Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over seksueel en intrafamiliaal geweld
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, iets minder dan een op vijf Belgen vindt dat seks zonder toestemming van de vrouw moet kunnen onder invloed van drank en drugs. 16 procent vindt dat het kan als het slachtoffer uitdagende kledij draagt en 14 procent indien het slachtoffer niet uitdrukkelijk neen zegt of zich niet verweert. Het zijn ontluisterende cijfers.
België scoort in Europees perspectief niet goed. Liesbet Stevens van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen verklaart dit doordat in België weinig aandacht is besteed aan dit probleem. In Nederland zijn er blijkbaar meer campagnes gevoerd die potentiële daders erop wijzen dat verkrachting niet kan.
Blijkbaar is nog altijd een belangrijk deel van de bevolking ervan overtuigd dat verkrachting de schuld is van het slachtoffer. Dit is een probleem dat veel ruimer is dan de bevoegdheid van Welzijn, maar eigenlijk een aanpak vraagt van verschillende ministers: de minister van Welzijn, de minister van Gelijke Kansen maar ook de minister van Onderwijs.
Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen lanceert naar aanleiding van de internationale dag tegen geweld op vrouwen een campagne onder de noemer ‘Kijk niet weg’. Uit onderzoek van het instituut blijkt dat een op zeven gezinnen in ons land te maken krijgt met geweld en dat slachtoffers gemiddeld pas na 35 incidenten aangifte doen bij de politie. Dat betekent dat vrouwen op die manier zo’n twee jaar lang in een gewelddadige relatie zitten.
Minister, zult u samen met de minister van Gelijke Kansen en Onderwijs hier initiatief nemen om de problematiek van seksueel geweld tegen vrouwen weer op de agenda te zetten? Zult u overleggen met staatssecretaris Sleurs, die ook initiatieven aankondigt teneinde de verschillende maatregelen op elkaar af te stemmen? Vanuit Welzijn werken we samen met Sensoa op het vlak van seksuele gezondheid. Vandaag focussen we vooral op de preventie van seksueel overdraagbare ziektes. Ik denk dat we daar nu een dimensie aan moeten toevoegen, namelijk het seksueel respectvol met elkaar omgaan. Kunnen we in Vlaanderen niet de communicatiemiddelen van Sensoa gebruiken om die boodschap bijkomend op de agenda te plaatsen? Sensoa stelt vast dat de Seksueel Agressie Set (SAS) correct wordt gebruikt, maar dat vrouwen vaak te lang wachten om aangifte te doen. De organisatie vraagt huisartsen te sensibiliseren om bij het herkennen van signalen die wijzen op verkrachting vrouwen, te verwijzen naar de mogelijkheid van aangifte bij de politie. Vaak weten vrouwen niet dat er tot een dag na de feiten bruikbaar materiaal kan worden gevonden tegen de dader. Zult u instrumenten ontwikkelen om huisartsen te sensibiliseren en artsen goed te informeren over waar ze deze patiënten naartoe kunnen doorsturen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik heb ter zake ook een vraag met een iets andere invalshoek. De meest recente Eurobarometer toont onthutsende cijfers met betrekking tot de houding van Belgen tegenover seksueel geweld. Zo vinden vier op tien landgenoten dat seks zonder toestemming in bepaalde situaties moet kunnen. 18 procent vindt dat aanvaardbaar onder invloed van drank en drugs. 15 procent vindt dat het dragen van uitdagende kledij een en ander goedpraat en 14 procent vindt verkrachting aanvaardbaar wanneer het slachtoffer zich niet uitdrukkelijk verweert of niet duidelijk neen zegt.
Hoewel de vraagstelling in dit onderzoek gecontesteerd wordt en mogelijk niet echt gepeild heeft naar wat nu met deze resultaten wordt beweerd, doen ze wel nadenken over de tolerantie tegenover seks zonder toestemming. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen wijst in dit kader wel op het feit dat veel campagnes in de eerste plaats gericht zijn naar slachtoffers, maar dat het ook waardevol kan zijn om op de beeldvorming van potentiële daders in te spelen. Er heerst blijkbaar nog te veel een denkpatroon waarin slachtoffers de schuld krijgen, bijvoorbeeld omdat ze zich uitdagend kleden, flirten of te weinig uitdrukkelijk de ander afwijzen. Zo blijkt uit cijfers van de Eurobarometer ook dat 77 procent van de bevolking vindt dat geweld tegen vrouwen onaanvaardbaar is en altijd bestraft moet worden, terwijl het Europese gemiddelde staat op 84 procent.
