Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over discriminatie op de arbeidsmarkt en actieplannen ter zake
Vraag om uitleg over het beleid betreffende sensibilisering, preventie en handhaving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt
Vraag om uitleg over de invoering van praktijktesten voor een effectieve aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt
Vraag om uitleg over het invoeren van mysterycalls
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, hier zitten we opnieuw, met enkele vragen vanuit verschillende fracties over de bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het is een belangrijk thema, waarover we al vaak discussies hebben gevoerd. Er zijn hoorzittingen en debatten in de plenaire vergadering geweest.
Enkele maanden geleden heb ik tijdens een debat de opmerking gemaakt dat er tot nu toe eigenlijk zeer weinig vooruitgang wordt geboekt in Vlaanderen op het vlak van het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt.
Voorzitter, het is misschien wat ongelukkig, maar zowel gisteren als vandaag zijn er in de pers nieuwe rapporten en opmerkingen verschenen, van onder andere sociale partners, maar ook van middenveldorganisaties. Zij geven aan dat er verschillende rode signalen zijn op het vlak van het aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt. Vandaag spraken vakbonden zich uit over het plan van het bestrijden van discriminatie in de dienstenchequesector. Ook daarover maken zij zich zorgen. Ze zijn niet overtuigd van wat er nu op tafel ligt en vragen dat er meer concreet werk wordt gemaakt van doelstellingen en resultaatsverbintenissen.
‘Praktijktesten Nu’ is gisteren naar voren gekomen met dezelfde conclusie die ik enkele maanden geleden heb gemaakt. Namelijk: in de sectorconvenanten zit bijna niets van verandering tegenover de vorige keren en er is geen enkele vooruitgang geboekt op het vlak van het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt. Ze hebben zelfs alle sectorconvenanten gescreend op het woord ‘zelfregulering’ en het woord nul keer gevonden. “Sterker nog, slechts 6 van de 189 resultaatsindicatoren zetten in op diversiteit en op een aanpak rond discriminatie”, aldus Praktijktesten Nu. Slechts 4 sectoren zullen een non-discriminatiecode opmaken. Dat wil zeggen dat 13 op 17 sectoren dat niet doen. Er zijn dus heel wat rode signalen.
We moeten daaraan de nodige aandacht besteden en de nodige tijd vrijmaken om hierover een debat te voeren. Minister, we hebben al heel wat debatten gevoerd over wat we moesten doen om discriminatie aan te pakken. U en ik verschilden daarover van mening, perfect. Mijn fractie vond dat we werk moesten maken van praktijktesten als sluitstuk, u niet. Maar nu zien we dat de discussie erover gaat dat er zelfs geen werk wordt gemaakt van wat u hebt gepland met deze regering, met deze meerderheid. Dat is de discussie die we nu voeren, aldus de middenveldorganisaties, de sociale partners en ook wij, die zien dat er bijna geen vooruitgang wordt geboekt.
Ik had deze vraag om uitleg ingediend op 14 november. Die vraag ging vooral over het Actieplan Bestrijding Arbeidsgerelateerde Discriminatie (ABAD). Unia heeft daarover toen een hele resem opmerkingen gemaakt. Ik wilde u daarover ondervragen om uw mening daarover te kennen, voor we verder gaan op het breder onderwerp. Daarvoor moeten we een ander moment afspreken, voorzitter.
Als ik me niet vergis, heeft Werk en Sociale Economie (WSE) het nieuwe ABAD voorgesteld op de diversiteitsraad van de SERV. De diversiteitsraad heeft toen heel wat opmerkingen gemaakt, met de vraag om naar hen terug te koppelen. Is dat gebeurd? Ja of neen?
Minister, hoever staat met de actualisering en wanneer zal die actualisering aan bod komen in dit parlement? Hoe zit het met het advies van de SERV?
Daarnaast heb ik een aantal meer specifieke vragen. Wanneer plant u de oplevering van de grondige evaluatie van de huidige meldpunten, de samenwerkingen, de informatie-doorstroming en gebruikte methoden, zoals ook gevraagd door de commissie Diversiteit van de SERV?
Unia heeft in december 2015 aan u gevraagd om middelen vrij te maken voor eDiv. Met de andere gewesten is er een overeenkomst waarbij een jaarlijkse financiering is afgesproken. Bent u bereid om ook vanuit Vlaanderen een financieel engagement aan te gaan?
Mijn vierde vraag sluit aan bij de opmerkingen van Praktijktesten Nu. Unia geeft aan dat er nog dertien van de zeventien sectoren zijn waar geen werk wordt gemaakt van een sectorale gedragscode inzake discriminatie. Acht u zich als minister medeverantwoordelijk om de sectoren te stimuleren en over te gaan tot actie? Wat doet u zelf om de sociale partners hiertoe te motiveren?
In het kader van het opnemen van een non-discriminatieclausule bij overheidsopdrachten pleit Unia voor concrete afspraken met wie kandideert voor een overheidsopdracht. Dat kan gaan van een zelfscan op het vlak van diversiteit, bijvoorbeeld in het personeelsbestand, tot vrijwillige deelname aan mysterycalls rond discriminatie bij aanwerving. Bent u bereid om, in samenspraak met collega-ministers, dit soort afspraken op te nemen?
Een handhavingsbeleid dat louter is gericht op individuele discriminatiemeldingen is ontoereikend. Unia stelt dat het aanscherpen van het strafrechtelijke opsporings- en vervolgingsbeleid enkel zinvol is als de Afdeling Toezicht en Handhaving (ATH) meer middelen krijgt om bestuurlijk toezicht uit te oefenen. Hoe staat u daartegenover? Bent u daartoe bereid?
Unia vraagt dat de Afdeling Toezicht en Handhaving de decretale bevoegdheden en de nodige middelen krijgt om praktijktests uit te laten voeren, bijvoorbeeld in de vorm van mysteryshopping of mysterycalling. Dat kan een aanvulling of vorm van kwaliteitscontrole zijn bij sectorale systemen van zelfcontrole. Gaat u in op deze vraag?
Er is nood aan afstemming tussen het EAD-decreet (evenredige arbeidsdeelname en diversiteit) en het Gelijkekansendecreet, meer bepaald wat betreft de rol van de inspecties. Gaat u er als minister mee akkoord om de ATH bevoegd te maken om toezicht uit te oefenen op arbeidsbetrekkingen zoals vermeld in punt 1 tot en met 3 van artikel 20 van het Gelijkekansendecreet?
Minister, dat zijn heel specifieke vragen over het ABAD die ik heb ingediend op 14 november. Ik herhaal dat er vandaag en gisteren heel wat nieuwe elementen naar boven zijn gekomen over het beleid dat op dit moment wordt uitgerold over de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik wil dat debat nu gerust voeren, ik wil dat ook later doen. We moeten er als commissie de tijd voor nemen om te zien hoever u staat met de uitrol van deze resolutie die door de meerderheid werd goedgekeurd en of we effectief vooruitgang boeken inzake dit probleem. We zijn het er allemaal over eens dat mensen op onze Vlaamse arbeidsmarkt op geen enkele manier mogen worden tegengehouden tijdens hun zoektocht naar een job wegens hun afkomst of eender wat. De laatste keer dat we hierover een debat voerden, was ik er niet van overtuigd dat we vooruitgang boeken op dat vlak. Vandaag ben ik dat nog steeds niet.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Mijn vraag dateert ook van eind november. Ik volg de vorige spreker dat we deze problematiek wat moeten opentrekken.
In februari 2015 heeft het Minderhedenforum verschillende gevallen van discriminatie aan de kaak gesteld. Er was toen verontwaardiging bij alle fracties en alle parlementsleden. We hebben toen beslist in het parlement hoorzittingen te organiseren. Het resultaat daarvan was dat de meerderheid een resolutie heeft opgesteld. Vertrekkend vanuit die resolutie, is het tijd om eens te bekijken hoe ver we staan.
Aan de ene kant hebben we het actieplan. Hoever staat het daarmee? Aan de andere kant zijn er de sectorconvenanten. Daarvan zien we nu de resultaten. 28 van de 33 sectoren gaan expliciete engagementen aan over discriminatie, vooral met een sensibiliserende en informerende rol.16 sectoren vermelden dat ze beschikken over een antidiscriminatiecode of -clausule die verder verspreid en gepromoot zal worden. Ik ben wel ontgoocheld dat er geen of slechts heel weinig acties worden opgezet die gericht zijn op zelfregulering binnen de sectoren. Uiteindelijk was het daar wel om te doen, minister.
De meerderheid heeft in de resolutie de keuze gemaakt om de sectoren aan te manen tot zelfregulering. Wanneer de sector niet kiest voor zelfregulering, dan moet u of dan moeten wij daarop ingaan. Als ik de sectorconvenanten analyseer, dan kan ik daar niet uit afleiden dat de sectoren zich engageren om aan zelfregulering te doen.
De dienstenchequesector zou een eigen plan uitwerken. Het departement trekt dit momenteel en half december zou daarover een toelichting worden gegeven. Ik kijk uit naar de stand van zaken in deze sector.
Zowel het ruime actieplan dat in de beleidsbrief werd aangekondigd voor het najaar als het specifieke actieplan voor de dienstenchequesector zou in een eindfase zitten. Welke acties zal men ondernemen in dat ruim actieplan? Hoe zullen deze acties in de verschillende sectoren en sectorconvenanten worden geïntegreerd aangezien ook daar al met enkele acties wordt gewerkt?
