Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hebben het gisteren ook nog gehad over een inclusieve maatschappij en het recht van personen met een handicap om actief deel te nemen aan de samenleving, ook voor mobiliteit en openbaar vervoer. Dit topic wordt ruim gedeeld door alle fracties in het Vlaams Parlement. We moeten daar dus meer werk van maken.
Vandaag wil ik opnieuw even inpikken op die inclusieve maatschappij: een scooter of scootmobiel op de bus of niet?
Midden oktober was ik samen met een collega te gast op de TREFDAG HANDICAP in Leuven. Een groot ongenoegen dat door zowel de organisatoren als de andere aanwezige representatieve organisaties en ervaringsdeskundigen werd aangehaald, was de beslissing van De Lijn om vanaf 2013 tot op heden scooters of scootmobielen op bussen te weigeren. Scooters worden door personen met een handicap immers ervaren als een enorme verbetering op elektrische rolstoelen omdat ze een grotere actieradius hebben, sneller en wendbaarder zijn en ook op hobbeligere wegen bruikbaar zijn.
Toenmalig minister Crevits verwees naar de Europese richtlijn 2008/164/EG als grond voor de beslissing van De Lijn om alle scooters op bussen te weigeren. Dat brengt me tot de kern van de zaak. De regelgeving lijkt het gebruik van scooters op openbaar vervoer niet uit te sluiten maar eerder verregaande voorwaarden op te leggen. In het Verenigd Koninkrijk heeft de ‘Confederation for Passenger Transport’, de koepel waarin het overgrote deel van de openbaarvervoermaatschappijen vertegenwoordigd is, een charter uitgewerkt waarbij personen met een handicap die aan de voorwaarden voldoen, wel met hun scooter op de bus kunnen. De vraag is dan waarom dit in Vlaanderen niet zou kunnen en waarom noch De Lijn noch het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) werk maken van een beleid dat veiligheid en het gebruik van scooters op het openbaar vervoer met elkaar verzoent. Door een totaalverbod en het droogjes schermen met juridische en verzekeringskwesties wordt immers elk debat onmogelijk gemaakt en zal er nooit een oplossing komen.
Minister, beaamt u dat de Europese regelgeving geen totaalverbod inhoudt betreffende het gebruik van scooters op het openbaar vervoer door personen met een handicap?
U hebt de Universiteit Hasselt gelast een onderzoek uit te voeren waarin deze problematiek aan bod kwam. Is dit onderzoek al beschikbaar? Welke conclusies trekt u uit dit onderzoek?
Zult u, indien er een mogelijkheid is tot het toelaten van scooters op bussen van De Lijn, samen met uw collega van Welzijn en het VAPH werk maken van een kader waarbinnen dit, hopelijk op korte termijn, mogelijk wordt?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, de Europese richtlijn en het VN/ECE-reglement gaan uit van een referentierolstoel met specifieke maatvoering. Intussen is er natuurlijk een evolutie geweest. Op basis van de afmetingen van deze referentierolstoel worden de voorschriften voor het rolstoelplatform bepaald: de afmetingen die nodig zijn voor de opstelruimte in het voertuig en de nodige manoeuvreerruimte om het traject te kunnen afleggen tussen de toegangsdeur van het voertuig en de rolstoelruimte. Deze richtlijnen bepalen met andere woorden hoe de inrichting van de openbaarvervoerbussen er moet uitzien om conform te zijn met de Europese regelgeving.
De laatste jaren is er inderdaad een grote evolutie in de markt van de verplaatsingshulpmiddelen. De maatvoering en de kenmerken van de referentierolstoel en bijgevolg ook de richtlijnen voor de inrichting van het rolstoelplatform bleven echter ongewijzigd. Hoewel er geen specifieke Europese richtlijn is voor het vervoer van grotere of anders geconcipieerde hulpmiddelen, is het omwille van de inrichting van de voertuigen conform de Europese richtlijn aangewezen om de vervoerbare hulpmiddelen af te stemmen op de kenmerken van de in dezelfde richtlijnen opgenomen referentierolstoel. Belangrijkste uitgangspunt blijft immers de veiligheid. De bussen van De Lijn zijn logischerwijs ingericht conform de Europese verordening. Als er vervoersmiddelen zijn die afwijken van deze richtlijnen, door bijvoorbeeld een hoger gewicht of andere afmetingen, dan is het niet altijd mogelijk de veiligheid van alle reizigers te garanderen. Het gaat dus niet enkel over de gebruiker van een rolstoel of een ander hulpmiddel, maar over de veiligheid van alle reizigers.