Vorig jaar werden per dag nog drie klachten rond verkrachting opgenomen door de politie, maar het is geweten dat het merendeel van de vrouwen die ermee te maken krijgt, helemaal geen aangifte doet. Het werkelijke aantal ligt dus veel hoger.
Ook raakte recent bekend dat maar liefst een gezin op zeven in België te maken krijgt met familiaal geweld. Dat zegt de Beweging tegen Geweld van de vzw Zijn. Elke 3 dagen zou er iemand sterven aan de gevolgen van partnergeweld. Slachtoffers zouden bovendien pas na gemiddeld 35 incidenten aangifte doen bij de politie. Dat stelt de vzw gelijk met 2 jaar geconfronteerd te zijn met intrafamiliaal geweld.
Het ging in deze commissie al herhaaldelijk over de problematiek van intrafamiliaal en seksueel geweld. Vanuit Vlaanderen gebeuren ook al heel wat acties. Zo is er de hulplijn 1712 en de campagnes daarrond. Er is het aanbod van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de Justitiehuizen. Ook is er het nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld 2015-2019 en de opstart van Family Justice Centers. De meerderheid van de initiatieven is echter gericht op slachtoffers en de hulpverlening naar hen. Bovenstaande cijfers tonen echter aan dat het niet onbelangrijk is ook potentiële daders te benaderen.
Welke acties worden specifiek genomen naar slachtoffers van seksueel en intrafamiliaal geweld, alsook naar de brede bevolking, om de aangiftebereidheid te verhogen en de signalen beter en sneller te herkennen? Welke maatregelen neemt u om preventief in te spelen op het gedrag van potentiële daders van seksuele geweldplegingen of intrafamiliaal geweld? Welke maatregelen neemt u om potentiële daders de weg te wijzen naar de nodige hulpverlening? Welk aanbod aan hulpverlening is er opgenomen voor deze doelgroep? Hebt u cijfers toepasbaar op de Vlaamse bevolking met betrekking tot de houding tegenover seksueel geweld? Zijn er naburige landen met een degelijke registratie van seksueel en intrafamiliaal geweld die het verschil maken door een actief overheidsbeleid? Hoe zit het met de aangiftebereidheid voor seksueel en intrafamiliaal geweld in andere landen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, de cijfers die vorige week in de pers zijn verschenen, bevestigen dat de inspanningen die we op dit vlak doen en nog zullen doen, absoluut noodzakelijk zijn en blijven. Graag wil ik de gestelde vragen, die ook wat overlappen, op alle aspecten beantwoorden. Achtereenvolgens wil ik ingaan op de nood aan preventie en sensibilisering onder meer ten aanzien van aangiftebereidheid, met een link naar praktijken in het buitenland, de specifieke acties naar slachtoffers en de samenwerking tussen bevoegdheidsniveaus en beleidsdomeinen, gerichte aandacht naar daders en beschikbaar cijfermateriaal.
Eerst ga ik in op het aspect preventie en sensibilisering. Daarbij is in de eerste plaats het aanbod van Sensoa relevant. Als partnerorganisatie voor seksuele gezondheid is de preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag een van hun kernthema’s. Dat uit zich onder meer in het belang dat Sensoa hecht aan een goede relationele en seksuele vorming, met het respecteren van elkaars grenzen als een van de centrale principes.
Specifiek inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag werd door Sensoa het vlaggensysteem ontwikkeld. Dat systeem is een methodiek om seksueel gedrag in te schatten en gepast te reageren. De methodiek is in eerste instantie bedoeld voor begeleiders van kinderen en jongeren, zoals schoolteams en directies, maar ook jongerenbegeleiders in het jeugdwerk, instellingen enzovoort.
In 2017 wil Sensoa onderzoeken in welke mate de criteria uit het vlaggensysteem ook in een context van een volwassen seksualiteitsbeleving toepasbaar zijn. Bij een positieve uitkomst zal aan deze methodiek in 2018 verder vorm worden gegeven.
Sensoa ontwikkelde in samenwerking met onder meer Domus Medica ook een vormingspakket voor huisartsen dat focust op het ter sprake brengen van seksualiteit en seksuele thema’s. Dit is immers een noodzakelijke voorwaarde en een vaak gehoorde drempel om seksueel geweld bespreekbaar te maken binnen de huisartsenpraktijk.