Minister, kunt u ook het inhoudelijke van het actieplan in de dienstenchequesector duiden?
Wordt in dit specifieke actieplan iets ondernomen met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden?
Welke resultaten kunnen de sectoren voorleggen die voortvloeien uit hun respectieve sectorconvenanten? Hoe wordt de nieuwe resultaatsfinanciering aan deze concrete acties gekoppeld?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Mijn eerste vraag heb ik ingediend op 25 november, de tweede op 1 december. Intussen kwam er nog veel onheilspellender berichtgeving binnen.
In februari 2015 heeft het Minderhedenforum heel het debat over de discriminatiebestrijding op de agenda gezet door zijn onderzoek in de dienstenchequesector te publiceren. Daaruit bleek dat twee derde van de dienstenchequebedrijven inging op discriminerende vragen. Alle politieke fracties hebben toen terecht aangegeven dat dit onaanvaardbaar is. Uit de daaropvolgende discussies en hoorzittingen is een meerderheidsresolutie voortgekomen die voor mijn fractie onvoldoende was omdat het accent vooral lag op zelfregulering en sensibilisering. Op zich is het geen probleem dat elke sector zijn verantwoordelijkheid neemt, maar mijn fractie vond dat ook de overheid haar verantwoordelijkheid moest nemen. Ik heb dan ook een voorstel van decreet ingediend om praktijktesten in te voeren. De conclusie van alle discussies over discriminatiebestrijding is immers dat er een probleem van vaststelling is. Men wil het probleem wel aanpakken, maar men krijgt het niet op de kaart. Als men dat op een objectieve manier wil doen, moet men daarvoor instrumenten uitwerken. Dat was overigens ook de conclusie van de advocaten die de minister had aangesteld. Volgens hen zijn praktijktesten vaststellingsinstrumenten die kunnen worden ingevoerd, maar daar is wel een goed juridisch kader voor nodig. We hebben daar een antwoord op geformuleerd. Helaas was er toen geen politieke meerderheid om de praktijktests in te voeren. Het resultaat was een meerderheidsresolutie.
Minister, tijdens de daaropvolgende maanden hebt u verschillende initiatieven aangekondigd. Het gaat dan om de lancering van een sensibiliseringscampagne, de actualisering van het ABAD en de gedachtewisseling in juli 2016. Voor het overige is vanuit het beleid niet over concrete initiatieven gecommuniceerd. We hebben wel verschillende onheilspellende berichten gekregen.
U hebt vorige week meegedeeld dat de lancering van de campagne, voorzien voor midden of eind november 2016, is uitgesteld. De samenwerking met het bureau is afgeblazen en de campagne is niet voor meteen.
Wat zelfregulering door de sectoren zelf betreft, blijkt uit het onderzoek van de praktijktests dat het resultaat abominabel is. Uit de analyse van de sectorconvenanten blijkt dat dit instrument in geen enkele sectorconvenant nadrukkelijk wordt vermeld.
Ik heb in de krant nog een klassieker gelezen. Volgens u is dit uw bevoegdheid niet. U hebt daar geen greep op. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Minister, in elk geval heeft iemand van uw kabinet dat verklaard. U hebt naar minister Peeters verwezen. Wel, ik kan duidelijk zijn. Vlaanderen kan veel doen. Ik ben zeer blij dat de Vlaamse overheid over die bevoegdheid en over een instrument beschikt.
Een sectorconvenant is een akkoord tussen de Vlaamse Regering en een sector. Dit houdt in dat u de sectoren subsidies verleent. Indien ik me niet vergis, geeft u de sectoren 11,7 miljoen euro om hen te stimuleren. Ik neem aan dat u geen blanco cheques uitdeelt. Die convenanten zijn contracten. U kunt afspraken maken, onderhandelen en conclusies rekken. U kunt, bijvoorbeeld, beslissen geen subsidies toe te kennen indien in een sectorconvenant niets over de zelfregulering is opgenomen. Dat is uw keuze, uw verantwoordelijkheid en uw bevoegdheid. Dat is niet de bevoegdheid van minister Peeters.
Minister Peeters beseft allicht dat een cao een akkoord is tussen de vakbonden en de werkgeversorganisaties. De overheid heeft niets in de pap te brokken. De overheid kan een cao algemeen bindend verklaren, maar daar blijft het bij. Op dat vlak vergist u zich dan ook.
U hebt een zeer sterke hefboom in handen. Door middel van de sectorconvenanten subsidieert u de sectoren. U bepaalt, samen met de sectoren, wat al dan niet in die convenanten staat. Indien u niet akkoord gaat met de inhoud, hoeft u niet te subsidiëren. Ik vind dat u het overheidsgeld op dat vlak zorgvuldig moet besteden. Ik vind het gemakkelijk hier te verklaren dat u er niets over te zeggen hebt. U sluit die contracten met de sectoren af. Het is nogal wiedes dat u als contractant iets te zeggen hebt.
Vorige week hebben we op basis van de arbeidsmarktgegevens van de VDAB een discussie gevoerd. De economie trekt aan en de werkloosheid daalt. In een groep werkzoekenden blijkt de werkloosheid echter te stijgen, namelijk in de groep van de allochtonen.
In het rapport van de vzw Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap (GRIP) staat te lezen dat de arbeidspositie van mensen met een beperking bedroevend is. Wat de tewerkstelling bij de overheid betreft, is er geen vooruitgang. Initieel was er een achteruitgang en dat is nu bestendigd. Op de arbeidsmarkt is de situatie problematisch.
Er zijn voldoende signalen uit het middenveld en uit de samenleving waaruit blijkt dat het vijf na twaalf is. Het leek me dan ook tijd hier nog eens de balans op te maken. Wat is in de bijna twee jaar na februari 2015 gebeurd om stappen vooruit te zetten in de strijd tegen de discriminatie? Ik zou hierover enkele concrete vragen willen stellen.
Minister, de sensibiliseringscampagne die er eind november 2016 zou zijn, is er niet. U hebt verklaard dat de samenwerking met het bureau is stopgezet. Ik vraag me af waarom. Er zou een meningsverschil zijn. Ik zou wat meer uitleg willen krijgen. De verwijzing naar een meningsverschil vind ik een magere uitleg.
Is dit bureau al betaald voor een aantal activiteiten? Zo ja, over hoeveel geld gaat het dan? U hebt een grootse campagne gelanceerd en vervolgens doodleuk verklaard dat u niet met het bureau overeenkomt. U wilt opnieuw beginnen. Ik zou hier graag wat duiding bij krijgen.
Minister, wat het geactualiseerd ABAD betreft, hebt u van de partners in de SERV en van Unia zeer omstandige adviezen ontvangen. U hebt aangekondigd dat u hun bemerkingen in het geactualiseerd ABAD zou verwerken. Wat is de stand van zaken? Ik ben vragende partij om in het Vlaams Parlement een grondige discussie over die adviezen te voeren.
U hebt de sociale partners opgeroepen om in het licht van de sectorconvenanten concrete initiatieven te nemen. We kennen het resultaat. Er is niets gebeurd. Wat de zelfregulering betreft, zijn de sectorconvenanten zeer mager. U had de kans om in te grijpen. Er is een grondige analyse van de praktijktests uitgevoerd. Kunt u in elk geval een overzicht geven van de concrete initiatieven die de sectoren op het vlak van discriminatiebestrijding hebben genomen? Om welke initiatieven gaat het? Hoeveel en welke sectoren hebben in de sectorconvenanten geen concrete initiatieven ter bestrijding van discriminatie genomen?
In de resolutie van de meerderheid staat de vraag aan het Vlaams Parlement te rapporteren. Tijdens de gedachtewisseling in juli 2016 is veel aangekondigd. Beschouwt u dit als een rapport? Zullen we zesmaandelijks van gedachten wisselen of zullen er grondiger en accurater mededelingen aan het Vlaams Parlement volgen?
Als ik in het verslag van de gedachtewisseling de aankondigingspolitiek lees, denk ik dat we dat allemaal nog eens opnieuw kunnen doen. Dat lijkt me echter niet zo nuttig. We kunnen door middel van schriftelijke vragen individueel proberen een grondig beeld te krijgen. Dankzij het grondig werk van Unia en de praktijktests krijgen we als Vlaamse volksvertegenwoordigers een duidelijk beeld van de situatie. Ik vind dit echter een omgekeerde wereld. Ik verwacht dat u grondig rapporteert over de verschillende acties die u hebt genomen en over de stand van zaken.
De resolutie legt de nadruk op de voorbeeldfunctie van de overheid. Om dit op te volgen, heeft de heer De Loor hierover een paar weken geleden een vraag om uitleg ingediend. Hij heeft het toen ook over de diversiteit in de kabinetten gehad. De resultaten zijn zeer mager.
Minister, in uw kabinet heeft geen enkele vrouw een managementfunctie. Er werkt geen enkele persoon met een migratieachtergrond of met een beperking. U kunt hier niet fier op zijn. In het voorgaande rapport staat echter net hetzelfde. Er valt op dat vlak geen enkele verbetering waar te nemen. Wat uw voorbeeldfunctie betreft, geeft u het negatiefst mogelijke voorbeeld. U bent vanuit een slechte positie vertrokken en u hebt die op een jaar tijd niet verbeterd.
