen van mevrouw Van Volcem. Over het decreet ter bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in de advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid (MEP-decreet) en de rapportering daarover heb ik vorige week tijdens de bespreking van de beleidsbrief Gelijke Kansen al heel uitvoerig geantwoord. Ik zal me dus nu beperken tot de essentie. Ik ga niet opnieuw hetzelfde lange antwoord van vorige week geven.
De Gender Equality Index, is, zoals u zelf hebt vermeld, een initiatief dat werd genomen binnen het onafhankelijk mandaat van de Genderkamer. Er is een verschil met de gendermonitor, die ik ontwikkelde in samenwerking met de Vlaamse studiedienst en die er helemaal los van staat. Uiteraard werken we wel samen. De ombudsvrouw volgt bijvoorbeeld de ontwikkelingen rond de gendermonitor mee op in de stuurgroep die daarvoor is opgericht. De publicatie van de gendermonitor is gepland begin 2017. De ambities van de gendermonitor gaan verder dan de European Gender Equality Index. De Vlaamse gendermonitor omvat dubbel zoveel indicatoren en geeft in mijn ogen een nauwkeuriger beeld van de gendergelijkheid in Vlaanderen. Zo peilt de Europese index enkel naar betaalde arbeid, terwijl we in de Vlaamse monitor een onderscheid maken tussen betaalde en onbetaalde arbeid. Vrijwilligerswerk, mantelzorg, huishoudelijk werk en dergelijke meer vallen onder onbetaalde arbeid.
Wat de concrete samenwerking met de Genderkamer betreft, hebben zowel mijn administratie als medewerkers van mijn kabinet regelmatig contact met de Vlaamse ombudsvrouw van de Genderkamer. Enkele weken geleden vond er nog overleg plaats in het kader van hun eerste jaarrapport, dat we ook al hebben besproken.
Het geven van adviezen aan de Vlaamse Regering is een van de kerntaken en behoort tot de decretale bevoegdheden van de Genderkamer. Zij oefent haar opdracht op onafhankelijke wijze uit. Ze valt eigenlijk onder de supervisie van het Vlaams Parlement. Ik ga nu kort door de bocht, maar als jullie aanbevelingen hebben aan de Genderkamer, is het aan jullie om die te doen, want ik heb helemaal geen bevoegdheid over de Genderkamer. Het is wel goed dat ze is opgericht in de schoot van het Vlaams Parlement omdat het een instrument was dat ontbrak in ons diversiteitsbeleid in brede zin. Het is dan ook aan jullie om jullie verantwoordelijkheid op te nemen en als het nodig is te gaan aankloppen om adviezen en aanbevelingen te geven.
Er waren vragen over het beleid en de kritiek van de Genderkamer. Wat ga ik daar concreet mee doen? U kent het MEP-decreet. Dat decreet is een van de instrumenten om het genderevenwicht binnen de Vlaamse advies- en bestuursorganen nauwlettend te kunnen opvolgen. Daarbij hoort een tweejaarlijkse rapportage. Een tweede rapport heb ik een tweetal weken geleden laten goedkeuren door de Vlaamse Regering. Het is ondertussen ook al bezorgd aan het parlement. Jullie hebben dat MEP-rapport dus ook. Daarin zien we wel een verbetering van de resultaten. Alles kan beter, maar het aantal organen dat voldoet aan het MEP-decreet stijgt van 59 procent naar bijna 66,5 procent. Dat is toch wel goed. Ook de grijze zone daalt. Ter herinnering: de grijze zone zijn de organen waarvan niet kan worden uitgemaakt of ze aan de voorwaarden voldoen of niet. Dat heeft te maken met de input van de gegevens in de computer en dergelijke meer. Meer entiteiten doen een betere input van hun gegevens. De grijze zone daalt van 21,5 procent naar 13,4 procent. Dat is toch wel een aanzienlijke daling. Enerzijds is er dus een behoorlijke stijging van het aantal organen die voldoen aan de MEP-voorwaarden en anderzijds is er een aanzienlijke daling van het aantal organen waarvan we niet konden uitmaken of ze al dan niet voldeden aan die voorwaarden.