Daarnaast ontwikkelde Sensoa specifiek voor huisartsen promotiemateriaal om hen te informeren over deze topics via de website van Sensoa. Seksueel misbruik herkennen en hoe toeleiden naar hulp, is een van de zes basisthema’s van deze website. In 2017 start Sensoa met een project dat online ondersteuningsmateriaal zal aanbieden aan medische zorgverstrekkers, inclusief huisartsen, om seksuele thema’s, waaronder seksueel geweld, aan te kaarten. Een vooronderzoek naar ondersteuningsnoden uitgevoerd door Sensoa bij honderd huisartsen, zal hiervoor richtinggevend zijn. De resultaten hiervan zullen in het voorjaar 2017 beschikbaar zijn.
Naast de specifieke aandacht voor seksualiteit en seksueel geweld zetten we ook algemeen in op het thema relaties. In de toekomst zullen we de link naar specifieke problemen en hulpaanbod verder aan bod laten komen. Dit past in een breder actieplan met betrekking tot relatieondersteuning.
Wat de aangiftebereidheid betreft, wijzen het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen maar ook de hulpverlening en de politie erop dat aangifte doen, zich situeert in een complexe ervaringswereld waarin voor elke individuele situatie andere elementen kunnen spelen. Aangifte doen, is erg belangrijk. In dit verband willen we verwijzen naar het initiatief van staatssecretaris Sleurs en de oprichting van gespecialiseerde centra voor slachtoffers van seksueel geweld. Slachtoffers van seksueel geweld, zowel vrouwen als mannen, worden in die gespecialiseerde centra langer dan een dag opgevolgd. Ze krijgen er niet-medische zorgen en psychologische begeleiding, maar kunnen er ook een beroep doen op juridische bijstand. Willen zij aangifte doen van verkrachting, dan komt de politie hen daar ter plaatse verhoren. Ook testen de centra de slachtoffers een maand na de feiten op posttraumatisch stresssyndroom.
Buitenlandse voorbeelden leren ons dat die brede, multidisciplinaire aanpak loont. In Nederland kwamen er sinds 2012 een tiental centra voor seksueel geweld, en ook Denemarken maakte er al werk van. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland bestaat het model zelfs al dertig jaar. In dialoog met staatssecretaris Sleurs moeten we bekijken hoe de hulp vanuit deze referentiecentra kan aansluiten bij de initiatieven die we in Vlaanderen nemen, onder andere de ketenaanpak in de Family Justice Centers, de samenwerking met de huisartsen enzovoort.
Een tweede aspect waar ik wil op ingaan, is de noodzaak van een aanpak door samenwerking van verschillende bevoegdheidsniveaus en beleidsdomeinen en de specifieke acties ten aanzien van slachtoffers.
Wat de aanpak over de verschillende bevoegdheidsniveaus heen betreft, is het nationaal actieplan inzake de bestrijding van gendergerelateerd geweld van belang. Dat plan bundelt alle beleidsacties van de verschillende gemeenschappen en bevoegdheidsniveaus en maakt door een gedeelde opvolging en monitoring afstemming mogelijk.
Ook het Vlaams actieplan ter bevordering en bescherming van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang, het onderwijs, de jeugd- en de sportsector, wil ik in deze context kort vermelden. Met dit actieplan engageren de betrokken ministers zich om gezamenlijk en afgestemd werk te maken van de preventie en de aanpak van geweld op kinderen en jongeren.
Speerpunt daarin is het kennisplatform integriteit, dat vrijwilligers en professionals wil ondersteunen om het algemeen welbevinden van minderjarigen te verhogen en adequaat om te gaan met fysiek, psychisch en seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld in elke setting van welzijn, onderwijs, jeugd en sport. Ik heb daar al herhaaldelijk over gesproken, maar kan nu stellen dat, na een gunstig advies van de Inspectie van Financiën, dat project van start is gegaan. De startdatum was 1 december en doorheen 2017 moet dit afgerond en concreet tastbaar zijn.
Beleidsdomeinoverschrijdende aanpak in concrete casussen krijgt vorm in een gecoördineerde ketenaanpak. Voortbouwend op de ervaringen van de Family Justice Centers in Antwerpen en Limburg de voorbije jaren, werken we verder aan een gebiedsdekkend aanbod dat in alle gemeenten in Vlaanderen deze gecoördineerde ketenaanpak mogelijk moet maken in situaties van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling. Tegen eind 2017 willen we deze doelstelling bereiken. We doen dit in overleg met de ministers van Binnenlandse Zaken voor de politie en Justitie, het College van Procureurs-generaal en in permanente dialoog met de provincies. Informatie-uitwisseling tussen deze partners is cruciaal. Voor zover ik goed ben geïnformeerd, is er ondertussen in de Commissie voor de Justitie van de Kamer een wettelijke basis goedgekeurd die met betrekking tot het beroepsgeheim en gedeeld beroepsgeheim een stap vooruit zou kunnen zijn.