Het antwoord van de minister-president is dat het in de kabinetten om weinig mensen gaat en dat het niet evident is daar mensen uit kansengroepen te werk te stellen. Ik vind dat een eigenaardige redenering. Dat gaat natuurlijk wel. Er zijn kabinetten die het goede voorbeeld geven.
Het is echter nog erger dat iemand die voor uw kabinet werkt blijkbaar een krant heeft verteld dat op basis van competenties wordt geselecteerd. Ik vraag me wat u hiermee precies bedoelt. Hebt u dan niemand uit de kansengroepen gevonden die aan de uiteraard belangrijke competentiecriteria voldoet?
Minister, u geeft de samenleving een verkeerd signaal. Hoe wilt u dat bijsturen? Hoe wilt u de voorbeeldfunctie van de overheid, zowel in de kabinetten als met betrekking tot de tewerkstelling bij de Vlaamse overheid, verbeteren? Ook op dat vlak zijn de streefcijfers nog niet gehaald.
Dit brengt me bij mijn tweede vraag om uitleg.
Mevrouw Kherbache, de spreektijd is zes minuten per vraag om uitleg. U bent op dit ogenblik veertien minuten aan het woord. Ik dacht dat u uw beide vragen om uitleg tegelijkertijd zou stellen in de twaalf minuten die u zijn toegewezen. Als u nu nog opnieuw aan een litanie wilt beginnen, moet ik u echt vragen het kort en bondig te houden. Ik wil gerust losjes optreden, maar u verdubbelt uw spreektijd. Ik vraag u om kort en bondig te zijn.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Wat de invoering van de praktijktests betreft, hebben we wel positieve signalen opgevangen. Er is een voortschrijdend inzicht. In Gent heeft het stadsbestuur de praktijktests ingevoerd. Minister Peeters heeft een onderzoek aangekondigd. Hij wil, samen met Unia en de inspectiediensten, mysterycalls invoeren. Dat is althans wat hij heeft aangekondigd.
Minister, ik weet wat de N-VA hiervan vindt. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Minister, dat hangt van de berichtgeving af. U kunt dit nog corrigeren.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft minister van Werk Gosuin de invoering van praktijktests aangekondigd om de discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden. Dit voortschrijdend inzicht stemt me optimistisch. Wilt u verder op die golf gaan? Zult u, net als uw collega’s die dit al hebben durven doen, ook een stap vooruit zetten?
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, wat onze fractie betreft, is er niets zo verschrikkelijk als geen kansen krijgen vanwege een kenmerk waarover men zelf geen keuze kan maken. Dit is zeker het geval als het om een achtergrond, een naam of een voornaam gaat. We moeten absoluut schouder aan schouder, overheid, werknemers, werkgevers en consumenten, een eind maken aan de discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit moet met grote hoogdringendheid worden aangepakt.
Het is dan ook niet onlogisch dat deze commissie vele nuttige uren en dagen heeft besteed aan hoorzittingen over dit thema. De federale overheid heeft dit ook gedaan. Naar mijn bescheiden mening zijn hier twee sterke en daadkrachtige resoluties uit voortgevloeid.
Minister, het gevolg is dat de overheid en de politiek nog nooit zo veel hebben gedaan om de discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken. Sinds Vlaanderen bevoegd is voor de dienstencheques is er nog nooit een minister geweest, ook niet de vorige federale minister van Werk, die een actieplan heeft voorgelegd om de discriminatie in de sector van de dienstencheques aan te pakken waarin zelfregulering vooropstaat. U verdient absoluut een grote pluim. U bent de eerste minister van Werk in Vlaanderen die een actieplan voorstelt waarin de zelfregulering is opgenomen. De Federale Regering heeft dit nooit gedaan. Als we nu ook de vakbonden meekrijgen, zijn we klaar. Op die manier kunnen we een zeer belangrijke historische stap zetten in de strijd tegen discriminatie.
De sectorconvenanten hebben betrekking op afspraken tussen de werkgevers en de werknemers. We stellen echter vast dat u ook daar, tot bijna buiten uw bevoegdheden, al het mogelijke doet. U brengt de betrokkenen met elkaar in contact. Sessies, informatie- en overlegmomenten maken duidelijk hoe zelfregulering kan worden toegepast.
Er is zelfs een brief vanuit uw diensten vertrokken die het concept van zelfregulering sterk aanbeveelt binnen de sectorconvenanten. Er is het verhaal van de meldpunten discriminatie en de manier waarop daarmee moet worden omgegaan. Collega’s, ik hoor hier veel doemdenkerij en negatieve praat, maar men zou beter eens afzetten wat dit jaar al is gebeurd tegen bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt ten aanzien van wat vroegere ministers van Werk daaromtrent gedaan hebben. Ik denk dat er al reuzenstappen zijn gezet, dat er al een serieuze mindswitch aan het komen is, dat het debat op gang is getrokken bij de sociale partners en dat wij op Vlaams niveau hier voorloper in zijn, zeker als je kijkt naar wat er op til is in de dienstenchequesector.
Ik had mijn vraag om uitleg al een tijdje geleden ingediend. Door omstandigheden kon die nu pas worden geagendeerd. Ik was wat kwaad toen ik de uitlatingen van de federale minister van Werk had gelezen die zei dat hij ‘mistery calls’ en praktijktesten ging doorvoeren. Gelukkig werd dat genuanceerd. Vincent Van Quickenborne en Zuhal Demir hebben dat vanuit de meerderheid onmiddellijk teruggefloten. Dat staat ook wat haaks op de resolutie die ingaat op overleg met de sociale partners en op een genuanceerde aanpak van die uitdaging.
De vraag die ik oorspronkelijk had gesteld, was wat uw visie was op die uitlating. Ondertussen is die genoegzaam gekend. Als u me toelaat zal ik mijn vraag herformuleren. Minister, wat is de algemene stand van zaken rond de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt? Gaat u door met uw actieplan tegen discriminatie in de dienstensector, wat de uitdrukkelijke wens is van onze fractie, ondanks het tegenstribbelen van de vakbond?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal in dit antwoord een stand van zaken geven over de opvolging van de resolutie van 28 oktober 2015 en ingaan op de vragen die misschien nog niet schriftelijk waren overgemaakt, maar hier nu worden gesteld.
Laat me beginnen met het ABAD. Op 20 juli 2016 hebben we het ABAD effectief voorgesteld op de Commissie Diversiteit binnen de SERV. Door mijn kabinet en de diensten van het departement werd hier toelichting bij gegeven. Naar aanleiding van deze bespreking ontving ik vanuit de Commissie Diversiteit een overzicht met de belangrijkste bemerkingen en vragen in verband met het voorstel van ABAD. Ook Unia heeft effectief een advies gegeven, waar collega Annouri uitvoerig uit citeerde.
Ik kan u meedelen dat ik met grote interesse die vragen en bemerkingen heb bekeken en de vragen van beiden heb doorgenomen. Ik heb in de loop van deze week een reactie aan beide organisaties doorgestuurd. Naar aanleiding van de bemerkingen van de commissie zijn uiteraard ook een aantal aanpassingen aan het geactualiseerde ABAD doorgevoerd. Deze aangepaste tekst is aan beide organisaties bezorgd. Ik heb hun gevraagd of ze daar een akkoord over konden geven. Als dat akkoord er is, dan zal ik dat aan de leden van deze commissie overmaken. Als jullie dat wensen, kunnen jullie wie dan ook uitnodigen om daar verder de discussie over te voeren. Het lijkt mij echter logisch dat ik eerst aan beide organisaties het akkoord vraag.
Om, zoals ook in de bemerkingen geformuleerd werd, een beter zicht te krijgen op de verscheidenheid aan meldpunten met betrekking tot discriminatie die in Vlaanderen bestaan en hoe deze zich tegenover elkaar verhouden, een tweede punt uit jullie resolutie, hebben mijn diensten een beschrijvende studie van de meldpunten inzake arbeidsgerelateerde discriminatie opgemaakt. Hierin worden de verschillende meldpunten in Vlaanderen waar slachtoffers of getuigen van arbeidsgerelateerde discriminatie terechtkunnen, onder de loep genomen. De beschrijvende nota heeft als doel mogelijke knelpunten aan het licht te brengen en aanbevelingen te formuleren. Het uiteindelijke doel blijft het bevorderen van de uitwisseling, samenwerking en een meer efficiënte informatiedoorstroming. De beschrijvende nota wil hierbij een stimulans vormen voor die samenwerking. De nota zal eind deze maand worden opgeleverd.
Het klopt dat Unia me gevraagd heeft om middelen voor eDiv vrij te maken. Ook in gesprekken tussen mijn kabinet en Unia werd dit besproken. Wij hebben Unia geadviseerd een project in te dienen bij de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) 371 binnen Focus op Talent. Deze oproep stond open van 1 juli tot 30 september 2016 en heeft als doelstelling de omslag naar de talentbenadering te versnellen, alsook het doorprikken van vooroordelen en het aanpakken van structurele drempels die op de arbeidsmarkt mogelijke obstakels opwerpen voor het vinden en behouden van een job. Ik kan alleen maar vaststellen dat Unia geen project heeft ingediend voor het afsluiten van de oproep, wat ik wel spijtig vind, omdat ze toch de vraag hadden gesteld om daar middelen voor vrij te maken. We geven hun de richting waar het kan, maar zien dat het dan niet is gebeurd.