Vanuit mijn coördinerende functie als minister van Gelijke Kansen heb ik natuurlijk ook een voorbeeldfunctie, niet alleen in het kader van bestuurszaken en tewerkstelling van overheidspersoneel, maar natuurlijk ook vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen. En ik kan u toch met enige trots melden dat ik als enige minister voldoe aan de MEP-verplichting, voor alle organen die onder mijn bevoegdheid vallen. Mijn andere collega’s zijn op zeer goede weg, zoals blijkt uit de cijfers die ik daarnet citeerde, maar momenteel ben ik de enige. Vanuit mijn voorbeeldfunctie vind ik het eigenlijk een eer om de enige te mogen zijn in dezen.
De vraag over de VLIOM-databank (Vlaamse Instellingen, Organen en Mandaten) was een vraag van collega Turan, maar ik zal ze toch beantwoorden. De VLIOM-databank werd de voorbije jaren grondig aangepast en verbeterd. Het MEP-rapport van dit jaar is wel het laatste dat gebruik maakt van die VLIOM-databank. Die wordt geïntegreerd in de databank Wegwijs. Of de historiek achter de gegevens kan worden geregistreerd, is vandaag nog niet duidelijk, maar uiteraard zijn de evoluties in de toepassing van het MEP-decreet wel te volgen via de opeenvolgende rapporten die ik aan het Vlaams Parlement voorleg.
Een tweede belangrijke initiatief is het diversiteitsbeleid binnen de Vlaamse overheid zelf. Er zijn acties rond de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen binnen het personeelsbeleid van de Vlaamse overheid. Er worden acties opgenomen in het jaarlijkse actieplan van de diversiteitsambtenaar. Als voorzitter van de commissie Bestuurszaken bent u als geen ander op de hoogte van wat daar gebeurt, mevrouw Van Volcem. Op 4 oktober hebben we dat ook heel uitgebreid besproken. We zetten ook sterk in op vrouwen in leidinggevende functies. We vinden dat ook belangrijk, zeker ook gezien onze voorbeeldrol en -functie vanuit de Vlaamse overheid.
Ik wil ook graag nog eens in deze commissie Gelijke Kansen herhalen dat de vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in stijgende lijn gaat. We zijn er nog niet. Alles kan beter, maar we gaan in stijgende lijn.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Bedankt, minister. Het verdient een pluim dat u als bevoegde minister uw eigen quota haalt. Ik vind het wel een gemiste kans dat u in kranteninterviews zegt dat u absoluut tegen quota bent. Ik ben het daar niet mee eens. Kijk bijvoorbeeld naar vrouwen in de politiek. Vroeger waren er vrijwel geen vrouwen in de politiek. Door die verplichte quota hebben we veel meer interesse gezien en hebben we veel meer vrouwen warm kunnen maken om ook een maatschappelijk engagement op te nemen, niet alleen onbetaald en via een vrijwilligersfunctie, maar ook in een verantwoordelijke functie en niet altijd op de tweede lijn. Dat is zeer belangrijk, ook voor u, minister. Het is nooit te laat om op standpunten terug te keren.
Als we vandaag zien dat maar 16,6 procent van de CEO’s een vrouw zijn, terwijl we zien dat zoveel vrouwen competent zijn, dat zoveel vrouwen afstuderen en masterdiploma’s halen en zoveel leidinggevende capaciteiten hebben, dan is het toch belangrijk dat we – zij het dan tijdelijke – quota invoeren om een inhaalbeweging te kunnen maken. U bent daar absoluut niet voor. Ik ben daar absoluut wel voor, want als je dat niet doet, zal het nog een heel lange tijd duren om die inhaalbeweging te kunnen maken. Daardoor zien we ook dat die inhaalbeweging zeer traag loopt. In de politiek is het, door die verplichte quota, wel zeer vlug gegaan.