Binnen de bevoegdheid Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is er het aanbod van 1712. Dat nummer voor elkeen met vragen over, meldingen van en ervaring met geweld, misbruik en kindermishandeling blijven we bekendmaken. Dat is belangrijk, want 1712 maakt slachtoffers ondersteunend wegwijs. In het voorjaar was er via de bekendmaking van de kindvriendelijke websites van 1712 een campagne specifiek voor kinderen en jongeren. Recent nog waren er in samenwerking met onder andere de politiezones, de provincies, het Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen (KVLV) en de vzw Zijn, diverse gerichte campagnes met focus op intrafamiliaal geweld.
Ook is er de chatbox www.nupraatikerover.be, waarin we vanuit een hulpverlenend kader een specifiek aanbod doen voor jongeren en jongvolwassenen die het slachtoffer zijn van of vragen hebben over seksueel misbruik. Dat is belangrijk. Jaarlijks investeren we in de bekendmaking van dit specifieke aanbod.
Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin continueert in elk geval het structureel overleg met de belangenverenigingen van slachtoffers en maakt verder werk van het faciliteren van lotgenotencontacten voor slachtoffers van seksueel misbruik. In het kader van het overleg met de belangenverenigingen werd gewerkt aan een documentaire waarin een slachtoffer van seksueel misbruik haar verhaal vertelt. De film ‘Nooit meer zwijgen’ werd aangevuld met duiding door twee professionals. Een werkgroep met relevante partners bereidt de verspreiding voor van dit sensibiliseringsmateriaal, dat kan worden gebruikt in de werking op het terrein.
Een volgend aspect is de aandacht voor de daders. We financieren in Vlaanderen in uitvoering van het samenwerkingsakkoord inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel geweld een gespecialiseerd aanbod, onder andere bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) en CAW’s. Voor meerderjarige seksuele delinquenten bestaat binnen de alternatieve gerechtelijke maatregelen een aanbod waarop de justitieassistenten een beroep kunnen doen. In 2015 werd onder impuls van het begeleidingscomité bij het samenwerkingsakkoord en onder coördinatie van het Universitair Forensisch Centrum van Antwerpen een sociale kaart van het aanbod in Vlaanderen gemaakt. Dat kan zowel federaal als Vlaams gefinancierd zijn. Die kaart is gepubliceerd. Daarnaast financieren we ook nog het project COSA (Cirkels van Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid) bij CAW Antwerpen en het I.T.E.R.-team (Impulscontrole, Terugvalpreventie, Empathiebevordering, Responsabilisering) van CGG Ahasverus, waar professionals en vrijwilligers samenwerken om een cirkel te vormen rond een zedendelinquent die is vrijgelaten uit de gevangenis of via een alternatieve sanctionering.
Ook in de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandelingsvormen (HCA-diensten) is er een aanbod voor minderjarige delictplegers. Met betrekking tot die laatsten wil ik ook wijzen op het belang van bemiddeling en herstelgericht groepsoverleg, waarvoor we ook de HCA-diensten en Moderator financieren, dat ook in deze problematiek een oplossing kan zijn.
Alleszins willen we komen tot het stroomlijnen van het aanbod aan daderbegeleiding. De voorbereiding van een conceptnota wordt opgenomen door het begeleidingscomité bij het samenwerkingsakkoord inzake de begeleiding en de behandeling van daders van seksueel misbruik. Die conceptnota bevat beleidskeuzes voor een bredere preventieve aanpak van seksueel misbruik en voor de ontwikkeling van een geïntegreerd zorgcircuit voor de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Het is de bedoeling dat de conceptnota wordt vertaald in een actieplan met concrete beleidsinitiatieven. We voorzien dat tegen het voorjaar van 2017.
Voor mensen met pedofiele gevoelens en hun sociale omgeving ontwikkelen we binnenkort een preventieve hulplijn, ingebed in het internationale preventiemodel Stop It Now!