Unia ontvangt, zoals u weet, een structurele financiering vanuit de Vlaamse overheid op basis van het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013. Die bedraagt in totaal 7,84 miljoen euro voor het vervullen van haar opdracht.
Over de sensibiliseringscampagne heb ik vorige week al gezegd dat we een samenwerking hebben afgesloten. Onze bedoeling is nog altijd dat we met de sensibiliseringscampagne rond discriminatie willen sensibiliseren. We willen in de eerste plaats het thema van discriminatie bespreekbaar maken. Ook de discriminatie tussen werkgever en werknemer en tussen werknemers onderling kan aan bod komen. We willen ook dat slachtoffers en getuigen beter hun rechten kennen daaromtrent. We denken dat dat nodig is. We zien dat er alles bij elkaar nog altijd weinig klachten over zijn. Meldingen zouden dan een goede eerste aanwijzing geven rond het makkelijker opsporen en bestrijden van discriminatie.
De lanceringsdatum was effectief november 2016. Er zijn problemen met de uitvoering. We hebben een voorstel gekregen van het communicatiebureau en we zijn met dat voorstel naar de sociale partners gegaan. Zowel de sociale partners als wij vonden unaniem dat wat voorlag, niet voldeed aan de vraag die wij oorspronkelijk hadden gesteld. Ook een poging tot correctie is niet gelukt, en daarom hebben we de samenwerking stopgezet, conform wat we hebben afgesproken met de sociale partners.
We willen de campagne in 2017 zo rap mogelijk uitvoeren. We zullen daar een nieuwe oproep voor uitschrijven die hopelijk meer succes heeft. Het is duidelijk dat noch de sociale partners noch wij vonden dat de campagnebeelden die gebruikt werden, de sensibilisering met zich zouden meebrengen waarop wij hadden gehoopt. Dat is de reden waarom dat niet is voortgezet. Of er is betaald, zou ik moeten nakijken. Uiteraard zullen een aantal ontwikkelingskosten betaald moeten worden. Zij waren geselecteerd op basis van hun offerte. Maar de uitwerking voldeed niet aan wat wij en de sociale partners wensten. Het heeft ook te maken met smaak, maar het voldeed niet aan de verwachtingen, noch van de sociale partners, noch van ons. Als de sociale partners ons het signaal gaven dat zij die campagne niet konden ondersteunen, dan zou het ook niet goed geweest zijn om daar vlotjes mee door te gaan. Het is een thema waarrond je samen moet sensibiliseren.
Ik wil even ingaan op het instrument van de sectorconvenants, en dieper dan in mijn oorspronkelijke antwoord stond. Ik vind dat er soms toch wat verengd wordt. Soms heb ik bijna de indruk dat de sectorconvenants worden herleid tot de vraag of de sector aan zelfregulering doet. Als ze dat niet doen, stelt men zich de vraag of men ze dan nog wel geld zou geven. Het instrument van het sectorconvenant, dat al lang bestaat, heeft door de jaren heen al heel veel onderwerpen behandeld. Ook vandaag behandelen die sectorconvenants verschillende onderwerpen.
Ook is het de allereerste keer dat wij als overheid discriminatie uitdrukkelijk hebben meegenomen in het kader van de sectorconvenanten. Daarvoor was dat nooit uitdrukkelijk vermeld als thema. Dat wil ik toch duidelijk meegeven. Van zelfregulering was op dat moment in de sector absoluut geen sprake. Dat hebben wij nooit gevraagd. U weet dat we altijd een kader maken met de sociale partners. Dat is toen ook nooit op die manier aan bod gekomen. Nu komt dat naar voren. Ik denk dat we van drie jaar geleden spreken: toen was zelfregulering geen aspect. Ik herinner me dat we eigenlijk tevreden en niet tevreden waren. Wij waren blij dat er 28 waren die vrijwillig discriminatie mee als een van de thema’s opnamen. We hebben ook onmiddellijk gezegd dat het eigenlijk niet kon dat er nog 5 andere waren die dat nog niet hadden opgenomen. Ik herinner me dat nog. Dat was nog tijdens de vorige regering. We hebben daarmee dan contact gehad. Er waren er 3 die dat dan wel meteen mee zouden opnemen via andere delen van hun sectorconvenant. Ik herinner me dat we nog een informatiedag hebben gehad bij mij op het kabinet beneden. Dat was dan al onder deze regering. Ook die 5 waren daarop aanwezig. Ze zijn er dus toch wel mee bezig, zij het dat het toen niet in het sectorconvenant was besproken.
Ik wou dat kader toch wel even schetsen, want dat geeft een ander beeld van wat nu naar voren wordt gebracht. Die sectorconvenanten zijn niet opgemaakt in een filosofie van zelfregulering. Mevrouw Kherbache, u zei dat we zouden kunnen stoppen met centen geven enzovoort. (Opmerkingen van Yasmine Kherbache)
Ik zal zeggen wat ik heb verstaan dat u zei. U zei dat ik macht genoeg heb. Ik geef daar ongeveer 11 miljoen euro aan, dus ik zou kunnen zeggen geen geld meer te zullen geven voor de sectorconvenanten als er geen zelfregulering komt. Op dat moment was er in de sector geen sprake van zelfregulering. Ik heb collega Peeters zelf op de radio gehoord, net als velen van jullie, denk ik. Ik wil er toch ook wel even op wijzen dat collega Peeters uitdrukkelijk heeft gezegd zelfregulering van de sector te zien als een sensibiliserende actie door de sector zelf. Als uitdrukkelijk en vaak opnieuw naar voren komt dat ze dat niet doen, dan zal hij die zelfregulering zelf organiseren. Dat is ook zíjn taak. Ik heb die taak niet. Dat is het nadeel. Aan de dienstenchequesector kon ik zeggen dat ik zelfregulering zou organiseren als die sector dat zelf niet zou doen. Dat zijn heel andere onderhandelingen. Ik ben niet van plan de subsidie van 11 miljoen euro niet te geven alleen omdat dit aspect er niet bij is. Dat vond ik zeker toen niet, maar ook vandaag zou ik dat niet meteen doen. Collega Peeters is daarmee bezig, en dat lijkt me ook meer zijn bevoegdheid. Ik denk dat dat toch al heel wat duidelijk maakt.
Ik wil zeker ook nog het volgende meegeven. We hebben uiteraard ook tussentijdse evaluaties. De 5 sectoren hebben naar mijn weten het advies gevolgd en toch ook al actie genomen, wellicht bij de sectorconvenanten. We zullen dat kunnen bekijken en zullen dat zeker bekijken bij de evaluatie. Meer dan de helft van de sectoren met een convenant heeft al een sectorale gedragscode inzake non-discriminatie uitgewerkt, of is daarmee bezig. Voor de details over de concrete initiatieven stel ik voor dat er eens een hoorzitting gebeurt of dat er een schriftelijke vraag wordt gesteld. Anders moet ik nu alles opsommen van de 33 convenanten. Ik stel voor dat we de evaluatie van januari afwachten, want dan zullen we een beter zicht hebben op wat werkelijk is gebeurd, en dan zullen we daarover schriftelijk rapporteren aan de commissie. Dat kan ook begin februari zijn.
Ook tijdens de looptijd van het convenant zal ik sectoren er uiteraard op blijven wijzen dat ze voldoende acties moeten doen die gericht zijn op de bewerkstelliging van het uitwerken van het non-discriminatiebeleid. Onlangs hebben mijn diensten nog in communicatie voorzien naar alle sectoren met een convenant waarin het belang van discriminatiebestrijding nogmaals werd benadrukt. In die communicatie werden ook een aantal bouwstenen meegegeven voor de ontwikkeling van een zelfregulerend beleid inzake discriminatie.
Dus niettegenstaande dat daar oorspronkelijk nooit in was voorzien, blijf ik in een brief aan de sectoren aandacht eisen voor discriminatie, en heb ik een aantal bouwstenen meegegeven voor een zelfregulerend beleid met betrekking tot discriminatie. Er lopen ook nog gesprekken met Unia, dat in de loop van 2017 verschillende mogelijkheden met betrekking tot zelfregulering verder zal uitwerken en die in de vorm van een aanbeveling zal aanbieden aan de sectoren. Op die manier blijven we dat ook warm houden. Dat lijkt me complementair te zijn aan wat collega Peeters daaromtrent doet.
Eind januari is er de tussentijdse evaluatie van de acties die binnen de sectorconvenants werden opgenomen. Hierbij wordt per prioriteit gevraagd naar een algemene stand van zaken. We verwachten van de sectoren een korte beschrijving van de voorlopige impact, nieuwe uitdagingen of prioriteiten die aan de oppervlakte zijn gekomen, de acties die moeten worden bijgestuurd of geschrapt, knelpunten die worden ervaren in de uitvoering van de acties en mogelijke signalen voor het beleid. Er wordt dan nagegaan of we naar aanleiding van de intervisiemomenten, waaronder dat over non-discriminatie, nieuwe uitdagingen zien die aan de oppervlakte zijn gekomen. Daarnaast wordt ook gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de resultaatsindicatoren. Ik denk dat u weet dat het de eerste keer ooit is dat er bij de sectorconvenanten ook een resultaat is gevraagd. Een deel van de financiering, met name 10 procent op dit moment, is al gekoppeld aan het behalen van afgesproken doelstellingen. De complete eindevaluatie gebeurt eind januari 2018. Nu is er dus een tussentijdse evaluatie.