U zegt dan dat een beetje een blaam is voor die vrouwen, omdat het dan precies is alsof ze er door die quota geraakt zijn. U verwijst dan naar uzelf. Maar ik denk dat alle vrouwen die hier vandaag zitten, hun strepen verdiend hebben. Wij hebben onze eigen weg moeten vrijmaken en ervoor vechten. Maar met de quota is het toch een stukje gemakkelijker geweest. De mannen konden niet samenspannen tegen de vrouwen voor de tweede plaats, want het moest een vrouw zijn. En vandaag zien we dat er heel veel capabele vrouwen zijn – ook u, minister. Er zijn heel wat viceministers-presidenten. Ik hoop nog altijd dat een keer een vrouw minister-president of premier wordt in dit land. We moeten niet altijd tevreden zijn met de tweede plaats. Het mag ook wel eens de eerste plaats zijn.
In de commissie Bestuurszaken ben ik voorzitter, dus is het voor mij niet zo gemakkelijk om daar met u te debatteren, omdat u daar naast me zit. Daarom kom ik naar deze commissie om dat aan te kaarten, omdat ik de gelijkheid tussen man en vrouw en gelijke kansen zeer belangrijke thema’s vind. Ik wil u, als bevoegd minister, oproepen om eens in een interview, zeker met Kerstmis, te zeggen dat u daarover nagedacht hebt en dat we misschien toch tijdelijke quota moeten invoeren om een inhaalbeweging te doen en ook het bedrijfsleven warm te maken om dat voorbeeld te volgen.
Ik ga niet van standpunt veranderen. Ik ben voor streefcijfers en niet voor quota.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Collega Van Volcem heeft het correct aangehaald: wat de aanwezigheid van vrouwen in topkaders betreft, is er nog een hele weg te gaan. Het huidige streefcijfer is nog niet gehaald, maar toch hebt u de moed om het streefcijfer nog op te krikken, ook al zitten we nog niet aan het huidige. Het is heel goed dat u dat signaal geeft en dat u benadrukt dat u daar verder in wilt gaan.
Er zijn de laatste jaren al heel wat inspanningen geleverd. Als overheid hebben we inderdaad een voorbeeldfunctie. Het gegeven dat pas over 153 jaar de helft van de CEO’s op Europees niveau een vrouw zou zijn, spreekt natuurlijk erg tot de verbeelding. U hebt een hele uitleg gegeven over wat de Vlaamse overheid allemaal doet met de Genderkamer, maar ik vraag mij af, gelet op onze voorbeeldfunctie en de resultaten die we nastreven, wat de invloed daarvan is op de private sector. In de private sector zijn de cijfers veel slechter. Heeft onze voorbeeldfunctie positieve resultaten? Wordt daar op een of andere manier onderzoek naar verricht door ons? In welke mate wordt dit verder opgevolgd? Het is immers niet alleen belangrijk om te zeggen dat wij het hier goed doen, dit moet ook verder uitstralen naar de globale economische sector. Worden daar concrete maatregelen rond genomen?
Minister Homans heeft het woord.
Hoewel ik mevrouw Van Volcem en alle andere collega’s een plezier zou willen doen in deze kersttijden, is het standpunt van mijn partij en het standpunt in het regeerakkoord dat we voor streefcijfers gaan, en niet voor quota.
Ik kan u nog meegeven, mevrouw Christiaens, dat er in het federaal parlement een tijdje geleden een wet is goedgekeurd waar wel degelijk quota in worden opgelegd voor de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven. Dat is nu in uitrol. Ik weet niet of dat een vreselijk succes zal zijn. Maar het standpunt van mij en van deze regering is dat we voor streefcijfers gaan, en niet voor quota.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Als parlementslid moet je geloven in het gesproken woord, minister. Het is de bedoeling dat er, door veel te spreken, ook voortschrijdende inzichten komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.