Wat de vraag over de houding van de Vlaamse bevolking ten aanzien van seksueel geweld betreft, is het rapport waarnaar de vraagstellers verwijzen van belang. In dat rapport lezen we onder meer dat 97 procent van de Belgen huiselijk geweld tegen vrouwen onaanvaardbaar vindt. Het aantal Belgen dat vindt dat huiselijk geweld ook altijd wettelijk strafbaar moet zijn, stijgt met 5 procent ten aanzien van de bevraging van 2010, tot 77 procent. Wel zien we dat dat op Europees niveau 84 procent is. Wat de bekendmaking van het hulpaanbod betreft, zien we dat Tele-Onthaal en de vrouwenopvang bekend zijn bij respectievelijk 59 procent en 56 procent van de vrouwen. De bekendheid van de CAW’s in het algemeen is bij de vrouwen slechts 16 procent.
Tijdens de Sexpert-studie uit 2013 in Vlaanderen rapporteerde 13,8 procent van de vrouwen en 2,4 procent van de mannen seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben meegemaakt na de leeftijd van 18 jaar. Bij misbruik op volwassen leeftijd praat ongeveer de helft van de slachtoffers daarover met anderen. We weten echter dat cijfers met betrekking tot intrafamiliaal geweld overal als een onderschatting gelden. Het komt er dus vooral op aan mensen te versterken om zich weerbaar op te stellen en zich te melden bij hulp- en dienstverlening, ook bij politie en justitie als de situatie daartoe noopt.
We kunnen dus stellen dat we alle cijfers en rapporten ernstig nemen en moeten blijven nemen. Het is duidelijk dat beleidsacties afgestemd moeten zijn en elkaar moeten versterken vanuit het nationaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld. Het is en blijft wenselijk de krachten te bundelen. Ik zal dan ook de contacten met de diverse collega-ministers, van Onderwijs, van Gelijke Kansen, maar ook van Justitie en van Binnenlandse Zaken, continueren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Wat ik vooral opmaak uit uw antwoord, is dat we moeten samenwerken en dat in dezen een stroomlijning noodzakelijk is. Dat kan ik volledig onderschrijven. Dit is een problematiek die diverse domeinen aanraakt. Ik denk dat vooral voor het onderwijs een belangrijke rol is weggelegd, om onze jongeren ter zake duidelijke boodschappen mee te geven.
U zegt ook dat er, wat de behandeling van daders betreft, een stroomlijning zal komen, dat daarvoor een conceptnota wordt uitgewerkt. Wat is de timing? Dat is immers essentieel. We zien vaak dat daders recidiveren, en dat is toch een problematiek die echt wel beter moet worden aangepakt. De cgg’s en de CAW’s zullen wel voortreffelijk werk verrichten wat dat betreft, maar er moet veel meer worden gedaan.
Wat infrafamiliaal geweld betreft, speelt de huisarts inderdaad een belangrijke rol. Die ziet toch wel zeer veel in een gezin. Die komt er ook echt over de vloer. Het probleem is daar vaak dat vrouwen wel weg willen, maar dat niet kunnen, vaak omdat er kinderen zijn, en vooral ook om financiële redenen. Daar is dus veel meer gaande. Het gaat over meer dan gewone ondersteuning. Vaak gaat het om het volledige plaatje. In plaats van alleenstaande moeder met twee kinderen te worden, blijft men nog liever bij een partner die mishandelt. Dat lijkt me toch ook wel een aandachtspunt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In verband met dat intrafamiliaal geweld legt u er terecht de nadruk op dat er een veelheid van facetten in het beleid noodzakelijk is. Dit gaat inderdaad over diverse Vlaamse beleidsdomeinen, maar ook over diverse bevoegdheidsdomeinen. U hebt verwezen naar andere landen. Ik denk dat het in dezen toch wel van belang is om ook continu te blijven nagaan welke campagnes waar en hoe werken. Dan denk ik aan campagnes om de aangiftebereidheid te vergroten, aan de begeleiding van slachtoffers en aan de begeleiding en behandeling van daders. Wat dat laatste betreft, kijken we ook uit naar de conceptnota die u daarnet hebt aangekondigd voor het voorjaar van 2017.
Voor mij is ook de vraag heel belangrijk hoe we verder niet alleen slachtoffers en daders of potentiële daders kunnen sensibiliseren, maar ook iedereen die signalen kan oppikken. Dat kan gaan over buren die soms zaken horen of zien. Dat kan gaan over leerkrachten in scholen. Dat kan gaan over mensen die signalen zien in werksituaties, in verenigingen en dergelijke meer. Ik vrees dat we daar toch nog altijd veel te vaak de ogen sluiten en denken ‘het zou wel kunnen, maar ik ga me er niet mee bemoeien, want wat als het niet zo is’. Daarvoor is er natuurlijk 1712, dat heel belangrijk is.