Ik wil er ook nog op wijzen dat zes sectoren een specifieke resultaatsindicator inzake non-discriminatie hebben opgenomen. Zoals ik vorige keer ook al heb aangegeven, zijn de sectorconvenanten protocollen van samenwerking. Dat gebeurt altijd op basis van overleg. Ik wil en kan hier geen acties opleggen, tenzij u vindt dat we dan geen geld moeten geven. We geven altijd een kader, samen met de sociale partners, waarbinnen de sectoren een voorstel formuleren. Bovendien sluiten ook niet alle sectoren een convenant met de Vlaamse overheid. Om dit verder sluitend te maken, is er de samenwerking die overeenkomsten en gedragscodes inzake discriminatie mogelijk moet maken. Ik denk dus dat we ter zake complementair met collega Peeters werken.
Dan kom ik bij het actieplan ter bestrijding van discriminatie bij dienstencheques. We hebben daarover samen met de diverse partners vergaderd. De bedoeling was dat we als Vlaamse overheid samen met de sociale partners, Unia en het Minderhedenforum een aantal maatregelen met betrekking tot discriminatie zouden hebben, en dat ook elke partner ter zake zijn verantwoordelijkheid neemt. Vorige week hebben we het actieplan overgemaakt aan alle betrokkenen. Gisteren heb ik van de werknemersvertegenwoordigers, het Minderhedenforum en Unia te horen gekregen dat zij verder overleg willen. Ik zal iedereen opnieuw aan tafel brengen. Ze gaan niet akkoord met de zelfregulering zoals wij die zien, met name sensibilisering vanuit de sector zelf. Mijnheer Annouri, ik denk dat het vooral dat was dat ze duidelijk hebben aangegeven. Zij willen dat de overheid dat doet. Ik blijf bij de stelling dat we dat sensibiliserend gaan doen, zoals ook mijn federale collega dat zegt. Eerst zien we of ze het zelf doen. Als dan zelfs met die afspraak en die sensibilisering een bedrijf blijft discrimineren, dan is dat een begin van bewijs. U kent heel de formulering die daaromtrent bestaat. Ik wil uiteraard horen wat ze van de rest van het actieplan vinden. Nu focusten de groepen die ik heb vernoemd, zich immers vooral, en zelfs bijna uitsluitend, op die zelfregulering, waarvan zij willen dat het een regulering vanuit de overheid is. De overige acties in dat plan richten zich op sensibilisering, op vorming, op preventie, op het faciliteren van de naleving van wetgeving, maar ook op monitoring.
Binnen dat kader sloot ik al een akkoord met de werkgeversorganisaties voor het engageren van de praktijktesten. De interimsector, waar ik in het verleden die praktijktesten heb ingevoerd, was de eerste sector in Vlaanderen en België waar dat gebeurde. Deze sector is de tweede waar dat engagement al was verkregen.
Het ondergaan van praktijktesten zal eveneens worden opgenomen als erkenningsvoorwaarde voor dienstenchequeondernemingen in een volgend decreet rond de zesde staatshervorming, dat wij nu voorbereiden. Dat instrument wordt ingezet met zowel controlerende als preventieve bedoelingen. Bij herhaaldelijke vaststellingen wordt de Afdeling Toezicht en Handhaving op de hoogte gesteld van inbreuken. Het is niet wenselijk daarnaast een tweede systeem van praktijktesten te organiseren. Binnen de wettelijke contouren van de Afdeling Toezicht en Handhaving is dit trouwens niet mogelijk.
Ik hou me aan mijn afspraken en leg de klemtoon eerst op sensibilisering en zelfregulering. Zoals afgesproken, zullen we dat na twee jaar evalueren.
Binnen de beschikbare middelen wordt er door de diensten prioritair ingezet op de inspecties met betrekking tot discriminatie. Dat gebeurt niet alleen door het opnemen van klachten en meldingen – wat ik nog altijd heel belangrijk vind in dat geheel –, maar ook in de vorm van structureel opgezette inspectierondes. Daarnaast wordt de Afdeling Toezicht en Handhaving betrokken bij de voorbereiding en evaluatie van het regelgevend kader. Zo kunnen we hun expertise meenemen.
Het klopt dat er momenteel geen inspectiebevoegdheid verbonden is aan het Gelijkekansendecreet. Dit valt echter onder de bevoegdheid van mijn collega-minister Homans.
Ik ben geen tegenstander van een non-discriminatieclausule bij overheidsopdrachten, uiteraard afhankelijk van wat daarin wordt opgenomen. Dat moet natuurlijk wel op een redelijke wijze worden ingevoerd. De overheid dient immers ook op het vlak van discriminatiebestrijding een voorbeeldfunctie op te nemen. Maar ik ben zelf niet aan zet, wel mijn collega-minister Homans.
Binnen het horizontaal integratie- en gelijkekansenbeleid wordt de bestrijding van discriminatie en racisme binnen elk beleidsdomein als operationele doelstelling opgenomen. Ook binnen de opstart van het integratiepact zal de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid opnemen. Daarnaast is er ook regelmatig afstemming tussen mij, mijn diensten en de dienst diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid waar men bezig is met de opmaak van het gelijkekansen- en diversiteitsplan voor 2017, waarvan ook discriminatiebestrijding binnen de Vlaamse overheid deel uitmaakt.
Mevrouw Kherbache verwees naar de voorbeeldfunctie van de kabinetten. Ik kan uiteraard enkel spreken voor mijn eigen kabinet. In de loop van het afgelopen jaar waren er twee vacatures.
Eerst wil ik zeggen dat mijn kabinetssecretaris, die een leidende functie heeft, een vrouw is. Eén van mijn vier leidende functies wordt dus bekleed door een vrouw. Op mijn vorig kabinet had ik zowel een vrouw als een man als kabinetschef. Dat is wat ik bedoelde. Het hangt ervan wie met de juiste capaciteiten en competenties op dat moment beschikbaar is. Maar één van de vier functies, met name kabinetssecretaris, wordt dus bekleed door een vrouw.
Er was vroeger wel een persoon met een handicap aan het werk op mijn kabinet, een IT’er. Hij is nu vertrokken.
We hebben de openstaande vacatures zeer open bevraagd naar kandidaten. Er waren ook kandidaten van allochtone afkomst, maar geen kandidaten met een handicap. Bij de selectie hebben we gewoon de keuze gemaakt voor de persoon waarvan we denken dat die het beste past op de plaats van de functie. Dat was het doel. Het is uiteraard niet zo dat er geen allochtonen zijn met die competenties, maar we hebben gezocht naar de kandidaat die het beste aansluit op de vragen die we hadden. Het is toeval dat ik nu geen personen van allochtone afkomst heb. In het verleden heb ik die wel gehad. Eén persoon is verkozen geworden. Een andere persoon is, na haar huwelijk en de geboorte van haar kind, gestopt met werken. Dat zijn dingen die gebeuren. We werken breed qua kandidatuurstelling, maar kiezen uiteraard voor de persoon die het beste in aanmerking komt.
Dat is wat ik bedoel met ‘We werven aan op basis van competenties’. Alle kandidaten worden op eenzelfde manier getest qua competenties. Er wordt dan, uit de kandidaten die er zijn, een keuze gemaakt voor de kandidaat die het meest in aanmerking komt.
Ik denk dat ik alle vragen, ook de bijkomende, heb behandeld. Indien dat niet het geval is, hoor ik het wel.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega’s, wij zijn Vlaamse parlementsleden en behoren tot het Vlaams Parlement. We vertegenwoordigen de belangen van Vlaamse burgers. Dat is voor mij het belangrijkste in heel het debat over het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt. Voor mij gaat het over die Vlaamse jongeren, over mensen van middelbare leeftijd, die zich begeven op de arbeidsmarkt en dan botsen op muren wegens wie ze zijn, hun afkomst, hun achtergrond.
Mijnheer Ronse, u hebt gelijk dat we het er allemaal over eens zijn dat we dit niet tolereren en dat we er iets aan willen doen. Daarover is iedereen het eens. Ik noem dat de eerste versnelling. We zitten allemaal samen in die eerste versnelling. Als we een versnelling hoger willen schakelen, sputtert het al een beetje. Dan zeggen we ‘Zelfregulering en sensibilisering, daarmee zijn we het allemaal eens.’ Sommigen willen nog hoger schakelen en overgaan tot praktijktesten. Daarmee bent u het niet eens, minister. En daar ligt voor mij het probleem. Welke snelheid zullen we aanhouden om dit probleem op te lossen?
Want wat is de rode draad? Dit draait voor mij niet om oppositie-meerderheid en een steekspel. Mensen vragen mij: ‘Show me – niet the money – the action? Wat is er voor mij veranderd sinds de laatste rapporten? Als ik ga zoeken naar een job krijg ik op basis van mijn afkomst keer op keer een ‘njet’. Wat is er voor mij veranderd sinds al die rapporten zijn verschenen?’ Dan kan ik niet anders dan zeggen: ‘Weinig’. Concreet, voor hen die nu een job gaan zoeken op de arbeidsmarkt, is er weinig veranderd. Er wordt vanalles bediscussieerd. Er zijn plannen, er wordt nagedacht over wat we kunnen doen. Maar in de praktijk is er weinig veranderd. Dat blijft voor mij de rode draad. Zolang er op dat vlak weinig verandert voor al die Vlamingen die zich op onze arbeidsmarkt begeven, moeten wij versnellingen hoger blijven schakelen. We moeten niet bij elke kilometer die we vooruit geraken in eerste versnelling, onszelf op de schouder kloppen omdat we een afstand hebben overbrugd. Nee, we moeten er op het linkerrijvak voor zorgen dat iedereen meekan.