Het onderzoek van het Instituut voor Mobiliteit (IMOB) in Hasselt loopt en wordt op vraag van mijn departement uitgevoerd. Daarin wordt gewerkt met de resultaten van een marktstudie van alle verplaatsingshulpmiddelen die in Vlaanderen gekend zijn. Met die gegevens heeft men een databank opgesteld en uit de vaststellingen van die databank blijkt dat slechts een beperkt aantal scootmobielen over de afmetingen beschikt om met het openbaar vervoer te kunnen worden vervoerd. Alleen de kleinere en de zeer wendbare scootmobielen klasse A zouden in aanmerking komen. Dit type van scootmobielen is eigenlijk geschikt voor gebruik binnenshuis en niet voor buitenshuis. Ze zijn minder stabiel en daarom ook niet geschikt voor het overbruggen van langere afstanden, obstakels en oneffen terrein.
Conform de Europese norm zou een producent bij een hulpmiddel klasse A een label moeten toevoegen als waarschuwing dat het hulpmiddel niet geschikt is voor transport buitenshuis. In die studie werd trouwens ook veel aandacht besteed aan het beleid met betrekking tot vervoer van verplaatsingshulpmiddelen in binnen- en buitenland. Recente evoluties hierin worden opgevolgd.
Na toelichting van de voorlopige onderzoeksresultaten door IMOB heeft het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) om een schriftelijk officieel advies van het interfederaal gelijkekansencentrum Unia gevraagd. We hebben nog geen antwoord gekregen.
Wat het beleidskader betreft, wacht ik de voorlopige onderzoeksresultaten van de middenveldorganisaties af. Ikzelf ben van mening dat naast veiligheid, informatieverschaffing essentieel is. Nu bestaat er soms onduidelijkheid, en dat is nooit goed. Een aantal aanbevelingen uit het lopende onderzoek die al naar voren kwamen, zijn de opmaak van een visuele herkenningsgids, zowel voor de chauffeurs als voor de gebruikers van verplaatsingshulpmiddelen, en de sensibilisering van de producenten van dergelijke verplaatsingshulpmiddelen. Zij moeten enerzijds streven naar verplaatsingshulpmiddelen die binnen de richtlijnen van de Europese verordening vallen. Anderzijds moeten zij bij het verkoopproces al aan de geïnteresseerden meedelen wat de mogelijkheden zijn van elk toestel inzake openbaarvervoerverplaatsingen.
We moeten op dat vlak duidelijk en realistisch zijn. We kunnen niet voortdurend onze bussen aanpassen aan elke nieuwe evolutie en elk nieuw toestel dat op de markt komt. We moeten wel voorzien in een waardig betaalbaar alternatief. Dat is zeker onze plicht. Op dat vlak ben ik tevreden dat begin volgend jaar voor het eerst het DAV-systeem (Diensten Aangepast Vervoer) volledig gebiedsdekkend zal zijn in Vlaanderen. Ik heb de laatste witte vlekken op dat vlak gedicht en ik heb het budget daarvoor verviervoudigd, van 1 naar 4 miljoen euro.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u zegt dat er een evolutie is in het soort hulpmiddelen, ook wanneer het gaat over scooters en scootmobielen. Daarmee geeft u impliciet aan dat een totaalverbod op scooters en scootmobielen niet meer van deze tijd is.
U verwijst naar de voorlopige conclusies van IMOB wat klasse A betreft. Ik neem aan dat die onderzoekers ook hebben gekeken naar de lijst die bijvoorbeeld wordt gehanteerd in het Verenigd Koninkrijk. Het gaat om een lijst van vijf bladzijden van scooters die potentieel in aanmerking komen. Die normen zijn afgestemd op de Europese normen. Bij de voorbeelden van de Confederation of Passenger Transport en het transport in Londen zijn er een aantal scooters die wel in aanmerking komen. Het is dan ook belangrijk, zoals u zelf hebt gezegd, dat bij de aankoop van een scooter of scootmobiel de betrokken persoon met een handicap weet waar hij of zij aan toe is, onder andere wat het openbaar vervoer betreft. We moeten dan ook de oproep herhalen dat er een label moet worden ontwikkeld voor scootmobielen die worden toegelaten op de bussen van De Lijn. Voor een aantal scootmobielen kan dat in veilige omstandigheden gebeuren.