Minister, het lijkt me absoluut noodzakelijk dat men ook in de campagnes die worden opgezet met betrekking tot 1712, continu mee blijft benadrukken dat ook derden van alle categorieën die ik daarjuist heb genoemd, daar een melding kunnen doen en vragen kunnen stellen, zodat niemand meer wegkijkt.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, toen ik die cijfers las, deelde ik de verontwaardiging van mijn collega’s. Ik kon die eerlijk gezegd niet geloven. Ik wil daar toch nog een element aan toevoegen dat na de publicatie van die studie bekend is geworden, namelijk dat de vraagstelling van die studie toch op zijn minst niet helemaal volgens de regels van de kunst opgesteld bleek te zijn. Blijkbaar hadden heel veel mensen de indruk dat ze de vraag aan het beantwoorden waren of andere mensen zouden kunnen vinden dat seksueel grensoverschrijdend gedrag toelaatbaar is als iemand dronken is, of wat dan ook. Ik vind dat toch wel een heel belangrijke kanttekening om hier mee te nemen. Goed, als er ook maar één iemand denkt dat dat te verantwoorden is, dan is dat uiteraard één iemand te veel en vind ik dat choquerend. Ik vind echter dat we er in heel dit debat niet omheen kunnen dat na de publicatie van die studie is gebleken dat er een en ander leek te schorten aan die vraagstelling. Dat is eerlijk gezegd ook het enige hoopgevende element dat ik daar dan in heb gelezen. Voor de rest steun ik alle initiatieven die worden genomen om hiertegen te vechten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik was niet van plan om me hierin te mengen, omdat ik de vragen goed vond. Mijnheer Parys, ik denk oprecht dat u het niet zo bedoelde, maar het kwam zo’n beetje over dat de vraag fout was en dat we dus kunnen relativeren.
Ik wil toch even laten notuleren dat dat inderdaad niet de bedoeling was.
De vraagstelling was inderdaad fout. Dat is heel jammer, want het is ongelooflijk belangrijk dat we weten over welk percentage het gaat en welke motieven erachter zitten, over welke groepen het gaat en hoe we hun kunnen uitleggen dat dit verkrachting is, punt. Het feit dat de media in eerste instantie ook spraken over seks zonder toestemming en niet het woord ‘verkrachting’ gebruikten, zegt al veel. We hebben de kwestie gehad van de radiomaker in Gent. Toen is er toch ook veel commotie ontstaan over de vraag wat kan en wat niet kan. Er is dus een reëel probleem in onze samenleving: verkrachting wordt niet als dusdanig erkend. De eerste stap is dat wegwerken. Minister, ik heb dezelfde vraag ook aan minister Homans gesteld bij de bespreking van haar beleidsbrief. Ik dacht de bal bij haar te leggen. Ik weet niet of dat bij u of bij haar ligt, maar het lijkt me heel interessant om een goede studie te hebben om dat in kaart te hebben. Ik vind het jammer dat er twijfel kan bestaan over die Europese data, dus laten we het heft in handen nemen en zelf een eigen onderzoek doen om dat goed in kaart te brengen. Of dat nu bij u of bij de minister van Gelijke Kansen is, ik heb vertrouwen in beiden. Dit is echter een reëel probleem, dat moet worden aangepakt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er zijn veel zaken gezegd die ik kan onderschrijven, maar ik vind inderdaad wel dat we eens contact moeten hebben met collega Sleurs. Ik heb dat ook gehoord. Er is een journalist die dat blijkbaar heeft uitgeplozen. Iemand die dat dan eens opmerkt, die krijgt het halve verwijt dat niet ernstig te nemen. Als men een heel betoog opzet op basis van een zogezegd wetenschappelijke analyse of een grote enquête die professioneel is uitgevoerd, dan mag je op zijn minst verwachten dat die dan de toets van een kritische lezing kan doorstaan. Dat doet echter niets af aan de pertinentie van die problematiek en het feit dat we daar zeer mee bezig moeten zijn. Wat mevrouw Van den Brandt zei, lijkt me echter juist. Ik zal eens contact opnemen met staatssecretaris Sleurs om te zien of we toch niet kunnen objectiveren en het debat kunnen ontdoen van de onnodige besmetting door een discussie over de wetenschappelijke waarde van die enquête.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.