Minister, u hebt een antwoord gegeven over het ABAD. U hebt gezegd dat u het hebt voorgelegd aan de SERV en Unia en dat zij u daarover een antwoord zullen geven. Voorzitter, ik kijk ook naar u. De evaluatie van het sectorconvenant is er eind januari. Misschien moeten we afspreken dat we hieraan een hele commissievergadering wijden. Dan kunnen we zowel de opmerkingen van de SERV en Unia over het ABAD als de sectorconvenanten eens goed onder de loep te nemen en daaraan een volwaardige discussie te wijden. Dat lijkt mij zeker geen slechte zaak. We moeten er de tijd voor nemen wanneer we over al die informatie beschikken.
Mijnheer Ronse, u zei dat er heel wat actieplannen zijn. Dat klopt. Dat is een goede basis. Maar als die actieplannen weinig gevolg hebben in de praktijk, dienen ze tot weinig. Dat is een heel mooi stukje papier, waarop u en ik tijdens de middag eens ‘oxo’ op kunnen spelen, maar veel verschil zal het dan niet maken in de realiteit. Als het geen gevolg geeft in de praktijk, maken we er bitter weinig vooruitgang mee. Actieplannen zijn goed en we moeten die zeker onderbouwen, maar alleen als ze ook gevolg hebben in de praktijk.
Minister, de kwestie van uw eigen kabinet werd daarnet aangehaald door mevrouw Kherbache. Ik vond die opmerking wel terecht. Ik ben zelf erg geschrokken toen ik dat las. Ik moest toen denken aan de Zuiddag. U had toen een studente bij u, een super gedreven meisje met Marokkaanse roots. Ik wist het zelf niet, maar ik ben via Facebook blijkbaar bevriend met haar moeder. Ik zag hoe enthousiast haar dochter was dat zij een dag met u kon meedraaien. Ze zei zelfs letterlijk: “Minister Muyters is een echt schatje.” Nu, dat laat ik volledig voor haar rekening. (Gelach)
Het effect dat het heeft gehad op één iemand en op haar omgeving dat u iemand met een diverse afkomst hebt laten meedraaien op uw kabinet, was van goud waard. Maar dat er op uw kabinet nul mensen met diverse afkomst werken, is anderzijds weer een mokerslag. Mensen lezen dat en denken: ‘Hoe is dat in godsnaam mogelijk?’ U hebt daarvoor een praktische verklaring. Maar u kunt daarmee zelf toch geen genoegen nemen? U hebt er misschien wel allerlei verklaringen voor, maar dat zorgt er niet voor dat dat oké is.
Minister, bent u actief gaan rekruteren of hebt u de vacatures actief verspreid bij de verschillende organisaties die netwerken hebben bij diversiteitsorganisaties? Ja of neen? Hebt u samengewerkt met organisaties die jongeren met een diverse afkomst bereiken? Ja of neen?
Hebt u samengewerkt met organisaties? Of hebt u gewoon een vacature opengesteld en gezien dat er weinig mensen op afkwamen?
De vragen die betrekking hebben op de bevoegdheid van minister Homans, zal ik naar haar doorsturen.
Dit eindigt hier niet. Er zal nog heel veel debat gevoerd moeten worden. Voor mij is de enige maatstaf niet de woorden die hier in de commissie worden gesproken, noch door oppositie, noch door de meerderheid, maar wel de veranderingen die er in de realiteit zullen zijn voor alle jongeren in onze steden die op zoek gaan naar een baan. Op dit moment is daar nog niet veel verandering in gekomen.
Mijnheer Annouri, we zullen rekening houden met uw suggestie, maar ik stel voor dat we wachten op het antwoord van de minister in januari. We kunnen dan tijdens de regeling van de werkzaamheden beslissen wat we daarmee zullen doen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, wat die grootscheepse campagne betreft, is het erg spijtig dat u samen met de sociale partners hebt moeten vaststellen dat die niet voldeed. Het enige dat we dus kunnen vragen, is om zo snel mogelijk een aanbesteding te doen zodat dit in de praktijk kan worden omgezet en zodat we kunnen leren uit wat er is fout gegaan. Wij hebben daar weinig zicht op, maar ik ga ervan uit dat u daar de juiste lessen zult uit trekken.
Wat ABAD betreft, zullen we nu snel het actieplan krijgen.
Wat de sectorconvenanten betreft, lees ik een fragment uit onze resolutie voor: “(...) de sociale partners op te roepen initiatieven te nemen om discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden aanvullend op het federaal sociaal overleg, in het kader van het Vlaams sociaal overleg en met name de sectorconvenanten. Daarbij moet een systeem van zelfregulering uitgewerkt worden waarvan gerichte steekproeven als sensibiliserend instrument deel uitmaken, vooral wanneer die aanpak aangewezen is in de sector.”
Minister, in juni 2015 hebben wij u gevraagd om die zelfregulering te laten opnemen in de sectorconvenanten. Die sectorconvenanten zijn in april 2016 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. U hebt net aangegeven dat u kunt bijsturen in sectorconvenanten. Als dit niet werkt, moeten we andere maatregelen nemen, dat is zo afgesproken. Tijdens de evaluatie die is aangekondigd voor februari, moeten we ons daarop focussen. We moeten ons beraden over de manier waarop we met die sectorconvenanten moeten omgaan en hoe we die kunnen bijsturen.
Wat de dienstenchequebedrijven betreft, hebben we vandaag van u en van de media gehoord dat een aantal partners niet akkoord gaan met het voorstel. We kunnen daar nu weinig over zeggen, maar er was wel heel duidelijk afgesproken dat ze zelfregulerend zouden werken. Als dat de reden is waarom ze niet akkoord gaan, dan spijt me dat eigenlijk wel. We hadden immers aangegeven dat we dat zeker voor de dienstenchequesector zo wilden.
Minister, ik ben wel blij dat u de niet-discriminatie wilt inschrijven als een erkenningsvoorwaarde voor dienstenchequebedrijven. We mogen de lat daar wel niet te hoog leggen. Als we dat wel doen, zal nooit een bedrijf zijn erkenning verliezen. Ik pleit er dan ook voor het afnemen van de erkenningsvoorwaarde als een echt instrument te gebruiken.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik vind het jammer dat we in dit debat over discriminatiebestrijding, waarvan iedereen vindt dat daar stappen in moeten worden gezet en dat meerderheid en oppositie zou moeten overstijgen, veel tijd en energie stoppen in een steekspel waarbij u altijd zeer defensief bent. U komt met tal van argumenten om te bewijzen dat u het goed meent. Ik twijfel niet aan uw goede bedoelingen, maar ik zou ook graag resultaten zien. Dat is vandaag, na bijna twee jaar, niet het geval. We zijn er nog absoluut niet.
Minister, in oktober 2015 is er een resolutie aangenomen. Daarbij zou de zelfregulering worden opgenomen in de sectorconvenanten. De onderhandelingen met de sectoren lopen nog. Ik heb niet gezegd dat er geld moet worden afgenomen van een convenant dat al is afgesloten. Wat hield u dan tegen om op tafel te kloppen? Het gaat dan verdorie nog over zelfregulering, niet over afspraken met de sectoren om vanuit de inspectiediensten een fundamenteel principe, met name het gelijkheidsbeginsel te controleren. Het enige dat u dan zou moeten vragen, is dat via zelfregulering de wet wordt gerespecteerd. Als u dat al te veel vindt, is het zeer mager gesteld met uw ambitie over zoiets fundamenteels als de sectorconvenanten. Mevrouw Claes heeft terecht aangegeven dat het engagement in de resolutie duidelijk was. De dertigtal sectorconvenanten zijn in maart 2016 effectief goedgekeurd. Wat hield u dan tegen om in die onderhandelingen op tafel te kloppen, wetende dat dit een prioriteit was in de meerderheidsresolutie? Ik vind dat in alle eerlijkheid verbijsterend. Dit had een stap vooruit kunnen zijn op het vlak van zelfregulering die nu bijna wordt voorgesteld als de Heilige Graal. Met zelfregulering is op zich niets mis, maar het gaat over sectoren die er zelf over waken dat de wet wordt nageleefd. De overheid heeft die taak ook. Stel dat de voedselinspectie de boeken sluit en het aan de restaurants zelf overlaat om de normen te controleren. Bovendien krijgt u van de interimsector geen inzage, noch in de methodologie, noch in de verdere opvolging. U staat dus te juichen over resultaten die voor de inspectie en voor de overheid een black box zijn.
Minister, u zegt dat u de inspecties opvoert. Het aantal inspecties op het vlak van discriminatie bedraagt nog altijd minder dan in 2012. Toen waren het er 112, nog 109. Bovendien staat in het inspectierapport van 2014 dat er te weinig instrumenten zijn om vaststellingen te doen, maar dat er zal worden gewerkt via datamining. Datamining is uit het inspectierapport van 2015 zelfs verdwenen. Dat is ook een achteruitgang.