Minister, ik vraag u om, nadat u het advies van Unia hebt gekregen, snel werk te maken van zo’n label voor scooters en scootmobielen die wel op de bus kunnen. We kunnen niet langer blijven uitgaan van een totaalverbod op alle scooters en scootmobielen, want dat is geen goed teken voor een inclusieve maatschappij.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik verontschuldig mevrouw Bastiaens, die in de commissie Cultuur zit en hier al meermaals vragen over heeft gesteld. Op 7 oktober stelde zij nog een schriftelijke vraag waarin het antwoord van de minister van vandaag ongeveer terug te vinden is. De tussentijdse onderzoeksresultaten lijken me heel interessant. Daaruit blijkt dat de opvouwbare scooters wel mee op de bus zouden kunnen, maar daar moet dan wel duidelijk over gecommuniceerd worden. In uw antwoord stond dat bijna de helft van de scootmobielen klasse A kan worden opgevouwen, en in dat geval mee als bagage mag worden genomen op tram en bus.
Maar ten minste al de communicatie naar de mensen die dergelijke vervoermiddelen hebben en naar de organisaties voor mensen met een handicap om hen daar goed van op de hoogte te brengen, is zeer belangrijk. Er staat ook “in afwachting van de definitieve resultaten”. Wanneer mogen we de definitieve resultaten van dat onderzoek verwachten?
Minister, uit uw antwoord kan ik vaststellen dat u de problematiek toch wel ernstig neemt. De vraag van de personen met een beperking in verband met het gebruik van de scootmobielen leeft al lang. We moeten daar zeker oplossingen voor zoeken. U zegt dat u gebiedsdekkend werkt aan Diensten Aangepast Vervoer en dat u het budget van 1 naar 4 miljoen euro hebt verhoogd. Ik ben daar zeer tevreden over omdat dat inderdaad een alternatief biedt. Dat neemt niet weg dat we concreet oplossingen moeten zoeken.
Minister, ik hoor dat u naar labeling gaat en dat informatieverstrekking belangrijk is. Ik vind dat zeer goed. Ik merk ook dat u niet de enige bent die daar stappen in kan zetten. Ik stel me de vraag of we ook niet op andere niveaus moeten werken. Moeten we niet ten aanzien van Europa en de Europese richtlijn eens kijken of dat nog wel de juiste norm is? Moeten we niet naar de producenten stappen en met hen in gesprek gaan om te kijken of zij meer scootmobielen kunnen maken die toch overeenstemmen met de normen die vandaag bestaan? Wat mij betreft, moet er op drie niveaus gewerkt worden. Het interesseert me, minister, of u op het niveau van de producenten en het Europese niveau stappen kunt zetten.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb er niet onmiddellijk een zicht op wanneer de definitieve oplevering van de studie er zal zijn. Maar wat men nu al heeft bezorgd als voornaamste conclusies, is betrekkelijk uitvoerig, het is een document van een twintigtal bladzijden. Ik zal u de studie laten overmaken wanneer ze er effectief is, samen met het advies van Unia ter zake om te bekijken hoe we daarin verder kunnen gaan.
In eerste instantie gaan we niet uit van een algemeen verbod. Dat is altijd een gemakkelijkheidsoptie geweest, wel vanuit een veiligheidsoverweging. Dat aspect speelde zeker mee. Maar de eerlijkheid gebiedt ons ook wel om nu al te zeggen, zoals blijkt uit de studie, dat de modellen die compatibel zouden zijn met onze huidige inrichting van de bussen en trams, slechts een beperkte klasse uitmaakt, klasse A, die eigenlijk niet gebruikt wordt voor buitenvervoer, maar vooral bedoeld is voor transport binnenshuis.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, het is belangrijk dat u perspectief biedt aan de personen met een handicap en met hen in overleg treedt via Unia en de eigen verenigingen voor personen met een handicap, want nu hebben ze geen perspectief. Nu is de boodschap die ze krijgen dat er een totaalverbod is, ook al zegt u dat het niet uw intentie is. Nu is de perceptie bij personen met een handicap dat ze niet met een scootmobiel op de bus mogen. Bied hen het perspectief dat dat totaalverbod wordt opgeheven. Dan kom je in de volgende situatie: als de producenten weten welke scootmobielen kunnen worden toegelaten op de bussen in veilige omstandigheden, dan gaan ze zich daaraan aanpassen. Dat hebben we ook gezien bij de lijst van het Verenigd Koninkrijk: de producenten pasten zich aan. Dan komen er scooters en scootmobielen die verder gaan dan het binnenhuisgebruik en worden er ook andere toegelaten op bussen op basis van de normen.
Minister, geef een perspectief aan de personen met een handicap, treed met hen in overleg en laat hen niet gewoon in de kou staan door te zeggen dat het niet mag en dat het totaalverbod sinds 2013 gehandhaafd blijft. Ik neem aan dat we als inclusieve maatschappij sinds 2013 al een beetje geëvolueerd zijn en we personen met een handicap met bepaalde scooters een perspectief moeten kunnen bieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.