Ofwel kan men vaststellingen doen via praktijktesten, ofwel kan men de evenredige vertegenwoordiging of het gebrek daaraan in kaart proberen te brengen via datamining, maar dat is dus zelfs geschrapt uit het rapport.
Wat de voorbeeldfunctie betreft, zegt de heer Annouri dat hij zijn vraag aan minister Homans zal stellen. Ik heb dat al herhaaldelijk gedaan en dan wordt de bal gewoon teruggekaatst naar minister Muyters. Ik vind het uw taak, minister, om ook op dat vlak op tafel te kloppen en niet alleen met enkel defensieve argumenten te komen wanneer het over uw eigen voorbeeldfunctie gaat. Ik wil dat u uw verantwoordelijkheid neemt om ook op dat vlak vooruitgang te boeken.
Mijnheer Ronse, u kunt niet altijd naar het verleden verwijzen. Ik wil u graag eens een historisch beeld schetsen van wat er met betrekking tot de convenanten allemaal is gebeurd. Sinds 2001 is eigenlijk steeds uitdrukkelijk in de regeringsbeslissing opgenomen dat discriminatiebestrijding als actie moet worden opgenomen.
Minister, eigenlijk is dat zelfs het punt niet. We kunnen het erover eens zijn dat in het verleden onvoldoende is gedaan. Op dat vlak hebt u volledig gelijk. Dat is echter geen argument om op twee jaar tijd geen vooruitgang te boeken. Er is nochtans voortschrijdend inzicht op het vlak van de praktijktests.
Ik noteer dat u de deur absoluut sluit en dat terwijl andere partijen een stap vooruit zetten. Ze hebben gelijk. Ik hoop dat u op een bepaald ogenblik tot dat inzicht zult komen. De praktijktests vormen geen symbooldossier. Dit wordt door iedereen erkend als de enige manier om de realiteit naar boven te brengen.
De advocaten hebben laten weten dat u aan een juridisch kader moet werken. Zolang u dat niet doet, helpen uw maatregelen niet. U hebt met veel trots aangekondigd dat u zelfs in de erkenningen van de dienstenchequebedrijven zult ingrijpen. Om op dat vlak te kunnen ingrijpen, moeten er eerst vaststellingen komen.
In de interimsector is dit twee legislaturen geleden gebeurd. Dat is toen gebaseerd op mails die bij KifKif waren terechtgekomen en waarin dat allemaal zwart op wit stond. Dat was niet het gevolg van inspecties. Zonder praktijktests kunnen de inspectiediensten dit nooit vaststellen.
Iemand als de heer Feryn kan voor de televisiecamera’s verklaren dat hij geen Marokkanen aanwerft omdat zijn klanten dat niet willen, maar u zult niet veel dergelijke werkgevers vinden. Dat zijn de uitzonderingen. Om die reden is het geen symbooldossier. Dit is een essentieel sluitstuk. Ik hoop echt dat we op dit vlak gezamenlijk vooruitgang kunnen boeken.
De heer Ronse heeft het woord.
We zijn het er allemaal over eens dat discriminatie op de arbeidsmarkt degoutant is. We zijn het echter niet eens over de methode.
Mijnheer Annouri, u hebt terecht gevraagd wat er is veranderd voor de mensen die op zoek zijn naar werk en die in de praktijk nog steeds met discriminatie worden geconfronteerd. Dit is helaas een problematiek waarvoor geen toverformule bestaat. Er is geen knopje waar een politicus op kan duwen, laat staan een maatregel die na zes maanden een omslag bewerkstelligt. Het is een complexe, ingewikkelde materie. Niet alleen de werkgevers, maar ook de consumenten en eigenlijk heel de samenleving moeten een shift maken.
U hebt het met een koers en versnellingen vergeleken. Een goed peloton betekent dat de kopman samen met zijn knechten rijdt en niet meteen met volle snelheid vooruitgaat. Dit is exact wat wij doen.
Minister, u bent de allereerste minister van Werk ooit die de zelfregulering in een actieplan aan de dienstenchequesector oplegt. Dat is een ernstige stap die we nu zetten. Die zelfregulering houdt in dat de sector het ermee eens is een extern bedrijf aan te stellen om de testen en de controles uit te voeren.
We kunnen nog lang discussiëren over door de overheid opgelegde praktijktests. We zijn hier zeer duidelijk over. Onze coalitiepartners en wijzelf zijn ervan overtuigd dat dit geen oplossing is om discriminatie uit de wereld te helpen. Uitlokking door de overheid is een slechte zaak. Dit zou het probleem nog erger kunnen maken.
U bent de allereerste minister ooit die de sector heeft gevraagd de zelfregulering op te nemen. U hebt uw administratie een brief laten schrijven. Wij proberen hier de maximale snelheid te halen om die omslag effectief te creëren. Er bestaat echter geen toverknop.
Mevrouw Kherbache, de door u gesuggereerde door de overheid georganiseerde praktijktests zullen het probleem enkel verergeren.
Minister, ik ben blij met uw interpretatie van de communicatie van de federale minister van Werk. Dat is een goede zaak. Indien de sectoren niet tot zelfregulering overgaan, moet de overheid zelf nagaan wat al dan niet mogelijk is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil mij aansluiten, mede geïnspireerd door de heer Ronse. Een aantal dingen zijn volgens mij een beetje problematisch. Ik wil mij focussen op de dienstenchequesector. Die sector is het niet eens. Tenminste, collega’s, als het we eens zijn dat de sector een geheel is van werkgevers en werknemers. Mijnheer Ronse, de werkgevers hebben gezegd: ‘Wij willen dat doen. De minister heeft niets opgelegd. Wij willen dat wel doen in de plaats van de minister.’ Dat is een contradictie. Dat is zelfregulering opleggen. En ze krijgen er nog geld voor ook! ‘Wij willen dat doen als ge ons 200.000 euro geeft.’ Dat is nogal opleggen! Daarenboven is het net de kritiek van de vakorganisaties dat zij het niet eens zijn met die manier van zelfregulering. Zij zouden eigenlijk willen dat de minister zijn verantwoordelijkheid neemt of dat net die vakorganisaties betrokken worden bij die praktijktests. Quod non. Dat geeft aanleiding tot het afwijzen van een akkoord in die sector. Er is geen akkoord in die sector. Minister, klopt dat bedrag van die 200.000 euro? Klopt het dat er voor andere acties vandaag geen budget is voorzien?
Hebben zij een probleem met de handhaving, zoals het nu georganiseerd wordt? Minister, u geeft een interpretatie aan de woorden van federaal minister Peeters. U zegt dat u daar een grote complementariteit ziet. Maar waarom beperkt u dan uw relatie met de federale inspectiediensten, die inderdaad een ruimere marge hebben en die niet uitsluiten dat ook u daar actief kunt zijn, tot een interministeriële conferentie, waarvan we allemaal weten wat de frequentie is waarmee ze samenkomt en wat de efficiëntie is van die samenkomsten als het gaat over werken op het terrein?
Minister, u hebt het, ten slotte, ook wel een beetje zelf gezocht dat u geen akkoord hebt in die sector. Er is amper overleg geweest. Gewoon al door de architectuur waarbij er eerst een akkoord wordt bedisseld met de werkgevers om aan zelfregulering te doen in ruil voor 200.000 euro, om dan naar de rest van de sociale partners te gaan en te zeggen: ‘Zijt ge daar nu mee akkoord?’ Minister, klopt het dat u in augustus één keer de vakorganisaties hebt uitgenodigd, waar dan opmerkingen konden worden gegeven over de ontwerptekst? En klopt het dat er pas op vrijdag 9 december 2016 een tweede vergadering was waar dan een tekst te nemen of te laten werd voorgelegd? Als dat de manier van werken is, dan hebt u uw non-akkoord wel zelf gemaakt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, dit was een bijzonder leerrijke voormiddag. Waar normaal gezien de oppositie klaagt over te veel beperkingen van het kabinet, wordt nu geklaagd over te weinig beperkingen. Op datzelfde kabinet werken toch te weinig mensen met beperkingen.
We hebben ook geleerd dat er een aantal stappen vooruit zijn gezet. Minister, we zouden als commissie een aantal afspraken moeten maken die ook in de resolutie waren vervat. We hebben de sectorconvenanten waarover we in januari een rapportage krijgen. In de resolutie was ook vervat dat er jaarlijks een rapportage zou gebeuren over de voortgang van alle acties die in de resolutie zijn opgenomen. Na twee jaar zou er een beleidsevaluatie komen. Om een goede beleidsevaluatie te doen, moeten een aantal doelstellingen zijn vooropgesteld. Het is belangrijk dat u de doelstellingen naar voren schuift en dat we na twee jaar, op 30 juni 2017, net voor het zomerreces, effectief een evaluatie kunnen doen van het gevoerde beleid en de effecten ervan op het terrein. Ik had daarover graag uw ideeën, doelstellingen en vooral uw parameters gekend.
U verwees daarnet naar uw collega-minister Homans. Ik heb begrepen dat zij begin volgend jaar een grote campagne tegen discriminatie wenst te lanceren. Gebeurt dat in afspraak met u en eventueel ook met de sectoren?
Het integratiepact is een oefening waar ze het Minderhedenforum een belangrijke rol in geeft. Ik denk dat dat goed is. Ook daar wordt gemikt op het brede middenveld dat onder andere de sectoren in zich draagt die u met de sectorconvenanten aanspreekt en bereikt. Hoe stemt u die twee bewegingen op elkaar af?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik wil heel structureel en feitelijk iets proberen te weerleggen aan collega Kherbache. Op de commissievergadering Algemeen Beleid van 13 december heeft minister-president Bourgeois geantwoord: “De streefcijfers met betrekking tot de Vlaamse administratie kunnen niet zomaar worden toegepast op de kabinetten. Het aantal kabinetsmedewerkers per kabinet is heel laag. Als je dat zou vergelijken met Vlaamse entiteiten, gaat het over heel kleine aantallen. In het kleinste kabinet van minister Weyts gaat het over 24 personen, in het grootste van minister Crevits gaat het over 49 personen. Dat is nog altijd minder dan 50 mensen.”
Het antwoord van de heer De Loor, bij mijn weten van uw partij, is duidelijk: “Ik ben het met u eens dat je die percentages niet zomaar kunt toepassen op kabinetten.” (Opmerkingen van Yasmine Kherbache)
U hebt gezegd dat de heer De Loor niet akkoord gaat.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Bothuyne, wat betreft die twee zaken van collega Homans: zij zorgt ervoor dat de dingen op elkaar aansluiten. Wij werken vanuit Werk daaraan mee, als een onderdeel van het totaal. Ik stel voor dat we de doelstellingen ook meenemen bij de bespreking die we zullen doen bij ABAD en de sectorconvenantenevaluatie.
Collega Claes, ik heb een brief gestuurd naar de sectoren waarbij ik er nog eens uitdrukkelijk naar heb verwezen – dat is die oproep die jullie hebben gedaan naar zelfregulering – om ook bij de evaluatie dat element mee te nemen. Er komen ook nog evaluatiegesprekken. Ook daar zal ik uitdrukkelijk die zelfregulering meenemen. Eind januari is de evaluatie. Iets later kunnen we de bespreking hier doen. Zodra ik een van de elementen heb, zal ik ze telkens overmaken, ook het actieplan en dergelijke meer.
Over het actieplan zijn er in september, formeel, informeel en bilateraal gesprekken geweest. Mijn medewerkers en het departement hebben die gevoerd. Ik heb daar geen logboek van bij, maar ik zie wel dat men het niet allemaal eens is, vooral over één element. Anders dan wat de politieke meerderheid heeft gezegd, met name eerste kans geven aan zelfregulering, vragen zij dat er geen zelfregulering is, zoals ook de oppositiepartijen. Dat lijkt mij een politieke beslissing te zijn. Als de werknemersorganisaties, Unia en het Minderhedenforum die politieke beslissing niet goed vinden en daardoor heel het actieplan niet goedkeuren, dan is dat hun verantwoordelijkheid. Ik ga wel proberen ze allemaal eens samen aan tafel te brengen om te zien of we niet minstens over de andere elementen een akkoord kunnen sluiten.
Collega Claes, u vroeg of er een akkoord is met de werkgevers en u vroeg naar de 200.000 euro. Ik heb onmiddellijk, toen we dat akkoord hebben afgesloten, gezegd dat dat de enige eenvoudige methode was, aangezien de dienstenchequesector nogal breed verspreid is en zich niet situeert bij één federatie. Ook heel wat lokale besturen hebben dienstenchequebedrijven en dergelijke meer. Om dat anders te regelen, zodat iedereen die een dienstenchequebedrijf heeft daarbij in geld zou voorzien, is veel te complex en administratief te moeilijk. Ik heb dat toen naar voren gebracht. Er is toen geen commentaar op gegeven. Mocht die sector alleen uit leden van Federgon bestaan, dan zou dat iets anders zijn. Je kunt moeilijk zeggen dat alleen diegenen die aangesloten zijn bij Federgon, moeten betalen en de rest vrijgesteld is. Dat kun je niet maken. Er is ook geen verplicht lidmaatschap van Federgon. Daardoor is de afspraak dat we de kost op ons nemen. Alle werkgevers van de dienstenchequebedrijven waren het eens om die zelfregulering te realiseren. Voor de rest is het vooral een inhoudelijk debat.
Ik zal het ABAD overmaken zodra het is goedgekeurd. Ik hoop dat dat snel is. Als het moet, zullen we daar opnieuw over overleggen. Ik plan een overleg over het actieplan. Rond de sectorconvenanten is er in een evaluatie voorzien. Ik hoop daar snel een verslag over aan u te kunnen geven.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, wat betreft de onderhandelingen die u nog zult voeren met de dienstenchequesector, kunnen we misschien een volgende commissievergadering van u horen wat daaruit is gekomen en op welke manier dat is verlopen.
Een toveroplossing is inderdaad niet mogelijk, collega Ronse, dat vragen wij ook niet. Wij vragen wel een beleid dat resultaten boekt, ook in de praktijk, en dat is er ook niet. Daar zullen we dus vragen over blijven stellen.
Minister, wat ons betreft had u heel veel problemen kunnen voorkomen als u gewoon werk had gemaakt van praktijktesten. Dan had u veel gemakkelijker een actiever beleid kunnen voeren, zonder te sanctioneren, maar wel door dingen in kaart te brengen en daar dan een beleid rond te ontwikkelen. Dat is er nu niet. Dat dwingt ons om u keer op keer te blijven ondervragen en te blijven onderstrepen dat we resultaten nodig hebben en dat die er vandaag niet zijn. Vanuit de Groenfractie: ‘On ne lâche rien.’ In het Antwerps: ‘We geven niet af.’
Mevrouw Claes heeft het woord.
Er zijn een aantal concrete afspraken gemaakt, die duidelijk zijn. Ik wil nog meegeven dat ik in verband met de dienstenchequesector nu juist verneem dat men niet akkoord gaat omdat men het te weinig dwingend vindt en het alleen sensibiliserend is. Misschien kunt u mee inspireren bij het overleg om daar nog een aantal acties rond te ondernemen.
Ik heb nog een suggestie. Het is belangrijk dat wij het inspectierapport kunnen zien. Het inspectierapport is hier in de commissie de laatste keer besproken in 2014, dat is twee jaar geleden. Omdat het hiermee linken heeft, zou het zinvol zijn dat het inspectierapport opnieuw wordt voorgesteld en besproken in de commissie.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden. Het is duidelijk dat het debat zeker niet is afgerond. Feit is wel dat dit dossier zeer hoog op de maatschappelijke agenda staat. Ik hoop dat het ook zeer hoog op uw politieke agenda staat.
Tien jaar geleden waren enkel het middenveld, sp.a en Groen op het vlak van discriminatiebestrijding voor de praktijktesten. Ze zegden dat er een groot manco was. Als we de problemen niet in kaart brengen, kunnen we ze ook niet oplossen. De andere regeringspartijen waren daar toen niet voor. Nu zien we al positieve precedenten. Ik heb al verwezen naar Gent, waar er een coalitie is met Open Vld. Bart Somers heeft zeer uitdrukkelijk gezegd dat de praktijktesten door de overheid moeten worden georganiseerd. Dat geeft men ook aan als de beste manier om dat zorgvuldig te doen. Ik zie op federaal niveau een stap vooruit, waar men zegt dat als die zelfregulering tekortschiet, de inspectie dan zelf de praktijktesten moet organiseren vanuit de overheid. Dat is wat federaal minister Peeters nu proactief voorbereidt. Dat doet hij binnen het kader van de resolutie. De Brusselse Gewestminister van Werk Gosuin kondigt aan dat hij werk wil maken van de praktijktesten.
Minister, laten we dus proberen zo veel mogelijk discussies, knelpunten en hindernissen op te helderen, maar laten we van discriminatiebestrijding geen symbooldossier maken. Geen politieke spelletjes. Maak vooruitgang. En die is er nu niet. Zowel op basis van feiten als op basis van uw eigen acties is die vooruitgang er nu niet. Gebruik ook de positieve stappen die andere collega’s hebben gezet. Ik kijk uit naar de grondige discussie die we dan in februari zullen voeren. Het is inderdaad zeer nuttig om daarbij dan ook het jaarrapport van de inspectie op de agenda te zetten, omdat het daarbij ook over handhaving gaat en ik ook al heb gesignaleerd dat er op dat vlak stappen achteruit zijn gezet, in ieder geval qua ambities. Daar kunnen we dan echter verder over discussiëren.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil me deze keer in het bijzonder richten tot mijn vele allochtone vrienden, mensen met wie ik al vele jaren heb samengewerkt, die ik goed ken. Om het met de woorden van collega Annouri te zeggen, ook onze fractie zal niet afgeven als het gaat over de stappen die nu worden gezet inzake zelfregulering. Waar Vlaanderen bevoegd is, zoals in de dienstenchequesector, doen we het. Waar we kunnen, proberen we te overtuigen en zo meer. Bij de sectororganisaties en de sectorconvenanten bevelen we het ook aan. Aan die allochtone vrienden zeg ik: inderdaad, wij geven niet af. We gaan ook niet afgeven als het gaat om het blokkeren van praktijktests of door de overheid georganiseerde uitlokking, want dat lijkt ons absoluut geen garantie op een betere situatie voor de vele allochtone vrienden en goede kennissen die ik ook persoonlijk heb. Dus, to be continued.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.